Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
23001 Jer 49:6 | Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen 23002 Jer 49:6 | kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE. ~ 23003 Jer 49:7 | 7      Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: 23004 Jer 49:7 | wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? 23005 Jer 49:7 | Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder 23006 Jer 49:12 | 12      Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker 23007 Jer 49:13 | Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden 23008 Jer 49:14 | een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen: 23009 Jer 49:15 | heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder 23010 Jer 49:15 | heidenen, veracht onder de mensen. ~ 23011 Jer 49:16 | schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, 23012 Jer 49:16 | harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen, 23013 Jer 49:16 | steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al 23014 Jer 49:16 | nest zo hoog      maken als de arend, zo zal Ik u van daar 23015 Jer 49:16 | daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~ 23016 Jer 49:18 | 18      Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra 23017 Jer 49:18 | naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar 23018 Jer 49:19 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, 23019 Jer 49:19 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal 23020 Jer 49:20 | die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo 23021 Jer 49:20 | inwoners van Theman: Zo de geringsten van de      kudde 23022 Jer 49:20 | Theman: Zo de geringsten van de      kudde hen niet zullen 23023 Jer 49:21 | 21      De aarde heeft gebeefd van 23024 Jer 49:21 | welks geluid gehoord is bij de Schelfzee. ~ 23025 Jer 49:23 | zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men 23026 Jer 49:25 | 25      Hoe is de beroemde stad niet gelaten, 23027 Jer 49:25 | beroemde stad niet gelaten, de stad Mijner vrolijkheid! ~ 23028 Jer 49:26 | nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen. ~ 23029 Jer 49:28 | Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor, 23030 Jer 49:28 | Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, 23031 Jer 49:28 | koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op, 23032 Jer 49:28 | tegen Kedar, en verstoort de kinderen      van het oosten. ~ 23033 Jer 49:30 | inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want Nebukadrezar, 23034 Jer 49:30 | HEERE; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft 23035 Jer 49:31 | zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch 23036 Jer 49:32 | zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal 23037 Jer 49:32 | te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en 23038 Jer 49:32 | zijden aanbrengen, spreekt de HEERE. ~ 23039 Jer 49:35 | 35      Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, 23040 Jer 49:36 | 36      En Ik zal de vier winden uit de vier 23041 Jer 49:36 | Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over 23042 Jer 49:37 | kwaad over hen brengen, de hittigheid      Mijns toorns, 23043 Jer 49:37 | Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard 23044 Jer 49:38 | stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, 23045 Jer 49:38 | daar vernielen, spreekt de HEERE; ~ 23046 Jer 49:39 | gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE. ~  ~ 23047 Jer 50:1 | 1      Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen 23048 Jer 50:2 | 2      Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, 23049 Jer 50:3 | inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten 23050 Jer 50:3 | zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij      23051 Jer 50:4 | ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen 23052 Jer 50:4 | spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israels komen, 23053 Jer 50:4 | kinderen Israels komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; 23054 Jer 50:6 | hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg 23055 Jer 50:7 | hebben tegen den HEERE, in de woning der      gerechtigheid, 23056 Jer 50:7 | gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting hunner vaderen. ~ 23057 Jer 50:8 | Chaldeen land; en weest als de bokken voor de kudde henen. ~ 23058 Jer 50:8 | weest als de bokken voor de kudde henen. ~ 23059 Jer 50:10 | verzadigd worden, spreekt de HEERE. ~ 23060 Jer 50:11 | vaars, en hebt gebriest als de      sterke paarden; ~ 23061 Jer 50:12 | geworden; ziet, zij is geworden de achterste der heidenen, 