1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
23001 Jer 49:6 | Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen
23002 Jer 49:6 | kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE. ~
23003 Jer 49:7 | 7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo:
23004 Jer 49:7 | wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen?
23005 Jer 49:7 | Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder
23006 Jer 49:12 | 12 Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker
23007 Jer 49:13 | Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden
23008 Jer 49:14 | een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen:
23009 Jer 49:15 | heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder
23010 Jer 49:15 | heidenen, veracht onder de mensen. ~
23011 Jer 49:16 | schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij,
23012 Jer 49:16 | harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen,
23013 Jer 49:16 | steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al
23014 Jer 49:16 | nest zo hoog maken als de arend, zo zal Ik u van daar
23015 Jer 49:16 | daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~
23016 Jer 49:18 | 18 Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra
23017 Jer 49:18 | naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar
23018 Jer 49:19 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan,
23019 Jer 49:19 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal
23020 Jer 49:20 | die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo
23021 Jer 49:20 | inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde
23022 Jer 49:20 | Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen
23023 Jer 49:21 | 21 De aarde heeft gebeefd van
23024 Jer 49:21 | welks geluid gehoord is bij de Schelfzee. ~
23025 Jer 49:23 | zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men
23026 Jer 49:25 | 25 Hoe is de beroemde stad niet gelaten,
23027 Jer 49:25 | beroemde stad niet gelaten, de stad Mijner vrolijkheid! ~
23028 Jer 49:26 | nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
23029 Jer 49:28 | Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor,
23030 Jer 49:28 | Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg,
23031 Jer 49:28 | koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op,
23032 Jer 49:28 | tegen Kedar, en verstoort de kinderen van het oosten. ~
23033 Jer 49:30 | inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want Nebukadrezar,
23034 Jer 49:30 | HEERE; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft
23035 Jer 49:31 | zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch
23036 Jer 49:32 | zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal
23037 Jer 49:32 | te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en
23038 Jer 49:32 | zijden aanbrengen, spreekt de HEERE. ~
23039 Jer 49:35 | 35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet,
23040 Jer 49:36 | 36 En Ik zal de vier winden uit de vier
23041 Jer 49:36 | Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over
23042 Jer 49:37 | kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns,
23043 Jer 49:37 | Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard
23044 Jer 49:38 | stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen,
23045 Jer 49:38 | daar vernielen, spreekt de HEERE; ~
23046 Jer 49:39 | gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE. ~ ~
23047 Jer 50:1 | 1 Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen
23048 Jer 50:2 | 2 Verkondigt onder de heidenen, en doet horen,
23049 Jer 50:3 | inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten
23050 Jer 50:3 | zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij
23051 Jer 50:4 | ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen
23052 Jer 50:4 | spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israels komen,
23053 Jer 50:4 | kinderen Israels komen, zij en de kinderen van Juda te zamen;
23054 Jer 50:6 | hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg
23055 Jer 50:7 | hebben tegen den HEERE, in de woning der gerechtigheid,
23056 Jer 50:7 | gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting hunner vaderen. ~
23057 Jer 50:8 | Chaldeen land; en weest als de bokken voor de kudde henen. ~
23058 Jer 50:8 | weest als de bokken voor de kudde henen. ~
23059 Jer 50:10 | verzadigd worden, spreekt de HEERE. ~
23060 Jer 50:11 | vaars, en hebt gebriest als de sterke paarden; ~
23061 Jer 50:12 | geworden; ziet, zij is geworden de achterste der heidenen,
