Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
16001 Est 17:2 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 16002 Est 17:2 | zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem 16003 Est 17:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings, die 16004 Est 17:3 | knechten des konings, die in de poort des konings waren, 16005 Est 17:4 | kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai bestaan 16006 Est 17:6 | hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men 16007 Est 17:6 | aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in het ganse 16008 Est 17:7 | 7 In de eerste maand (deze is de 16009 Est 17:7 | de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde 16010 Est 17:7 | van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze 16011 Est 17:7 | twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~ 16012 Est 17:8 | verstrooid en verdeeld onder de volken in al de landschappen 16013 Est 17:8 | verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks; 16014 Est 17:8 | wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; ook 16015 Est 17:9 | talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het 16016 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van zijn 16017 Est 17:11 | 11 En de koning zeide tot Haman: 16018 Est 17:12 | 12 Toen werden de schrijvers des konings geroepen, 16019 Est 17:12 | des konings geroepen, in de eerste maand, op den dertienden 16020 Est 17:12 | alles, wat Haman beval, aan de stadhouders des konings, 16021 Est 17:12 | stadhouders des konings, en aan de landvoogden, die over elk 16022 Est 17:12 | landschap waren, en aan de vorsten van elk volk, elk 16023 Est 17:13 | 13 De brieven nu werden gezonden 16024 Est 17:13 | nu werden gezonden door de hand der lopers tot al de 16025 Est 17:13 | de hand der lopers tot al de landschappen des konings, 16026 Est 17:13 | verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge tot 16027 Est 17:13 | jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen, 16028 Est 17:13 | toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag, op 16029 Est 17:13 | twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat men 16030 Est 17:14 | 14 De inhoud van het schrift was, 16031 Est 17:15 | 15 De lopers gingen uit, voortgedrongen 16032 Est 17:15 | het woord des konings, en de wet werd uitgegeven in den 16033 Est 17:15 | uitgegeven in den burg Susan. En de koning en Haman zaten en 16034 Est 17:15 | Haman zaten en dronken, doch de stad Susan was verward. ~  ~  ~  ~ ~ 16035 Est 19 | tegenover het huis des konings; de koning nu zat op zijn koninklijken 16036 Est 19 | koninklijke huis, tegenover de deur van het huis. ~ 16037 Est 19:1 | En het geschiedde, toen de koning de koningin ~ 16038 Est 19:1 | geschiedde, toen de koning de koningin ~ 16039 Est 20 | genade in zijn ogen, zodat de koning den gouden scepter, 16040 Est 22 | en roerde de spits des scepters aan. ~ 16041 Est 22:1 | 3 Toen zeide de koning tot haar: Wat is 16042 Est 23 | gegeven worden, ook tot de helft des koninkrijks. ~ 16043 Est 24 | koning goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot 16044 Est 24:1 | 5 Toen zeide de koning: Doet Haman spoeden, 16045 Est 25 | Als nu de koning met Haman tot den 16046 Est 26:1 | 6 Zo zeide de koning tot ~ 16047 Est 27 | zal geschieden, ook tot de helft des koninkrijks. ~ 16048 Est 28:1 | ik genade gevonden heb in de ogen des konings, en indien 16049 Est 28:1 | verzoek te doen, zo kome de koning met Haman tot den 16050 Est 28:2 | toen Haman Mordechai zag in de poort des konings, en dat 16051 Est 28:4 | 11 En Haman vertelde hun de heerlijkheid zijns rijkdoms, 16052 Est 28:4 | heerlijkheid zijns rijkdoms, en de veelheid zijner zonen, en 16053 Est 28:4 | zonen, en alles, waarin de koning hem groot gemaakt 16054 Est 28:4 | hij hem verheven had boven de vorsten en knechten des 16055 Est 28:5 | Verder zeide Haman: Ook heeft de koningin ~ 16056 Est 29:1 | Mordechai zie zitten in de poort des konings. ~ 16057 Est 29:2 | Haman goed, en hij deed de galg maken. ~  ~  ~  ~ ~ 16058 Est 30:1 | In denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken, 16059 Est 30:1 | boek der gedachtenissen, de kronieken, brengen zou; 16060 Est 30:1 | brengen zou; en zij werden in de tegenwoordigheid des konings 16061 Est 30:2 | kamerlingen des konings, uit de dorpelwachters, die de hand 16062 Est 30:2 | uit de dorpelwachters, die de hand zochten te leggen aan 16063 Est 30:3 | 3 Toen zeide de koning: Wat eer en verhoging 16064 Est 30:3 | Mordechai hierover gedaan? En de jongelingen des konings, 16065 Est 30:4 | 4 Toen zeide de koning: Wie is in het voorhof? ( 16066 Est 30:4 | Mordechai zou hangen aan de galg, die hij hem had doen 16067 Est 30:5 | het voorhof. Toen zeide de koning: Dat hij inkome. ~ 16068 Est 30:6 | ingekomen was, zo zeide de koning tot hem: Wat zal 16069 Est 30:6 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft? 16070 Est 30:6 | zijn hart: Tot wien heeft de koning een welbehagen, om 16071 Est 30:7 | Den man, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft, ~ 16072 Est 30:8 | koninklijke kleed brengen, dat de koning pleegt aan te trekken, 16073 Est 30:8 | trekken, en het paard, waarop de koning pleegt te rijden; 16074 Est 30:8 | pleegt te rijden; en dat de koninklijke kroon op zijn 16075 Est 30:9 | kleed en dat paard geven in de hand van een uit de vorsten 16076 Est 30:9 | geven in de hand van een uit de vorsten des konings, van 16077 Est 30:9 | vorsten des konings, van de grootste heren, en men zal 16078 Est 30:9 | aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft; 16079 Est 30:9 | dat paard doen rijden door de straten der stad, en men 16080 Est 30:9 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! ~ 16081 Est 30:10 | 10 Toen zeide de koning tot Haman: Haast 16082 Est 30:10 | Mordechai, den Jood, dien aan de poort des konings zit; en 16083 Est 30:11 | en deed hem rijden door de straten der stad, en hij 16084 Est 30:11 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! ~ 16085 Est 30:12 | keerde Mordechai wederom tot de poort des konings; maar 16086 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen 16087 Est 32:1 | gekomen was, om te drinken met de koningin ~ 16088 Est 33:1 | 2 Zo zeide de koning tot ~ 16089 Est 35 | zal geschieden, ook tot de helft des koninkrijks. ~ 16090 Est 35:1 | 3 Toen antwoordde de koningin ~ 16091 Est 36:1 | gezwegen hebben, ofschoon de onderdrukker de schade des 16092 Est 36:1 | ofschoon de onderdrukker de schade des konings geenszins 16093 Est 36:2 | 5 Toen sprak de koning Ahasveros, en zeide 16094 Est 36:2 | Ahasveros, en zeide tot de koningin ~ 16095 Est 38 | De man, de onderdrukker en 16096 Est 38 | De man, de onderdrukker en vijand, 16097 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn 16098 Est 38:1 | Haman bleef staan, om van de koningin ~ 16099 Est 39 | hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle 16100 Est 39:1 | 8 Toen de koning wederkwam uit den 16101 Est 40 | Toen zeide de koning: Zou hij ook wel 16102 Est 40 | koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten bij 16103 Est 40:1 | 9 En Charbona, een van de kamerlingen, voor het aanschijn 16104 Est 40:1 | staande, zeide: Ook zie, de galg, welke Haman gemaakt 16105 Est 40:1 | vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem daaraan. ~ 16106 Est 40:2 | Alzo hingen zij Haman aan de galg, die hij voor Mordechai 16107 Est 40:2 | Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid des konings 16108 Est 41:1 | Te dienzelfden dage gaf de koning Ahasveros aan de 16109 Est 41:1 | de koning Ahasveros aan de koningin ~ 16110 Est 43:1 | 2 En de koning toog zijn ring af, 16111 Est 45 | zij smeekte hem, dat hij de boosheid van Haman, den 16112 Est 45 | gedachte, die hij tegen de Joden gedacht had, zou wegnemen. ~ 16113 Est 45:1 | 4 De koning nu reikte den gouden 16114 Est 47:1 | er geschreven worde, dat de brieven en de gedachte van 16115 Est 47:1 | worde, dat de brieven en de gedachte van Haman, den 16116 Est 47:1 | hij geschreven heeft, om de Joden om te brengen, die 16117 Est 47:1 | om te brengen, die in al de landschappen des konings 16118 Est 47:3 | 7 Toen zeide de koning Ahasveros tot de 16119 Est 47:3 | de koning Ahasveros tot de koningin ~ 16120 Est 49 | en hem heeft men aan de galg gehangen, omdat hij 16121 Est 49 | omdat hij zijn hand aan de Joden geslagen had. ~ 16122 Est 49:1 | Schrijft dan gijlieden voor de Joden, zoals het goed is 16123 Est 49:2 | geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand 16124 Est 49:2 | in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie 16125 Est 49:2 | wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, 16126 Est 49:2 | gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, 16127 Est 49:2 | naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en 16128 Est 49:3 | konings ring; en men zond de brieven door de hand der 16129 Est 49:3 | men zond de brieven door de hand der lopers te paard, 16130 Est 49:4 | 11 Dat de koning den Joden toeliet, 16131 Est 49:4 | landschaps, die hen benauwen zou, de kleine kinderen en de vrouwen, 16132 Est 49:4 | zou, de kleine kinderen en de vrouwen, en hun buit te 16133 Est 49:5 | 12 Op een dag in al de landschappen van den koning 16134 Est 49:5 | twaalfde maand; deze is de maand Adar. ~ 16135 Est 49:6 | 13 De inhoud van dit schrift was: 16136 Est 49:6 | aan alle volken; en dat de Joden gereed zouden zijn 16137 Est 49:7 | 14 De lopers, die op snelle kemelen 16138 Est 49:8 | fijn linnen en purper; en de stad Susan juichte en was 16139 Est 49:9 | 16 Bij de Joden was licht, en blijdschap, 16140 Est 49:10 | wet aankwam, daar was bij de Joden blijdschap en vreugde, 16141 Est 49:10 | vrolijke dagen; en velen uit de volken des lands werden 16142 Est 49:10 | lands werden Joden, want de vreze der Joden was op hen 16143 Est 50:1 | 1 In de twaalfde maand nu (dezelve 16144 Est 50:1 | twaalfde maand nu (dezelve is de maand Adar), op den dertienden 16145 Est 50:1 | doen zou, ten dage, als de vijanden der Joden hoopten 16146 Est 50:1 | zo is het omgekeerd, want de Joden heersten over hun 16147 Est 50:2 | 2 Want de Joden vergaderden zich in 16148 Est 50:2 | zich in hun steden, in al de landschappen van den koning 16149 Est 50:2 | den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, 16150 Est 50:3 | 3 En al de oversten der landschappen, 16151 Est 50:3 | oversten der landschappen, en de stadhouders, en landvoogden, 16152 Est 50:3 | konings deden, verhieven de Joden; want de vreze van 16153 Est 50:3 | verhieven de Joden; want de vreze van Mordechai was 16154 Est 50:5 | 5 De Joden nu sloegen op al hun 16155 Est 50:6 | in den burg Susan hebben de Joden gedood en omgebracht 16156 Est 50:10 | 10 De tien zonen van Haman, den 16157 Est 50:12 | 12 En de koning zeide tot de koningin ~ 16158 Est 50:12 | 12 En de koning zeide tot de koningin ~ 16159 Est 51 | Susan op den burg hebben de Joden gedood en omgebracht 16160 Est 51 | omgebracht vijfhonderd mannen en de tien zonen van Haman; wat 16161 Est 51 | Haman; wat hebben zij in al de andere landschappen des 16162 Est 52 | van heden; en men hange de tien zonen van Haman aan 16163 Est 52 | tien zonen van Haman aan de galg. ~ 16164 Est 52:1 | 14 Toen zeide de koning, dat men alzo doen 16165 Est 52:1 | gegeven te Susan, en men hing de tien zonen van Haman op. ~ 16166 Est 52:2 | 15 En de Joden, die te Susan waren, 16167 Est 52:3 | 16 De overige Joden nu, die in 16168 Est 52:3 | overige Joden nu, die in de landschappen des konings 16169 Est 52:4 | dag der maand Adar; en op de veertienden derzelve rustten 16170 Est 52:5 | 18 En de Joden, die te Susan waren, 16171 Est 52:6 | 19 Daarom maakten de Joden van de dorpen, die 16172 Est 52:6 | Daarom maakten de Joden van de dorpen, die in de dorpsteden 16173 Est 52:6 | Joden van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den 16174 Est 52:7 | hij zond brieven aan al de Joden, die in al de landschappen 16175 Est 52:7 | aan al de Joden, die in al de landschappen van den koning 16176 Est 52:9 | 22 Naar de dagen, in dewelke de Joden 16177 Est 52:9 | Naar de dagen, in dewelke de Joden tot rust gekomen waren 16178 Est 52:9 | waren van hun vijanden, en de maand, die hun veranderd 16179 Est 52:9 | elkander, en der gaven aan de armen. ~ 16180 Est 52:10 | 23 En de Joden namen aan te doen, 16181 Est 52:11 | 24 Omdat Haman, de zoon van Hammedatha, den 16182 Est 52:11 | aller Joden vijand, tegen de Joden gedacht had hen om 16183 Est 52:12 | die hij gedacht had over de Joden, op zijn hoofd zou 16184 Est 52:12 | heeft hem en zijn zonen aan de galg gehangen. 16185 Est 52:13 | Pur. Hierom, vanwege al de woorden van dien brief, 16186 Est 52:14 | 27 Bevestigden de Joden, en namen op zich 16187 Est 52:15 | overtreden worden onder de Joden, en dat de gedachtenis 16188 Est 52:15 | worden onder de Joden, en dat de gedachtenis derzelve geen 16189 Est 52:16 | 29 Daarna schreef de koningin ~ 16190 Est 53 | de dochter van Abichail, en 16191 Est 53 | Abichail, en Mordechai, de Jood, met alle macht, om 16192 Est 53:1 | 30 En hij zond de brieven aan al de Joden, 16193 Est 53:1 | hij zond de brieven aan al de Joden, in de honderd zeven 16194 Est 53:1 | brieven aan al de Joden, in de honderd zeven en twintig 16195 Est 53:2 | tijden, gelijk als Mordechai, de Jood, over hen bevestigd 16196 Est 54 | de koningin, en gelijk als 16197 Est 54 | zichzelven en voor hun zaad; de zaken van het vasten en 16198 Est 56:1 | 1Daarna legde de koning Ahasveros schatting 16199 Est 56:1 | schatting op het land, en de eilanden der zee. ~ 16200 Est 56:2 | 2Al de werken nu zijner macht en 16201 Est 56:2 | macht en zijns gewelds, en de verklaring der grootheid 16202 Est 56:2 | van Mordechai, denwelken de koning groot gemaakt heeft, 16203 Est 56:3 | 3Want de Jood Mordechai was de tweede 16204 Est 56:3 | 3Want de Jood Mordechai was de tweede bij den koning Ahasveros, 16205 Est 56:3 | Ahasveros, en groot bij de Joden, en aangenaam bij 16206 Est 56:3 | Joden, en aangenaam bij de menigte zijner broederen, 16207 Job 1:5 | Het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan 16208 Job 1:6 | 6 Er was nu een dag, als de kinderen Gods kwamen, om 16209 Job 1:6 | den HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden 16210 Job 1:7 | 7 Toen zeide de HEERE tot den satan; Van 16211 Job 1:7 | satan; Van waar komt gij? En de satan antwoordde den HEERE, 16212 Job 1:7 | zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te doorwandelen. ~ 16213 Job 1:8 | 8 En de HEERE zeide tot den satan: 16214 Job 1:8 | Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man 16215 Job 1:9 | 9 Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: 16216 Job 1:12 | 12 En de HEERE zeide tot den satan: 16217 Job 1:12 | strek uw hand niet uit. En de satan ging uit van het aangezicht 16218 Job 1:14 | tot Job kwam, en zeide: De runderen waren ploegende, 16219 Job 1:14 | runderen waren ploegende, en de ezelinnen weidende aan hun 16220 Job 1:15 | 15 Doch de Sabeers deden een inval, 16221 Job 1:15 | en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte 16222 Job 1:15 | sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en 16223 Job 1:16 | hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, 16224 Job 1:16 | onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; 16225 Job 1:17 | kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, 16226 Job 1:17 | drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, 16227 Job 1:17 | en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte 16228 Job 1:17 | sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en 16229 Job 1:19 | grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de 16230 Job 1:19 | de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, 16231 Job 1:19 | het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; 16232 Job 1:20 | schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder; ~ 16233 Job 1:21 | ik daarhenen wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en 16234 Job 1:21 | HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de 16235 Job 1:21 | de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd! ~ 16236 Job 2:1 | Wederom was er een dag, als de kinderen Gods kwamen, om 16237 Job 2:1 | den HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden 16238 Job 2:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot den satan: Van 16239 Job 2:2 | satan: Van waar komt gij? En de satan antwoordde den HEERE, 16240 Job 2:2 | zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te doorwandelen. ~ 16241 Job 2:3 | 3 En de HEERE zeide tot den satan: 16242 Job 2:3 | Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, 16243 Job 2:4 | 4 Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: 16244 Job 2:6 | 6 En de HEERE zeide tot den satan: 16245 Job 2:7 | 7 Toen ging de satan uit van het aangezicht 16246 Job 2:11 | 11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord 16247 Job 2:11 | uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de 16248 Job 2:11 | de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; 16249 Job 2:11 | Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren 16250 Job 2:13 | Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven 16251 Job 2:13 | woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was. ~  ~ 16252 Job 3:3 | 3 De dag verga, waarin ik geboren 16253 Job 3:3 | waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: 16254 Job 3:5 | 5 Dat de duisternis en des doods 16255 Job 3:5 | wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags! ~ 16256 Job 3:6 | zich niet verheuge onder de dagen des jaars; dat hij 16257 Job 3:8 | 8 Dat hem vervloeken de vervloekers des dags, die 16258 Job 3:9 | 9 Dat de sterren van zijn schemertijd 16259 Job 3:9 | worde niet; en hij zie niet de oogleden des dageraads! ~ 16260 Job 3:10 | hij niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch 16261 Job 3:10 | mijns buiks, noch verborgen de moeite van mijn ogen. ~ 16262 Job 3:11 | ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den 16263 Job 3:12 | 12 Waarom zijn mij de knieen voorgekomen, en waartoe 16264 Job 3:12 | voorgekomen, en waartoe de borsten, opdat ik zuigen 16265 Job 3:14 | 14 Met de koningen en raadsheren der 16266 Job 3:15 | 15 Of met de vorsten, die goud hadden, 16267 Job 3:16 | misdracht, zou ik niet zijn; als de kinderkens, die het licht 16268 Job 3:17 | 17 Daar houden de bozen op van beroering, 16269 Job 3:17 | beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht; ~ 16270 Job 3:18 | 18 Daar zijn de gebondenen te zamen in rust; 16271 Job 3:18 | zamen in rust; zij horen de stem des drijvers niet. ~ 16272 Job 3:19 | 19 De kleine en de grote is daar; 16273 Job 3:19 | 19 De kleine en de grote is daar; en de knecht 16274 Job 3:19 | en de grote is daar; en de knecht vrij van zijn heer. ~ 16275 Job 3:26 | stil, en rustte niet; en de beroering is gekomen. ~  ~ 16276 Job 4:1 | Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: ~ 16277 Job 4:4 | struikelende opgericht, en de krommende knieen hebt gij 16278 Job 4:6 | uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw 16279 Job 4:7 | 7 Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan 16280 Job 4:7 | vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? ~ 16281 Job 4:10 | 10 De brulling des leeuws, en 16282 Job 4:10 | brulling des leeuws, en de stem des fellen leeuws, 16283 Job 4:10 | stem des fellen leeuws, en de tanden der jonge leeuwen 16284 Job 4:11 | 11 De oude leeuw vergaat, omdat 16285 Job 4:11 | omdat er geen roof is, en de jongens eens oudachtigen 16286 Job 4:13 | 13 Onder de gedachten van de gezichten 16287 Job 4:13 | 13 Onder de gedachten van de gezichten des nachts, als 16288 Job 4:13 | als diepe slaap valt op de mensen; ~ 16289 Job 4:14 | beving over, en verschrikte de veelheid mijner beenderen. ~ 16290 Job 4:19 | worden verbrijzeld voor de motten. ~ 16291 Job 5:1 | antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren? ~ 16292 Job 5:2 | 2 Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver 16293 Job 5:2 | brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. ~ 16294 Job 5:4 | zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. ~ 16295 Job 5:5 | 5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien 16296 Job 5:5 | verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de 16297 Job 5:5 | de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen 16298 Job 5:6 | verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de 16299 Job 5:6 | de moeite spruit niet uit de aarde; ~ 16300 Job 5:7 | 7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; 16301 Job 5:7 | tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen 16302 Job 5:10 | 10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op 16303 Job 5:10 | aarde, en water zendt op de straten; ~ 16304 Job 5:11 | 11 Om de vernederden te stellen in 16305 Job 5:11 | stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil 16306 Job 5:12 | 12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; 16307 Job 5:13 | 13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; 16308 Job 5:13 | in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort 16309 Job 5:14 | Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des 16310 Job 5:14 | des nachts tasten zij in de middag. ~ 16311 Job 5:15 | zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. ~ 16312 Job 5:16 | den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond 16313 Job 5:17 | 17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; 16314 Job 5:17 | God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen 16315 Job 5:19 | zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad 16316 Job 5:21 | gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. ~ 16317 Job 5:22 | 22 Tegen de verwoesting en tegen den 16318 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds zal uw 16319 Job 5:26 | ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd 16320 Job 6:4 | 4 Want de pijlen des Almachtigen zijn 16321 Job 6:4 | venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten 16322 Job 6:5 | 5 Rochelt ook de woudezel bij het jonge gras? 16323 Job 6:5 | bij het jonge gras? Loeit de os bij zijn voeder? ~ 16324 Job 6:10 | niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen niet 16325 Job 6:13 | hulp niet in mij, en is de wijsheid uit mij verdreven? ~ 16326 Job 6:14 | weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten. ~ 16327 Job 6:15 | gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan 16328 Job 6:16 | van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt. ~ 16329 Job 6:18 | 18 De gangen haars wegs wenden 16330 Job 6:19 | 19 De reizigers van Thema zien 16331 Job 6:19 | reizigers van Thema zien ze, de wandelaars van Scheba wachten 16332 Job 6:21 | geworden; gij hebt gezien de ontzetting, en gij hebt 16333 Job 6:23 | 23 Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, en 16334 Job 6:23 | verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen? ~ 16335 Job 6:25 | 25 O, hoe krachtig zijn de rechte redenen! Maar wat 16336 Job 6:26 | woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen 16337 Job 6:30 | Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven? ~  ~ 16338 Job 7:1 | 1 Heeft niet de mens een strijd op de aarde, 16339 Job 7:1 | niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen 16340 Job 7:1 | zijn zijn dagen niet als de dagen des dagloners? ~ 16341 Job 7:2 | 2 Gelijk de dienstknecht hijgt naar 16342 Job 7:2 | dienstknecht hijgt naar de schaduw, en gelijk de dagloner 16343 Job 7:2 | naar de schaduw, en gelijk de dagloner verwacht zijn werkloon; ~ 16344 Job 7:15 | 15 Zodat mijn ziel de verworging kiest; den dood 16345 Job 7:17 | 17 Wat is de mens, dat Gij hem groot 16346 Job 8:1 | Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: ~ 16347 Job 8:2 | deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige 16348 Job 8:3 | het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid 16349 Job 8:3 | verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? ~ 16350 Job 8:4 | Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding 16351 Job 8:6 | om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid 16352 Job 8:8 | geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. ~ 16353 Job 8:9 | niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. ~ 16354 Job 8:11 | 11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit 16355 Job 8:13 | 13 Alzo zijn de paden van allen, die God 16356 Job 8:13 | allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars 16357 Job 8:16 | 16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan 16358 Job 8:17 | Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; 16359 Job 8:20 | niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de 16360 Job 8:20 | de boosdoeners niet bij de hand; ~ 16361 Job 8:22 | schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal 16362 Job 9:2 | het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij 16363 Job 9:5 | 5 Die de bergen verzet, dat zij het 16364 Job 9:6 | 6 Die de aarde beweegt uit haar plaats, 16365 Job 9:7 | 7 Die de zon gebiedt, en zij gaat 16366 Job 9:7 | gaat niet op; en verzegelt de sterren; ~ 16367 Job 9:8 | 8 Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt 16368 Job 9:8 | uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee; ~ 16369 Job 9:9 | en het Zevengesternte, en de binnenkameren van het Zuiden; ~ 16370 Job 9:13 | onder Hem worden gebogen de hovaardige helpers. ~ 16371 Job 9:19 | 19 Zo het aan de kracht komt, zie, Hij is 16372 Job 9:23 | 23 Als de gesel haastelijk doodt, 16373 Job 9:23 | haastelijk doodt, bespot Hij de verzoeking der onschuldigen. ~ 16374 Job 9:24 | 24 De aarde wordt gegeven in de 16375 Job 9:24 | De aarde wordt gegeven in de hand des goddelozen; Hij 16376 Job 9:31 | 31 Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn 16377 Job 10:5 | 5 Zijn Uw dagen als de dagen van een mens? Zijn 16378 Job 10:5 | mens? Zijn Uw jaren als de dagen eens mans? ~ 16379 Job 10:18 | waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? 16380 Job 10:22 | Een stikdonker land, als de duisternis zelve, de schaduwe 16381 Job 10:22 | als de duisternis zelve, de schaduwe des doods, en zonder 16382 Job 10:22 | het geeft schijnsel als de duisternis. ~  ~ 16383 Job 11:1 | 1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide: ~ 16384 Job 11:2 | 2 Zou de veelheid der woorden niet 16385 Job 11:3 | 3 Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en 16386 Job 11:6 | 6 En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, 16387 Job 11:7 | 7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? 16388 Job 11:7 | Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige 16389 Job 11:8 | 8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat 16390 Job 11:8 | kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? ~ 16391 Job 11:9 | 9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder 16392 Job 11:9 | haar maat, en breder dan de zee. ~ 16393 Job 11:11 | 11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij ziet 16394 Job 11:11 | ijdele lieden en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet 16395 Job 11:12 | kloekzinnig worden; hoewel de mens als het veulen eens 16396 Job 11:15 | aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, 16397 Job 11:16 | 16 Want gij zult de moeite vergeten, en harer 16398 Job 11:17 | uw tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult 16399 Job 11:17 | gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult gij zijn. ~ 16400 Job 11:20 | 20 Maar de ogen der goddelozen zullen 16401 Job 11:20 | goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; 16402 Job 11:20 | hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel. ~  ~ 16403 Job 12:2 | gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven! ~ 16404 Job 12:4 | tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte 16405 Job 12:5 | een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust 16406 Job 12:6 | 6 De tenten der verwoesters hebben 16407 Job 12:7 | En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die 16408 Job 12:8 | 8 Of spreek tot de aarde, en zij zal het u 16409 Job 12:8 | leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. ~ 16410 Job 12:9 | niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? ~ 16411 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, 16412 Job 12:10 | is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des 16413 Job 12:11 | 11 Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk 16414 Job 12:11 | het gehemelte voor zich de spijze smaakt? ~ 16415 Job 12:12 | 12 In de stokouden is de wijsheid, 16416 Job 12:12 | 12 In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid 16417 Job 12:12 | stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand. ~ 16418 Job 12:15 | 15 Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen 16419 Job 12:15 | Hij ze uit, en zij keren de aarde om. ~ 16420 Job 12:16 | kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen. ~ 16421 Job 12:17 | 17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, 16422 Job 12:17 | raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig, ~ 16423 Job 12:19 | 19 Hij voert de oversten beroofd weg, en 16424 Job 12:19 | oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. ~ 16425 Job 12:20 | Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel 16426 Job 12:21 | Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt 16427 Job 12:22 | 22 Hij openbaart de diepten uit de duisternis, 16428 Job 12:22 | openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods 16429 Job 12:23 | 23 Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; 16430 Job 12:23 | verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze. ~ 16431 Job 12:24 | 24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde 16432 Job 12:25 | 25 Zij tasten in de duisternis, waar geen licht 16433 Job 13:6 | verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen. ~ 16434 Job 13:26 | dingen; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid. ~ 16435 Job 13:27 | mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten, ~ 16436 Job 13:28 | verrotting, als een kleed, dat de mot opeet. ~  ~ 16437 Job 14:1 | 1 De mens, van een vrouw geboren, 16438 Job 14:8 | 8 Indien zijn wortel in de aarde veroudert, en zijn 16439 Job 14:10 | als hij verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar 16440 Job 14:11 | 11 De wateren verlopen uit een 16441 Job 14:12 | 12 Alzo ligt de mens neder, en staat niet 16442 Job 14:12 | en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, 16443 Job 14:14 | hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, 16444 Job 14:19 | 19 De wateren vermalen de stenen, 16445 Job 14:19 | 19 De wateren vermalen de stenen, het stof der aarde 16446 Job 14:19 | voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen. ~ 16447 Job 15:1 | Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: ~ 16448 Job 15:4 | 4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed 16449 Job 15:5 | ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. ~ 16450 Job 15:7 | 7 Zijt gij de eerste een mens geboren? 16451 Job 15:7 | geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht? ~ 16452 Job 15:8 | Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? ~ 16453 Job 15:11 | 11 Zijn de vertroostingen Gods u te 16454 Job 15:14 | 14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou 16455 Job 15:15 | Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver 16456 Job 15:18 | 18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, 16457 Job 15:20 | 20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom 16458 Job 15:21 | in den vrede zelven komt de verwoester hem over. ~ 16459 Job 15:22 | 22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, 16460 Job 15:23 | bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. ~ 16461 Job 15:27 | en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; ~ 16462 Job 15:29 | zich niet uitbreiden op de aarde. ~ 16463 Job 15:30 | 30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, 16464 Job 15:30 | duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; 16465 Job 15:34 | 34 Want de vergadering der huichelaren 16466 Job 15:34 | eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. ~ 16467 Job 16:3 | Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat 16468 Job 16:5 | versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou 16469 Job 16:11 | en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen. ~ 16470 Job 16:13 | gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten. ~ 16471 Job 16:19 | Getuige, en mijn Getuige in de hoogten. ~ 16472 Job 17:1 | dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij. ~ 16473 Job 17:8 | 8 De oprechten zullen hierover 16474 Job 17:8 | hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen 16475 Job 17:9 | 9 En de rechtvaardige zal zijn weg 16476 Job 17:11 | uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten. ~ 16477 Job 17:12 | nabij den ondergang vanwege de duisternis. ~ 16478 Job 17:13 | zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed 16479 Job 17:14 | 14 Tot de groeve roep ik: Gij zijt 16480 Job 17:16 | Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als 16481 Job 18:1 | Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: ~ 16482 Job 18:4 | zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en 16483 Job 18:5 | zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet 16484 Job 18:7 | 7 De treden zijner macht zullen 16485 Job 18:9 | 9 De strik zal hem bij de verzenen 16486 Job 18:9 | 9 De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover 16487 Job 18:9 | bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen. ~ 16488 Job 18:10 | 10 Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn 16489 Job 18:11 | 11 De beroeringen zullen hem rondom 16490 Job 18:13 | 13 De eerstgeborene des doods 16491 Job 18:13 | eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, 16492 Job 18:15 | wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning 16493 Job 18:17 | gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam 16494 Job 18:17 | zal geen naam hebben op de straten. ~ 16495 Job 18:18 | stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem 16496 Job 18:18 | duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen. ~ 16497 Job 18:20 | 20 Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, 16498 Job 18:20 | nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen 16499 Job 18:21 | Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, 16500 Job 18:21 | des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License