23062 Jer 50:13 | 13      Vanwege de verbolgenheid des HEEREN 23063 Jer 50:14 | schiet in haar, en spaart de pijlen niet; want zij heeft 23064 Jer 50:16 | den zaaier, en dien, die de sikkel handelt in den oogsttijd; 23065 Jer 50:17 | een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben; 23066 Jer 50:17 | leeuwen verjaagd hebben; de eerste, die hem heeft opgegeten, 23067 Jer 50:17 | hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze 23068 Jer 50:17 | koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar, de 23069 Jer 50:17 | de laatste, Nebukadrezar, de koning van      Babel, heeft 23070 Jer 50:17 | van      Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld. ~ 23071 Jer 50:18 | 18      Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de 23072 Jer 50:18 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal 23073 Jer 50:20 | en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels ongerechtigheid 23074 Jer 50:20 | zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen 23075 Jer 50:21 | tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest 23076 Jer 50:21 | verban achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles, 23077 Jer 50:23 | 23      Hoe is de hamer der ganse aarde zo 23078 Jer 50:23 | tot een ontzetting onder de heidenen. ~ 23079 Jer 50:25 | 25      De HEERE heeft Zijn schatkamer 23080 Jer 50:25 | schatkamer opengedaan, en de instrumenten Zijner gramschap 23081 Jer 50:27 | want hun dag is gekomen, de tijd hunner bezoeking! ~ 23082 Jer 50:28 | om in Sion te verkondigen de wraak des HEEREN, onzes 23083 Jer 50:28 | des HEEREN, onzes Gods, de wraak Zijns tempels. ~ 23084 Jer 50:30 | uitgeroeid worden, spreekt de HEERE. ~ 23085 Jer 50:31 | aan u, gij trotse! spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen; 23086 Jer 50:31 | trotse! spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen; want 23087 Jer 50:31 | want uw dag is gekomen, de tijd, dat Ik u bezoeken 23088 Jer 50:32 | 32      Dan zal de trotse aanstoten en vallen, 23089 Jer 50:33 | 33      Zo zegt de HEERE der heirscharen: De 23090 Jer 50:33 | de HEERE der heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen 23091 Jer 50:33 | De kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te 23092 Jer 50:34 | land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere. ~ 23093 Jer 50:35 | Het zwaard zal zijn over de Chaldeen, spreekt de HEERE; 23094 Jer 50:35 | over de Chaldeen, spreekt de HEERE; en over de inwoners 23095 Jer 50:35 | spreekt de HEERE; en over de inwoners van Babel, en over 23096 Jer 50:36 | Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat zij zot 23097 Jer 50:38 | beelden, en zij razen naar de schrikkelijke afgoden. ~ 23098 Jer 50:39 | 39      Daarom zo zullen de wilde dieren der woestijnen 23099 Jer 50:39 | dieren der woestijnen met de wilde dieren der eilanden 23100 Jer 50:39 | daarin wonen; ook zullen de jonge struisen daarin wonen; 23101 Jer 50:40 | heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand 23102 Jer 50:41 | geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt 23103 Jer 50:42 | hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen 23104 Jer 50:43 | 43      De koning van Babel heeft hunlieder 23105 Jer 50:44 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, 23106 Jer 50:44 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal 23107 Jer 50:44 | Mij dagvaarden? En wie is de herder, die voor Mijn aangezicht 23108 Jer 50:45 | het land der Chaldeen: Zo de geringsten van de      kudde 23109 Jer 50:45 | Chaldeen: Zo de geringsten van de      kudde hen niet zullen 23110 Jer 50:45 | zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal 23111 Jer 50:46 | 46      De aarde is bevende geworden 23112 Jer 50:46 | gekrijt is gehoord onder de volken. ~  ~ 23113 Jer 51:1 | 1      Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een 23114 Jer 51:3 | 3      De schutter spanne zijn boog 23115 Jer 51:4 | 4      Dat de verslagenen liggen in het 23116 Jer 51:4 | het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten. ~ 23117 Jer 51:6 | ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des HEEREN, 23118 Jer 51:6 | wraak des HEEREN, Die haar de verdienste      betaalt. ~ 23119 Jer 51:7 | was een gouden beker in de hand des HEEREN, die de 23120 Jer 51:7 | de hand des HEEREN, die de ganse aarde dronken maakte; 23121 Jer 51:7 | ganse aarde dronken maakte; de volken hebben van haar wijn 23122 Jer 51:7 | wijn gedronken, daarom zijn de volken dol geworden. ~ 23123 Jer 51:9 | is verheven      tot aan de bovenste wolken. ~ 23124 Jer 51:10 | 10      De HEERE heeft onze gerechtigheden 23125 Jer 51:11 | 11      Zuivert de pijlen, rust de schilden 23126 Jer 51:11 | Zuivert de pijlen, rust de schilden volkomenlijk toe; 23127 Jer 51:11 | schilden volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest der 23128 Jer 51:11 | verderve;      want dit is de wraak des HEEREN, de wraak 23129 Jer 51:11 | is de wraak des HEEREN, de wraak Zijns tempels. ~ 23130 Jer 51:12 | 12      Verheft de banier op de muren van Babel, 23131 Jer 51:12 | Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt 23132 Jer 51:12 | muren van Babel, versterkt de wacht, stelt wachters, bereidt 23133 Jer 51:12 | stelt wachters, bereidt de lagen; want gelijk de HEERE 23134 Jer 51:12 | bereidt de lagen; want gelijk de HEERE heeft voorgenomen, 23135 Jer 51:12 | Hij gedaan, wat Hij over de      inwoners van Babel 23136 Jer 51:13 | schatten! uw einde is gekomen, de maat uwer gierigheid. ~ 23137 Jer 51:14 | 14      De HEERE der heirscharen heeft 23138 Jer 51:15 | 15      Die de aarde gemaakt heeft door 23139 Jer 51:15 | heeft door Zijn kracht, Die de wereld bereid heeft door 23140 Jer 51:16 | in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het 23141 Jer 51:16 | einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen, 23142 Jer 51:19 | gelijk die; want Hij is de Formeerder van alles, en 23143 Jer 51:19 | van alles, en Israel is de roede Zijner erfenis; HEERE 23144 Jer 51:22 | stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik 23145 Jer 51:22 | stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. ~ 23146 Jer 51:24 | voor ulieder ogen, spreekt de HEERE. ~ 23147 Jer 51:25 | verdervende berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse 23148 Jer 51:25 | spreekt de HEERE, gij, die de ganse aarde verderft, en 23149 Jer 51:25 | u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, 23150 Jer 51:26 | woestheden zijn, spreekt de HEERE. ~ 23151 Jer 51:27 | 27      Verheft de banier in het land, blaast 23152 Jer 51:27 | banier in het land, blaast de bazuin onder de heidenen, 23153 Jer 51:27 | blaast de bazuin onder de heidenen, heiligt de heidenen 23154 Jer 51:27 | onder de heidenen, heiligt de heidenen tegen haar, roept 23155 Jer 51:27 | roept tegen haar bijeen de koninkrijken van Ararat, 23156 Jer 51:28 | Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen van 23157 Jer 51:28 | tegen haar de heidenen, de koningen van Medie, haar 23158 Jer 51:30 | strijden, zij zijn gebleven in de vestingen, hun macht is 23159 Jer 51:31 | 31      De loper zal den loper tegemoet 23160 Jer 51:31 | loper tegemoet lopen, en de kondschapper den kondschapper 23161 Jer 51:32 | 32      En dat de veren ingenomen, en de rietpoelen 23162 Jer 51:32 | dat de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand 23163 Jer 51:32 | vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd zijn. ~ 23164 Jer 51:33 | 33      Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de 23165 Jer 51:33 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: De dochter 23166 Jer 51:33 | heirscharen, de God Israels: De dochter van Babel is als 23167 Jer 51:33 | een weinig, dan zal haar de tijd des oogstes      overkomen. ~ 23168 Jer 51:34 | 34      Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft 23169 Jer 51:35 | aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn 23170 Jer 51:35 | Sion; en mijn bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge 23171 Jer 51:36 | 36      Daarom, zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal uw twist 23172 Jer 51:39 | en niet opwaken, spreekt de HEERE. ~ 23173 Jer 51:41 | is Sesach zo veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! 23174 Jer 51:41 | tot een ontzetting onder de heidenen! ~ 23175 Jer 51:42 | over Babel gerezen, door de veelheid harer golven is 23176 Jer 51:44 | hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet meer 23177 Jer 51:45 | iegelijk zijn ziel, vanwege de hittigheid van den toorn 23178 Jer 51:47 | 47      Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking 23179 Jer 51:47 | bezoeking zal doen over de gesneden beelden van Babel; 23180 Jer 51:48 | 48      En de hemel en de aarde, mitsgaders 23181 Jer 51:48 | 48      En de hemel en de aarde, mitsgaders al wat 23182 Jer 51:48 | het noorden zullen haar de verstoorders aankomen, spreekt 23183 Jer 51:48 | verstoorders aankomen, spreekt de HEERE. ~ 23184 Jer 51:49 | Israel, alzo zullen te Babel de verslagenen des gansen lands 23185 Jer 51:51 | bedekt; omdat uitlandsen over de      heiligdommen van des 23186 Jer 51:52 | 52      Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de 23187 Jer 51:52 | de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking 23188 Jer 51:52 | haar gesneden beelden; en de dodelijk verwonde zal kermen 23189 Jer 51:53 | op, en al maakte zij vast de hoogte harer sterkte, zo 23190 Jer 51:53 | van Mij overkomen, spreekt de HEERE. ~ 23191 Jer 51:55 | 55      Want de HEERE verstoort Babel, en 23192 Jer 51:55 | verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen 23193 Jer 51:56 | 56      Want de verstoorder komt over haar, 23194 Jer 51:56 | bogen zijn verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, 23195 Jer 51:56 | verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal 23196 Jer 51:57 | niet opwaken, spreekt      de Koning, Wiens Naam is HEERE 23197 Jer 51:58 | 58      Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die 23198 Jer 51:58 | aangestoken worden; zodat de volken      tevergeefs, 23199 Jer 51:58 | volken      tevergeefs, en de natien ten vure zullen gearbeid 23200 Jer 51:59 | 59      Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan 23201 Jer 51:64 | worden. Tot hiertoe zijn de woorden van      Jeremia. ~  ~ 23202 Jer 52:1 | elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, 23203 Jer 52:2 | hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, 23204 Jer 52:4 | jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden 23205 Jer 52:4 | maand, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen 23206 Jer 52:5 | 5      Alzo kwam de stad in belegering, tot 23207 Jer 52:6 | 6      In de vierde maand, op den negenden 23208 Jer 52:6 | negenden der maand, als de honger in de stad sterk 23209 Jer 52:6 | maand, als de honger in de stad sterk werd, en het 23210 Jer 52:7 | 7      Toen werd de stad doorgebroken, en al 23211 Jer 52:7 | stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden, en 23212 Jer 52:7 | trokken uit des nachts, uit de stad, door den weg der poort 23213 Jer 52:7 | den weg der poort tussen de twee muren, die aan des 23214 Jer 52:7 | konings hof      waren (de Chaldeen nu waren tegen 23215 Jer 52:7 | Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en zij togen 23216 Jer 52:8 | achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van Jericho; 23217 Jer 52:10 | 10      En de koning van Babel slachtte 23218 Jer 52:10 | koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn 23219 Jer 52:10 | en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~ 23220 Jer 52:11 | 11      En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij 23221 Jer 52:11 | ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, 23222 Jer 52:12 | 12      Daarna, in de vijfde maand, op den tienden 23223 Jer 52:12 | Babel), als Nebuzaradan, de overste der      trawanten, 23224 Jer 52:15 | 15      Van de armsten nu des volks en 23225 Jer 52:15 | overige des volks, die in de stad overgelaten waren, 23226 Jer 52:15 | stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den 23227 Jer 52:15 | menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk 23228 Jer 52:16 | 16      Maar van de armsten des lands liet Nebuzaradan, 23229 Jer 52:16 | lands liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen 23230 Jer 52:17 | 17      Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, 23231 Jer 52:17 | Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die in 23232 Jer 52:17 | huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen 23233 Jer 52:17 | waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het 23234 Jer 52:18 | 18      Ook namen zij de potten en de schoffelen, 23235 Jer 52:18 | Ook namen zij de potten en de schoffelen, en de gaffelen, 23236 Jer 52:18 | potten en de schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, 23237 Jer 52:18 | schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen, 23238 Jer 52:18 | en de sprengbekkens, en de rookschalen, en al de koperen 23239 Jer 52:18 | en de rookschalen, en al de koperen vaten, waar men 23240 Jer 52:19 | 19      En de overste der trawanten nam 23241 Jer 52:19 | overste der trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten, 23242 Jer 52:19 | trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten, en de sprengbekkens, 23243 Jer 52:19 | en de wierookvaten, en de sprengbekkens, en de potten, 23244 Jer 52:19 | en de sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars, 23245 Jer 52:19 | sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars, en de rookschalen, 23246 Jer 52:19 | potten, en de kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen; 23247 Jer 52:19 | kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen; wat geheel      23248 Jer 52:20 | 20      De twee pilaren, de ene zee, 23249 Jer 52:20 | 20      De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen 23250 Jer 52:20 | pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, 23251 Jer 52:20 | koperen runderen, die in de plaats der stellingen waren, 23252 Jer 52:20 | der stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis 23253 Jer 52:21 | 21      Aangaande de pilaren, achttien ellen 23254 Jer 52:21 | pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en 23255 Jer 52:22 | kapiteel daarop was koper, en de hoogte des enen kapiteels 23256 Jer 52:22 | koper; en dezen gelijk had de      andere pilaar, met 23257 Jer 52:23 | 23      En de granaatappelen waren zes 23258 Jer 52:24 | 24      Ook nam de overste der trawanten Seraja, 23259 Jer 52:24 | den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~ 23260 Jer 52:25 | 25      En uit de stad nam hij een hoveling, 23261 Jer 52:25 | hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, 23262 Jer 52:25 | aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden,      23263 Jer 52:26 | 26      Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen 23264 Jer 52:27 | 27      En de koning van Babel sloeg hen 23265 Jer 52:30 | Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk 23266 Jer 52:30 | trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf 23267 Jer 52:31 | den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den vijf 23268 Jer 52:31 | maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het 23269 Jer 52:33 | 33      En hij veranderde de klederen zijner gevangenis; 23270 Jer 52:33 | voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. ~ 23271 Jer 52:34 | den dag zijns doods, al de dagen      zijns levens. ~  ~  ~  ~ 23272 Klaa 1:1 | zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder 23273 Klaa 1:1 | heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar      23274 Klaa 1:3 | gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid 23275 Klaa 1:3 | vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; 23276 Klaa 1:3 | dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen 23277 Klaa 1:3 | achterhalen ze tussen de engten. ~ 23278 Klaa 1:4 | 4      Daleth. De wegen Sions treuren, omdat 23279 Klaa 1:5 | zijn gerust; omdat haar de HEERE bedroefd heeft, vanwege 23280 Klaa 1:5 | bedroefd heeft, vanwege de veelheid harer overtredingen; 23281 Klaa 1:5 | kinderkens      gaan henen in de gevangenis voor het aangezicht 23282 Klaa 1:6 | 6      Vau. En van de dochter Sions is al haar 23283 Klaa 1:6 | weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, die geen weide vinden, 23284 Klaa 1:7 | Zain. Jeruzalem is, in de dagen harer ellende en harer 23285 Klaa 1:7 | dewijl haar volk      door de hand des tegenpartijders 23286 Klaa 1:7 | en zij geen helper heeft; de tegenpartijders zien haar 23287 Klaa 1:9 | mijn ellende      aan, want de vijand maakt zich groot. ~ 23288 Klaa 1:10 | 10      Jod. De tegenpartijder heeft zijn 23289 Klaa 1:10 | heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom 23290 Klaa 1:11 | dingen voor spijs gegeven, om de ziel te verkwikken. Zie, 23291 Klaa 1:12 | mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij      bedroefd 23292 Klaa 1:13 | 13      Mem. Van de hoogte heeft Hij een vuur 23293 Klaa 1:14 | mijn kracht doen vervallen; de HEERE      heeft mij in 23294 Klaa 1:15 | 15      Samech. De Heere heeft al mijn sterken 23295 Klaa 1:15 | jongelingen te verbreken; de Heere heeft de      wijnpers 23296 Klaa 1:15 | verbreken; de Heere heeft de      wijnpers der jonkvrouw, 23297 Klaa 1:16 | vliet af van water, omdat de trooster, die mijn ziel 23298 Klaa 1:16 | kinderen zijn verwoest, omdat de      vijand de overhand 23299 Klaa 1:16 | verwoest, omdat de      vijand de overhand heeft. ~ 23300 Klaa 1:17 | geen trooster voor haar; de HEERE heeft van Jakob geboden, 23301 Klaa 1:18 | 18      Tsade. De HEERE is rechtvaardig, want 23302 Klaa 1:18 | mijn jongelingen zijn in de      gevangenis gegaan. ~ 23303 Klaa 1:19 | en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven, 23304 Klaa 1:20 | beroofd, van binnen is als de dood. ~ 23305 Klaa 1:23 | 1      Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in 23306 Klaa 1:23 | Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn 23307 Klaa 1:23 | toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid van Israel 23308 Klaa 1:23 | Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen; en 23309 Klaa 1:23 | nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank      Zijner voeten 23310 Klaa 1:24 | 2      Beth. De Heere heeft al de woningen 23311 Klaa 1:24 | Beth. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden, 23312 Klaa 1:24 | niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter 23313 Klaa 1:24 | heeft      gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het 23314 Klaa 1:25 | achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen 23315 Klaa 1:26 | tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen; 23316 Klaa 1:26 | heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort 23317 Klaa 1:27 | 5      He. De Heere is geworden als een 23318 Klaa 1:27 | verdorven; en Hij heeft bij de dochter      van Juda het 23319 Klaa 1:28 | vergaderplaats verdorven; de HEERE heeft in Sion doen 23320 Klaa 1:28 | sabbat, en Hij      heeft in de gramschap Zijns toorns den 23321 Klaa 1:29 | 7      Zain. De Heere heeft Zijn altaar 23322 Klaa 1:29 | te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in 23323 Klaa 1:30 | 8      Cheth. De HEERE heeft gedacht te verderven 23324 Klaa 1:31 | Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft 23325 Klaa 1:31 | haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; 23326 Klaa 1:32 | 10      Jod. De oudsten der dochter Sions 23327 Klaa 1:32 | dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, 23328 Klaa 1:32 | hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem 23329 Klaa 1:33 | aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns 23330 Klaa 1:33 | volks; omdat het kind en de      zuigeling op de straten 23331 Klaa 1:33 | en de      zuigeling op de straten der stad in onmacht 23332 Klaa 1:34 | koren en wijn, als zij op de straten der stad in onmacht 23333 Klaa 1:34 | stad in onmacht zinken, als de verslagenen; als zich hun 23334 Klaa 1:35 | breuk is      zo groot als de zee, wie kan u helen? ~ 23335 Klaa 1:37 | over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten 23336 Klaa 1:37 | schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: 23337 Klaa 1:38 | zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij 23338 Klaa 1:38 | verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, 23339 Klaa 1:39 | 17      Ain. De HEERE heeft gedaan, wat 23340 Klaa 1:41 | uw handen tot Hem op voor de ziel      uwer kinderkens, 23341 Klaa 1:42 | gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, 23342 Klaa 1:42 | vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de 23343 Klaa 1:42 | de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan 23344 Klaa 1:42 | handen draagt? Zullen dan de      profeet en de priester 23345 Klaa 1:42 | Zullen dan de      profeet en de priester in het heiligdom 23346 Klaa 1:43 | 21      Schin. De jongen en de ouden liggen 23347 Klaa 1:43 | Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde 23348 Klaa 1:43 | jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn 23349 Klaa 1:43 | ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen 23350 Klaa 1:44 | overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen 23351 Klaa 1:45 | 1      Aleph. Ik ben de man, die ellende gezien 23352 Klaa 1:45 | ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid. ~ 23353 Klaa 1:46 | mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het 23354 Klaa 1:52 | roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed. ~ 23355 Klaa 1:60 | verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt. ~ 23356 Klaa 1:66 | 22      Cheth. Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, 23357 Klaa 1:68 | 24      Cheth. De HEERE is mijn Deel, zegt 23358 Klaa 1:69 | 25      Teth. De HEERE is goed dengenen, 23359 Klaa 1:75 | 31      Caph. Want de Heere zal niet verstoten 23360 Klaa 1:76 | Hij Zich ontfermen, naar de grootheid Zijner goedertierenheden. ~ 23361 Klaa 1:78 | 34      Lamed. Dat men al de gevangenen der aarde onder 23362 Klaa 1:80 | zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien? ~ 23363 Klaa 1:81 | hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt? ~ 23364 Klaa 1:85 | harten opheffen, mitsgaders de handen, tot God in den hemel, 23365 Klaa 1:91 | 47      Pe. De vreze en de kuil zijn over 23366 Klaa 1:91 | 47      Pe. De vreze en de kuil zijn over ons gekomen, 23367 Klaa 1:91 | kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. ~ 23368 Klaa 1:91 | gekomen, de verwoesting en de verbreking. ~ 23369 Klaa 1:92 | mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns 23370 Klaa 1:94 | 50      Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, 23371 Klaa 1:95 | ziele moeite aan, vanwege al de dochteren mijner stad. ~ 23372 Klaa 1:98 | 54      Tsade. De wateren zwommen over mijn 23373 Klaa 1:102| Resch. Heere! Gij hebt de twistzaken mijner ziel getwist, 23374 Klaa 1:103| Heere! Gij hebt gezien de verkeerdheid, die men mij 23375 Klaa 1:106| 62      Schin. De lippen dergenen, die tegen 23376 Klaa 1:111| goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen des heiligdoms vooraan 23377 Klaa 1:112| 2      Beth. De kostelijke kinderen Sions, 23378 Klaa 1:112| zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk 23379 Klaa 1:112| aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! ~ 23380 Klaa 1:113| Gimel. Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder, 23381 Klaa 1:113| Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder, zij zogen 23382 Klaa 1:113| zij zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als 23383 Klaa 1:113| een wrede geworden, gelijk de struisen in de woestijn. ~ 23384 Klaa 1:113| geworden, gelijk de struisen in de woestijn. ~ 23385 Klaa 1:114| 4      Daleth. De tong van het zoogkind kleeft 23386 Klaa 1:114| zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, 23387 Klaa 1:115| aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn 23388 Klaa 1:116| 6      Vau. En de ongerechtigheid der dochter 23389 Klaa 1:116| mijns volks is groter dan de zonden van Sodom, dat als 23390 Klaa 1:117| bijzondersten waren reiner dan de sneeuw, zij waren witter 23391 Klaa 1:118| zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft 23392 Klaa 1:119| 9      Teth. De verslagenen van het zwaard 23393 Klaa 1:119| zwaard zijn gelukkiger dan de verslagenen van den honger; 23394 Klaa 1:120| 10      Jod. De handen der barmhartige vrouwen 23395 Klaa 1:120| haar tot spijze geworden in de verbreking der dochter mijns 23396 Klaa 1:121| 11      Caph. De HEERE heeft Zijn grimmigheid 23397 Klaa 1:121| grimmigheid volbracht, Hij heeft de hittigheid Zijns toorns 23398 Klaa 1:122| 12      Lamed. De koningen der aarde zouden 23399 Klaa 1:122| geloofd hebben, noch al de inwoners der wereld, dat 23400 Klaa 1:122| inwoners der wereld, dat de tegenpartijder en vijand 23401 Klaa 1:122| tegenpartijder en vijand tot de poorten van Jeruzalem zou 23402 Klaa 1:123| Mem. Het is vanwege de zonden harer profeten, en 23403 Klaa 1:123| zonden harer profeten, en de misdaden harer priesteren, 23404 Klaa 1:124| zwierven als blinden op de straten, zij waren met bloed 23405 Klaa 1:125| weggezworven; zij zeiden onder de heidenen: Zij zullen er 23406 Klaa 1:129| zijn sneller geweest dan de arenden des hemels; zij 23407 Klaa 1:129| hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk vervolgd, 23408 Klaa 1:129| hittiglijk vervolgd, in de woestijn hebben zij ons 23409 Klaa 1:130| 20      Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde 23410 Klaa 1:130| Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is 23411 Klaa 1:130| zijn schaduw leven onder de heidenen! ~ 23412 Klaa 1:131| het land Uz woont! doch de beker zal ook tot u komen, 23413 Klaa 2:2 | Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze 23414 Klaa 2:2 | gewend, onze huizen tot de uitlanders. ~ 23415 Klaa 2:3 | vader, onze moeders zijn als de weduwen. ~ 23416 Klaa 2:6 | Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, 23417 Klaa 2:11 | 11      Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, 23418 Klaa 2:11 | vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden 23419 Klaa 2:11 | en de jonge dochters in de steden van Juda. ~ 23420 Klaa 2:12 | 12      De vorsten zijn door hunlieder 23421 Klaa 2:12 | hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn 23422 Klaa 2:13 | 13      Zij hebben de jongelingen weggenomen, 23423 Klaa 2:13 | weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder 23424 Klaa 2:14 | 14      De ouden houden op van de poort, 23425 Klaa 2:14 | De ouden houden op van de poort, de jongelingen van 23426 Klaa 2:14 | houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~ 23427 Klaa 2:15 | 15      De vreugde onzes harten houdt 23428 Klaa 2:16 | 16      De kroon onzes hoofds is afgevallen; 23429 Klaa 2:18 | wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen. ~ 23430 Eze 1:1 | In het dertigste jaar, in de vierde maand, op den vijfden 23431 Eze 1:1 | der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo geschiedde 23432 Eze 1:1 | zo geschiedde het, dat de hemelen      werden geopend, 23433 Eze 1:2 | was het vijfde jaar van de wegvoering van den koning 23434 Eze 1:3 | het land der Chaldeen, bij de rivier Chebar; en de hand 23435 Eze 1:3 | bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar      23436 Eze 1:4 | midden daarvan was      als de verf van Hasmal, uit het 23437 Eze 1:5 | het midden daarvan kwam de gelijkenis van vier dieren; 23438 Eze 1:5 | hun gedaante: zij hadden de gelijkenis van een mens; ~ 23439 Eze 1:7 | voetplanten waren gelijk de voetplanten van een kalf, 23440 Eze 1:7 | kalf, en glinsterden gelijk de verf van glad koper. ~ 23441 Eze 1:9 | vleugelen waren samengevoegd, de een aan den ander; zij keerden 23442 Eze 1:10 | 10      De gelijkenis nu van hun aangezicht 23443 Eze 1:10 | leeuws hadden zij vier aan de rechterzijde; en ter linkerzijde 23444 Eze 1:11 | er twee samengevoegd aan de andere, en twee bedekten 23445 Eze 1:12 | aangezicht henen; waarhenen de geest was om te gaan, gingen 23446 Eze 1:13 | 13      Aangaande de gelijkenis der dieren, hun 23447 Eze 1:13 | brandende kolen des vuurs, als de gedaante der fakkelen; datzelve 23448 Eze 1:14 | 14      De dieren nu liepen en keerden 23449 Eze 1:14 | liepen en keerden weder als de gedaante van een weerlicht. ~ 23450 Eze 1:15 | ziet, zo was er een rad op de aarde bij die dieren, naar 23451 Eze 1:16 | 16      De gedaante der raderen en 23452 Eze 1:16 | derzelver maaksel was als de verf van een turkoois; en 23453 Eze 1:19 | 19      Als nu de dieren gingen, gingen de 23454 Eze 1:19 | de dieren gingen, gingen de raderen bij hen; en als 23455 Eze 1:19 | raderen bij hen; en als de dieren van de aarde opgeheven 23456 Eze 1:19 | hen; en als de dieren van de aarde opgeheven werden, 23457 Eze 1:19 | opgeheven werden, werden de raderen opgeheven. ~ 23458 Eze 1:20 | 20      Waarhenen de geest was om te gaan, gingen 23459 Eze 1:20 | gaan, gingen zij, waarhenen de geest was om te gaan; en 23460 Eze 1:20 | geest was om te gaan; en de raderen werden tegenover 23461 Eze 1:20 | tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was in 23462 Eze 1:20 | geest der dieren was in de      raderen. ~ 23463 Eze 1:21 | stonden zij; en als die van de aarde opgeheven werden, 23464 Eze 1:21 | opgeheven werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven; 23465 Eze 1:21 | tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren      was 23466 Eze 1:21 | geest der dieren      was in de raderen. ~ 23467 Eze 1:22 | 22      En over de hoofden der dieren was de 23468 Eze 1:22 | de hoofden der dieren was de gelijkenis eens uitspansels, 23469 Eze 1:22 | eens uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke 23470 Eze 1:23 | waren hun vleugelen rechtop, de een aan den ander; ieder 23471 Eze 1:24 | geruis van vele wateren, als de stem des Almachtigen, als 23472 Eze 1:24 | stem des Almachtigen, als de stem eens geroeps, als het 23473 Eze 1:26 | was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons, 23474 Eze 1:26 | gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; 23475 Eze 1:26 | een saffiersteen; en op de gelijkenis als de gedaante 23476 Eze 1:26 | en op de gelijkenis als de gedaante eens      mensen, 23477 Eze 1:27 | 27      En ik zag als de verf van Hasmal, als de 23478 Eze 1:27 | de verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom 23479 Eze 1:27 | vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en 23480 Eze 1:27 | lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en 23481 Eze 1:27 | nederwaarts,      zag ik als de gedaante van vuur, en glans 23482 Eze 1:28 | 28      Gelijk de gedaante van den boog, die 23483 Eze 1:28 | gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, 23484 Eze 1:28 | des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; 23485 Eze 1:28 | den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis 23486 Eze 1:28 | dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid      23487 Eze 2:2 | als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij stelde op 23488 Eze 2:3 | Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de 23489 Eze 2:3 | de kinderen Israels, tot de rebellerende volken, die 23490 Eze 2:4 | tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE! ~ 23491 Eze 2:9 | uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks. ~ 23492 Eze 3:3 | mond als honig, vanwege de zoetigheid. ~ 23493 Eze 3:11 | En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen 23494 Eze 3:11 | tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek 23495 Eze 3:11 | en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat 23496 Eze 3:12 | 12      Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde 23497 Eze 3:12 | ruising, zeggende: Geloofd zij de heerlijkheid des HEEREN 23498 Eze 3:13 | der dieren vleugelen, die de een den ander raakten, en 23499 Eze 3:14 | 14      Toen hief de Geest mij op, en nam mij 23500 Eze 3:14 | bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes; maar


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License