23062 Jer 50:13 | 13 Vanwege de verbolgenheid des HEEREN
23063 Jer 50:14 | schiet in haar, en spaart de pijlen niet; want zij heeft
23064 Jer 50:16 | den zaaier, en dien, die de sikkel handelt in den oogsttijd;
23065 Jer 50:17 | een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben;
23066 Jer 50:17 | leeuwen verjaagd hebben; de eerste, die hem heeft opgegeten,
23067 Jer 50:17 | hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze
23068 Jer 50:17 | koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar, de
23069 Jer 50:17 | de laatste, Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft
23070 Jer 50:17 | van Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld. ~
23071 Jer 50:18 | 18 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de
23072 Jer 50:18 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal
23073 Jer 50:20 | en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels ongerechtigheid
23074 Jer 50:20 | zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen
23075 Jer 50:21 | tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest
23076 Jer 50:21 | verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles,
23077 Jer 50:23 | 23 Hoe is de hamer der ganse aarde zo
23078 Jer 50:23 | tot een ontzetting onder de heidenen. ~
23079 Jer 50:25 | 25 De HEERE heeft Zijn schatkamer
23080 Jer 50:25 | schatkamer opengedaan, en de instrumenten Zijner gramschap
23081 Jer 50:27 | want hun dag is gekomen, de tijd hunner bezoeking! ~
23082 Jer 50:28 | om in Sion te verkondigen de wraak des HEEREN, onzes
23083 Jer 50:28 | des HEEREN, onzes Gods, de wraak Zijns tempels. ~
23084 Jer 50:30 | uitgeroeid worden, spreekt de HEERE. ~
23085 Jer 50:31 | aan u, gij trotse! spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen;
23086 Jer 50:31 | trotse! spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen; want
23087 Jer 50:31 | want uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken
23088 Jer 50:32 | 32 Dan zal de trotse aanstoten en vallen,
23089 Jer 50:33 | 33 Zo zegt de HEERE der heirscharen: De
23090 Jer 50:33 | de HEERE der heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen
23091 Jer 50:33 | De kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te
23092 Jer 50:34 | land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere. ~
23093 Jer 50:35 | Het zwaard zal zijn over de Chaldeen, spreekt de HEERE;
23094 Jer 50:35 | over de Chaldeen, spreekt de HEERE; en over de inwoners
23095 Jer 50:35 | spreekt de HEERE; en over de inwoners van Babel, en over
23096 Jer 50:36 | Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat zij zot
23097 Jer 50:38 | beelden, en zij razen naar de schrikkelijke afgoden. ~
23098 Jer 50:39 | 39 Daarom zo zullen de wilde dieren der woestijnen
23099 Jer 50:39 | dieren der woestijnen met de wilde dieren der eilanden
23100 Jer 50:39 | daarin wonen; ook zullen de jonge struisen daarin wonen;
23101 Jer 50:40 | heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand
23102 Jer 50:41 | geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt
23103 Jer 50:42 | hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen
23104 Jer 50:43 | 43 De koning van Babel heeft hunlieder
23105 Jer 50:44 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan,
23106 Jer 50:44 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal
23107 Jer 50:44 | Mij dagvaarden? En wie is de herder, die voor Mijn aangezicht
23108 Jer 50:45 | het land der Chaldeen: Zo de geringsten van de kudde
23109 Jer 50:45 | Chaldeen: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen
23110 Jer 50:45 | zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal
23111 Jer 50:46 | 46 De aarde is bevende geworden
23112 Jer 50:46 | gekrijt is gehoord onder de volken. ~ ~
23113 Jer 51:1 | 1 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een
23114 Jer 51:3 | 3 De schutter spanne zijn boog
23115 Jer 51:4 | 4 Dat de verslagenen liggen in het
23116 Jer 51:4 | het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten. ~
23117 Jer 51:6 | ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des HEEREN,
23118 Jer 51:6 | wraak des HEEREN, Die haar de verdienste betaalt. ~
23119 Jer 51:7 | was een gouden beker in de hand des HEEREN, die de
23120 Jer 51:7 | de hand des HEEREN, die de ganse aarde dronken maakte;
23121 Jer 51:7 | ganse aarde dronken maakte; de volken hebben van haar wijn
23122 Jer 51:7 | wijn gedronken, daarom zijn de volken dol geworden. ~
23123 Jer 51:9 | is verheven tot aan de bovenste wolken. ~
