1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
26001 Amos 9:14 | Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen
26002 Amos 9:15 | hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God. ~
26003 Oba 1:1 | gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij
26004 Oba 1:1 | een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en
26005 Oba 1:2 | heb u klein gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer
26006 Oba 1:3 | 3 De trotsheid uws harten heeft
26007 Oba 1:3 | hij, die daar woont in de kloven der steenrotsen,
26008 Oba 1:4 | Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij
26009 Oba 1:4 | steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u van
26010 Oba 1:4 | daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~
26011 Oba 1:7 | bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten
26012 Oba 1:8 | dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen
26013 Oba 1:8 | spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom, en het
26014 Oba 1:11 | tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen
26015 Oba 1:11 | heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten
26016 Oba 1:12 | noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage
26017 Oba 1:14 | Noch gestaan hebben op de wegscheiding, om zijn ontkomenen
26018 Oba 1:15 | 15 Want de dag des HEEREN is nabij,
26019 Oba 1:15 | HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij
26020 Oba 1:16 | heiligheid, zo zullen al de heidenen geduriglijk drinken;
26021 Oba 1:18 | overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. ~
26022 Oba 1:19 | Ezau's gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen
26023 Oba 1:19 | die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten;
26024 Oba 1:20 | 20 En de gevankelijk weggevoerden
26025 Oba 1:20 | was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden
26026 Oba 1:20 | Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk
26027 Jona 1:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik
26028 Jona 1:3 | naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan, en
26029 Jona 1:4 | 4 Maar de HEERE wierp een groten wind
26030 Jona 1:4 | wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote
26031 Jona 1:4 | werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht
26032 Jona 1:5 | 5 Toen vreesden de zeelieden, en riepen een
26033 Jona 1:5 | tot zijn god, en wierpen de vaten, die in het schip
26034 Jona 1:5 | die in het schip waren, in de zee, om het van dezelve
26035 Jona 1:5 | was nedergegaan aan de zijden van het schip, en
26036 Jona 1:6 | 6 En de opperschipper naderde tot
26037 Jona 1:9 | den God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt
26038 Jona 1:10 | hebt gij dit gedaan? Want de mannen wisten, dat hij van
26039 Jona 1:11 | zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons?
26040 Jona 1:11 | stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe
26041 Jona 1:12 | mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil
26042 Jona 1:12 | werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden;
26043 Jona 1:13 | 13 Maar de mannen roeiden, om het schip
26044 Jona 1:13 | doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe
26045 Jona 1:15 | Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil
26046 Jona 1:15 | hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~
26047 Jona 1:16 | 16 Dies vreesden de mannen den HEERE met grote
26048 Jona 1:17 | 17 De HEERE nu beschikte een groten
26049 Jona 2:3 | Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der
26050 Jona 2:3 | in het hart der zeeen, en de stroom omving mij; al Uw
26051 Jona 2:5 | 5 De wateren hadden mij omgeven
26052 Jona 2:5 | wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving
26053 Jona 2:5 | omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het
26054 Jona 2:6 | Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen
26055 Jona 2:6 | tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren
26056 Jona 2:8 | 8 Die de valse ijdelheden onderhouden,
26057 Jona 2:9 | Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat
26058 Jona 2:10 | 10 De HEERE nu sprak tot den vis;
26059 Jona 3:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve; en predik
26060 Jona 3:2 | Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u
26061 Jona 3:4 | 4 En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis;
26062 Jona 3:5 | 5 En de lieden van Nineve geloofden
26063 Jona 3:6 | een zak, en zat neder in de as. ~
26064 Jona 3:9 | Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns,
26065 Jona 4:4 | 4 En de HEERE zeide: Is uw toorn
26066 Jona 4:5 | verdek, en zat daaronder in de schaduw, totdat hij zag,
26067 Jona 4:5 | totdat hij zag, wat van de stad zou worden. ~
26068 Jona 4:6 | 6 En God, de HEERE, beschikte een wonderboom,
