Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
19001 Spre 17:23 | 23      De goddeloze zal het geschenk 19002 Spre 17:23 | uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen. ~ 19003 Spre 17:24 | verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het 19004 Spre 17:26 | ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden 19005 Spre 18:2 | 2      De zot heeft geen lust aan 19006 Spre 18:3 | 3      Als de goddeloze komt, komt ook 19007 Spre 18:3 | goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande 19008 Spre 18:4 | 4      De woorden van den mond eens 19009 Spre 18:4 | mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid 19010 Spre 18:6 | 6      De lippen des zots komen in 19011 Spre 18:7 | 7      De mond des zots is hemzelven 19012 Spre 18:8 | 8      De woorden des oorblazers zijn 19013 Spre 18:10 | 10      De Naam des HEEREN is een Sterke 19014 Spre 18:10 | HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen 19015 Spre 18:11 | Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en 19016 Spre 18:12 | 12      Voor de verbreking zal des mensen 19017 Spre 18:12 | hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de 19018 Spre 18:12 | de nederigheid gaat voor de eer. ~ 19019 Spre 18:14 | 14      De geest eens mans zal zijn 19020 Spre 18:16 | 16      De gift des mensen maakt hem 19021 Spre 18:17 | 17      Die de eerste is in zijn twistzaak, 19022 Spre 18:18 | 18      Het lot doet de geschillen ophouden, en 19023 Spre 18:19 | dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een 19024 Spre 18:20 | 20      Van de vrucht van ieders mond zal 19025 Spre 18:20 | zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. ~ 19026 Spre 18:23 | 23      De arme spreekt smekingen; 19027 Spre 18:23 | spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde dingen. ~ 19028 Spre 19:1 | 1      De arme, in zijn oprechtheid 19029 Spre 19:1 | wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en 19030 Spre 19:2 | 2      Ook is de ziel zonder wetenschap niet 19031 Spre 19:2 | wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. ~ 19032 Spre 19:3 | 3      De dwaasheid des mensen zal 19033 Spre 19:4 | veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend 19034 Spre 19:7 | 7      Al de broeders des armen haten 19035 Spre 19:8 | zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om 19036 Spre 19:10 | 10      De weelde staat een zot niet 19037 Spre 19:11 | toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan. ~ 19038 Spre 19:13 | vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw als 19039 Spre 19:14 | en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige 19040 Spre 19:21 | zijn veel gedachten; maar de raad des HEEREN, die zal 19041 Spre 19:22 | 22      De wens des mensen is zijn 19042 Spre 19:22 | zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig 19043 Spre 19:23 | 23      De vreze des HEEREN is ten 19044 Spre 19:24 | Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij 19045 Spre 19:25 | 25      Sla de spotter, zo zal de slechte 19046 Spre 19:25 | Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; 19047 Spre 19:26 | 26      Wie de vader verwoest, of de moeder 19048 Spre 19:26 | Wie de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een 19049 Spre 19:27 | Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van 19050 Spre 19:27 | tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap. ~ 19051 Spre 19:28 | Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt 19052 Spre 19:28 | mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in. ~ 19053 Spre 19:29 | Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen 19054 Spre 20:1 | 1      De wijn is een spotter, de 19055 Spre 20:1 | De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; 19056 Spre 20:2 | 2      De schrik des konings is als 19057 Spre 20:4 | 4      Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom 19058 Spre 20:5 | 5      De raad in het hart eens mans 19059 Spre 20:6 | 6      Elk van de menigte der mensen roept 19060 Spre 20:7 | 7      De rechtvaardige wandelt steeds 19061 Spre 20:12 | en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. ~ 19062 Spre 20:14 | kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij 19063 Spre 20:15 | menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn 19064 Spre 20:15 | robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk 19065 Spre 20:16 | kleed; en pand hem voor de onbekenden. ~ 19066 Spre 20:23 | den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal 19067 Spre 20:24 | 24      De treden des mans zijn van 19068 Spre 20:26 | Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt 19069 Spre 20:27 | 27      De ziel des mensen is een lamp 19070 Spre 20:27 | HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. ~ 19071 Spre 20:29 | der ouden heerlijkheid is de grijsheid. ~ 19072 Spre 20:30 | een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste 19073 Spre 21:1 | Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. 19074 Spre 21:2 | recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten. ~ 19075 Spre 21:2 | ogen; maar de HEERE weegt de harten. ~ 19076 Spre 21:4 | trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen, 19077 Spre 21:5 | 5      De gedachten des vlijtigen 19078 Spre 21:7 | 7      De verwoesting der goddelozen 19079 Spre 21:8 | 8      De weg des mensen is gans verkeerd 19080 Spre 21:10 | 10      De ziel des goddelozen begeert 19081 Spre 21:11 | den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men 19082 Spre 21:12 | 12      De rechtvaardige let verstandelijk 19083 Spre 21:12 | goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad 19084 Spre 21:14 | een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid. ~ 19085 Spre 21:15 | recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid 19086 Spre 21:16 | verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. ~ 19087 Spre 21:18 | 18      De goddeloze is een rantsoen 19088 Spre 21:18 | goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze 19089 Spre 21:18 | voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ~ 19090 Spre 21:18 | rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ~ 19091 Spre 21:22 | 22      De wijze beklimt de stad der 19092 Spre 21:22 | 22      De wijze beklimt de stad der geweldigen, en 19093 Spre 21:22 | der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens 19094 Spre 21:25 | 25      De begeerte des luiaards zal 19095 Spre 21:26 | begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, 19096 Spre 21:29 | in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn 19097 Spre 21:31 | den dag des strijds; maar de overwinning is des HEEREN. ~  ~ 19098 Spre 22:1 | 1      De naam is uitgelezener dan 19099 Spre 22:1 | uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en 19100 Spre 22:2 | armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt. ~ 19101 Spre 22:3 | en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, 19102 Spre 22:4 | loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, 19103 Spre 22:6 | 6      Leer den jongen de eerste beginselen naar den 19104 Spre 22:7 | 7      De rijke heerst over de armen; 19105 Spre 22:7 | De rijke heerst over de armen; en die ontleent, 19106 Spre 22:8 | zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid 19107 Spre 22:10 | weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden. ~ 19108 Spre 22:11 | 11      Die de reinheid des harten liefheeft, 19109 Spre 22:11 | aangenaam zijn, diens vriend is de koning. ~ 19110 Spre 22:12 | 12      De ogen des HEEREN bewaren 19111 Spre 22:12 | ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken 19112 Spre 22:12 | bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal 19113 Spre 22:13 | 13      De luiaard zegt: Er is een 19114 Spre 22:14 | 14      De mond der vreemde vrouwen 19115 Spre 22:14 | diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin 19116 Spre 22:15 | 15      De dwaasheid is in het hart 19117 Spre 22:15 | hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre 19118 Spre 22:17 | Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel 19119 Spre 22:21 | Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen 19120 Spre 22:21 | te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat 19121 Spre 22:21 | der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden 19122 Spre 22:22 | verbrijzel den ellendige niet in de poort. ~ 19123 Spre 22:23 | 23      Want de HEERE zal hun twistzaak 19124 Spre 22:23 | dengenen, die hen beroven, de ziel roven. ~ 19125 Spre 22:26 | niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, 19126 Spre 22:28 | 28      Zet de oude palen niet terug, die 19127 Spre 23:10 | 10      Zet de oude palen niet terug; en 19128 Spre 23:10 | palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet; ~ 19129 Spre 23:12 | Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de 19130 Spre 23:12 | de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap. ~ 19131 Spre 23:13 | 13      Weer de tucht van den jongen niet; 19132 Spre 23:13 | jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij 19133 Spre 23:14 | 14      Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel 19134 Spre 23:14 | slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~ 19135 Spre 23:17 | hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten 19136 Spre 23:17 | maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN. ~ 19137 Spre 23:20 | 20      Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder 19138 Spre 23:20 | wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; ~ 19139 Spre 23:21 | vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde 19140 Spre 23:23 | 23      Koop de waarheid, en verkoop ze 19141 Spre 23:24 | 24      De vader des rechtvaardigen 19142 Spre 23:28 | en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. ~ 19143 Spre 23:28 | vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. ~ 19144 Spre 23:29 | zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ~ 19145 Spre 23:34 | een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, 19146 Spre 24:1 | Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet 19147 Spre 24:4 | En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met 19148 Spre 24:5 | man van wetenschap maakt de kracht vast. ~ 19149 Spre 24:6 | den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers 19150 Spre 24:6 | veelheid der raadgevers is de overwinning. ~ 19151 Spre 24:7 | dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. ~ 19152 Spre 24:9 | 9      De gedachte der dwaasheid is 19153 Spre 24:12 | weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? 19154 Spre 24:14 | 14      Zodanig is de kennis der wijsheid voor 19155 Spre 24:15 | Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; 19156 Spre 24:16 | 16      Want de rechtvaardige zal zevenmaal 19157 Spre 24:16 | vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het 19158 Spre 24:18 | 18      Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad 19159 Spre 24:19 | Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig 19160 Spre 24:19 | boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen. ~ 19161 Spre 24:20 | 20      Want de kwade zal geen beloning 19162 Spre 24:20 | zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal 19163 Spre 24:23 | Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in 19164 Spre 24:24 | rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien 19165 Spre 24:24 | zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn. ~ 19166 Spre 24:25 | zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem 19167 Spre 24:26 | 26      Men zal de lippen kussen desgenen, 19168 Spre 25:1 | spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning 19169 Spre 25:2 | zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak 19170 Spre 25:3 | 3      Aan de hoogte des hemels, en aan 19171 Spre 25:3 | hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan 19172 Spre 25:6 | konings, en sta niet in de plaats der groten; ~ 19173 Spre 25:13 | dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage 19174 Spre 25:22 | op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. ~ 19175 Spre 25:23 | 23      De noordenwind verdrijft den 19176 Spre 25:23 | een vergramd aangezicht de verborgen tong. ~ 19177 Spre 25:26 | 26      De rechtvaardige, wankelende 19178 Spre 25:27 | eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid 19179 Spre 25:27 | maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen 19180 Spre 26:1 | 1      Gelijk de sneeuw in den zomer, en 19181 Spre 26:1 | in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo 19182 Spre 26:1 | oogst, alzo past den zot de eer niet. ~ 19183 Spre 26:2 | 2      Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk 19184 Spre 26:6 | 6      Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, 19185 Spre 26:6 | boodschappen zendt door de hand van een zot. ~ 19186 Spre 26:7 | 7      Hef de benen van den kreupele op; 19187 Spre 26:9 | Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo 19188 Spre 26:10 | 10      De groten doen een iegelijk 19189 Spre 26:10 | iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders. ~ 19190 Spre 26:10 | huren de zotten, en huren de overtreders. ~ 19191 Spre 26:11 | wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid. ~ 19192 Spre 26:13 | 13      De luiaard zegt: Er is een 19193 Spre 26:13 | den weg, een leeuw is op de straten. ~ 19194 Spre 26:14 | keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed. ~ 19195 Spre 26:15 | 15      De luiaard verbergt zijn hand 19196 Spre 26:16 | 16      De luiaard is wijzer in zijn 19197 Spre 26:17 | 17      De voorbijgaande, die zich 19198 Spre 26:17 | gelijk die een hond bij de oren grijpt. ~ 19199 Spre 26:21 | 21      De dove kool is om de vurige 19200 Spre 26:21 | De dove kool is om de vurige kool, en het hout 19201 Spre 26:22 | 22      De woorden des oorblazers zijn 19202 Spre 26:26 | is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden. ~ 19203 Spre 27:1 | want gij weet niet, wat de dag zal baren. ~ 19204 Spre 27:3 | het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is 19205 Spre 27:6 | 6      De wonden des liefhebbers zijn 19206 Spre 27:6 | liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn 19207 Spre 27:9 | verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, 19208 Spre 27:12 | 12      De kloekzinnige ziet het kwaad, 19209 Spre 27:12 | kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, 19210 Spre 27:16 | zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, 19211 Spre 27:20 | 20      De hel en het verderf worden 19212 Spre 27:20 | niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. ~ 19213 Spre 27:21 | 21      De smeltkroes is voor het zilver, 19214 Spre 27:21 | smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo 19215 Spre 27:23 | te kennen; zet uw hart op de kudden. ~ 19216 Spre 27:24 | 24      Want de schat is niet tot in eeuwigheid; 19217 Spre 27:24 | tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht 19218 Spre 27:25 | gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, 19219 Spre 27:25 | grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld 19220 Spre 27:26 | 26      De lammeren zullen zijn tot 19221 Spre 27:26 | zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds. ~ 19222 Spre 27:26 | uw kleding, en de bokken de prijs des velds. ~ 19223 Spre 28:1 | 1      De goddelozen vlieden, waar 19224 Spre 28:2 | 2      Om de overtreding des lands zijn 19225 Spre 28:3 | 3      Een arm man, die de geringen verdrukt, is een 19226 Spre 28:4 | 4      Die de wet verlaten, prijzen de 19227 Spre 28:4 | de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de 19228 Spre 28:4 | de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich 19229 Spre 28:5 | 5      De kwade lieden verstaan het 19230 Spre 28:6 | 6      De arme, wandelende in zijn 19231 Spre 28:7 | 7      Die de wet bewaart, is een verstandig 19232 Spre 28:9 | Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed 19233 Spre 28:10 | 10      Die de oprechten doet dwalen op 19234 Spre 28:10 | zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede 19235 Spre 28:11 | wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, 19236 Spre 28:12 | 12      Als de rechtvaardigen opspringen 19237 Spre 28:12 | grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt 19238 Spre 28:12 | goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht. ~ 19239 Spre 28:14 | 14      Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; 19240 Spre 28:15 | 15      De goddeloze, heersende over 19241 Spre 28:16 | verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de 19242 Spre 28:16 | de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. ~ 19243 Spre 28:21 | 21      De aangezichten te kennen, 19244 Spre 28:23 | vinden, meer dan die met de tong vleit. ~ 19245 Spre 28:28 | 28      Als de goddelozen opkomen, verbergt 19246 Spre 28:28 | goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, 19247 Spre 28:28 | omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen. ~  ~ 19248 Spre 29:2 | 2      Als de rechtvaardigen groot worden, 19249 Spre 29:2 | zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht 19250 Spre 29:3 | 3      Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt 19251 Spre 29:6 | 6      In de overtreding eens bozen mans 19252 Spre 29:6 | mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en 19253 Spre 29:7 | 7      De rechtvaardige neemt kennis 19254 Spre 29:7 | rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar 19255 Spre 29:7 | rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap 19256 Spre 29:7 | maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet. ~ 19257 Spre 29:8 | een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af. ~ 19258 Spre 29:10 | lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel. ~ 19259 Spre 29:11 | zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts. ~ 19260 Spre 29:13 | 13      De arme en de bedrieger ontmoeten 19261 Spre 29:13 | 13      De arme en de bedrieger ontmoeten elkander; 19262 Spre 29:13 | bedrieger ontmoeten elkander; de HEERE verlicht hun beider 19263 Spre 29:14 | 14      Een koning, die de armen in trouw recht doet, 19264 Spre 29:15 | 15      De roede, en de bestraffing 19265 Spre 29:15 | 15      De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; 19266 Spre 29:16 | 16      Als de goddelozen velen worden, 19267 Spre 29:16 | goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de 19268 Spre 29:16 | de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun 19269 Spre 29:18 | welgelukzalig is hij, die de wet bewaart. ~ 19270 Spre 29:19 | Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd 19271 Spre 29:22 | toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig 19272 Spre 29:23 | 23      De hoogmoed des mensen zal 19273 Spre 29:23 | zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de 19274 Spre 29:23 | de nederige van geest zal de eer vasthouden. ~ 19275 Spre 29:25 | 25      De siddering des mensen legt 19276 Spre 30:1 | 1      De woorden van Agur, den zoon 19277 Spre 30:1 | zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, 19278 Spre 30:3 | geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen 19279 Spre 30:4 | vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? 19280 Spre 30:4 | kleed gebonden? Wie heeft al de einden der      aarde gesteld? 19281 Spre 30:4 | is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij 19282 Spre 30:9 | verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd 19283 Spre 30:14 | baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde 19284 Spre 30:14 | zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen 19285 Spre 30:14 | ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder 19286 Spre 30:14 | nooddruftigen van onder de mensen te verteren. ~ 19287 Spre 30:15 | 15      De bloedzuiger heeft twee dochters: 19288 Spre 30:16 | 16      Het graf, de gesloten baarmoeder, de 19289 Spre 30:16 | de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet 19290 Spre 30:17 | dat den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder 19291 Spre 30:17 | moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, 19292 Spre 30:19 | 19      De weg eens arends in den hemel; 19293 Spre 30:19 | eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; 19294 Spre 30:19 | slang op een rotssteen; de weg van een schip in het 19295 Spre 30:19 | in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd. ~ 19296 Spre 30:20 | 20      Alzo is de weg ener overspelige vrouw; 19297 Spre 30:21 | drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die 19298 Spre 30:24 | Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch 19299 Spre 30:25 | 25      De mieren zijn een onsterk 19300 Spre 30:25 | evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs. ~ 19301 Spre 30:26 | 26      De konijnen zijn een machteloos 19302 Spre 30:27 | 27      De sprinkhanen hebben geen 19303 Spre 30:28 | 28      De spinnekop grijpt met de 19304 Spre 30:28 | De spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen 19305 Spre 30:28 | met de handen, en is in de paleizen der koningen. ~ 19306 Spre 30:30 | 30      De oude leeuw geweldig onder 19307 Spre 30:30 | oude leeuw geweldig onder de gedierten, die voor niemand 19308 Spre 30:32 | gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond! ~ 19309 Spre 30:33 | 33      Want de drukking der melk brengt 19310 Spre 30:33 | melk brengt boter voort, en de drukking van den neus brengt 19311 Spre 30:33 | neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt 19312 Spre 31:1 | 1      De woorden van de koning Lemuel; 19313 Spre 31:1 | 1      De woorden van de koning Lemuel; de last, 19314 Spre 31:1 | woorden van de koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder 19315 Spre 31:3 | 3      Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, 19316 Spre 31:5 | het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten 19317 Spre 31:8 | mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die 19318 Spre 31:10 | haar waardij is verre boven de robijnen. ~ 19319 Spre 31:12 | hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens. ~ 19320 Spre 31:14 | 14      He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij 19321 Spre 31:16 | akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant 19322 Spre 31:19 | steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen 19323 Spre 31:21 | voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse 19324 Spre 31:23 | Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met 19325 Spre 31:23 | poorten, als hij zit met de oudsten des lands. ~ 19326 Spre 31:27 | Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en 19327 Spre 31:30 | 30      Schin. De bevalligheid is bedrog, 19328 Spre 31:30 | bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar 19329 Spre 31:31 | Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en 19330 Spre 31:31 | haar werken haar prijzen in de poorten. ~ 19331 Pred 1:1 | 1      De woorden van den prediker, 19332 Pred 1:2 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der 19333 Pred 1:3 | Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, 19334 Pred 1:3 | dien hij arbeidt onder de zon? ~ 19335 Pred 1:4 | andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. ~ 19336 Pred 1:5 | 5      Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, 19337 Pred 1:5 | Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt 19338 Pred 1:6 | gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, 19339 Pred 1:6 | gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn 19340 Pred 1:7 | 7      Al de beken gaan in de zee, nochtans 19341 Pred 1:7 | Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee 19342 Pred 1:7 | in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, 19343 Pred 1:7 | wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, 19344 Pred 1:7 | vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts 19345 Pred 1:9 | er niets nieuws is onder de zon. ~ 19346 Pred 1:10 | Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest 19347 Pred 1:11 | is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van 19348 Pred 1:11 | voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn 19349 Pred 1:14 | 14      Ik zag al de werken aan, die onder de 19350 Pred 1:14 | de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet, 19351 Pred 2:2 | Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze? ~ 19352 Pred 2:3 | hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden, 19353 Pred 2:11 | was geen voordeel onder de zon. ~ 19354 Pred 2:13 | 13      Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft 19355 Pred 2:13 | uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht 19356 Pred 2:13 | uitnemendheid heeft boven de duisternis. ~ 19357 Pred 2:14 | 14      De ogen des wijzen zijn in 19358 Pred 2:14 | zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. 19359 Pred 2:14 | maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte 19360 Pred 2:16 | aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal 19361 Pred 2:16 | wordt; en hoe      sterft de wijze met den zot? ~ 19362 Pred 2:17 | dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het 19363 Pred 2:18 | dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten 19364 Pred 2:19 | wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. ~ 19365 Pred 2:20 | dien ik bearbeid heb onder de zon. ~ 19366 Pred 2:22 | van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, 19367 Pred 2:22 | hij is bearbeidende onder de zon? ~ 19368 Pred 2:24 | ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. ~ 19369 Pred 3:10 | 10      Ik heb gezien de bezigheid, die God den kinderen 19370 Pred 3:11 | zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, 19371 Pred 3:16 | heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts, 19372 Pred 3:17 | oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, 19373 Pred 3:18 | Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen, 19374 Pred 3:18 | zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven. ~ 19375 Pred 3:19 | hebben enerlei      adem, en de uitnemendheid der mensen 19376 Pred 3:19 | uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen 19377 Pred 3:21 | 21      Wie merkt, dat de adem van de kinderen der 19378 Pred 3:21 | Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart 19379 Pred 3:21 | mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts 19380 Pred 3:21 | beesten nederwaarts vaart in de aarde? ~ 19381 Pred 3:22 | niets beters is, dan dat de mens zich verblijde in zijn 19382 Pred 4:1 | wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen, die onder 19383 Pred 4:1 | onderdrukkingen, die onder de zon geschieden; en ziet, 19384 Pred 4:1 | geschieden; en ziet, er waren de tranen der verdrukten, en 19385 Pred 4:1 | trooster hadden; en      aan de zijde hunner verdrukkers 19386 Pred 4:2 | 2      Dies prees ik de doden, die alrede gestorven 19387 Pred 4:2 | alrede gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe 19388 Pred 4:3 | het boze werk, dat onder de zon geschiedt. ~ 19389 Pred 4:5 | 5      De zot vouwt zijn handen samen, 19390 Pred 4:6 | rust is beter, dan beide de vuisten vol met arbeid en 19391 Pred 4:7 | zag een ijdelheid onder de zon; ~ 19392 Pred 4:10 | Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel 19393 Pred 4:12 | overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; 19394 Pred 4:15 | 15      Ik zag al de levenden wandelen onder 19395 Pred 4:15 | levenden wandelen onder de zon, met de jongeling, den 19396 Pred 4:15 | wandelen onder de zon, met de jongeling, den tweede, die 19397 Pred 4:16 | die voor hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich 19398 Pred 5:1 | den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw      19399 Pred 5:2 | 2      Want gelijk de droom komt door veel bezigheid, 19400 Pred 5:2 | door veel bezigheid, alzo de stem des zots door de veelheid 19401 Pred 5:2 | alzo de stem des zots door de veelheid der woorden. ~ 19402 Pred 5:6 | 6      Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden 19403 Pred 5:7 | 7      Indien gij de onderdrukking des armen, 19404 Pred 5:7 | onderdrukking des armen, en de beroving des gerichts en 19405 Pred 5:7 | want die hoger is      dan de hoge, neemt er acht op; 19406 Pred 5:8 | aardrijks is voor allen: de koning zelfs wordt van het 19407 Pred 5:10 | wat nuttigheid hebben dan de bezitters daarvan, dan het 19408 Pred 5:11 | 11      De slaap des arbeiders is zoet, 19409 Pred 5:11 | weinig of veel gegeten; maar de zatheid des rijken laat 19410 Pred 5:12 | aanbrengt, hetwelk ik zag onder de zon: rijkdom van zijn bezitters 19411 Pred 5:13 | 13      Of de rijkdom zelf vergaat door 19412 Pred 5:17 | hij bearbeid heeft onder de zon, gedurende het getal      19413 Pred 5:18 | heeft, en Hij geeft hem de macht, om daarvan te eten, 19414 Pred 5:19 | zal niet veel gedenken aan de dagen zijns levens, dewijl 19415 Pred 5:19 | hem God hem verhoort in de blijdschap zijns harten. ~  ~ 19416 Pred 6:1 | dat ik gezien heb onder de zon, en het is veel onder 19417 Pred 6:1 | zon, en het is veel onder de mensen: ~ 19418 Pred 6:2 | begeert; en God geeft hem de macht      niet, om daarvan 19419 Pred 6:3 | vele jaren leefde, zodat de dagen zijner jaren veel 19420 Pred 6:5 | 5      Ook heeft zij de zon niet gezien, noch bekend; 19421 Pred 6:7 | 7      Al de arbeid des mensen is voor 19422 Pred 6:7 | mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid niet vervuld. ~ 19423 Pred 6:8 | 8      Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat 19424 Pred 6:8 | heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, 19425 Pred 6:8 | meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, die voor de levenden 19426 Pred 6:8 | heeft de arme meer, die voor de levenden weet te wandelen? ~ 19427 Pred 6:11 | er zijn veel dingen, die de ijdelheid vermeerderen; 19428 Pred 6:11 | vermeerderen; wat heeft de mens te meer daarvan? ~ 19429 Pred 6:12 | wat na hem wezen zal onder de zon? ~  ~ 19430 Pred 7:1 | naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag 19431 Pred 7:1 | en de dag des doods, dan de dag dat iemand geboren wordt. ~ 19432 Pred 7:2 | het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn 19433 Pred 7:3 | dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts 19434 Pred 7:7 | 7      Voorwaar, de onderdrukking zou wel een 19435 Pred 7:8 | is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan 19436 Pred 7:8 | lankmoedige is beter dan de hoogmoedige. ~ 19437 Pred 7:9 | geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem 19438 Pred 7:10 | Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest 19439 Pred 7:11 | 11      De wijsheid is goed met een 19440 Pred 7:11 | erfdeel; en degenen, die de zon aanschouwen, hebben 19441 Pred 7:12 | 12      Want de wijsheid is tot een schaduw, 19442 Pred 7:12 | is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap 19443 Pred 7:12 | uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters 19444 Pred 7:14 | den ander, ter oorzake dat de mens niet zou      vinden 19445 Pred 7:15 | Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; 19446 Pred 7:19 | 19      De wijsheid versterkt den wijze 19447 Pred 7:25 | sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid, 19448 Pred 7:25 | goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der      onzinnigheden. ~ 19449 Pred 7:26 | een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker 19450 Pred 7:26 | ontkomen;      daarentegen de zondaar zal van haar gevangen 19451 Pred 7:27 | dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij het 19452 Pred 7:27 | het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden; ~ 19453 Pred 8:1 | 1      Wie is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging 19454 Pred 8:1 | gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? De 19455 Pred 8:1 | de uitlegging der dingen? De wijsheid der mensen verlicht 19456 Pred 8:1 | verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts 19457 Pred 8:2 | Ik zeg: Neem acht op de mond des konings; doch naar 19458 Pred 8:2 | mond des konings; doch naar de gelegenheid van den eed 19459 Pred 8:8 | dezen strijd;      ook zal de goddeloosheid haar meesters 19460 Pred 8:9 | tot alle werk, dat onder de zon geschiedt: er is een 19461 Pred 8:9 | geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den anderen 19462 Pred 8:10 | Alzo heb ik ook gezien de goddelozen, die begraven 19463 Pred 8:10 | degenen, die kwamen, en uit de plaats des Heiligen gingen, 19464 Pred 8:11 | haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom 19465 Pred 8:11 | daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen 19466 Pred 8:12 | maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet 19467 Pred 8:13 | niet welgaan, en hij zal de dagen niet verlengen; hij 19468 Pred 8:15 | 15      Daarom prees ik de blijdschap, dewijl de mens 19469 Pred 8:15 | ik de blijdschap, dewijl de mens niets beters heeft 19470 Pred 8:15 | niets beters heeft onder de zon, dan te eten, en te 19471 Pred 8:15 | aankleven van zijn arbeid, de dagen      zijns levens, 19472 Pred 8:15 | die hem God geeft onder de zon. ~ 19473 Pred 8:16 | weten, en om aan te zien de bezigheid, die op de aarde 19474 Pred 8:16 | zien de bezigheid, die op de aarde geschiedt, dat men 19475 Pred 8:17 | zag ik alle werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden, 19476 Pred 8:17 | uitvinden, het werk, dat onder de zon geschiedt, om hetwelk 19477 Pred 9:1 | klaarlijk mocht verstaan, dat de rechtvaardigen, en de wijzen, 19478 Pred 9:1 | dat de rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in 19479 Pred 9:1 | wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn; ook liefde, 19480 Pred 9:1 | liefde, ook      haat, weet de mens niet uit al hetgeen 19481 Pred 9:3 | kwaad onder alles, wat onder de zon geschiedt, dat enerlei 19482 Pred 9:3 | en daarna moeten zij naar de doden toe. ~ 19483 Pred 9:5 | 5      Want de levenden weten, dat zij 19484 Pred 9:5 | zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; 19485 Pred 9:6 | eeuw in alles, wat onder de zon geschiedt. ~ 19486 Pred 9:9 | Geniet het leven met de vrouw, die gij liefhebt, 19487 Pred 9:9 | vrouw, die gij liefhebt, al de dagen uws ijdelen levens, 19488 Pred 9:9 | God u gegeven heeft onder de zon, al uw ijdele dagen; 19489 Pred 9:9 | dien gij arbeidt onder de zon. ~ 19490 Pred 9:11 | keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is 19491 Pred 9:11 | en zag onder de zon, dat de loop niet is der snellen, 19492 Pred 9:11 | niet is der snellen, noch de strijd der helden, noch 19493 Pred 9:11 | strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook 19494 Pred 9:11 | spijs der wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen, 19495 Pred 9:11 | der verstandigen, noch ook de      gunst der welwetenden, 19496 Pred 9:12 | 12      Dat ook de mens zijn tijd niet weet, 19497 Pred 9:12 | zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden 19498 Pred 9:12 | het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen worden 19499 Pred 9:12 | gelijk die, alzo worden de      kinderen der mensen 19500 Pred 9:13 | 13      Ook heb ik onder de zon deze wijsheid gezien,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License