1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
19001 Spre 17:23 | 23 De goddeloze zal het geschenk
19002 Spre 17:23 | uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen. ~
19003 Spre 17:24 | verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het
19004 Spre 17:26 | ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden
19005 Spre 18:2 | 2 De zot heeft geen lust aan
19006 Spre 18:3 | 3 Als de goddeloze komt, komt ook
19007 Spre 18:3 | goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande
19008 Spre 18:4 | 4 De woorden van den mond eens
19009 Spre 18:4 | mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid
19010 Spre 18:6 | 6 De lippen des zots komen in
19011 Spre 18:7 | 7 De mond des zots is hemzelven
19012 Spre 18:8 | 8 De woorden des oorblazers zijn
19013 Spre 18:10 | 10 De Naam des HEEREN is een Sterke
19014 Spre 18:10 | HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen
19015 Spre 18:11 | Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en
19016 Spre 18:12 | 12 Voor de verbreking zal des mensen
19017 Spre 18:12 | hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor de
19018 Spre 18:12 | de nederigheid gaat voor de eer. ~
19019 Spre 18:14 | 14 De geest eens mans zal zijn
19020 Spre 18:16 | 16 De gift des mensen maakt hem
19021 Spre 18:17 | 17 Die de eerste is in zijn twistzaak,
19022 Spre 18:18 | 18 Het lot doet de geschillen ophouden, en
19023 Spre 18:19 | dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een
19024 Spre 18:20 | 20 Van de vrucht van ieders mond zal
19025 Spre 18:20 | zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. ~
19026 Spre 18:23 | 23 De arme spreekt smekingen;
19027 Spre 18:23 | spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde dingen. ~
19028 Spre 19:1 | 1 De arme, in zijn oprechtheid
19029 Spre 19:1 | wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en
19030 Spre 19:2 | 2 Ook is de ziel zonder wetenschap niet
19031 Spre 19:2 | wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. ~
19032 Spre 19:3 | 3 De dwaasheid des mensen zal
19033 Spre 19:4 | veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend
19034 Spre 19:7 | 7 Al de broeders des armen haten
19035 Spre 19:8 | zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om
19036 Spre 19:10 | 10 De weelde staat een zot niet
19037 Spre 19:11 | toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan. ~
19038 Spre 19:13 | vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw als
19039 Spre 19:14 | en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige
19040 Spre 19:21 | zijn veel gedachten; maar de raad des HEEREN, die zal
19041 Spre 19:22 | 22 De wens des mensen is zijn
19042 Spre 19:22 | zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig
19043 Spre 19:23 | 23 De vreze des HEEREN is ten
19044 Spre 19:24 | Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij
19045 Spre 19:25 | 25 Sla de spotter, zo zal de slechte
19046 Spre 19:25 | Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden;
19047 Spre 19:26 | 26 Wie de vader verwoest, of de moeder
19048 Spre 19:26 | Wie de vader verwoest, of de moeder verjaagt, is een
19049 Spre 19:27 | Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van
19050 Spre 19:27 | tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap. ~
19051 Spre 19:28 | Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt
19052 Spre 19:28 | mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in. ~
19053 Spre 19:29 | Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen
19054 Spre 20:1 | 1 De wijn is een spotter, de
19055 Spre 20:1 | De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig;
19056 Spre 20:2 | 2 De schrik des konings is als
19057 Spre 20:4 | 4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom
19058 Spre 20:5 | 5 De raad in het hart eens mans
19059 Spre 20:6 | 6 Elk van de menigte der mensen roept
19060 Spre 20:7 | 7 De rechtvaardige wandelt steeds
19061 Spre 20:12 | en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. ~
19062 Spre 20:14 | kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij
19063 Spre 20:15 | menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn
19064 Spre 20:15 | robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk
19065 Spre 20:16 | kleed; en pand hem voor de onbekenden. ~
19066 Spre 20:23 | den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal
19067 Spre 20:24 | 24 De treden des mans zijn van
19068 Spre 20:26 | Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt
19069 Spre 20:27 | 27 De ziel des mensen is een lamp
19070 Spre 20:27 | HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. ~
19071 Spre 20:29 | der ouden heerlijkheid is de grijsheid. ~
19072 Spre 20:30 | een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste
19073 Spre 21:1 | Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken.
19074 Spre 21:2 | recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten. ~
19075 Spre 21:2 | ogen; maar de HEERE weegt de harten. ~
19076 Spre 21:4 | trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen,
19077 Spre 21:5 | 5 De gedachten des vlijtigen
19078 Spre 21:7 | 7 De verwoesting der goddelozen
19079 Spre 21:8 | 8 De weg des mensen is gans verkeerd
19080 Spre 21:10 | 10 De ziel des goddelozen begeert
19081 Spre 21:11 | den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men
19082 Spre 21:12 | 12 De rechtvaardige let verstandelijk
19083 Spre 21:12 | goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad
19084 Spre 21:14 | een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid. ~
19085 Spre 21:15 | recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid
19086 Spre 21:16 | verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. ~
19087 Spre 21:18 | 18 De goddeloze is een rantsoen
19088 Spre 21:18 | goddeloze is een rantsoen voor de rechtvaardigen, en de trouweloze
19089 Spre 21:18 | voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ~
19090 Spre 21:18 | rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ~
19091 Spre 21:22 | 22 De wijze beklimt de stad der
19092 Spre 21:22 | 22 De wijze beklimt de stad der geweldigen, en
19093 Spre 21:22 | der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens
19094 Spre 21:25 | 25 De begeerte des luiaards zal
19095 Spre 21:26 | begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven,
19096 Spre 21:29 | in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn
19097 Spre 21:31 | den dag des strijds; maar de overwinning is des HEEREN. ~ ~
19098 Spre 22:1 | 1 De naam is uitgelezener dan
19099 Spre 22:1 | uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en
19100 Spre 22:2 | armen ontmoeten elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt. ~
19101 Spre 22:3 | en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door,
19102 Spre 22:4 | loon der nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom,
19103 Spre 22:6 | 6 Leer den jongen de eerste beginselen naar den
19104 Spre 22:7 | 7 De rijke heerst over de armen;
19105 Spre 22:7 | De rijke heerst over de armen; en die ontleent,
19106 Spre 22:8 | zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid
19107 Spre 22:10 | weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden. ~
19108 Spre 22:11 | 11 Die de reinheid des harten liefheeft,
19109 Spre 22:11 | aangenaam zijn, diens vriend is de koning. ~
19110 Spre 22:12 | 12 De ogen des HEEREN bewaren
19111 Spre 22:12 | ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken
19112 Spre 22:12 | bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen zal
19113 Spre 22:13 | 13 De luiaard zegt: Er is een
19114 Spre 22:14 | 14 De mond der vreemde vrouwen
19115 Spre 22:14 | diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin
19116 Spre 22:15 | 15 De dwaasheid is in het hart
19117 Spre 22:15 | hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre
19118 Spre 22:17 | Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel
19119 Spre 22:21 | Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen
19120 Spre 22:21 | te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat
19121 Spre 22:21 | der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden
19122 Spre 22:22 | verbrijzel den ellendige niet in de poort. ~
19123 Spre 22:23 | 23 Want de HEERE zal hun twistzaak
19124 Spre 22:23 | dengenen, die hen beroven, de ziel roven. ~
19125 Spre 22:26 | niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen,
19126 Spre 22:28 | 28 Zet de oude palen niet terug, die
19127 Spre 23:10 | 10 Zet de oude palen niet terug; en
19128 Spre 23:10 | palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet; ~
19129 Spre 23:12 | Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de
19130 Spre 23:12 | de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap. ~
19131 Spre 23:13 | 13 Weer de tucht van den jongen niet;
19132 Spre 23:13 | jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij
19133 Spre 23:14 | 14 Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel
19134 Spre 23:14 | slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~
19135 Spre 23:17 | hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten
19136 Spre 23:17 | maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN. ~
19137 Spre 23:20 | 20 Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder
19138 Spre 23:20 | wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; ~
19139 Spre 23:21 | vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde
19140 Spre 23:23 | 23 Koop de waarheid, en verkoop ze
19141 Spre 23:24 | 24 De vader des rechtvaardigen
19142 Spre 23:28 | en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. ~
19143 Spre 23:28 | vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen. ~
19144 Spre 23:29 | zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ~
19145 Spre 23:34 | een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een,
19146 Spre 24:1 | Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet
19147 Spre 24:4 | En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met
19148 Spre 24:5 | man van wetenschap maakt de kracht vast. ~
19149 Spre 24:6 | den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers
19150 Spre 24:6 | veelheid der raadgevers is de overwinning. ~
19151 Spre 24:7 | dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. ~
19152 Spre 24:9 | 9 De gedachte der dwaasheid is
19153 Spre 24:12 | weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken?
19154 Spre 24:14 | 14 Zodanig is de kennis der wijsheid voor
19155 Spre 24:15 | Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen;
19156 Spre 24:16 | 16 Want de rechtvaardige zal zevenmaal
19157 Spre 24:16 | vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het
19158 Spre 24:18 | 18 Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad
19159 Spre 24:19 | Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig
19160 Spre 24:19 | boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen. ~
19161 Spre 24:20 | 20 Want de kwade zal geen beloning
19162 Spre 24:20 | zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal
19163 Spre 24:23 | Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in
19164 Spre 24:24 | rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien
19165 Spre 24:24 | zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn. ~
19166 Spre 24:25 | zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem
19167 Spre 24:26 | 26 Men zal de lippen kussen desgenen,
19168 Spre 25:1 | spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning
19169 Spre 25:2 | zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak
19170 Spre 25:3 | 3 Aan de hoogte des hemels, en aan
19171 Spre 25:3 | hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan
19172 Spre 25:6 | konings, en sta niet in de plaats der groten; ~
19173 Spre 25:13 | dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage
19174 Spre 25:22 | op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. ~
19175 Spre 25:23 | 23 De noordenwind verdrijft den
19176 Spre 25:23 | een vergramd aangezicht de verborgen tong. ~
19177 Spre 25:26 | 26 De rechtvaardige, wankelende
19178 Spre 25:27 | eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid
19179 Spre 25:27 | maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen
19180 Spre 26:1 | 1 Gelijk de sneeuw in den zomer, en
19181 Spre 26:1 | in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo
19182 Spre 26:1 | oogst, alzo past den zot de eer niet. ~
19183 Spre 26:2 | 2 Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk
19184 Spre 26:6 | 6 Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld,
19185 Spre 26:6 | boodschappen zendt door de hand van een zot. ~
19186 Spre 26:7 | 7 Hef de benen van den kreupele op;
19187 Spre 26:9 | Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo
19188 Spre 26:10 | 10 De groten doen een iegelijk
19189 Spre 26:10 | iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders. ~
19190 Spre 26:10 | huren de zotten, en huren de overtreders. ~
19191 Spre 26:11 | wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid. ~
19192 Spre 26:13 | 13 De luiaard zegt: Er is een
19193 Spre 26:13 | den weg, een leeuw is op de straten. ~
19194 Spre 26:14 | keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed. ~
19195 Spre 26:15 | 15 De luiaard verbergt zijn hand
19196 Spre 26:16 | 16 De luiaard is wijzer in zijn
19197 Spre 26:17 | 17 De voorbijgaande, die zich
19198 Spre 26:17 | gelijk die een hond bij de oren grijpt. ~
19199 Spre 26:21 | 21 De dove kool is om de vurige
19200 Spre 26:21 | De dove kool is om de vurige kool, en het hout
19201 Spre 26:22 | 22 De woorden des oorblazers zijn
19202 Spre 26:26 | is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden. ~
19203 Spre 27:1 | want gij weet niet, wat de dag zal baren. ~
19204 Spre 27:3 | het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is
19205 Spre 27:6 | 6 De wonden des liefhebbers zijn
19206 Spre 27:6 | liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn
19207 Spre 27:9 | verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend,
19208 Spre 27:12 | 12 De kloekzinnige ziet het kwaad,
19209 Spre 27:12 | kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door,
19210 Spre 27:16 | zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand,
19211 Spre 27:20 | 20 De hel en het verderf worden
19212 Spre 27:20 | niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. ~
19213 Spre 27:21 | 21 De smeltkroes is voor het zilver,
19214 Spre 27:21 | smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo
19215 Spre 27:23 | te kennen; zet uw hart op de kudden. ~
19216 Spre 27:24 | 24 Want de schat is niet tot in eeuwigheid;
19217 Spre 27:24 | tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht
19218 Spre 27:25 | gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden,
19219 Spre 27:25 | grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld
19220 Spre 27:26 | 26 De lammeren zullen zijn tot
19221 Spre 27:26 | zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds. ~
19222 Spre 27:26 | uw kleding, en de bokken de prijs des velds. ~
19223 Spre 28:1 | 1 De goddelozen vlieden, waar
19224 Spre 28:2 | 2 Om de overtreding des lands zijn
19225 Spre 28:3 | 3 Een arm man, die de geringen verdrukt, is een
19226 Spre 28:4 | 4 Die de wet verlaten, prijzen de
19227 Spre 28:4 | de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de
19228 Spre 28:4 | de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich
19229 Spre 28:5 | 5 De kwade lieden verstaan het
19230 Spre 28:6 | 6 De arme, wandelende in zijn
19231 Spre 28:7 | 7 Die de wet bewaart, is een verstandig
19232 Spre 28:9 | Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed
19233 Spre 28:10 | 10 Die de oprechten doet dwalen op
19234 Spre 28:10 | zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede
19235 Spre 28:11 | wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is,
19236 Spre 28:12 | 12 Als de rechtvaardigen opspringen
19237 Spre 28:12 | grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt
19238 Spre 28:12 | goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht. ~
19239 Spre 28:14 | 14 Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest;
19240 Spre 28:15 | 15 De goddeloze, heersende over
19241 Spre 28:16 | verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de
19242 Spre 28:16 | de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. ~
19243 Spre 28:21 | 21 De aangezichten te kennen,
19244 Spre 28:23 | vinden, meer dan die met de tong vleit. ~
19245 Spre 28:28 | 28 Als de goddelozen opkomen, verbergt
19246 Spre 28:28 | goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen,
19247 Spre 28:28 | omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen. ~ ~
19248 Spre 29:2 | 2 Als de rechtvaardigen groot worden,
19249 Spre 29:2 | zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht
19250 Spre 29:3 | 3 Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt
19251 Spre 29:6 | 6 In de overtreding eens bozen mans
19252 Spre 29:6 | mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en
19253 Spre 29:7 | 7 De rechtvaardige neemt kennis
19254 Spre 29:7 | rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar
19255 Spre 29:7 | rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap
19256 Spre 29:7 | maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet. ~
19257 Spre 29:8 | een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af. ~
19258 Spre 29:10 | lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel. ~
19259 Spre 29:11 | zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts. ~
19260 Spre 29:13 | 13 De arme en de bedrieger ontmoeten
19261 Spre 29:13 | 13 De arme en de bedrieger ontmoeten elkander;
19262 Spre 29:13 | bedrieger ontmoeten elkander; de HEERE verlicht hun beider
19263 Spre 29:14 | 14 Een koning, die de armen in trouw recht doet,
19264 Spre 29:15 | 15 De roede, en de bestraffing
19265 Spre 29:15 | 15 De roede, en de bestraffing geeft wijsheid;
19266 Spre 29:16 | 16 Als de goddelozen velen worden,
19267 Spre 29:16 | goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de
19268 Spre 29:16 | de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun
19269 Spre 29:18 | welgelukzalig is hij, die de wet bewaart. ~
19270 Spre 29:19 | Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd
19271 Spre 29:22 | toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig
19272 Spre 29:23 | 23 De hoogmoed des mensen zal
19273 Spre 29:23 | zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de
19274 Spre 29:23 | de nederige van geest zal de eer vasthouden. ~
19275 Spre 29:25 | 25 De siddering des mensen legt
19276 Spre 30:1 | 1 De woorden van Agur, den zoon
19277 Spre 30:1 | zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel,
19278 Spre 30:3 | geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen
19279 Spre 30:4 | vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden?
19280 Spre 30:4 | kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld?
19281 Spre 30:4 | is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij
19282 Spre 30:9 | verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd
19283 Spre 30:14 | baktanden messen zijn, om de ellendigen van de aarde
19284 Spre 30:14 | zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen
19285 Spre 30:14 | ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder
19286 Spre 30:14 | nooddruftigen van onder de mensen te verteren. ~
19287 Spre 30:15 | 15 De bloedzuiger heeft twee dochters:
19288 Spre 30:16 | 16 Het graf, de gesloten baarmoeder, de
19289 Spre 30:16 | de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet
19290 Spre 30:17 | dat den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder
19291 Spre 30:17 | moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken,
19292 Spre 30:19 | 19 De weg eens arends in den hemel;
19293 Spre 30:19 | eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen;
19294 Spre 30:19 | slang op een rotssteen; de weg van een schip in het
19295 Spre 30:19 | in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd. ~
19296 Spre 30:20 | 20 Alzo is de weg ener overspelige vrouw;
19297 Spre 30:21 | drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die
19298 Spre 30:24 | Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch
19299 Spre 30:25 | 25 De mieren zijn een onsterk
19300 Spre 30:25 | evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs. ~
19301 Spre 30:26 | 26 De konijnen zijn een machteloos
19302 Spre 30:27 | 27 De sprinkhanen hebben geen
19303 Spre 30:28 | 28 De spinnekop grijpt met de
19304 Spre 30:28 | De spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen
19305 Spre 30:28 | met de handen, en is in de paleizen der koningen. ~
19306 Spre 30:30 | 30 De oude leeuw geweldig onder
19307 Spre 30:30 | oude leeuw geweldig onder de gedierten, die voor niemand
19308 Spre 30:32 | gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond! ~
19309 Spre 30:33 | 33 Want de drukking der melk brengt
19310 Spre 30:33 | melk brengt boter voort, en de drukking van den neus brengt
19311 Spre 30:33 | neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt
19312 Spre 31:1 | 1 De woorden van de koning Lemuel;
19313 Spre 31:1 | 1 De woorden van de koning Lemuel; de last,
19314 Spre 31:1 | woorden van de koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder
19315 Spre 31:3 | 3 Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet,
19316 Spre 31:5 | het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten
19317 Spre 31:8 | mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die
19318 Spre 31:10 | haar waardij is verre boven de robijnen. ~
19319 Spre 31:12 | hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens. ~
19320 Spre 31:14 | 14 He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij
19321 Spre 31:16 | akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant
19322 Spre 31:19 | steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen
19323 Spre 31:21 | voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse
19324 Spre 31:23 | Nun. Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met
19325 Spre 31:23 | poorten, als hij zit met de oudsten des lands. ~
19326 Spre 31:27 | Tsade. Zij beschouwt de gangen van haar huis; en
19327 Spre 31:30 | 30 Schin. De bevalligheid is bedrog,
19328 Spre 31:30 | bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; maar
19329 Spre 31:31 | Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en
19330 Spre 31:31 | haar werken haar prijzen in de poorten. ~
19331 Pred 1:1 | 1 De woorden van den prediker,
19332 Pred 1:2 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der
19333 Pred 1:3 | Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid,
19334 Pred 1:3 | dien hij arbeidt onder de zon? ~
19335 Pred 1:4 | andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. ~
19336 Pred 1:5 | 5 Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder,
19337 Pred 1:5 | Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt
19338 Pred 1:6 | gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande,
19339 Pred 1:6 | gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn
19340 Pred 1:7 | 7 Al de beken gaan in de zee, nochtans
19341 Pred 1:7 | Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee
19342 Pred 1:7 | in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats,
19343 Pred 1:7 | wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan,
19344 Pred 1:7 | vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts
19345 Pred 1:9 | er niets nieuws is onder de zon. ~
19346 Pred 1:10 | Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest
19347 Pred 1:11 | is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van
19348 Pred 1:11 | voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn
19349 Pred 1:14 | 14 Ik zag al de werken aan, die onder de
19350 Pred 1:14 | de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet,
19351 Pred 2:2 | Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze? ~
19352 Pred 2:3 | hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden,
19353 Pred 2:11 | was geen voordeel onder de zon. ~
19354 Pred 2:13 | 13 Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft
19355 Pred 2:13 | uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht
19356 Pred 2:13 | uitnemendheid heeft boven de duisternis. ~
19357 Pred 2:14 | 14 De ogen des wijzen zijn in
19358 Pred 2:14 | zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis.
19359 Pred 2:14 | maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte
19360 Pred 2:16 | aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal
19361 Pred 2:16 | wordt; en hoe sterft de wijze met den zot? ~
19362 Pred 2:17 | dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het
19363 Pred 2:18 | dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten
19364 Pred 2:19 | wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. ~
19365 Pred 2:20 | dien ik bearbeid heb onder de zon. ~
19366 Pred 2:22 | van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten,
19367 Pred 2:22 | hij is bearbeidende onder de zon? ~
19368 Pred 2:24 | ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. ~
19369 Pred 3:10 | 10 Ik heb gezien de bezigheid, die God den kinderen
19370 Pred 3:11 | zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd,
19371 Pred 3:16 | heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts,
19372 Pred 3:17 | oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen,
19373 Pred 3:18 | Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen,
19374 Pred 3:18 | zullen zien, dat zij als de beesten zijn aan zichzelven. ~
19375 Pred 3:19 | hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen
19376 Pred 3:19 | uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen
19377 Pred 3:21 | 21 Wie merkt, dat de adem van de kinderen der
19378 Pred 3:21 | Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart
19379 Pred 3:21 | mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts
19380 Pred 3:21 | beesten nederwaarts vaart in de aarde? ~
19381 Pred 3:22 | niets beters is, dan dat de mens zich verblijde in zijn
19382 Pred 4:1 | wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen, die onder
19383 Pred 4:1 | onderdrukkingen, die onder de zon geschieden; en ziet,
19384 Pred 4:1 | geschieden; en ziet, er waren de tranen der verdrukten, en
19385 Pred 4:1 | trooster hadden; en aan de zijde hunner verdrukkers
19386 Pred 4:2 | 2 Dies prees ik de doden, die alrede gestorven
19387 Pred 4:2 | alrede gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe
19388 Pred 4:3 | het boze werk, dat onder de zon geschiedt. ~
19389 Pred 4:5 | 5 De zot vouwt zijn handen samen,
19390 Pred 4:6 | rust is beter, dan beide de vuisten vol met arbeid en
19391 Pred 4:7 | zag een ijdelheid onder de zon; ~
19392 Pred 4:10 | Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel
19393 Pred 4:12 | overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan;
19394 Pred 4:15 | 15 Ik zag al de levenden wandelen onder
19395 Pred 4:15 | levenden wandelen onder de zon, met de jongeling, den
19396 Pred 4:15 | wandelen onder de zon, met de jongeling, den tweede, die
19397 Pred 4:16 | die voor hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich
19398 Pred 5:1 | den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw
19399 Pred 5:2 | 2 Want gelijk de droom komt door veel bezigheid,
19400 Pred 5:2 | door veel bezigheid, alzo de stem des zots door de veelheid
19401 Pred 5:2 | alzo de stem des zots door de veelheid der woorden. ~
19402 Pred 5:6 | 6 Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden
19403 Pred 5:7 | 7 Indien gij de onderdrukking des armen,
19404 Pred 5:7 | onderdrukking des armen, en de beroving des gerichts en
19405 Pred 5:7 | want die hoger is dan de hoge, neemt er acht op;
19406 Pred 5:8 | aardrijks is voor allen: de koning zelfs wordt van het
19407 Pred 5:10 | wat nuttigheid hebben dan de bezitters daarvan, dan het
19408 Pred 5:11 | 11 De slaap des arbeiders is zoet,
19409 Pred 5:11 | weinig of veel gegeten; maar de zatheid des rijken laat
19410 Pred 5:12 | aanbrengt, hetwelk ik zag onder de zon: rijkdom van zijn bezitters
19411 Pred 5:13 | 13 Of de rijkdom zelf vergaat door
19412 Pred 5:17 | hij bearbeid heeft onder de zon, gedurende het getal
19413 Pred 5:18 | heeft, en Hij geeft hem de macht, om daarvan te eten,
19414 Pred 5:19 | zal niet veel gedenken aan de dagen zijns levens, dewijl
19415 Pred 5:19 | hem God hem verhoort in de blijdschap zijns harten. ~ ~
19416 Pred 6:1 | dat ik gezien heb onder de zon, en het is veel onder
19417 Pred 6:1 | zon, en het is veel onder de mensen: ~
19418 Pred 6:2 | begeert; en God geeft hem de macht niet, om daarvan
19419 Pred 6:3 | vele jaren leefde, zodat de dagen zijner jaren veel
19420 Pred 6:5 | 5 Ook heeft zij de zon niet gezien, noch bekend;
19421 Pred 6:7 | 7 Al de arbeid des mensen is voor
19422 Pred 6:7 | mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid niet vervuld. ~
19423 Pred 6:8 | 8 Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat
19424 Pred 6:8 | heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme meer,
19425 Pred 6:8 | meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, die voor de levenden
19426 Pred 6:8 | heeft de arme meer, die voor de levenden weet te wandelen? ~
19427 Pred 6:11 | er zijn veel dingen, die de ijdelheid vermeerderen;
19428 Pred 6:11 | vermeerderen; wat heeft de mens te meer daarvan? ~
19429 Pred 6:12 | wat na hem wezen zal onder de zon? ~ ~
19430 Pred 7:1 | naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag
19431 Pred 7:1 | en de dag des doods, dan de dag dat iemand geboren wordt. ~
19432 Pred 7:2 | het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn
19433 Pred 7:3 | dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts
19434 Pred 7:7 | 7 Voorwaar, de onderdrukking zou wel een
19435 Pred 7:8 | is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan
19436 Pred 7:8 | lankmoedige is beter dan de hoogmoedige. ~
19437 Pred 7:9 | geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem
19438 Pred 7:10 | Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest
19439 Pred 7:11 | 11 De wijsheid is goed met een
19440 Pred 7:11 | erfdeel; en degenen, die de zon aanschouwen, hebben
19441 Pred 7:12 | 12 Want de wijsheid is tot een schaduw,
19442 Pred 7:12 | is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap
19443 Pred 7:12 | uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters
19444 Pred 7:14 | den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden
19445 Pred 7:15 | Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid;
19446 Pred 7:19 | 19 De wijsheid versterkt den wijze
19447 Pred 7:25 | sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid,
19448 Pred 7:25 | goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden. ~
19449 Pred 7:26 | een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker
19450 Pred 7:26 | ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen
19451 Pred 7:27 | dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij het
19452 Pred 7:27 | het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden; ~
19453 Pred 8:1 | 1 Wie is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging
19454 Pred 8:1 | gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? De
19455 Pred 8:1 | de uitlegging der dingen? De wijsheid der mensen verlicht
19456 Pred 8:1 | verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts
19457 Pred 8:2 | Ik zeg: Neem acht op de mond des konings; doch naar
19458 Pred 8:2 | mond des konings; doch naar de gelegenheid van den eed
19459 Pred 8:8 | dezen strijd; ook zal de goddeloosheid haar meesters
19460 Pred 8:9 | tot alle werk, dat onder de zon geschiedt: er is een
19461 Pred 8:9 | geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den anderen
19462 Pred 8:10 | Alzo heb ik ook gezien de goddelozen, die begraven
19463 Pred 8:10 | degenen, die kwamen, en uit de plaats des Heiligen gingen,
19464 Pred 8:11 | haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom
19465 Pred 8:11 | daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen
19466 Pred 8:12 | maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet
19467 Pred 8:13 | niet welgaan, en hij zal de dagen niet verlengen; hij
19468 Pred 8:15 | 15 Daarom prees ik de blijdschap, dewijl de mens
19469 Pred 8:15 | ik de blijdschap, dewijl de mens niets beters heeft
19470 Pred 8:15 | niets beters heeft onder de zon, dan te eten, en te
19471 Pred 8:15 | aankleven van zijn arbeid, de dagen zijns levens,
19472 Pred 8:15 | die hem God geeft onder de zon. ~
19473 Pred 8:16 | weten, en om aan te zien de bezigheid, die op de aarde
19474 Pred 8:16 | zien de bezigheid, die op de aarde geschiedt, dat men
19475 Pred 8:17 | zag ik alle werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden,
19476 Pred 8:17 | uitvinden, het werk, dat onder de zon geschiedt, om hetwelk
19477 Pred 9:1 | klaarlijk mocht verstaan, dat de rechtvaardigen, en de wijzen,
19478 Pred 9:1 | dat de rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in
19479 Pred 9:1 | wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn; ook liefde,
19480 Pred 9:1 | liefde, ook haat, weet de mens niet uit al hetgeen
19481 Pred 9:3 | kwaad onder alles, wat onder de zon geschiedt, dat enerlei
19482 Pred 9:3 | en daarna moeten zij naar de doden toe. ~
19483 Pred 9:5 | 5 Want de levenden weten, dat zij
19484 Pred 9:5 | zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al;
19485 Pred 9:6 | eeuw in alles, wat onder de zon geschiedt. ~
19486 Pred 9:9 | Geniet het leven met de vrouw, die gij liefhebt,
19487 Pred 9:9 | vrouw, die gij liefhebt, al de dagen uws ijdelen levens,
19488 Pred 9:9 | God u gegeven heeft onder de zon, al uw ijdele dagen;
19489 Pred 9:9 | dien gij arbeidt onder de zon. ~
19490 Pred 9:11 | keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is
19491 Pred 9:11 | en zag onder de zon, dat de loop niet is der snellen,
19492 Pred 9:11 | niet is der snellen, noch de strijd der helden, noch
19493 Pred 9:11 | strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook
19494 Pred 9:11 | spijs der wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen,
19495 Pred 9:11 | der verstandigen, noch ook de gunst der welwetenden,
19496 Pred 9:12 | 12 Dat ook de mens zijn tijd niet weet,
19497 Pred 9:12 | zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden
19498 Pred 9:12 | het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen worden
19499 Pred 9:12 | gelijk die, alzo worden de kinderen der mensen
19500 Pred 9:13 | 13 Ook heb ik onder de zon deze wijsheid gezien,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |