1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
26501 Zac 10:2 | terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers zien valsheid,
26502 Zac 10:3 | 3 Tegen de herders was Mijn toorn ontstoken,
26503 Zac 10:3 | toorn ontstoken, en over de bokken heb Ik bezoeking
26504 Zac 10:3 | Ik bezoeking gedaan; maar de HEERE der heirscharen zal
26505 Zac 10:4 | 4 Van hetzelve zal de hoeksteen, van hetzelve
26506 Zac 10:4 | hoeksteen, van hetzelve zal de nagel, van hetzelve zal
26507 Zac 10:4 | nagel, van hetzelve zal de strijdboog, te zamen zullen
26508 Zac 10:5 | En zij zullen zijn als de helden, die in het slijk
26509 Zac 10:5 | zij zullen strijden; want de HEERE zal met hen wezen;
26510 Zac 10:6 | verstoten had; want Ik ben de HEERE, hun God, en Ik zal
26511 Zac 10:9 | En Ik zal hen onder de volken zaaien, en zij zullen
26512 Zac 10:11 | 11 En Hij zal door de zee gaan, die benauwende,
26513 Zac 10:11 | die benauwende, en Hij zal de golven in de zee slaan,
26514 Zac 10:11 | en Hij zal de golven in de zee slaan, en al de diepten
26515 Zac 10:11 | golven in de zee slaan, en al de diepten der rivieren zullen
26516 Zac 10:11 | zullen verdrogen; dan zal de hoogmoed van Assur
26517 Zac 10:11 | nedergeworpen worden, en de schepter van Egypte zal
26518 Zac 10:12 | zullen zij wandelen, spreekt de HEERE. ~ ~
26519 Zac 11:2 | Huilt, gij dennen! dewijl de cederen gevallen zijn, dewijl
26520 Zac 11:3 | der jonge leeuwen, dewijl de hoogmoed van de Jordaan
26521 Zac 11:3 | dewijl de hoogmoed van de Jordaan verwoest is. ~
26522 Zac 11:4 | 4 Alzo zegt de HEERE, mijn God: Weidt deze
26523 Zac 11:5 | verkopen, zegt: Geloofd zij de HEERE, dat ik rijk geworden
26524 Zac 11:6 | Zekerlijk, Ik zal niet meer de inwoners dezes lands verschonen,
26525 Zac 11:6 | lands verschonen, spreekt de HEERE; maar ziet, Ik zal
26526 Zac 11:6 | HEERE; maar ziet, Ik zal de mensen overleveren, elkeen
26527 Zac 11:6 | mensen overleveren, elkeen in de hand zijns naasten, en in
26528 Zac 11:6 | hand zijns naasten, en in de hand zijns konings,
26529 Zac 11:9 | dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de een des
26530 Zac 11:9 | en dat de overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden. ~
26531 Zac 11:11 | vernietigd, en alzo hebben de ellendigen onder de schapen,
26532 Zac 11:11 | hebben de ellendigen onder de schapen, die op mij wachtten,
26533 Zac 11:13 | 13 Doch de HEERE zeide tot mij: Werp
26534 Zac 11:14 | SAMENBINDERS, te niet doende de broederschap tussen Juda
26535 Zac 11:15 | 15 Verder zeide de HEERE tot mij: Neem u nog
26536 Zac 12:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
26537 Zac 12:1 | des HEEREN over Israel. De HEERE spreekt, Die den hemel
26538 Zac 12:1 | den hemel uitbreidt, en de aarde grondvest, en des
26539 Zac 12:2 | zal zij zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem. ~
26540 Zac 12:3 | doorsneden worden; en al de volken der aarde zullen
26541 Zac 12:4 | Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden
26542 Zac 12:5 | 5 Dan zullen de leidslieden van Juda in
26543 Zac 12:5 | Juda in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen
26544 Zac 12:6 | Te dien dage zal Ik de leidslieden van Juda stellen
26545 Zac 12:6 | een vurige fakkel onder de schoven; en zij zullen ter
26546 Zac 12:7 | 7 En de HEERE zal de tenten van
26547 Zac 12:7 | 7 En de HEERE zal de tenten van Juda ten voorste
26548 Zac 12:7 | voorste behouden, opdat de heerlijkheid van het huis
26549 Zac 12:7 | van het huis Davids, en de heerlijkheid der inwoners
26550 Zac 12:8 | 8 Te dien dage zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem
26551 Zac 12:8 | Te dien dage zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschutten;
26552 Zac 12:8 | zijn als goden; als de Engel des HEEREN voor hun
26553 Zac 12:10 | het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem,
26554 Zac 12:10 | Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen
26555 Zac 12:11 | dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk
26556 Zac 12:14 | 14 Al de overige geslachten, elk
26557 Zac 13:1 | het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem,
26558 Zac 13:1 | inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~
26559 Zac 13:1 | tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~
26560 Zac 13:2 | dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat
26561 Zac 13:2 | uitroeien zal uit het land de namen der afgoden, dat zij
26562 Zac 13:2 | gedacht zullen worden; ja, ook de profeten, en den onreinen
26563 Zac 13:6 | zal hij zeggen: Het zijn de wonden, waarmede ik geslagen
26564 Zac 13:7 | Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla
26565 Zac 13:7 | heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid
26566 Zac 13:7 | maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. ~
26567 Zac 13:8 | het ganse land, spreekt de HEERE, de twee delen daarin
26568 Zac 13:8 | land, spreekt de HEERE, de twee delen daarin zullen
26569 Zac 13:9 | volk; en het zal zeggen: De HEERE is mijn God. ~ ~
26570 Zac 14:1 | 1 Ziet, de dag komt den HEERE, dat
26571 Zac 14:2 | ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de
26572 Zac 14:2 | de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd,
26573 Zac 14:2 | huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden
26574 Zac 14:2 | zullen geschonden worden; en de helft der stad zal
26575 Zac 14:2 | der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige
26576 Zac 14:2 | overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. ~
26577 Zac 14:3 | 3 En de HEERE zal uittrekken, en
26578 Zac 14:4 | ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeen
26579 Zac 14:4 | grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal
26580 Zac 14:4 | wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het
26581 Zac 14:5 | zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want
26582 Zac 14:5 | gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van
26583 Zac 14:5 | vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den
26584 Zac 14:5 | koning van Juda; den zal de HEERE, mijn God, komen,
26585 Zac 14:5 | mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE! ~
26586 Zac 14:6 | het kostelijke licht, en de dikke duisternis. ~
26587 Zac 14:8 | Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee,
26588 Zac 14:8 | zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van
26589 Zac 14:8 | die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste
26590 Zac 14:8 | en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen
26591 Zac 14:9 | 9 En de HEERE zal tot Koning over
26592 Zac 14:9 | HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien
26593 Zac 14:9 | aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn
26594 Zac 14:10 | in haar plaats; van de poort van Benjamin af, tot
26595 Zac 14:10 | van Benjamin af, tot aan de plaats van de eerste poort,
26596 Zac 14:10 | af, tot aan de plaats van de eerste poort, tot aan de
26597 Zac 14:10 | de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe; en van den
26598 Zac 14:12 | 12 En dit zal de plage zijn, waarmede de
26599 Zac 14:12 | de plage zijn, waarmede de HEERE al de volken plagen
26600 Zac 14:12 | zijn, waarmede de HEERE al de volken plagen zal, die tegen
26601 Zac 14:13 | ieders hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan. ~
26602 Zac 14:15 | 15 Alzo zal ook de plage der paarden, der muildieren,
26603 Zac 14:16 | het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle
26604 Zac 14:17 | zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet
26605 Zac 14:18 | Egyptenaren, over dewelke de. regen niet is, niet zal
26606 Zac 14:18 | over hen zijn, met dewelke de HEERE die heidenen
26607 Zac 14:19 | 19 Dit zal de zonde der Egyptenaren zijn,
26608 Zac 14:19 | Egyptenaren zijn, mitsgaders de zonde aller heidenen, die
26609 Zac 14:20 | Te dien dage zal op de bellen der paarden staan:
26610 Zac 14:20 | bellen der paarden staan: De HEILIGHEID DES HEEREN. En
26611 Zac 14:20 | HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN
26612 Zac 14:20 | des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; ~
26613 Zac 14:21 | 21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in
26614 Mal 1:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
26615 Mal 1:2 | Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE; maar gij zegt: Waarin
26616 Mal 1:2 | Jakobs broeder? spreekt de HEERE; nochtans heb Ik Jakob
26617 Mal 1:3 | verwoesting, en zijn erve voor de draken der woestijn. ~
26618 Mal 1:4 | verarmd, doch wij zullen de woeste plaatsen weder bouwen;
26619 Mal 1:4 | weder bouwen; alzo zegt de HEERE der heirscharen: Zullen
26620 Mal 1:4 | en een volk, op hetwelk de HEERE vergramd is tot in
26621 Mal 1:5 | en gijlieden zult zeggen: De HEERE zij groot gemaakt,
26622 Mal 1:5 | HEERE zij groot gemaakt, van de landpale Israels af! ~
26623 Mal 1:6 | waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot
26624 Mal 1:8 | aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen. ~
26625 Mal 1:9 | aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen? ~
26626 Mal 1:10 | Wie is er ook onder u, die de deuren om niet toesluit?
26627 Mal 1:10 | heb geen lust aan u, zegt de HEERE der heirscharen, en
26628 Mal 1:11 | Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats
26629 Mal 1:11 | Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE
26630 Mal 1:11 | onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26631 Mal 1:13 | het kunnen wegblazen, zegt de HEERE der heirscharen; gij
26632 Mal 1:13 | aangenaam zijn van uw hand? zegt de HEERE. ~
26633 Mal 1:14 | 14 Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje
26634 Mal 1:14 | ben een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen,
26635 Mal 1:14 | Naam is vreselijk onder de heidenen. ~ ~
26636 Mal 2:2 | Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo
26637 Mal 2:4 | verbond met Levi zij, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26638 Mal 2:5 | met hem was het leven, en de vrede; en Ik gaf hem die
26639 Mal 2:6 | 6 De wet der waarheid was in
26640 Mal 2:7 | 7 Want de lippen der priesters zullen
26641 Mal 2:7 | lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men
26642 Mal 2:7 | en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is
26643 Mal 2:8 | velen doen struikelen in de wet, gij hebt het verbond
26644 Mal 2:8 | met Levi verdorven, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26645 Mal 2:9 | het aangezicht aanneemt in de wet. ~
26646 Mal 2:10 | handelen wij dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende
26647 Mal 2:11 | Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid des HEEREN, welke
26648 Mal 2:11 | liefheeft; want hij heeft de dochters eens vreemden
26649 Mal 2:12 | 12 De HEERE zal den man, die zulks
26650 Mal 2:12 | zulks doet, uitroeien uit de hutten van Jakob, dien,
26651 Mal 2:14 | zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een Getuige geweest
26652 Mal 2:14 | geweest is, tussen u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met
26653 Mal 2:14 | toch uw gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is. ~
26654 Mal 2:15 | trouwelooslijk handele tegen de huisvrouw zijner jeugd. ~
26655 Mal 2:16 | 16 Want de HEERE, de God Israels, zegt,
26656 Mal 2:16 | 16 Want de HEERE, de God Israels, zegt, dat Hij
26657 Mal 2:16 | bedekt met Zijn kleed, zegt de HEERE der heirscharen; daarom
26658 Mal 2:17 | wie kwaad doet, is goed in de ogen des HEEREN, en Hij
26659 Mal 2:17 | aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels? ~ ~
26660 Mal 3:1 | gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds,
26661 Mal 3:1 | hebt; ziet, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26662 Mal 3:3 | zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen,
26663 Mal 3:4 | HEERE zoet wezen, als in de oude dagen, en als in de
26664 Mal 3:4 | de oude dagen, en als in de vorige jaren. ~
26665 Mal 3:5 | snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers,
26666 Mal 3:5 | tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen,
26667 Mal 3:5 | met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en
26668 Mal 3:5 | en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26669 Mal 3:6 | 6 Want Ik, de HEERE, word niet veranderd;
26670 Mal 3:7 | zal tot u wederkeren, zegt de HEERE der heirscharen; maar
26671 Mal 3:8 | Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer. ~
26672 Mal 3:10 | 10 Brengt al de tienden in het schathuis,
26673 Mal 3:10 | beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of
26674 Mal 3:10 | u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels,
26675 Mal 3:11 | opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve;
26676 Mal 3:11 | lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal
26677 Mal 3:11 | misdracht voortbrengen, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26678 Mal 3:12 | een lustig land zijn, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26679 Mal 3:13 | te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat
26680 Mal 3:15 | 15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig;
26681 Mal 3:16 | een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en
26682 Mal 3:17 | En zij zullen, zegt de HEERE der heirscharen, te
26683 Mal 4:1 | doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in
26684 Mal 4:1 | in brand zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die
26685 Mal 4:2 | die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan,
26686 Mal 4:3 | 3 En gij zult de goddelozen vertreden; want
26687 Mal 4:3 | zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien
26688 Mal 4:3 | dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen. ~
26689 Mal 4:6 | het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en
26690 Mal 4:6 | opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla. ~
26691 Matt 1:11 | en zijn broeders, omtrent de Babylonische overvoering. ~
26692 Matt 1:12 | 12 En na de Babylonische overvoering
26693 Matt 1:17 | 17 Al de geslachten dan, van Abraham
26694 Matt 1:17 | geslachten; en van David tot de Babylonische overvoering,
26695 Matt 1:17 | veertien geslachten; en van de Babylonische overvoering
26696 Matt 1:18 | 18 De geboorte van Jezus Christus
26697 Matt 1:20 | dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen
26698 Matt 1:23 | 23 Ziet, de maagd zal zwanger worden,
26699 Matt 1:24 | den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem bevolen
26700 Matt 2:1 | Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes,
26701 Matt 2:2 | 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden?
26702 Matt 2:3 | 3 De koning Herodes nu, dit gehoord
26703 Matt 2:4 | bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden
26704 Matt 2:4 | volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden. ~
26705 Matt 2:6 | land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten
26706 Matt 2:6 | geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit
26707 Matt 2:6 | van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die
26708 Matt 2:7 | 7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen,
26709 Matt 2:7 | van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; ~
26710 Matt 2:9 | zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten
26711 Matt 2:9 | zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken
26712 Matt 2:10 | 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij
26713 Matt 2:13 | vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt
26714 Matt 2:16 | Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen
26715 Matt 2:16 | hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem,
26716 Matt 2:16 | naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht
26717 Matt 2:19 | nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt
26718 Matt 2:20 | zij zijn gestorven, die de ziel van het Kindeken zochten. ~
26719 Matt 2:22 | in Judea koning was, in de plaats van zijn vader Herodes,
26720 Matt 2:22 | droom, is hij vertrokken in de delen van Galilea. ~
26721 Matt 2:23 | nam hij zijn woonplaats in de stad, genaamd Nazareth;
26722 Matt 2:23 | vervuld zou worden, wat door de profeten gezegd is, dat
26723 Matt 2:24 | die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de
26724 Matt 2:24 | de Doper, predikende in de woestijn van Judea, ~
26725 Matt 2:26 | den profeet, zeggende: De stem des roependen in de
26726 Matt 2:26 | De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg
26727 Matt 2:28 | en het gehele land rondom de Jordaan; ~
26728 Matt 2:29 | werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hun
26729 Matt 2:30 | Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot
26730 Matt 2:33 | 10 En ook is alrede de bijl aan den wortel der
26731 Matt 2:36 | kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om
26732 Matt 2:39 | uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend,
26733 Matt 2:40 | 17 En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze
26734 Matt 4:1 | van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te
26735 Matt 4:3 | 3 En de verzoeker, tot Hem gekomen
26736 Matt 4:4 | zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen
26737 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige
26738 Matt 4:5 | Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde
26739 Matt 4:5 | heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; ~
26740 Matt 4:6 | bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat
26741 Matt 4:8 | 8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer
26742 Matt 4:8 | hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld,
26743 Matt 4:11 | 11 Toen liet de duivel van Hem af; en ziet,
26744 Matt 4:11 | duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen,
26745 Matt 4:13 | te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van
26746 Matt 4:13 | gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en
26747 Matt 4:15 | aan den weg der zee over de Jordaan, Galilea der volken; ~
26748 Matt 4:16 | die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven
26749 Matt 4:18 | En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee
26750 Matt 4:18 | zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren
26751 Matt 4:20 | 20 Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn
26752 Matt 4:25 | en van Judea, en van over de Jordaan. ~ ~
26753 Matt 5:1 | 1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen
26754 Matt 5:3 | 3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner
26755 Matt 5:5 | 5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij
26756 Matt 5:6 | hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij
26757 Matt 5:7 | 7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal
26758 Matt 5:8 | 8 Zalig zijn de reinen van hart; want zij
26759 Matt 5:9 | 9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen
26760 Matt 5:11 | 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen,
26761 Matt 5:12 | want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben
26762 Matt 5:12 | alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest
26763 Matt 5:13 | buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden. ~
26764 Matt 5:16 | licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede
26765 Matt 5:16 | zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. ~
26766 Matt 5:17 | dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden;
26767 Matt 5:17 | gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik
26768 Matt 5:18 | voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan,
26769 Matt 5:18 | Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er
26770 Matt 5:18 | jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat
26771 Matt 5:19 | geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd
26772 Matt 5:19 | geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in
26773 Matt 5:21 | Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult
26774 Matt 5:25 | hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien
26775 Matt 5:25 | den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere,
26776 Matt 5:25 | dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. ~
26777 Matt 5:27 | Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult
26778 Matt 5:29 | niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. ~
26779 Matt 5:30 | niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. ~
26780 Matt 5:32 | overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die
26781 Matt 5:33 | hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult
26782 Matt 5:34 | den hemel, omdat hij is de troon Gods; ~
26783 Matt 5:35 | 35 Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank
26784 Matt 5:35 | bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten;
26785 Matt 5:35 | Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; ~
26786 Matt 5:39 | wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert
26787 Matt 5:39 | rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; ~
26788 Matt 5:45 | zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet
26789 Matt 5:46 | loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? ~
26790 Matt 5:47 | boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? ~
26791 Matt 5:48 | gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. ~ ~
26792 Matt 6:1 | uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien
26793 Matt 6:1 | loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. ~
26794 Matt 6:2 | niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen
26795 Matt 6:2 | gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten
26796 Matt 6:2 | geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij
26797 Matt 6:2 | straten doen, opdat zij van de mensen geeerd mogen worden.
26798 Matt 6:5 | zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen
26799 Matt 6:5 | want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken
26800 Matt 6:5 | gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande,
26801 Matt 6:5 | te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden.
26802 Matt 6:7 | verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen,
26803 Matt 6:9 | aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde
26804 Matt 6:10 | in den hemel alzo ook op de aarde. ~
26805 Matt 6:13 | Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid,
26806 Matt 6:13 | Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid,
26807 Matt 6:16 | droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken
26808 Matt 6:16 | aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden,
26809 Matt 6:18 | 18 Opdat het van de mensen niet gezien worde,
26810 Matt 6:19 | Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en
26811 Matt 6:19 | schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft,
26812 Matt 6:19 | aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar
26813 Matt 6:19 | roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; ~
26814 Matt 6:20 | roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch
26815 Matt 6:22 | 22 De kaars des lichaams is het
26816 Matt 6:23 | duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn! ~
26817 Matt 6:25 | voedsel, en het lichaam dan de kleding? ~
26818 Matt 6:26 | 26 Aanziet de vogelen des hemels, dat
26819 Matt 6:26 | maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader
26820 Matt 6:28 | wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien
26821 Matt 6:28 | voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij
26822 Matt 6:32 | Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse
26823 Matt 6:34 | bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne
26824 Matt 7:6 | noch werpt uw paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet
26825 Matt 7:11 | meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede gaven
26826 Matt 7:12 | dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet
26827 Matt 7:12 | hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten. ~
26828 Matt 7:12 | alzo; want dat is de wet en de profeten. ~
26829 Matt 7:13 | 13 Gaat in door de enge poort; want wijd is
26830 Matt 7:13 | enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg,
26831 Matt 7:13 | is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf
26832 Matt 7:14 | 14 Want de poort is eng, en de weg
26833 Matt 7:14 | Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het
26834 Matt 7:15 | 15 Maar wacht u van de valse profeten, dewelke
26835 Matt 7:21 | wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. ~
26836 Matt 7:23 | gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt! ~
26837 Matt 7:25 | slagregen nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen,
26838 Matt 7:25 | waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en
26839 Matt 7:25 | gevallen, want het was op de steenrots gegrond. ~
26840 Matt 7:27 | 27 En de slagregen is nedergevallen,
26841 Matt 7:27 | slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen,
26842 Matt 7:27 | waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en
26843 Matt 7:28 | woorden geeindigd had, dat de scharen zich ontzetten over
26844 Matt 7:29 | macht hebbende, en niet als de Schriftgeleerden. ~ ~
26845 Matt 8:3 | 3 En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft
26846 Matt 8:4 | uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden
26847 Matt 8:8 | 8 En de hoofdman over honderd, antwoordende,
26848 Matt 8:9 | ik ben ook een mens onder de macht van anderen, hebbende
26849 Matt 8:12 | 12 En de kinderen des Koninkrijks
26850 Matt 8:12 | zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar
26851 Matt 8:14 | te bed liggen, hebbende de koorts. ~
26852 Matt 8:15 | raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar; en
26853 Matt 8:16 | Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit met den
26854 Matt 8:18 | ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen. ~
26855 Matt 8:20 | En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en
26856 Matt 8:20 | vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten;
26857 Matt 8:20 | des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet,
26858 Matt 8:22 | tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. ~
26859 Matt 8:24 | een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip
26860 Matt 8:24 | alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch
26861 Matt 8:26 | stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er
26862 Matt 8:26 | en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. ~
26863 Matt 8:27 | 27 En de mensen verwonderden zich,
26864 Matt 8:27 | Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam
26865 Matt 8:27 | Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~
26866 Matt 8:28 | 28 En als Hij over aan de andere zijde was gekomen
26867 Matt 8:28 | bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren,
26868 Matt 8:31 | 31 En de duivelen baden Hem, zeggende:
26869 Matt 8:32 | uitgaande, voeren heen in de kudde zwijnen; en ziet,
26870 Matt 8:32 | kudde zwijnen; en ziet, de gehele kudde zwijnen stortte
26871 Matt 8:32 | kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en
26872 Matt 8:32 | stortte van de steilte af in de zee, en zij stierven in
26873 Matt 8:33 | gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten
26874 Matt 8:34 | 34 En ziet, de gehele stad ging uit, Jezus
26875 Matt 9:5 | wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven?
26876 Matt 9:6 | opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft
26877 Matt 9:6 | des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (
26878 Matt 9:6 | macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen
26879 Matt 9:8 | 8 De scharen nu dat ziende, hebben
26880 Matt 9:11 | 11 En de Farizeen, dat ziende, zeiden
26881 Matt 9:11 | Waarom eet uw Meester met de tollenaren en de zondaren? ~
26882 Matt 9:11 | Meester met de tollenaren en de zondaren? ~
26883 Matt 9:14 | 14 Toen kwamen de discipelen van Johannes
26884 Matt 9:14 | zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en Uw discipelen
26885 Matt 9:15 | zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren,
26886 Matt 9:15 | bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar
26887 Matt 9:15 | Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer
26888 Matt 9:15 | dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen
26889 Matt 9:17 | zakken; anders zo bersten de leder zakken, en de wijn
26890 Matt 9:17 | bersten de leder zakken, en de wijn wordt uitgestort, en
26891 Matt 9:17 | wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven,
26892 Matt 9:22 | geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve
26893 Matt 9:23 | des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare, ~
26894 Matt 9:23 | kwam, en zag de pijpers en de woelende schare, ~
26895 Matt 9:25 | 25 Als nu de schare uitgedreven was,
26896 Matt 9:28 | huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus
26897 Matt 9:33 | 33 En als de duivel uitgeworpen was,
26898 Matt 9:33 | duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden
26899 Matt 9:33 | was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich,
26900 Matt 9:34 | 34 Maar de Farizeen zeiden: Hij werpt
26901 Matt 9:34 | Farizeen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door den overste
26902 Matt 9:35 | 35 En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende
26903 Matt 9:36 | 36 En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk
26904 Matt 9:37 | Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar
26905 Matt 9:37 | oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; ~
26906 Matt 10:1 | Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om dezelve
26907 Matt 10:2 | 2 De namen nu der twaalf apostelen
26908 Matt 10:2 | twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon, gezegd Petrus,
26909 Matt 10:2 | zijn broeder; Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes,
26910 Matt 10:3 | Bartholomeus; Thomas en Mattheus, de tollenaar; Jakobus, de zoon
26911 Matt 10:3 | de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeus, en Lebbeus,
26912 Matt 10:6 | gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het
26913 Matt 10:8 | 8 Geneest de kranken; reinigt de melaatsen;
26914 Matt 10:8 | Geneest de kranken; reinigt de melaatsen; wekt de doden
26915 Matt 10:8 | reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen
26916 Matt 10:8 | wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het
26917 Matt 10:10 | schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel
26918 Matt 10:16 | zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk
26919 Matt 10:16 | slangen, en oprecht gelijk de duiven. ~
26920 Matt 10:17 | 17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen
26921 Matt 10:17 | zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in
26922 Matt 10:20 | die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, Die in
26923 Matt 10:21 | 21 En de ene broeder zal den anderen
26924 Matt 10:21 | overleveren tot den dood, en de vader het kind, en de kinderen
26925 Matt 10:21 | en de vader het kind, en de kinderen zullen opstaan
26926 Matt 10:21 | kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden. ~
26927 Matt 10:23 | stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg
26928 Matt 10:23 | u: Gij zult uw reis door de steden Israels niet geeindigd
26929 Matt 10:23 | niet geeindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen
26930 Matt 10:24 | 24 De discipel is niet boven den
26931 Matt 10:24 | boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn
26932 Matt 10:25 | gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn
26933 Matt 10:27 | 27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in
26934 Matt 10:27 | het oor, predikt dat op de daken. ~
26935 Matt 10:28 | die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden;
26936 Matt 10:28 | lichaam kan verderven in de hel. ~
26937 Matt 10:29 | niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. ~
26938 Matt 10:32 | die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook
26939 Matt 10:32 | voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. ~
26940 Matt 10:33 | verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook
26941 Matt 10:33 | voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. ~
26942 Matt 10:34 | om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen
26943 Matt 10:35 | maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder,
26944 Matt 10:35 | dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar
26945 Matt 11:2 | 2 En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende
26946 Matt 11:2 | gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond
26947 Matt 11:5 | 5 De blinden worden ziende, en
26948 Matt 11:5 | blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen
26949 Matt 11:5 | en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd,
26950 Matt 11:5 | melaatsen worden gereinigd, en de doven horen; de doden worden
26951 Matt 11:5 | gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en
26952 Matt 11:7 | heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen
26953 Matt 11:7 | Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen?
26954 Matt 11:11 | opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste
26955 Matt 11:11 | Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk
26956 Matt 11:12 | 12 En van de dagen van Johannes den Doper
26957 Matt 11:12 | hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve
26958 Matt 11:13 | 13 Want al de profeten en de wet hebben
26959 Matt 11:13 | 13 Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes
26960 Matt 11:16 | vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten
26961 Matt 11:16 | aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen
26962 Matt 11:17 | zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt
26963 Matt 11:19 | 19 De Zoon des mensen is gekomen,
26964 Matt 11:19 | tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd
26965 Matt 11:20 | 20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn
26966 Matt 11:21 | want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied,
26967 Matt 11:23 | zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.
26968 Matt 11:25 | dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen
26969 Matt 11:27 | niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent
26970 Matt 11:27 | iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon
26971 Matt 11:27 | dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren. ~
26972 Matt 12:2 | 2 En de Farizeen, dat ziende, zeiden
26973 Matt 12:4 | is in het huis Gods, en de toonbroden gegeten heeft,
26974 Matt 12:5 | hebt gij niet gelezen in de wet, dat de priesters den
26975 Matt 12:5 | niet gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen
26976 Matt 12:5 | ontheiligen in den tempel, op de sabbatdagen, en nochtans
26977 Matt 12:6 | u, dat Een, meerder dan de tempel, hier is. ~
26978 Matt 12:7 | niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld
26979 Matt 12:8 | 8 Want de Zoon des mensen is een Heere
26980 Matt 12:10 | Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? (
26981 Matt 12:12 | boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel
26982 Matt 12:13 | hersteld, gezond gelijk de andere. ~
26983 Matt 12:14 | 14 En de Farizeen, uitgegaan zijnde,
26984 Matt 12:19 | zal er iemand Zijn stem op de straten horen. ~
26985 Matt 12:21 | 21 En in Zijn Naam zullen de heidenen hopen. ~
26986 Matt 12:22 | Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme beide sprak
26987 Matt 12:23 | 23 En al de scharen ontzetten zich,
26988 Matt 12:23 | en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David? ~
26989 Matt 12:24 | 24 Maar de Farizeen, dit gehoord hebbende,
26990 Matt 12:24 | hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door
26991 Matt 12:26 | 26 En indien de satan den satan uitwerpt,
26992 Matt 12:27 | indien Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp, door wien
26993 Matt 12:28 | indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is
26994 Matt 12:31 | mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest
26995 Matt 12:32 | noch in deze eeuw, noch in de toekomende. ~
26996 Matt 12:33 | zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt de boom gekend. ~
26997 Matt 12:33 | want uit de vrucht wordt de boom gekend. ~
26998 Matt 12:34 | overvloed des harten spreekt de mond. ~
26999 Matt 12:35 | 35 De goede mens brengt goede
27000 Matt 12:35 | goede schat des harten, en de boze mens brengt boze dingen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |