Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
david 1016
davids 151
dden 1
de 33382
debir 14
debora 10
dedagen 1
Frequency    [«  »]
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn

Bijbel

IntraText - Concordances

de

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

      Book Chapter: Verse
26001 Amos 9:14 | Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen 26002 Amos 9:15 | hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God. ~ 26003 Oba 1:1 | gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij 26004 Oba 1:1 | een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en      26005 Oba 1:2 | heb u klein gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer 26006 Oba 1:3 | 3      De trotsheid uws harten heeft 26007 Oba 1:3 | hij, die daar woont in de kloven der steenrotsen, 26008 Oba 1:4 | Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij 26009 Oba 1:4 | steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u van 26010 Oba 1:4 | daar nederstoten, spreekt de HEERE. ~ 26011 Oba 1:7 | bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten 26012 Oba 1:8 | dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen 26013 Oba 1:8 | spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom, en het 26014 Oba 1:11 | tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen 26015 Oba 1:11 | heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten 26016 Oba 1:12 | noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage 26017 Oba 1:14 | Noch gestaan hebben op de wegscheiding, om zijn ontkomenen 26018 Oba 1:15 | 15      Want de dag des HEEREN is nabij, 26019 Oba 1:15 | HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij 26020 Oba 1:16 | heiligheid, zo zullen al de heidenen geduriglijk drinken; 26021 Oba 1:18 | overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. ~ 26022 Oba 1:19 | Ezau's gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen 26023 Oba 1:19 | die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten; 26024 Oba 1:20 | 20      En de gevankelijk weggevoerden 26025 Oba 1:20 | was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden 26026 Oba 1:20 | Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk 26027 Jona 1:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik 26028 Jona 1:3 | naar Tarsis, en hij gaf de vracht      daarvan, en 26029 Jona 1:4 | 4      Maar de HEERE wierp een groten wind 26030 Jona 1:4 | wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote 26031 Jona 1:4 | werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht 26032 Jona 1:5 | 5      Toen vreesden de zeelieden, en riepen een 26033 Jona 1:5 | tot zijn god, en wierpen de vaten, die in het schip 26034 Jona 1:5 | die in het schip waren, in de zee, om het van dezelve 26035 Jona 1:5 | was      nedergegaan aan de zijden van het schip, en 26036 Jona 1:6 | 6      En de opperschipper naderde tot 26037 Jona 1:9 | den God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt 26038 Jona 1:10 | hebt gij dit gedaan? Want de mannen wisten, dat hij van 26039 Jona 1:11 | zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons? 26040 Jona 1:11 | stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe 26041 Jona 1:12 | mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil 26042 Jona 1:12 | werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; 26043 Jona 1:13 | 13      Maar de mannen roeiden, om het schip 26044 Jona 1:13 | doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe 26045 Jona 1:15 | Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil 26046 Jona 1:15 | hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~ 26047 Jona 1:16 | 16      Dies vreesden de mannen den HEERE met grote 26048 Jona 1:17 | 17      De HEERE nu beschikte een groten 26049 Jona 2:3 | Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der 26050 Jona 2:3 | in het hart der zeeen, en de stroom omving mij; al Uw 26051 Jona 2:5 | 5      De wateren hadden mij omgeven 26052 Jona 2:5 | wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving 26053 Jona 2:5 | omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het 26054 Jona 2:6 | Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen 26055 Jona 2:6 | tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren 26056 Jona 2:8 | 8      Die de valse ijdelheden onderhouden, 26057 Jona 2:9 | Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat 26058 Jona 2:10 | 10      De HEERE nu sprak tot den vis; 26059 Jona 3:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve; en predik 26060 Jona 3:2 | Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u 26061 Jona 3:4 | 4      En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis; 26062 Jona 3:5 | 5      En de lieden van Nineve geloofden 26063 Jona 3:6 | een zak, en zat neder in de as. ~ 26064 Jona 3:9 | Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, 26065 Jona 4:4 | 4      En de HEERE zeide: Is uw toorn 26066 Jona 4:5 | verdek, en zat daaronder in de schaduw, totdat hij zag, 26067 Jona 4:5 | totdat hij zag, wat van de stad zou      worden. ~ 26068 Jona 4:6 | 6      En God, de HEERE, beschikte een wonderboom, 26069 Jona 4:8 | En het geschiedde, als de zon oprees, dat God een 26070 Jona 4:8 | oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van 26071 Jona 4:10 | 10      En de HEERE zeide: Gij verschoont 26072 Mic 1:1 | Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz 26073 Mic 1:2 | mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een 26074 Mic 1:2 | getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner 26075 Mic 1:3 | 3      Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn 26076 Mic 1:3 | nederdalen en treden op de hoogten der aarde. ~ 26077 Mic 1:4 | 4      En de bergen zullen onder Hem 26078 Mic 1:4 | onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk 26079 Mic 1:4 | die uitgestort worden in de laagte. ~ 26080 Mic 1:5 | 5      Dit alles, om de overtreding van Jakob, en 26081 Mic 1:5 | overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels; 26082 Mic 1:5 | Israels; wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is 26083 Mic 1:5 | niet Samaria? En wie van de hoogten van      Juda? Is 26084 Mic 1:6 | en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar 26085 Mic 1:8 | ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de 26086 Mic 1:8 | de draken, en treuren als de jonge struisen. ~ 26087 Mic 1:9 | hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan 26088 Mic 1:11 | Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat 26089 Mic 1:12 | 12      Want de inwoneres van Maroth is 26090 Mic 1:12 | HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. ~ 26091 Mic 1:13 | 13      Span de snelle dieren aan den wagen, 26092 Mic 1:14 | geschenken aan Morescheth-Gaths; de huizen van Achzib zullen 26093 Mic 1:15 | tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israels. ~ 26094 Mic 1:16 | verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk 26095 Mic 2:1 | doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand 26096 Mic 2:3 | 3      Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een 26097 Mic 2:5 | snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN. ~ 26098 Mic 2:7 | huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? 26099 Mic 2:9 | 9      De vrouwen Mijns volks verdrijft 26100 Mic 2:10 | henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het 26101 Mic 2:13 | 13      De doorbreker zal voor hun 26102 Mic 2:13 | zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve 26103 Mic 2:13 | aangezicht henengaan; en      de HEERE in hun spits. ~  ~ 26104 Mic 3:5 | 5      Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, 26105 Mic 3:5 | Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk 26106 Mic 3:6 | duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal 26107 Mic 3:6 | vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten 26108 Mic 3:6 | deze profeten ondergaan; en de dag      zal over hen zwart 26109 Mic 3:7 | 7      En de zieners zullen beschaamd, 26110 Mic 3:7 | zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; 26111 Mic 3:7 | en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; 26112 Mic 3:11 | den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in      het midden 26113 Mic 3:12 | tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten 26114 Mic 4:1 | zal het geschieden, dat de berg van het huis des HEEREN 26115 Mic 4:1 | zal verheven zijn boven de heuvelen, en      de volken 26116 Mic 4:1 | boven de heuvelen, en      de volken zullen tot hem toevloeien. ~ 26117 Mic 4:2 | wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN 26118 Mic 4:4 | die ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen 26119 Mic 4:6 | Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik haar, die 26120 Mic 4:7 | tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning over hen 26121 Mic 4:8 | komen, ja, daar zal komen de vorige heerschappij, het 26122 Mic 4:10 | want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, en op 26123 Mic 4:10 | gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand 26124 Mic 4:10 | u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. ~ 26125 Mic 4:12 | 12      Maar zij weten de gedachten des HEEREN niet, 26126 Mic 4:14 | den rechter Israels met de roede op het kinnebakken 26127 Mic 5:1 | klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit 26128 Mic 5:1 | zijn van ouds,      van de dagen der eeuwigheid. ~ 26129 Mic 5:2 | gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen 26130 Mic 5:2 | broederen zich bekeren met de kinderen Israels. ~ 26131 Mic 5:3 | staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de 26132 Mic 5:3 | de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des 26133 Mic 5:3 | zal Hij groot zijn tot aan de      einden der aarde. ~ 26134 Mic 5:4 | herders, en acht vorsten uit de      mensen. ~ 26135 Mic 5:7 | van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden 26136 Mic 5:7 | volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een 26137 Mic 5:7 | als een jonge leeuw onder de      schaapskudden; dewelke, 26138 Mic 5:9 | dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden 26139 Mic 5:10 | 10      En Ik zal de steden uws lands uitroeien, 26140 Mic 5:11 | 11      En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, 26141 Mic 5:14 | grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen. ~  ~ 26142 Mic 6:1 | 1      Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op, twist 26143 Mic 6:1 | zegt: Maak u op, twist met de bergen, en laat de heuvelen 26144 Mic 6:1 | twist met de bergen, en laat de heuvelen uw stem horen. ~ 26145 Mic 6:2 | fondamenten der aarde! want de HEERE heeft een twist met 26146 Mic 6:5 | gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, 26147 Mic 6:5 | beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde; 26148 Mic 6:5 | Gilgal toe, opdat      gij de gerechtigheden des HEEREN 26149 Mic 6:7 | 7      Zou de HEERE een welgevallen hebben 26150 Mic 6:7 | geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns      buiks 26151 Mic 6:7 | vrucht mijns      buiks voor de zonde mijner ziel? ~ 26152 Mic 6:8 | wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te 26153 Mic 6:9 | 9      De stem des HEEREN roept tot 26154 Mic 6:9 | stem des HEEREN roept tot de stad (want Uw Naam ziet 26155 Mic 6:9 | Naam ziet het wezen): Hoort de roede, en wie ze besteld 26156 Mic 6:16 | 16      Want de inzettingen van Omri worden 26157 Mic 6:16 | aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks dragen. ~  ~ 26158 Mic 7:1 | want ik ben, als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld; 26159 Mic 7:1 | ingezameld; als wanneer de nalezingen in den wijnoogst 26160 Mic 7:2 | 2      De goedertierene is vergaan 26161 Mic 7:2 | is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal 26162 Mic 7:3 | dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt 26163 Mic 7:3 | doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; 26164 Mic 7:3 | oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving 26165 Mic 7:3 | vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, 26166 Mic 7:4 | 4      De beste van hen is als een 26167 Mic 7:4 | van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan 26168 Mic 7:4 | scherper dan een doornheg; de dag uwer wachters, uw bezoeking, 26169 Mic 7:5 | voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, 26170 Mic 7:6 | 6      Want de zoon veracht den vader, 26171 Mic 7:6 | zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar 26172 Mic 7:6 | staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar 26173 Mic 7:7 | HEERE, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God 26174 Mic 7:8 | duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn. ~ 26175 Mic 7:10 | die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen 26176 Mic 7:12 | van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van 26177 Mic 7:12 | vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier, 26178 Mic 7:12 | van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee, 26179 Mic 7:13 | inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen. ~ 26180 Mic 7:14 | weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die 26181 Mic 7:14 | Basan en Gilead, als in de      dagen van ouds. ~ 26182 Mic 7:15 | wonderen doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland 26183 Mic 7:16 | 16      De heidenen zullen het zien, 26184 Mic 7:16 | al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; 26185 Mic 7:17 | zullen het stof lekken, als de slang; als kruipende dieren 26186 Mic 7:18 | een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft, 26187 Mic 7:18 | ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel 26188 Mic 7:19 | Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. ~ 26189 Mic 7:20 | 20      Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid 26190 Mic 7:20 | Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven, 26191 Nah 1:1 | 1      De last van Nineve. Het boek 26192 Nah 1:2 | ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de 26193 Nah 1:2 | de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; 26194 Nah 1:2 | zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, 26195 Nah 1:3 | 3      De HEERE is lankmoedig, doch 26196 Nah 1:3 | wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof      26197 Nah 1:4 | 4      Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, 26198 Nah 1:4 | Karmel kwelen, ook kweelt de bloem van Libanon. ~ 26199 Nah 1:5 | 5      De bergen beven voor Hem, en 26200 Nah 1:5 | bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; en 26201 Nah 1:5 | heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor 26202 Nah 1:5 | voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin 26203 Nah 1:6 | gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid Zijns toorns 26204 Nah 1:6 | uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van Hem 26205 Nah 1:7 | 7      De HEERE is goed, Hij is ter 26206 Nah 1:9 | zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal 26207 Nah 1:12 | 12      Alzo zegt de HEERE: Zijn zij voorspoedig, 26208 Nah 1:14 | Doch tegen u heeft de HEERE bevolen, dat er van 26209 Nah 1:14 | uws gods zal Ik uitroeien de gesneden en gegoten beelden; 26210 Nah 1:15 | 15      Ziet op de bergen de voeten desgenen, 26211 Nah 1:15 | 15      Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het 26212 Nah 1:15 | betaal uw geloften; want de Belials- man zal voortaan 26213 Nah 2:1 | 1      De verstrooier trekt tegen 26214 Nah 2:1 | uw aangezicht op, bewaar de vesting; bezichtig den weg; 26215 Nah 2:1 | bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk de kracht 26216 Nah 2:1 | sterk de lenden, versterk de kracht zeer. ~ 26217 Nah 2:2 | 2      Want de HEERE heeft de hovaardij 26218 Nah 2:2 | Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, 26219 Nah 2:2 | Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want 26220 Nah 2:2 | hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig 26221 Nah 2:3 | 3      De schilden zijner helden zijn 26222 Nah 2:3 | helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; 26223 Nah 2:3 | mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur 26224 Nah 2:3 | als hij zich bereidt; en de spiesen worden      geschud. ~ 26225 Nah 2:4 | 4      De wagens razen door de wijken, 26226 Nah 2:4 | De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds 26227 Nah 2:4 | lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn 26228 Nah 2:4 | door elkander henen als de bliksemen. ~ 26229 Nah 2:6 | 6      De poorten der rivieren zullen 26230 Nah 2:8 | als een watervijver, van de dagen af dat zij geweest 26231 Nah 2:10 | en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al 26232 Nah 2:10 | knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun 26233 Nah 2:11 | 11      Waar is nu de woning der leeuwen, en die 26234 Nah 2:11 | der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en 26235 Nah 2:11 | leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp 26236 Nah 2:12 | 12      De leeuw, die genoeg roofde 26237 Nah 2:13 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en 26238 Nah 2:13 | zal uw roof uitroeien van de      aarde, en de stem uwer 26239 Nah 2:13 | uitroeien van de      aarde, en de stem uwer gezanten zal niet 26240 Nah 3:1 | leugen, en verscheuring is! de roof houdt niet op. ~ 26241 Nah 3:2 | bulderen der raderen; en de paarden stampen, en de wagens 26242 Nah 3:2 | en de paarden stampen, en de wagens springen op. ~ 26243 Nah 3:3 | 3      De ruiter steekt omhoog, zo 26244 Nah 3:3 | het vlammende zwaard, als de bliksemende spies, en er 26245 Nah 3:5 | Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en 26246 Nah 3:8 | Zijt gij beter dan No, de volkrijke, gelegen in de 26247 Nah 3:8 | de volkrijke, gelegen in de rivieren? die rondom henen 26248 Nah 3:8 | water heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van 26249 Nah 3:10 | zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar 26250 Nah 3:12 | vastigheden zijn vijgebomen met de eerste vruchten; indien 26251 Nah 3:13 | van u tot vrouwen worden; de poorten uws lands zullen 26252 Nah 3:14 | versterk uw vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem; 26253 Nah 3:15 | uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als 26254 Nah 3:16 | sterren aan den hemel zijn; de kevers zullen invallen, 26255 Nah 3:17 | Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten 26256 Nah 3:17 | en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in 26257 Nah 3:17 | grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in 26258 Nah 3:17 | heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer 26259 Nah 3:17 | koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen      26260 Nah 3:18 | leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd uitbreiden, 26261 Nah 3:19 | gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want 26262 Zep 1:1 | den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia, den      26263 Zep 1:2 | wegrapen uit dit land, spreekt de HEERE. ~ 26264 Zep 1:3 | beesten; Ik zal wegrapen de vogelen des hemels, en de 26265 Zep 1:3 | de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen 26266 Zep 1:3 | en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; 26267 Zep 1:3 | zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de 26268 Zep 1:3 | de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit land      26269 Zep 1:3 | uitroeien, spreekt de HEERE. ~ 26270 Zep 1:4 | den naam der Chemarim met de      priesters; ~ 26271 Zep 1:5 | die zich nederbuigen op de daken voor het heir des 26272 Zep 1:7 | des Heeren HEEREN; want de dag des HEEREN is nabij; 26273 Zep 1:7 | des HEEREN is nabij; want de HEERE heeft een slachtoffer 26274 Zep 1:8 | bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen 26275 Zep 1:8 | over de vorsten, en over de kinderen des konings, en 26276 Zep 1:10 | zal te dien dage, spreekt de HEERE, een stem des gekrijts 26277 Zep 1:10 | stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een gehuil 26278 Zep 1:10 | en een grote breuk van de heuvelen af. ~ 26279 Zep 1:11 | koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. ~ 26280 Zep 1:12 | zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden 26281 Zep 1:12 | in hun      hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en 26282 Zep 1:14 | 14      De grote dag des HEEREN is 26283 Zep 1:14 | nabij, en zeer haastende; de stem van den dag des HEEREN; 26284 Zep 1:14 | van den dag des HEEREN; de held zal aldaar bitterlijk 26285 Zep 1:16 | bazuin en des geklanks tegen de vaste steden en tegen de 26286 Zep 1:16 | de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~ 26287 Zep 1:17 | 17      En Ik zal de mensen bang maken, dat zij 26288 Zep 1:17 | dat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben 26289 Zep 1:18 | gewisselijk, een haastige, met al de inwoners dezes lands. ~  ~ 26290 Zep 2:2 | besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de 26291 Zep 2:2 | de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN 26292 Zep 2:2 | ulieden nog niet komt; terwijl de dag van den toorn des HEEREN 26293 Zep 2:5 | Wee den inwonenden van de landstreek der zee, den 26294 Zep 2:6 | 6      En de landstreek der zee zal wezen 26295 Zep 2:7 | 7      En de landstreek zal wezen voor 26296 Zep 2:7 | des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, 26297 Zep 2:7 | van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder      God, 26298 Zep 2:8 | 8      Ik heb de beschimping van Moab gehoord, 26299 Zep 2:8 | beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen 26300 Zep 2:9 | waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de 26301 Zep 2:9 | de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk 26302 Zep 2:9 | zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, 26303 Zep 2:9 | verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen 26304 Zep 2:11 | 11      Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want 26305 Zep 2:11 | hen wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren; 26306 Zep 2:11 | plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden der heidenen. ~ 26307 Zep 2:12 | Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn zwaard 26308 Zep 2:14 | gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil 26309 Zep 2:14 | volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar 26310 Zep 3:2 | 2      Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de 26311 Zep 3:2 | de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt 26312 Zep 3:3 | rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot 26313 Zep 3:5 | 5      De rechtvaardige HEERE is in 26314 Zep 3:5 | er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen      26315 Zep 3:6 | 6      Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun 26316 Zep 3:7 | gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar 26317 Zep 3:8 | Daarom verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik Mij 26318 Zep 3:8 | roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen, 26319 Zep 3:8 | heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen, 26320 Zep 3:8 | hen      Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns 26321 Zep 3:9 | Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak 26322 Zep 3:10 | 10      Van de zijden der rivieren der 26323 Zep 3:10 | ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, 26324 Zep 3:13 | 13      De overgeblevenen van Israel 26325 Zep 3:15 | 15      De HEERE heeft uw oordelen 26326 Zep 3:15 | heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE, 26327 Zep 3:15 | weggevaagd; de Koning Israels, de HEERE, is in het midden 26328 Zep 3:17 | 17      De HEERE uw God, is in het 26329 Zep 3:18 | 18      De bedroefden, om der bijeenkomst 26330 Zep 3:18 | verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op 26331 Zep 3:19 | verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de 26332 Zep 3:19 | de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; 26333 Zep 3:20 | uw ogen wenden zal, zegt de HEERE. ~ ~ 26334 Zac 1:1 | 1      In de achtste maand, in het tweede 26335 Zac 1:2 | 2      De HEERE is zeer vertoornd 26336 Zac 1:3 | Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Keert 26337 Zac 1:3 | Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen, zo 26338 Zac 1:3 | tot ulieden keren, zegt de HEERE der      heirscharen. ~ 26339 Zac 1:4 | uw vaderen, tot dewelke de vorige profeten riepen, 26340 Zac 1:4 | riepen, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Bekeert 26341 Zac 1:4 | luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE. ~ 26342 Zac 1:5 | vaderen, waar zijn die? En de profeten, zullen zij in 26343 Zac 1:6 | wederkerende zeiden: Gelijk als de      HEERE der heirscharen 26344 Zac 1:7 | vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand 26345 Zac 1:7 | in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het 26346 Zac 1:8 | paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte 26347 Zac 1:8 | tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter 26348 Zac 1:9 | deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak: 26349 Zac 1:10 | 10      Toen antwoordde de Man, Die tussen de mirten 26350 Zac 1:10 | antwoordde de Man, Die tussen de mirten stond, en zeide: 26351 Zac 1:10 | zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden heeft, 26352 Zac 1:11 | Engel des HEEREN, Die tussen de mirten stond, en zeiden: 26353 Zac 1:12 | over Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke 26354 Zac 1:13 | 13      En de HEERE antwoordde den Engel, 26355 Zac 1:14 | 14      En de Engel, Die met mij sprak, 26356 Zac 1:14 | uit, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik 26357 Zac 1:16 | 16      Daarom zegt de HEERE alzo: Ik ben tot Jeruzalem 26358 Zac 1:16 | gebouwd worden, spreekt de HEERE der heirscharen, en 26359 Zac 1:17 | nog, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Mijn 26360 Zac 1:17 | vanwege het goede; want de HEERE zal Sion nog troosten, 26361 Zac 1:19 | zeide tot mij: Dat zijn de hoornen, welke Juda, Israel 26362 Zac 1:20 | 20      En de HEERE toonde mij vier smeden. ~ 26363 Zac 1:21 | sprak, zeggende: Dat zijn de hoornen, die Juda verstrooid 26364 Zac 1:21 | die te verschrikken, om de hoornen der heidenen neder 26365 Zac 2:3 | 3      En ziet, de Engel, Die met mij sprak, 26366 Zac 2:4 | bewoond worden, vanwege de veelheid der mensen en der 26367 Zac 2:5 | zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom; 26368 Zac 2:6 | het Noorderland, spreekt de HEERE; want Ik heb ulieden 26369 Zac 2:6 | ulieden uitgebreid naar de vier winden des hemels, 26370 Zac 2:6 | winden des hemels, spreekt de HEERE. ~ 26371 Zac 2:7 | ontkomt gij, die woont bij de dochter van Babel! ~ 26372 Zac 2:8 | 8      Want zo zegt de HEERE der heirscharen: Naar 26373 Zac 2:8 | HEERE der heirscharen: Naar de heerlijkheid over u, heeft 26374 Zac 2:9 | zult gijlieden weten, dat de HEERE der heirscharen mij 26375 Zac 2:10 | midden van u wonen, spreekt de HEERE. ~ 26376 Zac 2:11 | en gij zult weten, dat de HEERE      der heirscharen 26377 Zac 2:12 | 12      Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn 26378 Zac 3:1 | den Engel des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, 26379 Zac 3:2 | 2      Doch de HEERE zeide tot den satan: 26380 Zac 3:2 | HEERE zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! 26381 Zac 3:2 | schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem 26382 Zac 3:5 | togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond daarbij. ~ 26383 Zac 3:6 | 6      Toen betuigde de Engel des HEEREN Josua, 26384 Zac 3:7 | 7      Zo zegt de HEERE der heirscharen: Indien 26385 Zac 3:8 | ziet, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen. ~ 26386 Zac 3:9 | graveersel graveren, spreekt      de HEERE der heirscharen, en 26387 Zac 3:9 | der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands 26388 Zac 3:10 | Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zult 26389 Zac 4:1 | 1      En de Engel, Die met mij sprak, 26390 Zac 4:5 | 5      Toen antwoordde de Engel, Die met mij sprak, 26391 Zac 4:6 | het      geschieden, zegt de HEERE der heirscharen. ~ 26392 Zac 4:9 | 9      De handen van Zerubbabel hebben 26393 Zac 4:9 | voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen mij 26394 Zac 4:10 | tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat 26395 Zac 4:10 | van Zerubbabel; dat zijn de ogen des      HEEREN, die 26396 Zac 4:12 | der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, 26397 Zac 4:14 | Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor 26398 Zac 5:3 | zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over 26399 Zac 5:4 | dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat 26400 Zac 5:5 | 5      En de Engel, Die met mij sprak, 26401 Zac 5:8 | En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid; en Hij wierp 26402 Zac 5:8 | wierp ze in het midden van de efa; en Hij wierp het loden 26403 Zac 5:9 | zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars; 26404 Zac 5:9 | ooievaars; en zij voerden      de efa tussen de aarde en tussen 26405 Zac 5:9 | voerden      de efa tussen de aarde en tussen den hemel. ~ 26406 Zac 6:5 | 5      En de Engel antwoordde, en zeide 26407 Zac 6:5 | zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des hemels, 26408 Zac 6:6 | 6      Aan welken wagen de zwarte paarden zijn, die 26409 Zac 6:6 | naar het Noorderland; en de witte gaan uit, dezelve 26410 Zac 6:6 | uit, dezelve achterna; en de hagelvlekkige gaan uit naar 26411 Zac 6:10 | 10      Neem van de gevankelijk weggevoerden 26412 Zac 6:12 | zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: 26413 Zac 6:13 | priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes      zal 26414 Zac 6:15 | gijlieden zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij 26415 Zac 6:15 | vlijtiglijk zult horen naar de stem des HEEREN, uws Gods. ~  ~ 26416 Zac 7:3 | 3      Zeggende tot de priesters, die in het huis 26417 Zac 7:3 | heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet 26418 Zac 7:3 | zeggende: Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende, 26419 Zac 7:5 | volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende: Toen 26420 Zac 7:5 | vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende 26421 Zac 7:5 | rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk 26422 Zac 7:7 | 7      Zijn het niet de woorden, welke de HEERE 26423 Zac 7:7 | het niet de woorden, welke de HEERE uitriep door den dienst 26424 Zac 7:7 | rondom haar; en het zuiden en de      laagte bewoond was? ~ 26425 Zac 7:9 | 9      Alzo sprak de HEERE der heirscharen, zeggende: 26426 Zac 7:9 | goedertierenheid en barmhartigheden, de een aan den ander; ~ 26427 Zac 7:10 | 10      En verdrukt de weduwe noch den wees, den 26428 Zac 7:10 | en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad. ~ 26429 Zac 7:12 | opdat zij niet hoorden de wet en de woorden, die de 26430 Zac 7:12 | zij niet hoorden de wet en de woorden, die de HEERE der 26431 Zac 7:12 | de wet en de woorden, die de HEERE der heirscharen zond 26432 Zac 7:13 | maar Ik hoorde niet, zegt de HEERE der heirscharen; ~ 26433 Zac 8:2 | 2      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik 26434 Zac 8:3 | 3      Alzo zegt de HEERE: Ik ben wedergekeerd 26435 Zac 8:3 | een stad der waarheid, en de berg des      HEEREN der 26436 Zac 8:4 | 4      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Er 26437 Zac 8:4 | en oude vrouwen zitten op de straten van Jeruzalem; een 26438 Zac 8:4 | zijn hand hebben vanwege de      veelheid der dagen. ~ 26439 Zac 8:5 | 5      En de straten dier stad zullen 26440 Zac 8:6 | 6      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat 26441 Zac 8:6 | Omdat het wonderlijk is in de ogen van het overblijfsel 26442 Zac 8:6 | wonderlijk zijn? spreekt      de HEERE der heirscharen. ~ 26443 Zac 8:7 | 7      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, 26444 Zac 8:9 | 9      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Laat 26445 Zac 8:9 | zijn ten dage,      als de grond van het huis des HEEREN 26446 Zac 8:9 | heirscharen gelegd is, dat de tempel gebouwd zou worden. ~ 26447 Zac 8:10 | van het vee was geen; en de uitgaande en de inkomende 26448 Zac 8:10 | geen; en de uitgaande en de inkomende hadden geen vrede 26449 Zac 8:11 | volks niet wezen, gelijk in de vorige dagen, spreekt de 26450 Zac 8:11 | de vorige dagen, spreekt de HEERE der heirscharen. ~ 26451 Zac 8:12 | zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht 26452 Zac 8:12 | zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven, 26453 Zac 8:12 | zal haar inkomen geven, en de hemelen zullen hun dauw 26454 Zac 8:13 | geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo zal Ik ulieden 26455 Zac 8:14 | 14      Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Gelijk 26456 Zac 8:14 | grotelijks vertoornden, zegt de HEERE der heirscharen, en 26457 Zac 8:16 | 16      Dit zijn de dingen, die gij doen zult: 26458 Zac 8:16 | die gij doen zult: spreekt de waarheid, een iegelijk met 26459 Zac 8:16 | met zijn naaste; oordeelt de waarheid en een oordeel 26460 Zac 8:17 | 17      En denkt niet de een des anderen kwaad in 26461 Zac 8:17 | dingen, die Ik haat, spreekt de HEERE. ~ 26462 Zac 8:19 | 19      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het 26463 Zac 8:19 | hoogtijden wezen; hebt dan de waarheid en den vrede lief. ~ 26464 Zac 8:20 | 20      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog 26465 Zac 8:20 | zal het geschieden, dat de volken, en de inwoners van 26466 Zac 8:20 | geschieden, dat de volken, en de inwoners van vele steden 26467 Zac 8:21 | 21      En de inwoners der ene stad zullen 26468 Zac 8:21 | ene stad zullen gaan tot de inwoners der andere, zeggende: 26469 Zac 8:23 | 23      Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het 26470 Zac 8:23 | heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van 26471 Zac 9:1 | 1      De last van het woord des HEEREN 26472 Zac 9:1 | Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog over 26473 Zac 9:1 | den mens, gelijk over al de stammen Israels. ~ 26474 Zac 9:4 | 4      Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit 26475 Zac 9:4 | Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal 26476 Zac 9:5 | heeft te schande gemaakt; en de koning      van Gaza zal 26477 Zac 9:6 | 6      En de bastaard zal te Asdod wonen, 26478 Zac 9:7 | vorst in Juda, en Ekron als de      Jebusiet. ~ 26479 Zac 9:8 | den wederkerende, opdat de drijver niet meer door hen 26480 Zac 9:10 | 10      En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien, 26481 Zac 9:10 | uit Efraim uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook 26482 Zac 9:10 | paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, 26483 Zac 9:10 | zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden 26484 Zac 9:10 | en van de rivier tot aan de einden der aarde. ~ 26485 Zac 9:12 | Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, 26486 Zac 9:14 | 14      En de HEERE zal over henlieden 26487 Zac 9:14 | uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin 26488 Zac 9:14 | en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal 26489 Zac 9:15 | 15      De HEERE der heirscharen zal 26490 Zac 9:15 | zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen ten 26491 Zac 9:15 | een gedruis maken als      de wijn; en zij zullen vervuld 26492 Zac 9:15 | gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. ~ 26493 Zac 9:16 | 16      En de HEERE, hun God, zal ze te 26494 Zac 9:16 | dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want 26495 Zac 9:17 | schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most 26496 Zac 9:17 | koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen 26497 Zac 9:17 | jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken. ~  ~ 26498 Zac 10:1 | tijde des spaden regens; de HEERE maakt de weerlichten; 26499 Zac 10:1 | spaden regens; de HEERE maakt de weerlichten; en Hij zal 26500 Zac 10:2 | 2      Want de terafim spreken ijdelheid,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License