23124 Jer 51:10 | 10 De HEERE heeft onze gerechtigheden
23125 Jer 51:11 | 11 Zuivert de pijlen, rust de schilden
23126 Jer 51:11 | Zuivert de pijlen, rust de schilden volkomenlijk toe;
23127 Jer 51:11 | schilden volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest der
23128 Jer 51:11 | verderve; want dit is de wraak des HEEREN, de wraak
23129 Jer 51:11 | is de wraak des HEEREN, de wraak Zijns tempels. ~
23130 Jer 51:12 | 12 Verheft de banier op de muren van Babel,
23131 Jer 51:12 | Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt
23132 Jer 51:12 | muren van Babel, versterkt de wacht, stelt wachters, bereidt
23133 Jer 51:12 | stelt wachters, bereidt de lagen; want gelijk de HEERE
23134 Jer 51:12 | bereidt de lagen; want gelijk de HEERE heeft voorgenomen,
23135 Jer 51:12 | Hij gedaan, wat Hij over de inwoners van Babel
23136 Jer 51:13 | schatten! uw einde is gekomen, de maat uwer gierigheid. ~
23137 Jer 51:14 | 14 De HEERE der heirscharen heeft
23138 Jer 51:15 | 15 Die de aarde gemaakt heeft door
23139 Jer 51:15 | heeft door Zijn kracht, Die de wereld bereid heeft door
23140 Jer 51:16 | in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het
23141 Jer 51:16 | einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen,
23142 Jer 51:19 | gelijk die; want Hij is de Formeerder van alles, en
23143 Jer 51:19 | van alles, en Israel is de roede Zijner erfenis; HEERE
23144 Jer 51:22 | stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik
23145 Jer 51:22 | stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. ~
23146 Jer 51:24 | voor ulieder ogen, spreekt de HEERE. ~
23147 Jer 51:25 | verdervende berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse
23148 Jer 51:25 | spreekt de HEERE, gij, die de ganse aarde verderft, en
23149 Jer 51:25 | u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen,
23150 Jer 51:26 | woestheden zijn, spreekt de HEERE. ~
23151 Jer 51:27 | 27 Verheft de banier in het land, blaast
23152 Jer 51:27 | banier in het land, blaast de bazuin onder de heidenen,
23153 Jer 51:27 | blaast de bazuin onder de heidenen, heiligt de heidenen
23154 Jer 51:27 | onder de heidenen, heiligt de heidenen tegen haar, roept
23155 Jer 51:27 | roept tegen haar bijeen de koninkrijken van Ararat,
23156 Jer 51:28 | Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen van
23157 Jer 51:28 | tegen haar de heidenen, de koningen van Medie, haar
23158 Jer 51:30 | strijden, zij zijn gebleven in de vestingen, hun macht is
23159 Jer 51:31 | 31 De loper zal den loper tegemoet
23160 Jer 51:31 | loper tegemoet lopen, en de kondschapper den kondschapper
23161 Jer 51:32 | 32 En dat de veren ingenomen, en de rietpoelen
23162 Jer 51:32 | dat de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand
23163 Jer 51:32 | vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd zijn. ~
23164 Jer 51:33 | 33 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de
23165 Jer 51:33 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: De dochter
23166 Jer 51:33 | heirscharen, de God Israels: De dochter van Babel is als
23167 Jer 51:33 | een weinig, dan zal haar de tijd des oogstes overkomen. ~
23168 Jer 51:34 | 34 Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft
23169 Jer 51:35 | aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn
23170 Jer 51:35 | Sion; en mijn bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge
23171 Jer 51:36 | 36 Daarom, zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal uw twist
23172 Jer 51:39 | en niet opwaken, spreekt de HEERE. ~
23173 Jer 51:41 | is Sesach zo veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen!
23174 Jer 51:41 | tot een ontzetting onder de heidenen! ~
23175 Jer 51:42 | over Babel gerezen, door de veelheid harer golven is
23176 Jer 51:44 | hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet meer
23177 Jer 51:45 | iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid van den toorn
23178 Jer 51:47 | 47 Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking
23179 Jer 51:47 | bezoeking zal doen over de gesneden beelden van Babel;
23180 Jer 51:48 | 48 En de hemel en de aarde, mitsgaders
23181 Jer 51:48 | 48 En de hemel en de aarde, mitsgaders al wat
23182 Jer 51:48 | het noorden zullen haar de verstoorders aankomen, spreekt
23183 Jer 51:48 | verstoorders aankomen, spreekt de HEERE. ~
23184 Jer 51:49 | Israel, alzo zullen te Babel de verslagenen des gansen lands
23185 Jer 51:51 | bedekt; omdat uitlandsen over de heiligdommen van des
23186 Jer 51:52 | 52 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de
23187 Jer 51:52 | de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking
23188 Jer 51:52 | haar gesneden beelden; en de dodelijk verwonde zal kermen
23189 Jer 51:53 | op, en al maakte zij vast de hoogte harer sterkte, zo
23190 Jer 51:53 | van Mij overkomen, spreekt de HEERE. ~
23191 Jer 51:55 | 55 Want de HEERE verstoort Babel, en
23192 Jer 51:55 | verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen
23193 Jer 51:56 | 56 Want de verstoorder komt over haar,
23194 Jer 51:56 | bogen zijn verbroken; want de HEERE, de God der vergelding,
23195 Jer 51:56 | verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal
23196 Jer 51:57 | niet opwaken, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE
23197 Jer 51:58 | 58 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die
23198 Jer 51:58 | aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs,
23199 Jer 51:58 | volken tevergeefs, en de natien ten vure zullen gearbeid
23200 Jer 51:59 | 59 Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan
23201 Jer 51:64 | worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremia. ~ ~
23202 Jer 52:1 | elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal,
23203 Jer 52:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles,
23204 Jer 52:4 | jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden
23205 Jer 52:4 | maand, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen
23206 Jer 52:5 | 5 Alzo kwam de stad in belegering, tot
23207 Jer 52:6 | 6 In de vierde maand, op den negenden
23208 Jer 52:6 | negenden der maand, als de honger in de stad sterk
23209 Jer 52:6 | maand, als de honger in de stad sterk werd, en het
23210 Jer 52:7 | 7 Toen werd de stad doorgebroken, en al
23211 Jer 52:7 | stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden, en
23212 Jer 52:7 | trokken uit des nachts, uit de stad, door den weg der poort
23213 Jer 52:7 | den weg der poort tussen de twee muren, die aan des
23214 Jer 52:7 | konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen
23215 Jer 52:7 | Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en zij togen
23216 Jer 52:8 | achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van Jericho;
23217 Jer 52:10 | 10 En de koning van Babel slachtte
23218 Jer 52:10 | koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn
23219 Jer 52:10 | en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~
23220 Jer 52:11 | 11 En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij
23221 Jer 52:11 | ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel,
23222 Jer 52:12 | 12 Daarna, in de vijfde maand, op den tienden
23223 Jer 52:12 | Babel), als Nebuzaradan, de overste der trawanten,
23224 Jer 52:15 | 15 Van de armsten nu des volks en
23225 Jer 52:15 | overige des volks, die in de stad overgelaten waren,
23226 Jer 52:15 | stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den
23227 Jer 52:15 | menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
23228 Jer 52:16 | 16 Maar van de armsten des lands liet Nebuzaradan,
23229 Jer 52:16 | lands liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen
23230 Jer 52:17 | 17 Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren,
23231 Jer 52:17 | Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die in
23232 Jer 52:17 | huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen
23233 Jer 52:17 | waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het
23234 Jer 52:18 | 18 Ook namen zij de potten en de schoffelen,
23235 Jer 52:18 | Ook namen zij de potten en de schoffelen, en de gaffelen,
23236 Jer 52:18 | potten en de schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens,
23237 Jer 52:18 | schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen,
23238 Jer 52:18 | en de sprengbekkens, en de rookschalen, en al de koperen
23239 Jer 52:18 | en de rookschalen, en al de koperen vaten, waar men
23240 Jer 52:19 | 19 En de overste der trawanten nam
23241 Jer 52:19 | overste der trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten,
23242 Jer 52:19 | trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten, en de sprengbekkens,
23243 Jer 52:19 | en de wierookvaten, en de sprengbekkens, en de potten,
23244 Jer 52:19 | en de sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars,
23245 Jer 52:19 | sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars, en de rookschalen,
23246 Jer 52:19 | potten, en de kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen;
23247 Jer 52:19 | kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen; wat geheel
23248 Jer 52:20 | 20 De twee pilaren, de ene zee,
23249 Jer 52:20 | 20 De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen
23250 Jer 52:20 | pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen,
23251 Jer 52:20 | koperen runderen, die in de plaats der stellingen waren,
23252 Jer 52:20 | der stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis
23253 Jer 52:21 | 21 Aangaande de pilaren, achttien ellen
23254 Jer 52:21 | pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en
23255 Jer 52:22 | kapiteel daarop was koper, en de hoogte des enen kapiteels
23256 Jer 52:22 | koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met
23257 Jer 52:23 | 23 En de granaatappelen waren zes
23258 Jer 52:24 | 24 Ook nam de overste der trawanten Seraja,
23259 Jer 52:24 | den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
23260 Jer 52:25 | 25 En uit de stad nam hij een hoveling,
23261 Jer 52:25 | hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was,
23262 Jer 52:25 | aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden,
23263 Jer 52:26 | 26 Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen
23264 Jer 52:27 | 27 En de koning van Babel sloeg hen
23265 Jer 52:30 | Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk
23266 Jer 52:30 | trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf
23267 Jer 52:31 | den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den vijf
23268 Jer 52:31 | maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het
23269 Jer 52:33 | 33 En hij veranderde de klederen zijner gevangenis;
23270 Jer 52:33 | voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. ~
23271 Jer 52:34 | den dag zijns doods, al de dagen zijns levens. ~ ~ ~ ~
23272 Klaa 1:1 | zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder
23273 Klaa 1:1 | heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar
23274 Klaa 1:3 | gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid
23275 Klaa 1:3 | vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid;
23276 Klaa 1:3 | dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen
23277 Klaa 1:3 | achterhalen ze tussen de engten. ~
23278 Klaa 1:4 | 4 Daleth. De wegen Sions treuren, omdat
23279 Klaa 1:5 | zijn gerust; omdat haar de HEERE bedroefd heeft, vanwege
23280 Klaa 1:5 | bedroefd heeft, vanwege de veelheid harer overtredingen;
23281 Klaa 1:5 | kinderkens gaan henen in de gevangenis voor het aangezicht
23282 Klaa 1:6 | 6 Vau. En van de dochter Sions is al haar
23283 Klaa 1:6 | weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, die geen weide vinden,
23284 Klaa 1:7 | Zain. Jeruzalem is, in de dagen harer ellende en harer
23285 Klaa 1:7 | dewijl haar volk door de hand des tegenpartijders
23286 Klaa 1:7 | en zij geen helper heeft; de tegenpartijders zien haar
23287 Klaa 1:9 | mijn ellende aan, want de vijand maakt zich groot. ~
23288 Klaa 1:10 | 10 Jod. De tegenpartijder heeft zijn
23289 Klaa 1:10 | heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom
23290 Klaa 1:11 | dingen voor spijs gegeven, om de ziel te verkwikken. Zie,
23291 Klaa 1:12 | mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd
23292 Klaa 1:13 | 13 Mem. Van de hoogte heeft Hij een vuur
23293 Klaa 1:14 | mijn kracht doen vervallen; de HEERE heeft mij in
23294 Klaa 1:15 | 15 Samech. De Heere heeft al mijn sterken
23295 Klaa 1:15 | jongelingen te verbreken; de Heere heeft de wijnpers
23296 Klaa 1:15 | verbreken; de Heere heeft de wijnpers der jonkvrouw,
23297 Klaa 1:16 | vliet af van water, omdat de trooster, die mijn ziel
23298 Klaa 1:16 | kinderen zijn verwoest, omdat de vijand de overhand
23299 Klaa 1:16 | verwoest, omdat de vijand de overhand heeft. ~
23300 Klaa 1:17 | geen trooster voor haar; de HEERE heeft van Jakob geboden,
23301 Klaa 1:18 | 18 Tsade. De HEERE is rechtvaardig, want
23302 Klaa 1:18 | mijn jongelingen zijn in de gevangenis gegaan. ~
23303 Klaa 1:19 | en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven,
23304 Klaa 1:20 | beroofd, van binnen is als de dood. ~
23305 Klaa 1:23 | 1 Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in
23306 Klaa 1:23 | Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn
23307 Klaa 1:23 | toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid van Israel
23308 Klaa 1:23 | Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen; en
23309 Klaa 1:23 | nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank Zijner voeten
23310 Klaa 1:24 | 2 Beth. De Heere heeft al de woningen
23311 Klaa 1:24 | Beth. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden,
23312 Klaa 1:24 | niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter
23313 Klaa 1:24 | heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het
23314 Klaa 1:25 | achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen
23315 Klaa 1:26 | tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen;
23316 Klaa 1:26 | heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort
23317 Klaa 1:27 | 5 He. De Heere is geworden als een
23318 Klaa 1:27 | verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het
23319 Klaa 1:28 | vergaderplaats verdorven; de HEERE heeft in Sion doen
23320 Klaa 1:28 | sabbat, en Hij heeft in de gramschap Zijns toorns den
23321 Klaa 1:29 | 7 Zain. De Heere heeft Zijn altaar
23322 Klaa 1:29 | te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in
23323 Klaa 1:30 | 8 Cheth. De HEERE heeft gedacht te verderven
23324 Klaa 1:31 | Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft
23325 Klaa 1:31 | haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet;
23326 Klaa 1:32 | 10 Jod. De oudsten der dochter Sions
23327 Klaa 1:32 | dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil,
23328 Klaa 1:32 | hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem
23329 Klaa 1:33 | aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns
23330 Klaa 1:33 | volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten
23331 Klaa 1:33 | en de zuigeling op de straten der stad in onmacht
23332 Klaa 1:34 | koren en wijn, als zij op de straten der stad in onmacht
23333 Klaa 1:34 | stad in onmacht zinken, als de verslagenen; als zich hun
23334 Klaa 1:35 | breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen? ~
23335 Klaa 1:37 | over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten
23336 Klaa 1:37 | schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende:
23337 Klaa 1:38 | zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij
23338 Klaa 1:38 | verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben,
23339 Klaa 1:39 | 17 Ain. De HEERE heeft gedaan, wat
23340 Klaa 1:41 | uw handen tot Hem op voor de ziel uwer kinderkens,
23341 Klaa 1:42 | gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten,
23342 Klaa 1:42 | vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de
23343 Klaa 1:42 | de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan
23344 Klaa 1:42 | handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester
23345 Klaa 1:42 | Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom
23346 Klaa 1:43 | 21 Schin. De jongen en de ouden liggen
23347 Klaa 1:43 | Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde
23348 Klaa 1:43 | jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn
23349 Klaa 1:43 | ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen
23350 Klaa 1:44 | overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen
23351 Klaa 1:45 | 1 Aleph. Ik ben de man, die ellende gezien
23352 Klaa 1:45 | ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid. ~
23353 Klaa 1:46 | mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het
23354 Klaa 1:52 | roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed. ~
23355 Klaa 1:60 | verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt. ~
23356 Klaa 1:66 | 22 Cheth. Het zijn de goedertierenheden des HEEREN,
23357 Klaa 1:68 | 24 Cheth. De HEERE is mijn Deel, zegt
23358 Klaa 1:69 | 25 Teth. De HEERE is goed dengenen,
23359 Klaa 1:75 | 31 Caph. Want de Heere zal niet verstoten
23360 Klaa 1:76 | Hij Zich ontfermen, naar de grootheid Zijner goedertierenheden. ~
23361 Klaa 1:78 | 34 Lamed. Dat men al de gevangenen der aarde onder
23362 Klaa 1:80 | zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien? ~
23363 Klaa 1:81 | hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? ~
23364 Klaa 1:85 | harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel,
23365 Klaa 1:91 | 47 Pe. De vreze en de kuil zijn over
23366 Klaa 1:91 | 47 Pe. De vreze en de kuil zijn over ons gekomen,
23367 Klaa 1:91 | kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. ~
23368 Klaa 1:91 | gekomen, de verwoesting en de verbreking. ~
23369 Klaa 1:92 | mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns
23370 Klaa 1:94 | 50 Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe,
23371 Klaa 1:95 | ziele moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad. ~
23372 Klaa 1:98 | 54 Tsade. De wateren zwommen over mijn
23373 Klaa 1:102| Resch. Heere! Gij hebt de twistzaken mijner ziel getwist,
23374 Klaa 1:103| Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid, die men mij
23375 Klaa 1:106| 62 Schin. De lippen dergenen, die tegen
23376 Klaa 1:111| goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen des heiligdoms vooraan
23377 Klaa 1:112| 2 Beth. De kostelijke kinderen Sions,
23378 Klaa 1:112| zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk
23379 Klaa 1:112| aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! ~
23380 Klaa 1:113| Gimel. Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder,
23381 Klaa 1:113| Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder, zij zogen
23382 Klaa 1:113| zij zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als
23383 Klaa 1:113| een wrede geworden, gelijk de struisen in de woestijn. ~
23384 Klaa 1:113| geworden, gelijk de struisen in de woestijn. ~
23385 Klaa 1:114| 4 Daleth. De tong van het zoogkind kleeft
23386 Klaa 1:114| zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood,
23387 Klaa 1:115| aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn
23388 Klaa 1:116| 6 Vau. En de ongerechtigheid der dochter
23389 Klaa 1:116| mijns volks is groter dan de zonden van Sodom, dat als
23390 Klaa 1:117| bijzondersten waren reiner dan de sneeuw, zij waren witter
23391 Klaa 1:118| zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft
23392 Klaa 1:119| 9 Teth. De verslagenen van het zwaard
23393 Klaa 1:119| zwaard zijn gelukkiger dan de verslagenen van den honger;
23394 Klaa 1:120| 10 Jod. De handen der barmhartige vrouwen
23395 Klaa 1:120| haar tot spijze geworden in de verbreking der dochter mijns
23396 Klaa 1:121| 11 Caph. De HEERE heeft Zijn grimmigheid
23397 Klaa 1:121| grimmigheid volbracht, Hij heeft de hittigheid Zijns toorns
23398 Klaa 1:122| 12 Lamed. De koningen der aarde zouden
23399 Klaa 1:122| geloofd hebben, noch al de inwoners der wereld, dat
23400 Klaa 1:122| inwoners der wereld, dat de tegenpartijder en vijand
23401 Klaa 1:122| tegenpartijder en vijand tot de poorten van Jeruzalem zou
23402 Klaa 1:123| Mem. Het is vanwege de zonden harer profeten, en
23403 Klaa 1:123| zonden harer profeten, en de misdaden harer priesteren,
23404 Klaa 1:124| zwierven als blinden op de straten, zij waren met bloed
23405 Klaa 1:125| weggezworven; zij zeiden onder de heidenen: Zij zullen er
23406 Klaa 1:129| zijn sneller geweest dan de arenden des hemels; zij
23407 Klaa 1:129| hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk vervolgd,
23408 Klaa 1:129| hittiglijk vervolgd, in de woestijn hebben zij ons
23409 Klaa 1:130| 20 Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde
23410 Klaa 1:130| Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is
23411 Klaa 1:130| zijn schaduw leven onder de heidenen! ~
23412 Klaa 1:131| het land Uz woont! doch de beker zal ook tot u komen,
23413 Klaa 2:2 | Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze
23414 Klaa 2:2 | gewend, onze huizen tot de uitlanders. ~
23415 Klaa 2:3 | vader, onze moeders zijn als de weduwen. ~
23416 Klaa 2:6 | Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier,
23417 Klaa 2:11 | 11 Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht,
23418 Klaa 2:11 | vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden
23419 Klaa 2:11 | en de jonge dochters in de steden van Juda. ~
23420 Klaa 2:12 | 12 De vorsten zijn door hunlieder
23421 Klaa 2:12 | hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn
23422 Klaa 2:13 | 13 Zij hebben de jongelingen weggenomen,
23423 Klaa 2:13 | weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder
23424 Klaa 2:14 | 14 De ouden houden op van de poort,
23425 Klaa 2:14 | De ouden houden op van de poort, de jongelingen van
23426 Klaa 2:14 | houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~
23427 Klaa 2:15 | 15 De vreugde onzes harten houdt
23428 Klaa 2:16 | 16 De kroon onzes hoofds is afgevallen;
23429 Klaa 2:18 | wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen. ~
23430 Eze 1:1 | In het dertigste jaar, in de vierde maand, op den vijfden
23431 Eze 1:1 | der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo geschiedde
23432 Eze 1:1 | zo geschiedde het, dat de hemelen werden geopend,
23433 Eze 1:2 | was het vijfde jaar van de wegvoering van den koning
23434 Eze 1:3 | het land der Chaldeen, bij de rivier Chebar; en de hand
23435 Eze 1:3 | bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar
23436 Eze 1:4 | midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het
23437 Eze 1:5 | het midden daarvan kwam de gelijkenis van vier dieren;
23438 Eze 1:5 | hun gedaante: zij hadden de gelijkenis van een mens; ~
23439 Eze 1:7 | voetplanten waren gelijk de voetplanten van een kalf,
23440 Eze 1:7 | kalf, en glinsterden gelijk de verf van glad koper. ~
23441 Eze 1:9 | vleugelen waren samengevoegd, de een aan den ander; zij keerden
23442 Eze 1:10 | 10 De gelijkenis nu van hun aangezicht
23443 Eze 1:10 | leeuws hadden zij vier aan de rechterzijde; en ter linkerzijde
23444 Eze 1:11 | er twee samengevoegd aan de andere, en twee bedekten
23445 Eze 1:12 | aangezicht henen; waarhenen de geest was om te gaan, gingen
23446 Eze 1:13 | 13 Aangaande de gelijkenis der dieren, hun
23447 Eze 1:13 | brandende kolen des vuurs, als de gedaante der fakkelen; datzelve
23448 Eze 1:14 | 14 De dieren nu liepen en keerden
23449 Eze 1:14 | liepen en keerden weder als de gedaante van een weerlicht. ~
23450 Eze 1:15 | ziet, zo was er een rad op de aarde bij die dieren, naar
23451 Eze 1:16 | 16 De gedaante der raderen en
23452 Eze 1:16 | derzelver maaksel was als de verf van een turkoois; en
23453 Eze 1:19 | 19 Als nu de dieren gingen, gingen de
23454 Eze 1:19 | de dieren gingen, gingen de raderen bij hen; en als
23455 Eze 1:19 | raderen bij hen; en als de dieren van de aarde opgeheven
23456 Eze 1:19 | hen; en als de dieren van de aarde opgeheven werden,
23457 Eze 1:19 | opgeheven werden, werden de raderen opgeheven. ~
23458 Eze 1:20 | 20 Waarhenen de geest was om te gaan, gingen
23459 Eze 1:20 | gaan, gingen zij, waarhenen de geest was om te gaan; en
23460 Eze 1:20 | geest was om te gaan; en de raderen werden tegenover
23461 Eze 1:20 | tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was in
23462 Eze 1:20 | geest der dieren was in de raderen. ~
23463 Eze 1:21 | stonden zij; en als die van de aarde opgeheven werden,
23464 Eze 1:21 | opgeheven werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven;
23465 Eze 1:21 | tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was
23466 Eze 1:21 | geest der dieren was in de raderen. ~
23467 Eze 1:22 | 22 En over de hoofden der dieren was de
23468 Eze 1:22 | de hoofden der dieren was de gelijkenis eens uitspansels,
23469 Eze 1:22 | eens uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke
23470 Eze 1:23 | waren hun vleugelen rechtop, de een aan den ander; ieder
23471 Eze 1:24 | geruis van vele wateren, als de stem des Almachtigen, als
23472 Eze 1:24 | stem des Almachtigen, als de stem eens geroeps, als het
23473 Eze 1:26 | was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons,
23474 Eze 1:26 | gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen;
23475 Eze 1:26 | een saffiersteen; en op de gelijkenis als de gedaante
23476 Eze 1:26 | en op de gelijkenis als de gedaante eens mensen,
23477 Eze 1:27 | 27 En ik zag als de verf van Hasmal, als de
23478 Eze 1:27 | de verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom
23479 Eze 1:27 | vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en
23480 Eze 1:27 | lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en
23481 Eze 1:27 | nederwaarts, zag ik als de gedaante van vuur, en glans
23482 Eze 1:28 | 28 Gelijk de gedaante van den boog, die
23483 Eze 1:28 | gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens,
23484 Eze 1:28 | des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom;
23485 Eze 1:28 | den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis
23486 Eze 1:28 | dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid
23487 Eze 2:2 | als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij stelde op
23488 Eze 2:3 | Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de
23489 Eze 2:3 | de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die
23490 Eze 2:4 | tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE! ~
23491 Eze 2:9 | uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks. ~
23492 Eze 3:3 | mond als honig, vanwege de zoetigheid. ~
23493 Eze 3:11 | En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen
23494 Eze 3:11 | tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek
23495 Eze 3:11 | en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat
23496 Eze 3:12 | 12 Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde
23497 Eze 3:12 | ruising, zeggende: Geloofd zij de heerlijkheid des HEEREN
23498 Eze 3:13 | der dieren vleugelen, die de een den ander raakten, en
23499 Eze 3:14 | 14 Toen hief de Geest mij op, en nam mij
23500 Eze 3:14 | bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes; maar
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |