Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
22501 Jer 34:4 | koning van Juda! zo zegt de HEERE van u: Gij zult door 22502 Jer 34:5 | sterven in vrede, en naar de brandingen van uw vaderen, 22503 Jer 34:5 | brandingen van uw vaderen, de vorige koningen, die voor 22504 Jer 34:5 | woord gesproken, spreekt de HEERE. ~ 22505 Jer 34:6 | 6      En de profeet Jeremia sprak al 22506 Jer 34:7 | tegen Jeruzalem, en tegen al de overgeblevene steden van 22507 Jer 34:7 | overgebleven onder de steden van Juda. ~ 22508 Jer 34:8 | is van den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond 22509 Jer 34:10 | 10      Nu hoorden al de vorsten en al het volk, 22510 Jer 34:11 | daarna wederom, en deden de knechten en maagden wederkomen, 22511 Jer 34:13 | 13      Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik 22512 Jer 34:13 | 13      Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een 22513 Jer 34:17 | 17      Daarom zegt de HEERE alzo: Gijlieden hebt 22514 Jer 34:17 | tegen ulieden, spreekt de HEERE, een vrijheid ten 22515 Jer 34:18 | 18      En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn 22516 Jer 34:18 | die niet bevestigd hebben de woorden des verbonds, dat 22517 Jer 34:19 | 19      De vorsten van Juda, en de 22518 Jer 34:19 | De vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, de 22519 Jer 34:19 | de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen, en de priesteren, 22520 Jer 34:19 | Jeruzalem, de kamerlingen, en de priesteren, en al het volk 22521 Jer 34:19 | volk des lands, die door de stukken des kalfs zijn doorgegaan. ~ 22522 Jer 34:20 | Ik zal hen overgeven in de hand hunner vijanden, en 22523 Jer 34:20 | hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel 22524 Jer 34:21 | vorsten, zal Ik overgeven in de hand hunner vijanden, en 22525 Jer 34:21 | hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel 22526 Jer 34:21 | ziel zoeken, te weten, in de hand van het heir      des 22527 Jer 34:22 | zal bevel geven, spreekt de HEERE, en zal hen weder 22528 Jer 34:22 | verbranden; en      Ik zal de steden van Juda stellen 22529 Jer 35:1 | geschied is van den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon 22530 Jer 35:4 | hen in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, 22531 Jer 35:4 | den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die 22532 Jer 35:4 | oversten, die daar is boven de kamer      van Maaseja, 22533 Jer 35:6 | wijn drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, 22534 Jer 35:11 | geschied, als Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit 22535 Jer 35:13 | 13      Zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22536 Jer 35:13 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en 22537 Jer 35:13 | Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de 22538 Jer 35:13 | de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: 22539 Jer 35:13 | naar Mijn woorden? spreekt de HEERE. ~ 22540 Jer 35:14 | 14      De woorden van Jonadab, den 22541 Jer 35:15 | gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde 22542 Jer 35:16 | 16      Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den 22543 Jer 35:17 | 17      Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, 22544 Jer 35:17 | Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de 22545 Jer 35:17 | de God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal 22546 Jer 35:18 | Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22547 Jer 35:18 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden 22548 Jer 35:19 | 19      Daarom alzo zegt de HEERE der heirscharen, de 22549 Jer 35:19 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab, 22550 Jer 35:19 | Mijn aangezicht sta, al de      dagen. ~  ~ 22551 Jer 36:2 | boeks, en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken 22552 Jer 36:2 | en over Juda, en over al de volken, van den dag aan, 22553 Jer 36:2 | gesproken      heb, van de dagen van Josia aan, tot 22554 Jer 36:6 | ga gij henen, en lees in de rol, in dewelke gij uit 22555 Jer 36:6 | mijn mond geschreven hebt, de woorden des HEEREN, voor 22556 Jer 36:6 | woorden des HEEREN, voor de oren des volks, in des HEEREN 22557 Jer 36:6 | gij zult ze ook lezen voor de oren van gans Juda, die 22558 Jer 36:7 | bozen weg; want groot is de toorn en de      grimmigheid, 22559 Jer 36:7 | want groot is de toorn en de      grimmigheid, die de 22560 Jer 36:7 | de      grimmigheid, die de HEERE tegen dit volk heeft 22561 Jer 36:8 | 8      En Baruch, de zoon van Nerija, deed naar 22562 Jer 36:8 | deed naar alles, wat hem de profeet Jeremia geboden 22563 Jer 36:8 | had, lezende in dat boek de woorden des HEEREN, in het 22564 Jer 36:9 | den koning van Juda, in de negende maand, dat zij een 22565 Jer 36:9 | mitsgaders allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem 22566 Jer 36:10 | Zo las Baruch in dat boek de woorden van Jeremia in des 22567 Jer 36:10 | Jeremia in des HEEREN huis, in de kamer van Gemarja, den zoon 22568 Jer 36:10 | het bovenste voorhof, aan de deur der      nieuwe poort 22569 Jer 36:10 | het huis des HEEREN, voor de oren des gansen volks. ~ 22570 Jer 36:11 | 11      Als nu Michaja, de zoon van Gemarja, den zoon 22571 Jer 36:11 | den zoon van Safan, al de woorden des HEEREN uit dat 22572 Jer 36:12 | ten huize des konings in de kamer des schrijvers; en 22573 Jer 36:12 | en ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama, de schrijver, 22574 Jer 36:12 | al de vorsten: Elisama, de schrijver, en Delaja, de 22575 Jer 36:12 | de schrijver, en Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, 22576 Jer 36:12 | van Semaja, en Elnathan, de zoon      van Achbor, en 22577 Jer 36:12 | van Achbor, en Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, 22578 Jer 36:12 | zoon van Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, en al 22579 Jer 36:12 | zoon van Hananja, en al de vorsten. ~ 22580 Jer 36:13 | Michaja maakte hun bekend al de woorden, die hij gehoord 22581 Jer 36:13 | Baruch uit dat boek las voor de oren des volks. ~ 22582 Jer 36:14 | 14      Toen zonden al de vorsten Jehudi, den zoon 22583 Jer 36:14 | tot Baruch, om te zeggen: De rol, waarin gij voor de 22584 Jer 36:14 | De rol, waarin gij voor de oren des volks      gelezen 22585 Jer 36:14 | en kom. Alzo nam Baruch, de zoon van Nerija, de rol 22586 Jer 36:14 | Baruch, de zoon van Nerija, de rol in zijn hand, en kwam 22587 Jer 36:16 | het geschiedde, als zij al de woorden hoorden, dat zij 22588 Jer 36:16 | hoorden, dat zij verschrikten, de een tegen den ander; en 22589 Jer 36:19 | 19      Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, 22590 Jer 36:20 | koning in het voorhof; maar de rol legden zij weg in de 22591 Jer 36:20 | de rol legden zij weg in de kamer van Elisama, den schrijver; 22592 Jer 36:20 | verklaarden al die woorden voor de oren des konings. ~ 22593 Jer 36:21 | 21      Toen zond de koning Jehudi, om de rol 22594 Jer 36:21 | zond de koning Jehudi, om de rol te halen; en hij haalde 22595 Jer 36:21 | halen; en hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; 22596 Jer 36:21 | schrijver; en Jehudi las ze voor de oren des konings, en voor 22597 Jer 36:21 | oren des konings, en voor de oren van al de      vorsten, 22598 Jer 36:21 | en voor de oren van al de      vorsten, die omtrent 22599 Jer 36:22 | 22      (De koning nu zat in het winterhuis 22600 Jer 36:22 | zat in het winterhuis in de negende maand; en er was 22601 Jer 36:23 | op den haard was, totdat de ganse rol verteerd      22602 Jer 36:24 | scheurden hun klederen niet, de koning noch al zijn knechten, 22603 Jer 36:25 | daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou verbranden; 22604 Jer 36:26 | 26      Daartoe gebood de koning aan Jerahmeel, den 22605 Jer 36:26 | Jeremia te vangen. Maar de HEERE had hen verborgen. ~ 22606 Jer 36:27 | woord tot Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, 22607 Jer 36:27 | Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch 22608 Jer 36:27 | nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven 22609 Jer 36:28 | rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest 22610 Jer 36:28 | woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die Jojakim, 22611 Jer 36:28 | eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand 22612 Jer 36:29 | zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol 22613 Jer 36:29 | daarop geschreven, zeggende: De koning van      Babel zal 22614 Jer 36:30 | 30      Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, 22615 Jer 36:30 | weggeworpen zijn, des daags in de hitte,      en des nachts 22616 Jer 36:30 | hitte,      en des nachts in de vorst. ~ 22617 Jer 36:31 | Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, 22618 Jer 36:31 | inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van      Juda, al 22619 Jer 36:32 | den mond van Jeremia, al de woorden des boeks, dat Jojakim,      22620 Jer 36:32 | boeks, dat Jojakim,      de koning van Juda, met vuur 22621 Jer 37:1 | welken Zedekia Nebukadrezar, de koning van Babel, koning 22622 Jer 37:2 | het volk des lands, naar de woorden des HEEREN, die 22623 Jer 37:3 | 3      Nochtans zond de koning Zedekia Juchal, den 22624 Jer 37:5 | uit Egypte uitgetogen; en de Chaldeen, die Jeruzalem 22625 Jer 37:7 | 7      Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo 22626 Jer 37:7 | 7      Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo zult gijlieden 22627 Jer 37:8 | 8      En de Chaldeen zullen wederkeren, 22628 Jer 37:9 | 9      Zo zegt de HEERE: Bedriegt uw zielen 22629 Jer 37:9 | uw zielen niet, zeggende: De Chaldeen zullen zekerlijk 22630 Jer 37:13 | 13      Als hij in de poort van Benjamin was, 22631 Jer 37:13 | Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam 22632 Jer 37:13 | wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon 22633 Jer 37:13 | zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen vallen! ~ 22634 Jer 37:14 | is vals, ik wil niet tot de Chaldeen vallen. Doch hij 22635 Jer 37:14 | Jeremia aan, en bracht hem tot de vorsten. ~ 22636 Jer 37:15 | 15      En de vorsten werden zeer toornig 22637 Jer 37:16 | 16      Als Jeremia in de plaats des kuils, en in 22638 Jer 37:16 | plaats des kuils, en in de kotjes gekomen was, en Jeremia 22639 Jer 37:17 | 17      Zo zond de koning Zedekia henen, en 22640 Jer 37:17 | henen, en liet hem halen; en de koning vraagde hem in zijn 22641 Jer 37:17 | en hij zeide: Gij zult in de hand des konings van Babel 22642 Jer 37:19 | geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet 22643 Jer 37:21 | 21      Toen gaf de koning Zedekia bevel; en 22644 Jer 37:21 | daags een bol broods uit de Bakkerstraat, totdat al 22645 Jer 37:21 | totdat al het brood van      de stad op was. Alzo bleef 22646 Jer 38:1 | 1      Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, 22647 Jer 38:1 | van Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, 22648 Jer 38:1 | zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, 22649 Jer 38:1 | van Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden 22650 Jer 38:1 | Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden, die Jeremia 22651 Jer 38:2 | 2      Zo zegt de HEERE: Wie in deze stad 22652 Jer 38:2 | door den honger of door de pestilentie sterven; maar 22653 Jer 38:2 | pestilentie sterven; maar wie tot de Chaldeen uitgaat, die zal 22654 Jer 38:3 | 3      Zo zegt de HEERE: Deze stad zal zekerlijk 22655 Jer 38:3 | zekerlijk gegeven worden in de hand van het heir des konings 22656 Jer 38:4 | 4      Zo zeiden de vorsten tot den koning: 22657 Jer 38:4 | worden; want aldus maakt hij de handen der krijgslieden, 22658 Jer 38:4 | stad zijn overgebleven, en de handen      des gansen volks 22659 Jer 38:5 | 5      En de koning Zedekia zeide: Ziet, 22660 Jer 38:5 | hij is in uw hand; want de koning zou geen ding tegen 22661 Jer 38:7 | Als nu Ebed-melech, de Moorman, een der kamerlingen, 22662 Jer 38:7 | den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de poort 22663 Jer 38:7 | hadden (de koning nu zat in de poort van      Benjamin); ~ 22664 Jer 38:9 | dewijl geen brood meer in de stad is. ~ 22665 Jer 38:10 | 10      Toen gebood de koning den Moorman Ebed-melech, 22666 Jer 38:11 | Alzo nam Ebed-melech de mannen onder zijn hand, 22667 Jer 38:11 | des konings huis tot onder de schatkamer, en nam van daar 22668 Jer 38:12 | 12      En Ebed-melech, de Moorman, zeide tot Jeremia: 22669 Jer 38:12 | en versleten lompen onder de oksels uwer armen, van onder 22670 Jer 38:12 | uwer armen, van onder aan de zelen. En Jeremia deed      22671 Jer 38:13 | zij trokken Jeremia bij de zelen, en haalden hem op 22672 Jer 38:13 | zelen, en haalden hem op uit de kuil; en Jeremia bleef in 22673 Jer 38:14 | 14      Toen zond de koning Zedekia henen, en 22674 Jer 38:14 | des HEEREN huis was; en de koning zeide tot Jeremia: 22675 Jer 38:16 | 16      Toen zwoer de koning Zedekia aan Jeremia 22676 Jer 38:16 | zeggende: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die ons deze 22677 Jer 38:16 | u zal overgeven in de hand dezer mannen, die uw 22678 Jer 38:17 | zeide tot Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, 22679 Jer 38:17 | Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de 22680 Jer 38:17 | de God der heirscharen, de God Israels: Indien gij 22681 Jer 38:17 | Indien gij gewilliglijk tot de vorsten des koning van Babel 22682 Jer 38:18 | Maar indien gij tot de vorsten des konings van 22683 Jer 38:18 | deze stad gegeven worden in de hand der Chaldeen, en zij 22684 Jer 38:19 | 19      En de koning Zedekia zeide tot 22685 Jer 38:19 | Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen 22686 Jer 38:19 | bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, 22687 Jer 38:20 | wees toch gehoorzaam aan de stem des HEEREN, naar dewelke 22688 Jer 38:21 | zo is dit het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien; ~ 22689 Jer 38:22 | 22      Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis 22690 Jer 38:22 | zullen uitgevoerd worden tot de vorsten des konings van 22691 Jer 38:23 | vrouwen en al uw zonen tot de Chaldeen uitvoeren; ook 22692 Jer 38:23 | ontkomen; maar gij zult door de hand des konings van Babel 22693 Jer 38:25 | 25      En als de vorsten zullen horen, dat 22694 Jer 38:25 | niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken? ~ 22695 Jer 38:27 | 27      Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, 22696 Jer 38:27 | naar al deze woorden, die de koning geboden had; en zij 22697 Jer 38:27 | lieten van hem af, omdat de zaak niet      was gehoord. ~ 22698 Jer 39:1 | Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, kwam Nebukadrezar, 22699 Jer 39:1 | maand, kwam Nebukadrezar, de koning van Babel, en al 22700 Jer 39:2 | elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden 22701 Jer 39:2 | negenden der maand, werd de stad doorgebroken. ~ 22702 Jer 39:3 | henen in, en hielden bij de middelste poort; namelijk 22703 Jer 39:3 | Nergal-Sarezer      Rab-Mag, en al de overige vorsten des konings 22704 Jer 39:4 | geschiedde, als Zedekia, de koning van Juda, en al de 22705 Jer 39:4 | de koning van Juda, en al de krijgslieden hen zagen, 22706 Jer 39:4 | en togen bij nacht uit de stad, door den weg van des 22707 Jer 39:4 | van des konings hof, door de      poort tussen de twee 22708 Jer 39:4 | door de      poort tussen de twee muren; en hij toog 22709 Jer 39:5 | achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van Jericho, 22710 Jer 39:6 | 6      En de koning van Babel slachtte 22711 Jer 39:6 | koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia te Ribla 22712 Jer 39:6 | zijn ogen; ook slachtte de koning van Babel alle edelen 22713 Jer 39:7 | 7      En hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond 22714 Jer 39:8 | 8      En de Chaldeen verbrandden het 22715 Jer 39:8 | het huis des konings en de huizen des volks met vuur; 22716 Jer 39:8 | met vuur; en zij braken de muren van Jeruzalem af. ~ 22717 Jer 39:9 | overige nu des volks, die in de stad waren overgebleven, 22718 Jer 39:9 | stad waren overgebleven, en de afvalligen, die tot hem 22719 Jer 39:9 | voerde      Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk 22720 Jer 39:10 | hadden, liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen 22721 Jer 39:11 | Jeremia had Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel 22722 Jer 39:11 | Babel, bevel gegeven in de hand van Nebuzaradan, den 22723 Jer 39:13 | Zo zond Nebuzaradan, de overste der trawanten, mitsgaders 22724 Jer 39:13 | Nergal-Sarezer Rab-Mag, en al de oversten des konings van 22725 Jer 39:16 | Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22726 Jer 39:16 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal 22727 Jer 39:17 | dien dage redden, spreekt de HEERE; en gij zult niet 22728 Jer 39:17 | niet overgegeven worden in de hand der mannen, voor welker 22729 Jer 39:18 | vertrouwd hebt, spreekt de HEERE. ~  ~ 22730 Jer 40:1 | Jeremia, nadat Nebuzaradan, de overste der trawanten, hem 22731 Jer 40:2 | 2      Want de overste der trawanten liet 22732 Jer 40:2 | halen, en zeide tot hem: De HEERE, uw God, heeft dit 22733 Jer 40:3 | 3      En de HEERE heeft het doen komen, 22734 Jer 40:4 | heb u heden losgemaakt van de ketenen, die aan uw hand 22735 Jer 40:5 | den zoon van Safan, dien de koning van Babel over de 22736 Jer 40:5 | de koning van Babel over de steden van Juda gesteld 22737 Jer 40:5 | te gaan, ga er henen. En de overste der trawanten gaf 22738 Jer 40:7 | hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, 22739 Jer 40:7 | aan hem bevolen had de mannen, en de vrouwen, en 22740 Jer 40:7 | bevolen had de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, 22741 Jer 40:7 | mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten 22742 Jer 40:7 | en de kinderkens, en van de armsten des lands, van degenen, 22743 Jer 40:8 | Mizpa, namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan 22744 Jer 40:8 | en Johanan en Jonathan, de zonen van Kareah, en Seraja, 22745 Jer 40:8 | zonen van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, en de 22746 Jer 40:8 | de zoon van Tanhumeth, en de zonen      van Efai, den 22747 Jer 40:8 | Netofathiet, en Jezanja, de zoon eens Maachathiets, 22748 Jer 40:9 | 9      En Gedalia, de zoon van Ahikam, den zoon 22749 Jer 40:9 | zeggende: Vreest niet van de Chaldeen te dienen; blijft 22750 Jer 40:11 | 11      Als ook al de Joden, die in Moab, en onder 22751 Jer 40:11 | Joden, die in Moab, en onder de kinderen Ammons, en in Edom, 22752 Jer 40:11 | landen waren, hoorden, dat de koning van Babel in Juda 22753 Jer 40:12 | 12      Zo keerden al de Joden weder uit al de plaatsen, 22754 Jer 40:12 | al de Joden weder uit al de plaatsen, waarhenen zij 22755 Jer 40:13 | 13      Doch Johanan, de zoon van Kareah, en alle 22756 Jer 40:14 | Weet gij wel, dat Baalis, de koning der kinderen Ammons, 22757 Jer 40:14 | te slaan? Maar Gedalia, de      zoon van Ahikam, geloofde 22758 Jer 40:15 | 15      Johanan nochtans, de zoon van Kareah, sprak tot 22759 Jer 40:16 | 16      Maar Gedalia, de zoon van Ahikam, zeide tot 22760 Jer 41:1 | Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, 22761 Jer 41:1 | zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon 22762 Jer 41:1 | van koninklijken zade, en de oversten des konings, te 22763 Jer 41:2 | 2      En Ismael, de zoon van Nethanja, maakte 22764 Jer 41:2 | maakte zich op, mitsgaders de tien mannen, die met hem 22765 Jer 41:2 | alzo doodde hij hem, dien de koning van Babel over het 22766 Jer 41:3 | Ook sloeg Ismael al de Joden, die met hem, namelijk 22767 Jer 41:3 | Gedalia, te Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, 22768 Jer 41:3 | Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, die aldaar 22769 Jer 41:5 | den baard afgeschoren, en de klederen gescheurd, en zichzelven 22770 Jer 41:6 | 6      En Ismael, de zoon van Nethanja, ging 22771 Jer 41:7 | gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, 22772 Jer 41:7 | midden des kuils, hij en de mannen, die      met hem 22773 Jer 41:9 | 9      De kuil nu, waarin Ismael al 22774 Jer 41:9 | kuil nu, waarin Ismael al de dode lichamen der mannen, 22775 Jer 41:9 | der mannen, die hij aan de zijde van Gedalia geslagen 22776 Jer 41:9 | henenwierp, is dezelfde, dien de koning Asa maakte vanwege 22777 Jer 41:9 | Israels; dezen vulde Ismael, de zoon van Nethanja, met de 22778 Jer 41:9 | de zoon van Nethanja, met de verslagenen. ~ 22779 Jer 41:10 | overgelaten, die      Nebuzaradan, de overste der trawanten, aan 22780 Jer 41:10 | om      over te gaan tot de kinderen Ammons. ~ 22781 Jer 41:11 | 11      Toen nu Johanan, de zoon van Kareah, en al de 22782 Jer 41:11 | de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, die 22783 Jer 41:11 | kwaad hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja, gedaan 22784 Jer 41:12 | 12      Zo namen zij al de mannen, en togen henen, 22785 Jer 41:13 | den zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, die 22786 Jer 41:15 | 15      Doch Ismael, de zoon van Nethanja, ontkwam 22787 Jer 41:15 | mannen, en hij toog tot de kinderen Ammons. ~ 22788 Jer 41:16 | 16      Toen nam Johanan, de zoon van Kareah, mitsgaders 22789 Jer 41:16 | van Kareah, mitsgaders al de oversten der heiren, die 22790 Jer 41:16 | geslagen had) te weten de mannen, die krijgslieden 22791 Jer 41:16 | die krijgslieden waren, en de vrouwen, en kinderkens, 22792 Jer 41:18 | aangezicht, omdat Ismael, de zoon van Nethanja, Gedalia, 22793 Jer 41:18 | Ahikam, geslagen had, dien de      koning van Babel over 22794 Jer 42:1 | oversten der heiren, Johanan, de zoon van Kareah, en Jezanja, 22795 Jer 42:1 | van Kareah, en Jezanja, de zoon van Hosaja, en al het 22796 Jer 42:3 | 3      Dat ons de HEERE, uw God, bekend make 22797 Jer 42:3 | dien wij zullen ingaan, en de zaak, die wij zullen doen. ~ 22798 Jer 42:4 | 4      En de profeet Jeremia zeide tot 22799 Jer 42:4 | geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u      zal antwoorden, 22800 Jer 42:5 | zeiden zij tot Jeremia: De HEERE zij tussen ons tot 22801 Jer 42:5 | alle woord, met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal 22802 Jer 42:9 | hij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot 22803 Jer 42:9 | tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot Welken 22804 Jer 42:11 | vreest niet voor hem, spreekt de HEERE; want Ik zal met u 22805 Jer 42:15 | overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22806 Jer 42:15 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij 22807 Jer 42:16 | Egypteland zal achterhalen; en de honger, waar gij voor zorgt, 22808 Jer 42:17 | 17      Zo zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten 22809 Jer 42:17 | den honger en      door de pestilentie; en zij zullen 22810 Jer 42:18 | 18      Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22811 Jer 42:18 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Gelijk als 22812 Jer 42:18 | grimmigheid is uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, 22813 Jer 42:19 | 19      De HEERE heeft tegen ulieden 22814 Jer 42:20 | God, en naar alles, wat de HEERE,      onze God, zal 22815 Jer 42:21 | gij hebt niet gehoord naar de stem des HEEREN, uws Gods, 22816 Jer 42:22 | door den honger en door de pestilentie sterven zult, 22817 Jer 43:1 | ganse volk te spreken al de woorden des HEEREN, huns 22818 Jer 43:1 | huns Gods, met dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen 22819 Jer 43:2 | 2      Zo sprak Azaria, de zoon van Hosaja, en Johanan, 22820 Jer 43:2 | van Hosaja, en Johanan, de zoon van Kareah, en al de 22821 Jer 43:2 | de zoon van Kareah, en al de trotse mannen, zeggende 22822 Jer 43:2 | Jeremia: Gij spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u 22823 Jer 43:3 | 3      Maar Baruch, de zoon van Nerija, hitst u 22824 Jer 43:3 | opdat hij ons overgeve in de hand der Chaldeen, dat zij 22825 Jer 43:4 | Alzo gehoorzaamde Johanan, de zoon van Kareah, en al de 22826 Jer 43:4 | de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, en 22827 Jer 43:5 | 5      Maar Johanan, de zoon van Kareah, en al de 22828 Jer 43:5 | de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren namen 22829 Jer 43:5 | overblijfsel van Juda, die van al de heidenen, waar zij waren 22830 Jer 43:6 | 6      De mannen, en de vrouwen, en 22831 Jer 43:6 | 6      De mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, 22832 Jer 43:6 | mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en des konings 22833 Jer 43:6 | alle ziel, die Nebuzaradan, de overste der trawanten, bij 22834 Jer 43:9 | uw hand, en verberg ze in de klei in den ticheloven, 22835 Jer 43:9 | den ticheloven, die bij de deur van Farao's huis te 22836 Jer 43:9 | huis te Tachpanhes is, voor de ogen der Joodse mannen; ~ 22837 Jer 43:10 | En zeg tot hen: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22838 Jer 43:10 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal 22839 Jer 43:12 | zal een vuur aansteken in de huizen der goden van Egypte, 22840 Jer 43:13 | 13      En hij zal de opgerichte beelden van Beth-Semes, 22841 Jer 43:13 | is, verbreken; en hij zal de huizen der goden van Egypte 22842 Jer 44:1 | Jeremia geschiedde aan al de Joden, die in Egypteland 22843 Jer 44:2 | 2      Alzo zegt de HEERE der heirscharen, de 22844 Jer 44:2 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Gij hebt gezien 22845 Jer 44:4 | gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde 22846 Jer 44:6 | uitgestort, en heeft gebrand in de steden van Juda en in de 22847 Jer 44:6 | de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; zodat 22848 Jer 44:7 | 7      En nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, 22849 Jer 44:7 | En nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de 22850 Jer 44:7 | de God der heirscharen, de God Israels: Waarom doet 22851 Jer 44:7 | opdat gij u den man en de vrouw, het kind en den      22852 Jer 44:8 | 8      Tergende Mij door de werken uwer handen, rokende 22853 Jer 44:9 | 9      Hebt gij vergeten de boosheden uwer vaderen, 22854 Jer 44:9 | boosheden uwer vaderen, en de boosheden der koningen van 22855 Jer 44:9 | der koningen van Juda, en de boosheden hunner vrouwen, 22856 Jer 44:9 | vrouwen, en uw boosheden, en de boosheden uwer vrouwen,      22857 Jer 44:9 | het land van Juda en in de straten van Jeruzalem? ~ 22858 Jer 44:11 | 11      Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de 22859 Jer 44:11 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal 22860 Jer 44:13 | door den honger en door de pestilentie; ~ 22861 Jer 44:15 | antwoordden aan Jeremia al de mannen, die wisten, dat 22862 Jer 44:15 | anderen goden rookten, en al de vrouwen, die daar stonden, 22863 Jer 44:17 | koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de 22864 Jer 44:17 | de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen 22865 Jer 44:20 | Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot de vrouwen, 22866 Jer 44:20 | volk, tot de mannen en tot de vrouwen, en tot al het volk, 22867 Jer 44:21 | roken, dat gijlieden in de steden van Juda en in de 22868 Jer 44:21 | de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem gerookt 22869 Jer 44:21 | het volk des lands, heeft de HEERE      daaraan niet 22870 Jer 44:22 | 22      Zodat het de HEERE niet meer kon verdragen, 22871 Jer 44:22 | meer kon verdragen, vanwege de boosheid uwer handelingen, 22872 Jer 44:22 | uwer handelingen, vanwege de gruwelen, die gij deedt; 22873 Jer 44:24 | tot al het volk, en tot al de vrouwen: Hoort des HEEREN 22874 Jer 44:25 | 25      Zo spreekt de HEERE der heirscharen, de 22875 Jer 44:25 | de HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Aangaande 22876 Jer 44:26 | bij Mijn groten Naam, zegt de HEERE, zo Mijn Naam met 22877 Jer 44:26 | zegge: Zo waarachtig als de Heere HEERE leeft! ~ 22878 Jer 44:29 | het teken zijn, spreekt de HEERE, dat Ik in deze plaats 22879 Jer 44:30 | 30      Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal Farao 22880 Jer 44:30 | koning van Egypte, geven in de hand zijner vijanden, en 22881 Jer 44:30 | hand zijner vijanden, en in de hand dergenen, die zijn 22882 Jer 44:30 | van Juda, gegeven heb in de hand van Nebukadrezar, den 22883 Jer 45:1 | 1   Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken 22884 Jer 45:2 | 2   Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van 22885 Jer 45:2 | 2   Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~ 22886 Jer 45:3 | Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis tot 22887 Jer 45:4 | tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd 22888 Jer 45:5 | over alle vlees, spreekt de HEERE; maar Ik zal u uw 22889 Jer 46:1 | Jeremia geschied is tegen de heidenen. ~ 22890 Jer 46:2 | koning van Egypte, dat aan de rivier Frath, bij Karchemis 22891 Jer 46:2 | Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, 22892 Jer 46:3 | Rust het schild en de rondas toe, en nadert tot 22893 Jer 46:4 | 4      Spant de paarden aan, en klimt op, 22894 Jer 46:4 | stelt u met helmen; vaagt de spiesen, trekt de pantsiers 22895 Jer 46:4 | vaagt de spiesen, trekt de pantsiers aan! ~ 22896 Jer 46:5 | zijn verslagen, en nemen de vlucht, en zien niet om; 22897 Jer 46:5 | schrik van rondom, spreekt de HEERE. ~ 22898 Jer 46:6 | 6      De snelle ontvliede niet, en 22899 Jer 46:6 | snelle ontvliede niet, en de held ontkome niet; tegen 22900 Jer 46:7 | wateren zich bewegen als de rivieren? ~ 22901 Jer 46:8 | wateren bewegen zich als de rivieren; en hij zegt: Ik 22902 Jer 46:8 | Ik zal optrekken, ik zal de aarde bedekken, ik zal de 22903 Jer 46:8 | de aarde bedekken, ik zal de stad, en die daarin wonen, 22904 Jer 46:9 | raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken: de Moren, 22905 Jer 46:9 | laat de helden uittrekken: de Moren, en de Puteers, die 22906 Jer 46:9 | uittrekken: de Moren, en de Puteers, die het schild 22907 Jer 46:9 | het schild handelen, en de Lydiers, die den boog handelen 22908 Jer 46:10 | worden van hun bloed; want de Heere, HEERE der heirscharen, 22909 Jer 46:10 | land van het noorden, aan de rivier Frath. ~ 22910 Jer 46:11 | Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen heling 22911 Jer 46:12 | 12      De volken hebben uw schande 22912 Jer 46:13 | 13      Het woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia 22913 Jer 46:13 | profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, 22914 Jer 46:15 | stonden niet, omdat hen de HEERE voortdreef. ~ 22915 Jer 46:16 | struikelenden veel; ja, de een viel op den ander; zodat 22916 Jer 46:17 | Daar riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar 22917 Jer 46:18 | waarachtig als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE 22918 Jer 46:18 | voorzeker, als Thabor onder de bergen, en als Karmel bij 22919 Jer 46:18 | bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! ~ 22920 Jer 46:20 | een zeer schone vaarze; de slachter komt, hij komt 22921 Jer 46:21 | hebben niet gestaan; want de dag huns verderfs      is 22922 Jer 46:21 | is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking. ~ 22923 Jer 46:23 | woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is 22924 Jer 46:23 | want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen 22925 Jer 46:24 | 24      De dochter van Egypte is beschaamd; 22926 Jer 46:24 | beschaamd; zij is gegeven in de hand des volks van het noorden. ~ 22927 Jer 46:25 | 25      De HEERE der heirscharen, de 22928 Jer 46:25 | De HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, 22929 Jer 46:25 | zal bezoeking doen over de menigte van No, en over 22930 Jer 46:26 | En Ik zal hen geven in de hand dergenen, die hunlieder 22931 Jer 46:26 | hunlieder ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den 22932 Jer 46:26 | koning van Babel, en in de hand zijner knechten. Maar 22933 Jer 46:26 | bewoond worden als in de dagen van ouds, spreekt 22934 Jer 46:26 | dagen van ouds, spreekt de HEERE. ~ 22935 Jer 46:28 | Jakob! vrees niet, spreekt de HEERE; want Ik ben met u; 22936 Jer 46:28 | voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u 22937 Jer 47:1 | Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao 22938 Jer 47:2 | 2   Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen 22939 Jer 47:2 | en overlopen het land en de volheid van hetzelve, de 22940 Jer 47:2 | de volheid van hetzelve, de stad en die daarin   wonen; 22941 Jer 47:2 | en die daarin   wonen; en de mensen zullen schreeuwen, 22942 Jer 47:2 | zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen 22943 Jer 47:3 | bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar 22944 Jer 47:3 | vaders zien niet om naar de   kinderen, vanwege de slappigheid 22945 Jer 47:3 | naar de   kinderen, vanwege de slappigheid der handen; ~ 22946 Jer 47:4 | helper af te snijden; want de HEERE zal de Filistijnen, 22947 Jer 47:4 | snijden; want de HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel 22948 Jer 47:7 | Hoe zoudt gij stil houden? De HEERE heeft toch aan het 22949 Jer 47:7 | tegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft Hij 22950 Jer 48:1 | 1      Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen, de 22951 Jer 48:1 | de HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over 22952 Jer 48:1 | beschaamd, zij is ingenomen; de stad des hogen vertreks      22953 Jer 48:6 | ulieder ziel! en wordt als de heide in de woestijn; ~ 22954 Jer 48:6 | en wordt als de heide in de woestijn; ~ 22955 Jer 48:8 | 8      Want de verstoorder zal komen over 22956 Jer 48:8 | veld verdelgd worden; want de HEERE heeft het gezegd. ~ 22957 Jer 48:12 | 12      Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de 22958 Jer 48:12 | de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde 22959 Jer 48:15 | zijn steden opgegaan, en de keur zijner jongelingen 22960 Jer 48:15 | slachting afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE 22961 Jer 48:17 | naam kent; zegt: Hoe is de sterke staf, de sierlijke 22962 Jer 48:17 | Hoe is de sterke staf, de sierlijke stok verbroken? ~ 22963 Jer 48:19 | Vraag den vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg: Wat 22964 Jer 48:25 | zijn arm verbroken, spreekt de HEERE. ~ 22965 Jer 48:26 | den HEERE; zo zal Moab met de handen klappen in zijn uitspuwsel, 22966 Jer 48:27 | belaching geweest? Was hij onder de dieven gevonden, dat gij 22967 Jer 48:28 | 28      Verlaat de steden, en woont in de steenrots, 22968 Jer 48:28 | Verlaat de steden, en woont in de steenrots, gij inwoners 22969 Jer 48:28 | gelijk een duif, die in de doorgangen van den mond 22970 Jer 48:30 | zijn verbolgenheid, spreekt de HEERE, maar niet alzo; zijn 22971 Jer 48:31 | Moab zal Ik krijten; over de lieden van Kir-heres zal 22972 Jer 48:32 | tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder is      gevallen 22973 Jer 48:33 | 33      Zodat de blijdschap en verheuging 22974 Jer 48:33 | den wijn doen ophouden uit de kuipen; men zal geen druiven      22975 Jer 48:34 | driejarige vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen 22976 Jer 48:35 | Moab doen ophouden, spreekt de HEERE, dien, die op de hoogte 22977 Jer 48:35 | spreekt de HEERE, dien, die op de hoogte offert, en die zijn 22978 Jer 48:36 | over Moab getier maken als de fluiten; ook zal Mijn hart 22979 Jer 48:36 | ook zal Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier 22980 Jer 48:36 | Kir-heres getier maken als de fluiten, omdat het overschot, 22981 Jer 48:37 | zijn insnijdingen, en op de lenden is een zak. ~ 22982 Jer 48:38 | lust aan heeft, spreekt de HEERE. ~ 22983 Jer 48:40 | 40      Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal snel 22984 Jer 48:43 | 43      De vreze, en de kuil, en de 22985 Jer 48:43 | 43      De vreze, en de kuil, en de strik, over 22986 Jer 48:43 | De vreze, en de kuil, en de strik, over u, gij inwoner 22987 Jer 48:43 | inwoner van Moab! spreekt de HEERE. ~ 22988 Jer 48:44 | 44      Die van de vreze ontvliedt, zal in 22989 Jer 48:44 | bezoeking      brengen, spreekt de HEERE. ~ 22990 Jer 48:45 | vluchtten, bleven staan in de schaduw van Hesbon; maar 22991 Jer 48:45 | van tussen Sihon, en heeft de hoeken van      Moab en 22992 Jer 48:47 | gevangenis wenden, spreekt de HEERE. Tot hiertoe is Moabs 22993 Jer 49:1 | 1      Tegen de kinderen Ammons zegt de 22994 Jer 49:1 | de kinderen Ammons zegt de HEERE alzo: Heeft dan Israel 22995 Jer 49:2 | 2      Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de 22996 Jer 49:2 | de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba 22997 Jer 49:2 | hem geerfd hadden, zegt de HEERE. ~ 22998 Jer 49:3 | misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal 22999 Jer 49:5 | over u brengen, spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen, 23000 Jer 49:5 | brengen, spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen, van


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License