26069 Jona 4:8 | En het geschiedde, als de zon oprees, dat God een
26070 Jona 4:8 | oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van
26071 Jona 4:10 | 10 En de HEERE zeide: Gij verschoont
26072 Mic 1:1 | Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz
26073 Mic 1:2 | mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een
26074 Mic 1:2 | getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner
26075 Mic 1:3 | 3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn
26076 Mic 1:3 | nederdalen en treden op de hoogten der aarde. ~
26077 Mic 1:4 | 4 En de bergen zullen onder Hem
26078 Mic 1:4 | onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk
26079 Mic 1:4 | die uitgestort worden in de laagte. ~
26080 Mic 1:5 | 5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en
26081 Mic 1:5 | overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels;
26082 Mic 1:5 | Israels; wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is
26083 Mic 1:5 | niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is
26084 Mic 1:6 | en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar
26085 Mic 1:8 | ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de
26086 Mic 1:8 | de draken, en treuren als de jonge struisen. ~
26087 Mic 1:9 | hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan
26088 Mic 1:11 | Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat
26089 Mic 1:12 | 12 Want de inwoneres van Maroth is
26090 Mic 1:12 | HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. ~
26091 Mic 1:13 | 13 Span de snelle dieren aan den wagen,
26092 Mic 1:14 | geschenken aan Morescheth-Gaths; de huizen van Achzib zullen
26093 Mic 1:15 | tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israels. ~
26094 Mic 1:16 | verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk
26095 Mic 2:1 | doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand
26096 Mic 2:3 | 3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een
26097 Mic 2:5 | snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN. ~
26098 Mic 2:7 | huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort?
26099 Mic 2:9 | 9 De vrouwen Mijns volks verdrijft
26100 Mic 2:10 | henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het
26101 Mic 2:13 | 13 De doorbreker zal voor hun
26102 Mic 2:13 | zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve
26103 Mic 2:13 | aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits. ~ ~
26104 Mic 3:5 | 5 Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten,
26105 Mic 3:5 | Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk
26106 Mic 3:6 | duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal
26107 Mic 3:6 | vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten
26108 Mic 3:6 | deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart
26109 Mic 3:7 | 7 En de zieners zullen beschaamd,
26110 Mic 3:7 | zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden;
26111 Mic 3:7 | en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen;
26112 Mic 3:11 | den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden
26113 Mic 3:12 | tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten
26114 Mic 4:1 | zal het geschieden, dat de berg van het huis des HEEREN
26115 Mic 4:1 | zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken
26116 Mic 4:1 | boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien. ~
26117 Mic 4:2 | wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN
26118 Mic 4:4 | die ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen
26119 Mic 4:6 | Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik haar, die
26120 Mic 4:7 | tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning over hen
26121 Mic 4:8 | komen, ja, daar zal komen de vorige heerschappij, het
26122 Mic 4:10 | want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, en op
26123 Mic 4:10 | gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand
26124 Mic 4:10 | u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. ~
26125 Mic 4:12 | 12 Maar zij weten de gedachten des HEEREN niet,
26126 Mic 4:14 | den rechter Israels met de roede op het kinnebakken
26127 Mic 5:1 | klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit
26128 Mic 5:1 | zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. ~
26129 Mic 5:2 | gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen
26130 Mic 5:2 | broederen zich bekeren met de kinderen Israels. ~
26131 Mic 5:3 | staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de
26132 Mic 5:3 | de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des
26133 Mic 5:3 | zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. ~
26134 Mic 5:4 | herders, en acht vorsten uit de mensen. ~
26135 Mic 5:7 | van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden
26136 Mic 5:7 | volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een
26137 Mic 5:7 | als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke,
26138 Mic 5:9 | dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden
26139 Mic 5:10 | 10 En Ik zal de steden uws lands uitroeien,
26140 Mic 5:11 | 11 En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien,
26141 Mic 5:14 | grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen. ~ ~
26142 Mic 6:1 | 1 Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op, twist
26143 Mic 6:1 | zegt: Maak u op, twist met de bergen, en laat de heuvelen
26144 Mic 6:1 | twist met de bergen, en laat de heuvelen uw stem horen. ~
26145 Mic 6:2 | fondamenten der aarde! want de HEERE heeft een twist met
26146 Mic 6:5 | gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde,
26147 Mic 6:5 | beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde;
26148 Mic 6:5 | Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des HEEREN
26149 Mic 6:7 | 7 Zou de HEERE een welgevallen hebben
26150 Mic 6:7 | geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns buiks
26151 Mic 6:7 | vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel? ~
26152 Mic 6:8 | wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te
26153 Mic 6:9 | 9 De stem des HEEREN roept tot
26154 Mic 6:9 | stem des HEEREN roept tot de stad (want Uw Naam ziet
26155 Mic 6:9 | Naam ziet het wezen): Hoort de roede, en wie ze besteld
26156 Mic 6:16 | 16 Want de inzettingen van Omri worden
26157 Mic 6:16 | aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks dragen. ~ ~
26158 Mic 7:1 | want ik ben, als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld;
26159 Mic 7:1 | ingezameld; als wanneer de nalezingen in den wijnoogst
26160 Mic 7:2 | 2 De goedertierene is vergaan
26161 Mic 7:2 | is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal
26162 Mic 7:3 | dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt
26163 Mic 7:3 | doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding;
26164 Mic 7:3 | oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving
26165 Mic 7:3 | vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel,
26166 Mic 7:4 | 4 De beste van hen is als een
26167 Mic 7:4 | van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan
26168 Mic 7:4 | scherper dan een doornheg; de dag uwer wachters, uw bezoeking,
26169 Mic 7:5 | voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar,
26170 Mic 7:6 | 6 Want de zoon veracht den vader,
26171 Mic 7:6 | zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar
26172 Mic 7:6 | staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar
26173 Mic 7:7 | HEERE, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God
26174 Mic 7:8 | duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn. ~
26175 Mic 7:10 | die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen
26176 Mic 7:12 | van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van
26177 Mic 7:12 | vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier,
26178 Mic 7:12 | van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee,
26179 Mic 7:13 | inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen. ~
26180 Mic 7:14 | weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die
26181 Mic 7:14 | Basan en Gilead, als in de dagen van ouds. ~
26182 Mic 7:15 | wonderen doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland
26183 Mic 7:16 | 16 De heidenen zullen het zien,
26184 Mic 7:16 | al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen;
26185 Mic 7:17 | zullen het stof lekken, als de slang; als kruipende dieren
26186 Mic 7:18 | een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft,
26187 Mic 7:18 | ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel
26188 Mic 7:19 | Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. ~
26189 Mic 7:20 | 20 Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid
26190 Mic 7:20 | Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven,
26191 Nah 1:1 | 1 De last van Nineve. Het boek
26192 Nah 1:2 | ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de
26193 Nah 1:2 | de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig;
26194 Nah 1:2 | zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders,
26195 Nah 1:3 | 3 De HEERE is lankmoedig, doch
26196 Nah 1:3 | wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof
26197 Nah 1:4 | 4 Hij scheldt de zee, en maakt ze droog,
26198 Nah 1:4 | Karmel kwelen, ook kweelt de bloem van Libanon. ~
26199 Nah 1:5 | 5 De bergen beven voor Hem, en
26200 Nah 1:5 | bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; en
26201 Nah 1:5 | heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor
26202 Nah 1:5 | voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin
26203 Nah 1:6 | gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns
26204 Nah 1:6 | uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van Hem
26205 Nah 1:7 | 7 De HEERE is goed, Hij is ter
26206 Nah 1:9 | zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal
26207 Nah 1:12 | 12 Alzo zegt de HEERE: Zijn zij voorspoedig,
26208 Nah 1:14 | Doch tegen u heeft de HEERE bevolen, dat er van
26209 Nah 1:14 | uws gods zal Ik uitroeien de gesneden en gegoten beelden;
26210 Nah 1:15 | 15 Ziet op de bergen de voeten desgenen,
26211 Nah 1:15 | 15 Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het
26212 Nah 1:15 | betaal uw geloften; want de Belials- man zal voortaan
26213 Nah 2:1 | 1 De verstrooier trekt tegen
26214 Nah 2:1 | uw aangezicht op, bewaar de vesting; bezichtig den weg;
26215 Nah 2:1 | bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk de kracht
26216 Nah 2:1 | sterk de lenden, versterk de kracht zeer. ~
26217 Nah 2:2 | 2 Want de HEERE heeft de hovaardij
26218 Nah 2:2 | Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend,
26219 Nah 2:2 | Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want
26220 Nah 2:2 | hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig
26221 Nah 2:3 | 3 De schilden zijner helden zijn
26222 Nah 2:3 | helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig;
26223 Nah 2:3 | mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur
26224 Nah 2:3 | als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud. ~
26225 Nah 2:4 | 4 De wagens razen door de wijken,
26226 Nah 2:4 | De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds
26227 Nah 2:4 | lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn
26228 Nah 2:4 | door elkander henen als de bliksemen. ~
26229 Nah 2:6 | 6 De poorten der rivieren zullen
26230 Nah 2:8 | als een watervijver, van de dagen af dat zij geweest
26231 Nah 2:10 | en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al
26232 Nah 2:10 | knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun
26233 Nah 2:11 | 11 Waar is nu de woning der leeuwen, en die
26234 Nah 2:11 | der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en
26235 Nah 2:11 | leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp
26236 Nah 2:12 | 12 De leeuw, die genoeg roofde
26237 Nah 2:13 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en
26238 Nah 2:13 | zal uw roof uitroeien van de aarde, en de stem uwer
26239 Nah 2:13 | uitroeien van de aarde, en de stem uwer gezanten zal niet
26240 Nah 3:1 | leugen, en verscheuring is! de roof houdt niet op. ~
26241 Nah 3:2 | bulderen der raderen; en de paarden stampen, en de wagens
26242 Nah 3:2 | en de paarden stampen, en de wagens springen op. ~
26243 Nah 3:3 | 3 De ruiter steekt omhoog, zo
26244 Nah 3:3 | het vlammende zwaard, als de bliksemende spies, en er
26245 Nah 3:5 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en
26246 Nah 3:8 | Zijt gij beter dan No, de volkrijke, gelegen in de
26247 Nah 3:8 | de volkrijke, gelegen in de rivieren? die rondom henen
26248 Nah 3:8 | water heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van
26249 Nah 3:10 | zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar
26250 Nah 3:12 | vastigheden zijn vijgebomen met de eerste vruchten; indien
26251 Nah 3:13 | van u tot vrouwen worden; de poorten uws lands zullen
26252 Nah 3:14 | versterk uw vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem;
26253 Nah 3:15 | uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als
26254 Nah 3:16 | sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen,
26255 Nah 3:17 | Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten
26256 Nah 3:17 | en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in
26257 Nah 3:17 | grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in
26258 Nah 3:17 | heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer
26259 Nah 3:17 | koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen
26260 Nah 3:18 | leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd uitbreiden,
26261 Nah 3:19 | gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want
26262 Zep 1:1 | den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia, den
26263 Zep 1:2 | wegrapen uit dit land, spreekt de HEERE. ~
26264 Zep 1:3 | beesten; Ik zal wegrapen de vogelen des hemels, en de
26265 Zep 1:3 | de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen
26266 Zep 1:3 | en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen;
26267 Zep 1:3 | zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de
26268 Zep 1:3 | de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit land
26269 Zep 1:3 | uitroeien, spreekt de HEERE. ~
26270 Zep 1:4 | den naam der Chemarim met de priesters; ~
26271 Zep 1:5 | die zich nederbuigen op de daken voor het heir des
26272 Zep 1:7 | des Heeren HEEREN; want de dag des HEEREN is nabij;
26273 Zep 1:7 | des HEEREN is nabij; want de HEERE heeft een slachtoffer
26274 Zep 1:8 | bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen
26275 Zep 1:8 | over de vorsten, en over de kinderen des konings, en
26276 Zep 1:10 | zal te dien dage, spreekt de HEERE, een stem des gekrijts
26277 Zep 1:10 | stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een gehuil
26278 Zep 1:10 | en een grote breuk van de heuvelen af. ~
26279 Zep 1:11 | koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. ~
26280 Zep 1:12 | zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden
26281 Zep 1:12 | in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en
26282 Zep 1:14 | 14 De grote dag des HEEREN is
26283 Zep 1:14 | nabij, en zeer haastende; de stem van den dag des HEEREN;
26284 Zep 1:14 | van den dag des HEEREN; de held zal aldaar bitterlijk
26285 Zep 1:16 | bazuin en des geklanks tegen de vaste steden en tegen de
26286 Zep 1:16 | de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~
26287 Zep 1:17 | 17 En Ik zal de mensen bang maken, dat zij
26288 Zep 1:17 | dat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben
26289 Zep 1:18 | gewisselijk, een haastige, met al de inwoners dezes lands. ~ ~
26290 Zep 2:2 | besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de
26291 Zep 2:2 | de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN
26292 Zep 2:2 | ulieden nog niet komt; terwijl de dag van den toorn des HEEREN
26293 Zep 2:5 | Wee den inwonenden van de landstreek der zee, den
26294 Zep 2:6 | 6 En de landstreek der zee zal wezen
26295 Zep 2:7 | 7 En de landstreek zal wezen voor
26296 Zep 2:7 | des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren,
26297 Zep 2:7 | van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God,
26298 Zep 2:8 | 8 Ik heb de beschimping van Moab gehoord,
26299 Zep 2:8 | beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen
26300 Zep 2:9 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de
26301 Zep 2:9 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk
26302 Zep 2:9 | zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra,
26303 Zep 2:9 | verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen
26304 Zep 2:11 | 11 Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want
26305 Zep 2:11 | hen wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren;
26306 Zep 2:11 | plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden der heidenen. ~
26307 Zep 2:12 | Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn zwaard
26308 Zep 2:14 | gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil
26309 Zep 2:14 | volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar
26310 Zep 3:2 | 2 Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de
26311 Zep 3:2 | de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt
26312 Zep 3:3 | rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot
26313 Zep 3:5 | 5 De rechtvaardige HEERE is in
26314 Zep 3:5 | er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen
26315 Zep 3:6 | 6 Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun
26316 Zep 3:7 | gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar
26317 Zep 3:8 | Daarom verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik Mij
26318 Zep 3:8 | roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen,
26319 Zep 3:8 | heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen,
26320 Zep 3:8 | hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns
26321 Zep 3:9 | Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak
26322 Zep 3:10 | 10 Van de zijden der rivieren der
26323 Zep 3:10 | ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden,
26324 Zep 3:13 | 13 De overgeblevenen van Israel
26325 Zep 3:15 | 15 De HEERE heeft uw oordelen
26326 Zep 3:15 | heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE,
26327 Zep 3:15 | weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE, is in het midden
26328 Zep 3:17 | 17 De HEERE uw God, is in het
26329 Zep 3:18 | 18 De bedroefden, om der bijeenkomst
26330 Zep 3:18 | verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op
26331 Zep 3:19 | verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de
26332 Zep 3:19 | de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen;
26333 Zep 3:20 | uw ogen wenden zal, zegt de HEERE. ~ ~
26334 Zac 1:1 | 1 In de achtste maand, in het tweede
26335 Zac 1:2 | 2 De HEERE is zeer vertoornd
26336 Zac 1:3 | Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Keert
26337 Zac 1:3 | Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen, zo
26338 Zac 1:3 | tot ulieden keren, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26339 Zac 1:4 | uw vaderen, tot dewelke de vorige profeten riepen,
26340 Zac 1:4 | riepen, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Bekeert
26341 Zac 1:4 | luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE. ~
26342 Zac 1:5 | vaderen, waar zijn die? En de profeten, zullen zij in
26343 Zac 1:6 | wederkerende zeiden: Gelijk als de HEERE der heirscharen
26344 Zac 1:7 | vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand
26345 Zac 1:7 | in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het
26346 Zac 1:8 | paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte
26347 Zac 1:8 | tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter
26348 Zac 1:9 | deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak:
26349 Zac 1:10 | 10 Toen antwoordde de Man, Die tussen de mirten
26350 Zac 1:10 | antwoordde de Man, Die tussen de mirten stond, en zeide:
26351 Zac 1:10 | zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden heeft,
26352 Zac 1:11 | Engel des HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden:
26353 Zac 1:12 | over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke
26354 Zac 1:13 | 13 En de HEERE antwoordde den Engel,
26355 Zac 1:14 | 14 En de Engel, Die met mij sprak,
26356 Zac 1:14 | uit, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik
26357 Zac 1:16 | 16 Daarom zegt de HEERE alzo: Ik ben tot Jeruzalem
26358 Zac 1:16 | gebouwd worden, spreekt de HEERE der heirscharen, en
26359 Zac 1:17 | nog, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Mijn
26360 Zac 1:17 | vanwege het goede; want de HEERE zal Sion nog troosten,
26361 Zac 1:19 | zeide tot mij: Dat zijn de hoornen, welke Juda, Israel
26362 Zac 1:20 | 20 En de HEERE toonde mij vier smeden. ~
26363 Zac 1:21 | sprak, zeggende: Dat zijn de hoornen, die Juda verstrooid
26364 Zac 1:21 | die te verschrikken, om de hoornen der heidenen neder
26365 Zac 2:3 | 3 En ziet, de Engel, Die met mij sprak,
26366 Zac 2:4 | bewoond worden, vanwege de veelheid der mensen en der
26367 Zac 2:5 | zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom;
26368 Zac 2:6 | het Noorderland, spreekt de HEERE; want Ik heb ulieden
26369 Zac 2:6 | ulieden uitgebreid naar de vier winden des hemels,
26370 Zac 2:6 | winden des hemels, spreekt de HEERE. ~
26371 Zac 2:7 | ontkomt gij, die woont bij de dochter van Babel! ~
26372 Zac 2:8 | 8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen: Naar
26373 Zac 2:8 | HEERE der heirscharen: Naar de heerlijkheid over u, heeft
26374 Zac 2:9 | zult gijlieden weten, dat de HEERE der heirscharen mij
26375 Zac 2:10 | midden van u wonen, spreekt de HEERE. ~
26376 Zac 2:11 | en gij zult weten, dat de HEERE der heirscharen
26377 Zac 2:12 | 12 Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn
26378 Zac 3:1 | den Engel des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand,
26379 Zac 3:2 | 2 Doch de HEERE zeide tot den satan:
26380 Zac 3:2 | HEERE zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan!
26381 Zac 3:2 | schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem
26382 Zac 3:5 | togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond daarbij. ~
26383 Zac 3:6 | 6 Toen betuigde de Engel des HEEREN Josua,
26384 Zac 3:7 | 7 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Indien
26385 Zac 3:8 | ziet, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen. ~
26386 Zac 3:9 | graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en
26387 Zac 3:9 | der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands
26388 Zac 3:10 | Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zult
26389 Zac 4:1 | 1 En de Engel, Die met mij sprak,
26390 Zac 4:5 | 5 Toen antwoordde de Engel, Die met mij sprak,
26391 Zac 4:6 | het geschieden, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26392 Zac 4:9 | 9 De handen van Zerubbabel hebben
26393 Zac 4:9 | voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen mij
26394 Zac 4:10 | tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat
26395 Zac 4:10 | van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEEREN, die
26396 Zac 4:12 | der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn,
26397 Zac 4:14 | Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor
26398 Zac 5:3 | zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over
26399 Zac 5:4 | dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat
26400 Zac 5:5 | 5 En de Engel, Die met mij sprak,
26401 Zac 5:8 | En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid; en Hij wierp
26402 Zac 5:8 | wierp ze in het midden van de efa; en Hij wierp het loden
26403 Zac 5:9 | zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars;
26404 Zac 5:9 | ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen
26405 Zac 5:9 | voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel. ~
26406 Zac 6:5 | 5 En de Engel antwoordde, en zeide
26407 Zac 6:5 | zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des hemels,
26408 Zac 6:6 | 6 Aan welken wagen de zwarte paarden zijn, die
26409 Zac 6:6 | naar het Noorderland; en de witte gaan uit, dezelve
26410 Zac 6:6 | uit, dezelve achterna; en de hagelvlekkige gaan uit naar
26411 Zac 6:10 | 10 Neem van de gevankelijk weggevoerden
26412 Zac 6:12 | zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende:
26413 Zac 6:13 | priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal
26414 Zac 6:15 | gijlieden zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij
26415 Zac 6:15 | vlijtiglijk zult horen naar de stem des HEEREN, uws Gods. ~ ~
26416 Zac 7:3 | 3 Zeggende tot de priesters, die in het huis
26417 Zac 7:3 | heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet
26418 Zac 7:3 | zeggende: Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende,
26419 Zac 7:5 | volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen
26420 Zac 7:5 | vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende
26421 Zac 7:5 | rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk
26422 Zac 7:7 | 7 Zijn het niet de woorden, welke de HEERE
26423 Zac 7:7 | het niet de woorden, welke de HEERE uitriep door den dienst
26424 Zac 7:7 | rondom haar; en het zuiden en de laagte bewoond was? ~
26425 Zac 7:9 | 9 Alzo sprak de HEERE der heirscharen, zeggende:
26426 Zac 7:9 | goedertierenheid en barmhartigheden, de een aan den ander; ~
26427 Zac 7:10 | 10 En verdrukt de weduwe noch den wees, den
26428 Zac 7:10 | en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad. ~
26429 Zac 7:12 | opdat zij niet hoorden de wet en de woorden, die de
26430 Zac 7:12 | zij niet hoorden de wet en de woorden, die de HEERE der
26431 Zac 7:12 | de wet en de woorden, die de HEERE der heirscharen zond
26432 Zac 7:13 | maar Ik hoorde niet, zegt de HEERE der heirscharen; ~
26433 Zac 8:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik
26434 Zac 8:3 | 3 Alzo zegt de HEERE: Ik ben wedergekeerd
26435 Zac 8:3 | een stad der waarheid, en de berg des HEEREN der
26436 Zac 8:4 | 4 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Er
26437 Zac 8:4 | en oude vrouwen zitten op de straten van Jeruzalem; een
26438 Zac 8:4 | zijn hand hebben vanwege de veelheid der dagen. ~
26439 Zac 8:5 | 5 En de straten dier stad zullen
26440 Zac 8:6 | 6 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat
26441 Zac 8:6 | Omdat het wonderlijk is in de ogen van het overblijfsel
26442 Zac 8:6 | wonderlijk zijn? spreekt de HEERE der heirscharen. ~
26443 Zac 8:7 | 7 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet,
26444 Zac 8:9 | 9 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Laat
26445 Zac 8:9 | zijn ten dage, als de grond van het huis des HEEREN
26446 Zac 8:9 | heirscharen gelegd is, dat de tempel gebouwd zou worden. ~
26447 Zac 8:10 | van het vee was geen; en de uitgaande en de inkomende
26448 Zac 8:10 | geen; en de uitgaande en de inkomende hadden geen vrede
26449 Zac 8:11 | volks niet wezen, gelijk in de vorige dagen, spreekt de
26450 Zac 8:11 | de vorige dagen, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
26451 Zac 8:12 | zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht
26452 Zac 8:12 | zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven,
26453 Zac 8:12 | zal haar inkomen geven, en de hemelen zullen hun dauw
26454 Zac 8:13 | geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo zal Ik ulieden
26455 Zac 8:14 | 14 Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Gelijk
26456 Zac 8:14 | grotelijks vertoornden, zegt de HEERE der heirscharen, en
26457 Zac 8:16 | 16 Dit zijn de dingen, die gij doen zult:
26458 Zac 8:16 | die gij doen zult: spreekt de waarheid, een iegelijk met
26459 Zac 8:16 | met zijn naaste; oordeelt de waarheid en een oordeel
26460 Zac 8:17 | 17 En denkt niet de een des anderen kwaad in
26461 Zac 8:17 | dingen, die Ik haat, spreekt de HEERE. ~
26462 Zac 8:19 | 19 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het
26463 Zac 8:19 | hoogtijden wezen; hebt dan de waarheid en den vrede lief. ~
26464 Zac 8:20 | 20 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog
26465 Zac 8:20 | zal het geschieden, dat de volken, en de inwoners van
26466 Zac 8:20 | geschieden, dat de volken, en de inwoners van vele steden
26467 Zac 8:21 | 21 En de inwoners der ene stad zullen
26468 Zac 8:21 | ene stad zullen gaan tot de inwoners der andere, zeggende:
26469 Zac 8:23 | 23 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het
26470 Zac 8:23 | heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van
26471 Zac 9:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
26472 Zac 9:1 | Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog over
26473 Zac 9:1 | den mens, gelijk over al de stammen Israels. ~
26474 Zac 9:4 | 4 Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit
26475 Zac 9:4 | Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal
26476 Zac 9:5 | heeft te schande gemaakt; en de koning van Gaza zal
26477 Zac 9:6 | 6 En de bastaard zal te Asdod wonen,
26478 Zac 9:7 | vorst in Juda, en Ekron als de Jebusiet. ~
26479 Zac 9:8 | den wederkerende, opdat de drijver niet meer door hen
26480 Zac 9:10 | 10 En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien,
26481 Zac 9:10 | uit Efraim uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook
26482 Zac 9:10 | paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden,
26483 Zac 9:10 | zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden
26484 Zac 9:10 | en van de rivier tot aan de einden der aarde. ~
26485 Zac 9:12 | Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen,
26486 Zac 9:14 | 14 En de HEERE zal over henlieden
26487 Zac 9:14 | uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin
26488 Zac 9:14 | en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal
26489 Zac 9:15 | 15 De HEERE der heirscharen zal
26490 Zac 9:15 | zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen ten
26491 Zac 9:15 | een gedruis maken als de wijn; en zij zullen vervuld
26492 Zac 9:15 | gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. ~
26493 Zac 9:16 | 16 En de HEERE, hun God, zal ze te
26494 Zac 9:16 | dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want
26495 Zac 9:17 | schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most
26496 Zac 9:17 | koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen
26497 Zac 9:17 | jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken. ~ ~
26498 Zac 10:1 | tijde des spaden regens; de HEERE maakt de weerlichten;
26499 Zac 10:1 | spaden regens; de HEERE maakt de weerlichten; en Hij zal
26500 Zac 10:2 | 2 Want de terafim spreken ijdelheid,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |