1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382
Book Chapter: Verse
29501 Joha 15:6 | buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en
29502 Joha 15:9 | 9 Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft,
29503 Joha 15:10 | blijven; gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard
29504 Joha 15:15 | meer dienstknechten; want de dienstknecht weet niet,
29505 Joha 15:18 | 18 Indien u de wereld haat, zo weet, dat
29506 Joha 15:19 | 19 Indien gij van de wereld waart, zo zou de
29507 Joha 15:19 | de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben;
29508 Joha 15:19 | liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik
29509 Joha 15:19 | niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren,
29510 Joha 15:19 | uitverkoren, daarom haat u de wereld. ~
29511 Joha 15:24 | 24 Indien Ik de werken onder hen niet had
29512 Joha 15:26 | 26 Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn,
29513 Joha 15:26 | van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die
29514 Joha 16:2 | 2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de
29515 Joha 16:2 | de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk,
29516 Joha 16:4 | gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij
29517 Joha 16:6 | gesproken heb, zo heeft de droefheid uw hart vervuld. ~
29518 Joha 16:7 | 7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut,
29519 Joha 16:7 | indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen;
29520 Joha 16:8 | Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde,
29521 Joha 16:11 | 11 En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld
29522 Joha 16:13 | zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij
29523 Joha 16:13 | waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij
29524 Joha 16:13 | hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij
29525 Joha 16:15 | 15 Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom
29526 Joha 16:20 | en klagelijk wenen, maar de wereld zal zich verblijden;
29527 Joha 16:21 | gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om
29528 Joha 16:21 | benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens
29529 Joha 16:25 | gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer
29530 Joha 16:27 | 27 Want de Vader Zelf heeft u lief,
29531 Joha 16:28 | Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom
29532 Joha 16:28 | gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot den
29533 Joha 16:32 | 32 Ziet, de ure komt, en is nu gekomen,
29534 Joha 16:32 | ben Ik niet alleen; want de Vader is met Mij. ~
29535 Joha 16:33 | gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking
29536 Joha 16:33 | hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. ~ ~ ~
29537 Joha 17:1 | hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk
29538 Joha 17:4 | Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd
29539 Joha 17:5 | Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij
29540 Joha 17:5 | heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. ~
29541 Joha 17:6 | mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij
29542 Joha 17:8 | 8 Want de woorden, die Gij Mij gegeven
29543 Joha 17:9 | voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen,
29544 Joha 17:11 | 11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in
29545 Joha 17:11 | wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U,
29546 Joha 17:12 | 12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik
29547 Joha 17:12 | is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat
29548 Joha 17:12 | zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde. ~
29549 Joha 17:13 | tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap
29550 Joha 17:14 | hun Uw woord gegeven; en de wereld heeft ze gehaat,
29551 Joha 17:14 | ze gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk
29552 Joha 17:14 | zijn, gelijk als Ik van de wereld niet ben. ~
29553 Joha 17:15 | bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat
29554 Joha 17:16 | 16 Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik
29555 Joha 17:16 | wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. ~
29556 Joha 17:17 | Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. ~
29557 Joha 17:18 | Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen
29558 Joha 17:18 | alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden. ~
29559 Joha 17:21 | zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij
29560 Joha 17:22 | 22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die
29561 Joha 17:23 | volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij
29562 Joha 17:24 | hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld.
29563 Joha 17:25 | 25 Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend;
29564 Joha 17:26 | Hem bekend maken; opdat de liefde, waarmede Gij Mij
29565 Joha 18:1 | met Zijn discipelen over de beek Kedron, waar een hof
29566 Joha 18:3 | Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en
29567 Joha 18:3 | krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en Farizeen,
29568 Joha 18:10 | hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den dienstknecht
29569 Joha 18:11 | Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker,
29570 Joha 18:11 | Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal
29571 Joha 18:12 | 12 De bende dan, en de overste
29572 Joha 18:12 | 12 De bende dan, en de overste over duizend, en
29573 Joha 18:12 | overste over duizend, en de dienaars der Joden namen
29574 Joha 18:13 | tot Annas; want hij was de vrouws vader van Kajafas,
29575 Joha 18:16 | Petrus stond buiten aan de deur. De andere discipel
29576 Joha 18:16 | stond buiten aan de deur. De andere discipel dan, die
29577 Joha 18:16 | ging uit, en sprak met de deurwaarster, en bracht
29578 Joha 18:17 | 17 De dienstmaagd dan, die de
29579 Joha 18:17 | De dienstmaagd dan, die de deurwaarster was, zeide
29580 Joha 18:17 | Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen van dezen Mens?
29581 Joha 18:18 | 18 En de dienstknechten en de dienaars
29582 Joha 18:18 | En de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende
29583 Joha 18:19 | 19 De hogepriester dan vraagde
29584 Joha 18:20 | heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb allen tijd
29585 Joha 18:20 | heb allen tijd geleerd in de synagoge en in den tempel,
29586 Joha 18:20 | synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen
29587 Joha 18:22 | Hij dit zeide, gaf een van de dienaren, die daarbij stond,
29588 Joha 18:26 | 26 Een van de dienstknechten des hogepriesters,
29589 Joha 18:27 | wederom. En terstond kraaide de haan. ~
29590 Joha 18:31 | oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem:
29591 Joha 18:33 | zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? ~
29592 Joha 18:35 | ik een Jood? Uw volk en de overpriesters hebben U aan
29593 Joha 18:37 | geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik
29594 Joha 18:37 | zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn
29595 Joha 18:38 | ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot hen:
29596 Joha 19:2 | 2 En de krijgsknechten, een kroon
29597 Joha 19:5 | Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen
29598 Joha 19:5 | Pilatus zeide tot hen: Ziet, de Mens! ~
29599 Joha 19:6 | 6 Als Hem dan de overpriesters en de dienaars
29600 Joha 19:6 | dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij,
29601 Joha 19:7 | 7 De Joden antwoordden hem: Wij
29602 Joha 19:12 | Pilatus Hem los te laten; maar de Joden riepen, zeggende:
29603 Joha 19:13 | op den rechterstoel, in de plaats, genaamd Lithostrotos,
29604 Joha 19:14 | 14 En het was de voorbereiding van het pascha,
29605 Joha 19:14 | van het pascha, en omtrent de zesde ure; en hij zeide
29606 Joha 19:14 | zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Ziet, uw Koning! ~
29607 Joha 19:15 | ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden:
29608 Joha 19:17 | Zijn kruis, ging uit naar de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats,
29609 Joha 19:19 | er was geschreven: JEZUS De NAZARENER De KONING DER
29610 Joha 19:19 | geschreven: JEZUS De NAZARENER De KONING DER JODEN. ~
29611 Joha 19:20 | opschrift dan lazen velen van de Joden; want de plaats, waar
29612 Joha 19:20 | velen van de Joden; want de plaats, waar Jezus gekruist
29613 Joha 19:20 | gekruist werd, was nabij de stad; en het was geschreven
29614 Joha 19:21 | 21 De overpriesters dan der Joden
29615 Joha 19:21 | tot Pilatus: Schrijf niet: De Koning der Joden; maar,
29616 Joha 19:21 | Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. ~
29617 Joha 19:23 | 23 De krijgsknechten dan, als
29618 Joha 19:23 | krijgsknecht een deel) en den rok. De rok nu was zonder naad,
29619 Joha 19:24 | wiens die zijn zal; opdat de Schrift vervuld worde, die
29620 Joha 19:24 | geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten gedaan. ~
29621 Joha 19:25 | Zijner moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria
29622 Joha 19:27 | van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis. ~
29623 Joha 19:28 | alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden,
29624 Joha 19:31 | 31 De Joden dan, opdat de lichamen
29625 Joha 19:31 | 31 De Joden dan, opdat de lichamen niet aan het kruis
29626 Joha 19:31 | op den sabbat, dewijl het de voorbereiding was (want
29627 Joha 19:32 | 32 De krijgsknechten dan kwamen,
29628 Joha 19:32 | dan kwamen, en braken wel de benen des eersten, en des
29629 Joha 19:36 | dingen zijn geschied, opdat de Schrift vervuld worde: Geen
29630 Joha 19:38 | Jezus was, maar bedekt om de vreze der Joden), bad Pilatus,
29631 Joha 19:40 | dat in linnen doeken met de specerijen, gelijk de Joden
29632 Joha 19:40 | met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben
29633 Joha 19:40 | specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben van begraven. ~
29634 Joha 19:41 | 41 En er was in de plaats, waar Hij gekruist
29635 Joha 19:42 | dan legden zij Jezus, om de voorbereiding der Joden,
29636 Joha 20:3 | Petrus dan ging uit, en de andere discipel, en zij
29637 Joha 20:4 | twee liepen tegelijk; en de andere discipel liep vooruit,
29638 Joha 20:5 | hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans
29639 Joha 20:6 | ging in het graf, en zag de doeken liggen. ~
29640 Joha 20:7 | geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het
29641 Joha 20:8 | 8 Toen ging dan ook de andere discipel er in, die
29642 Joha 20:9 | 9 Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van
29643 Joha 20:9 | Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan. ~
29644 Joha 20:10 | 10 De discipelen dan gingen wederom
29645 Joha 20:12 | aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam
29646 Joha 20:15 | gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot
29647 Joha 20:19 | eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar
29648 Joha 20:19 | deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren
29649 Joha 20:19 | discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus
29650 Joha 20:20 | Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd,
29651 Joha 20:21 | ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende
29652 Joha 20:24 | 24 En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus,
29653 Joha 20:25 | 25 De andere discipelen dan zeiden
29654 Joha 20:26 | hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en
29655 Joha 20:30 | wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner
29656 Joha 20:31 | gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods;
29657 Joha 20:31 | dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij,
29658 Joha 21:1 | wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij
29659 Joha 21:2 | Kana in Galilea was, en de zonen van Zebedeus, en twee
29660 Joha 21:4 | Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet,
29661 Joha 21:6 | tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip,
29662 Joha 21:6 | niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. ~
29663 Joha 21:7 | 7 De discipel dan, welken Jezus
29664 Joha 21:7 | zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan,
29665 Joha 21:7 | Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het
29666 Joha 21:7 | en wierp zichzelven in de zee. ~
29667 Joha 21:8 | 8 En de andere discipelen kwamen
29668 Joha 21:8 | ellen), slepende het net met de vissen. ~
29669 Joha 21:12 | middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen:
29670 Joha 21:12 | zijt Gij? wetende, dat het de Heere was. ~
29671 Joha 21:14 | 14 Dit was nu de derde maal, dat Jezus Zijn
29672 Joha 21:14 | geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was. ~
29673 Joha 21:23 | woord dan ging uit onder de broederen, dat deze discipel
29674 Joha 21:24 | 24 Deze is de discipel, die van deze dingen
29675 Joha 21:25 | wierden, ik acht, dat ook de wereld zelve de geschrevene
29676 Joha 21:25 | dat ook de wereld zelve de geschrevene boeken niet
29677 Hand 1:2 | door den Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren
29678 Hand 1:3 | gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk
29679 Hand 1:4 | zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die
29680 Hand 1:7 | komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden,
29681 Hand 1:7 | tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht
29682 Hand 1:8 | Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes,
29683 Hand 1:12 | berg, die genaamd wordt de Olijf berg, welke is nabij
29684 Hand 1:13 | waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven,
29685 Hand 1:13 | Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, de zoon van Alfeus, en Simon
29686 Hand 1:13 | Simon Zelotes, en Judas, de broeder van Jakobus. ~
29687 Hand 1:14 | het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder
29688 Hand 1:14 | met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met
29689 Hand 1:16 | moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond
29690 Hand 1:16 | voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen
29691 Hand 1:21 | Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons ongedaan
29692 Hand 1:21 | hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons ingegaan
29693 Hand 1:26 | met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen. ~ ~
29694 Hand 2:1 | 1 En als de dag van het Pinkster feest
29695 Hand 2:4 | met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. ~
29696 Hand 2:6 | stem geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd,
29697 Hand 2:9 | Meders, en Elamieten, en de inwoners zijn van Mesopotamie,
29698 Hand 2:10 | en Pamfylie, Egypte, en de delen van Libye, hetwelk
29699 Hand 2:11 | horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. ~
29700 Hand 2:12 | twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat
29701 Hand 2:14 | Maar Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem,
29702 Hand 2:15 | vermoedt; want het is eerst de derde ure van de dag. ~
29703 Hand 2:15 | is eerst de derde ure van de dag. ~
29704 Hand 2:17 | 17 En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God)
29705 Hand 2:19 | hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en
29706 Hand 2:20 | 20 De zon zal veranderd worden
29707 Hand 2:20 | worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de
29708 Hand 2:20 | de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag
29709 Hand 2:23 | hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen
29710 Hand 2:24 | Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden
29711 Hand 2:27 | Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch
29712 Hand 2:28 | 28 Gij hebt mij de wegen des levens bekend
29713 Hand 2:30 | gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel
29714 Hand 2:31 | voorziende, gesproken van de opstanding van Christus,
29715 Hand 2:31 | ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving
29716 Hand 2:33 | 33 Hij dan, door de rechter hand Gods verhoogd
29717 Hand 2:33 | Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes,
29718 Hand 2:34 | David is niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt:
29719 Hand 2:34 | hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot
29720 Hand 2:37 | en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen
29721 Hand 2:38 | der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes
29722 Hand 2:39 | 39 Want u komt de belofte toe, en uw kinderen,
29723 Hand 2:39 | verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen
29724 Hand 2:42 | zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in
29725 Hand 2:42 | leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking
29726 Hand 2:42 | in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in
29727 Hand 2:42 | breking des broods, en in de gebeden. ~
29728 Hand 2:43 | tekenen geschiedden door de apostelen. ~
29729 Hand 2:47 | genade bij het ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot
29730 Hand 2:47 | Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden. ~ ~
29731 Hand 3:1 | naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de
29732 Hand 3:1 | de ure des gebeds, zijnde de negende ure; ~
29733 Hand 3:2 | zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd
29734 Hand 3:2 | deur des tempels, genaamd de Schone, om een aalmoes te
29735 Hand 3:5 | 5 En hij hield de ogen op hen, verwachtende,
29736 Hand 3:7 | 7 En hem grijpende bij de rechterhand richtte hij
29737 Hand 3:10 | aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels;
29738 Hand 3:11 | 11 En als de kreupele, die gezond gemaakt
29739 Hand 3:13 | 13 De God Abrahams, en Izaks,
29740 Hand 3:13 | Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft
29741 Hand 3:15 | Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen
29742 Hand 3:18 | voren verkondigd had, dat de Christus lijden zou. ~
29743 Hand 3:19 | uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen
29744 Hand 3:21 | 21 Welken de hemel moet ontvangen tot
29745 Hand 3:21 | hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting
29746 Hand 3:22 | 22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere,
29747 Hand 3:22 | heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een
29748 Hand 3:24 | 24 En ook al de profeten, van Samuel aan,
29749 Hand 4:1 | kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman
29750 Hand 4:1 | tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en
29751 Hand 4:1 | hoofdman des tempels, en de Sadduceen; ~
29752 Hand 4:2 | en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. ~
29753 Hand 4:2 | Jezus de opstanding uit de doden. ~
29754 Hand 4:3 | 3 En zij sloegen de handen aan hen, en zetten
29755 Hand 4:6 | 6 En Annas, de hogepriester, en Kajafas,
29756 Hand 4:9 | rechterlijk onderzocht worden over de weldaad aan een krank mens
29757 Hand 4:10 | gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door
29758 Hand 4:11 | 11 Deze is de Steen, Die van u, de bouwlieden,
29759 Hand 4:11 | is de Steen, Die van u, de bouwlieden, veracht is,
29760 Hand 4:12 | 12 En de zaligheid is in geen Anderen;
29761 Hand 4:12 | geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door
29762 Hand 4:13 | 13 Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus
29763 Hand 4:22 | 22 Want de mens was meer dan veertig
29764 Hand 4:23 | losgelaten zijnde, kwamen tot de hunnen, en verkondigden
29765 Hand 4:23 | en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen
29766 Hand 4:23 | wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd
29767 Hand 4:24 | zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den
29768 Hand 4:24 | gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle
29769 Hand 4:24 | den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die
29770 Hand 4:25 | gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken
29771 Hand 4:25 | woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? ~
29772 Hand 4:26 | 26 De koningen der aarde zijn
29773 Hand 4:26 | zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd
29774 Hand 4:27 | en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels; ~
29775 Hand 4:27 | Pilatus, met de heidenen en de volken Israels; ~
29776 Hand 4:31 | zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd
29777 Hand 4:32 | 32 En de menigte van degenen, die
29778 Hand 4:33 | 33 En de apostelen gaven met grote
29779 Hand 4:33 | grote kracht getuigenis van de opstanding van den Heere
29780 Hand 4:34 | goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen. ~
29781 Hand 4:36 | 36 En Joses, van de apostelen toegenaamd Barnabas (
29782 Hand 4:37 | het geld, en legde het aan de voeten der apostelen. ~ ~ ~
29783 Hand 5:1 | hoofdman over honderd, uit de bende, genaamd de Italiaanse; ~
29784 Hand 5:1 | honderd, uit de bende, genaamd de Italiaanse; ~
29785 Hand 5:3 | gezicht klaarlijk, omtrent de negende ure des daags, een
29786 Hand 5:4 | 4 En hij, de ogen op hem houdende, en
29787 Hand 5:6 | die zijn huis heeft bij de zee; deze zal u zeggen,
29788 Hand 5:7 | 7 En als de engel, die tot Cornelius
29789 Hand 5:9 | terwijl deze reisden, en nabij de stad kwamen, klom Petrus
29790 Hand 5:9 | dak, om te bidden, omtrent de zesde ure. ~
29791 Hand 5:11 | groot linnen laken, aan de vier hoeken gebonden, en
29792 Hand 5:11 | gebonden, en nedergelaten op de aarde; ~
29793 Hand 5:12 | 12 In hetwelk waren al de viervoetige dieren der aarde,
29794 Hand 5:12 | viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren,
29795 Hand 5:12 | der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de
29796 Hand 5:12 | de kruipende dieren, en de vogelen des hemels. ~
29797 Hand 5:17 | dat hij gezien had, ziet, de mannen, die van Cornelius
29798 Hand 5:17 | huis van Simon, stonden aan de poort. ~
29799 Hand 5:19 | dat gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie
29800 Hand 5:21 | 21 En Petrus ging af tot de mannen die van Cornelius
29801 Hand 5:21 | dien gij zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij hier
29802 Hand 5:32 | den lederbereider, aan de zee, welke, hier gekomen
29803 Hand 5:37 | 37 Gijlieden weet de zaak, die geschied is door
29804 Hand 5:41 | gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. ~
29805 Hand 5:43 | Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk,
29806 Hand 5:44 | deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen,
29807 Hand 5:45 | 45 En de gelovigen, die uit de besnijdenis
29808 Hand 5:45 | En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen
29809 Hand 5:45 | waren, ontzetten zich, dat de gave des Heiligen Geestes
29810 Hand 5:45 | Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd. ~
29811 Hand 6:1 | 1 De apostelen nu, en de broeders,
29812 Hand 6:1 | 1 De apostelen nu, en de broeders, die in Judea waren,
29813 Hand 6:1 | hebben gehoord, dat ook de heidenen het Woord Gods
29814 Hand 6:2 | tegen hem degenen, die uit de besnijdenis waren, ~
29815 Hand 6:3 | ingegaan tot mannen, die de voorhuid hebben, en hebt
29816 Hand 6:5 | 5 Ik was in de stad Joppe, biddende en
29817 Hand 6:5 | laken, nederdalende, bij de vier hoeken nedergelaten
29818 Hand 6:6 | 6 Op welk laken als ik de ogen hield, zo merkte ik,
29819 Hand 6:6 | hield, zo merkte ik, en zag de viervoetige dieren der aarde,
29820 Hand 6:6 | viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren,
29821 Hand 6:6 | der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de
29822 Hand 6:6 | de kruipende dieren, en de vogelen des hemels. ~
29823 Hand 6:9 | 9 Doch de stem antwoordde mij ten
29824 Hand 6:12 | 12 En de Geest zeide tot mij, dat
29825 Hand 6:15 | ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, gelijk
29826 Hand 6:17 | heeft, als ook ons, die in de Heere Jezus Christus geloofd
29827 Hand 6:18 | dan God ook den heidenen de bekering gegeven ten leven!
29828 Hand 6:19 | die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stefanus
29829 Hand 6:19 | sprekende, dan alleen tot de Joden. ~
29830 Hand 6:20 | gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende
29831 Hand 6:21 | 21 En de hand des Heeren was met
29832 Hand 6:22 | gerucht van hen kwam tot de oren der Gemeente, die te
29833 Hand 6:23 | daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd
29834 Hand 6:26 | jaar samen vergaderden in de Gemeente, en een grote schare
29835 Hand 6:26 | grote schare leerden; en dat de discipelen eerst te Antiochie
29836 Hand 6:28 | hongersnood zou wezen over de gehele wereld; dewelke ook
29837 Hand 6:30 | deden, en zonden het tot de ouderlingen, door de hand
29838 Hand 6:30 | tot de ouderlingen, door de hand van Barnabas en Saulus. ~ ~ ~
29839 Hand 6:31 | omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes de handen
29840 Hand 6:31 | sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van
29841 Hand 6:31 | handen aan sommigen van de Gemeente, om die kwalijk
29842 Hand 6:33 | te vangen (en het waren de dagen der ongehevelde broden); ~
29843 Hand 6:34 | gegrepen hebbende, hij in de gevangenis zette, en gaf
29844 Hand 6:35 | 5 Petrus dan werd in de gevangenis bewaard; maar
29845 Hand 6:35 | gevangenis bewaard; maar van de Gemeente werd een gedurig
29846 Hand 6:36 | gebonden met twee ketenen; en de wachters voor de deur bewaarden
29847 Hand 6:36 | ketenen; en de wachters voor de deur bewaarden den gevangenis. ~
29848 Hand 6:37 | en een licht scheen in de woning, en slaande de zijde
29849 Hand 6:37 | in de woning, en slaande de zijde van Petrus, wekte
29850 Hand 6:37 | zijn ketenen vielen af van de handen. ~
29851 Hand 6:38 | 8 En de engel zeide tot hem: Omgord
29852 Hand 6:40 | 10 En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan
29853 Hand 6:40 | gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar
29854 Hand 6:40 | ijzeren poort, die naar de stad leidt; dewelke van
29855 Hand 6:40 | voort, en terstond scheidde de engel van hem. ~
29856 Hand 6:41 | weet ik waarachtiglijk dat de Heere Zijn engel uitgezonden
29857 Hand 6:41 | en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit
29858 Hand 6:41 | hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk
29859 Hand 6:42 | naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die
29860 Hand 6:43 | 13 En als Petrus aan de deur van de voorpoort klopte,
29861 Hand 6:43 | als Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, kwam een
29862 Hand 6:44 | 14 En zij de stem van Petrus bekennende,
29863 Hand 6:44 | bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar
29864 Hand 6:44 | boodschapte, dat Petrus voor aan de voorpoort stond. ~
29865 Hand 6:47 | 17 En als hij hen met de hand gewenkt had, dat zij
29866 Hand 6:47 | verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis
29867 Hand 6:47 | hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid had,
29868 Hand 6:47 | Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen. En hij uitgegaan
29869 Hand 6:48 | geen kleine beroerte onder de krijgsknechten, wat toch
29870 Hand 6:49 | gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd
29871 Hand 6:50 | Herodes had in den zin tegen de Tyriers en Sidoniers te
29872 Hand 6:53 | Heeren, daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd
29873 Hand 6:53 | niet gaf; en hij werd van de wormen gegeten, en gaf den
29874 Hand 7:1 | er waren te Antiochie, in de Gemeente, die daar was,
29875 Hand 7:2 | dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij
29876 Hand 7:3 | vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende,
29877 Hand 7:5 | verkondigden zij het woord Gods in de synagogen der Joden; en
29878 Hand 7:8 | 8 Maar Elymas, de tovenaar (want alzo wordt
29879 Hand 7:9 | met den Heiligen Geest, en de ogen op hem houdende, zeide: ~
29880 Hand 7:10 | niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren? ~
29881 Hand 7:11 | 11 En nu zie, de hand des Heeren is tegen
29882 Hand 7:11 | gij zult blind zijn, en de zon niet zien voor een tijd.
29883 Hand 7:11 | zocht hij, die hem met de hand mochten leiden. ~
29884 Hand 7:12 | 12 Als de stadhouder zag, hetgeen
29885 Hand 7:12 | hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren. ~
29886 Hand 7:14 | Pisidie; en gegaan zijnde in de synagoge op den dag des
29887 Hand 7:15 | en der profeten, zonden de oversten der synagogen tot
29888 Hand 7:16 | stond op, en wenkte met de hand, en zeide: Gij Israelietische
29889 Hand 7:17 | 17 De God van dit volk Israel
29890 Hand 7:18 | jaren hun zeden verdragen in de woestijn. ~
29891 Hand 7:23 | dezes heeft God Israel, naar de belofte, verwekt den Zaligmaker
29892 Hand 7:25 | gijlieden, dat ik ben? Ik ben de Christus niet; maar ziet,
29893 Hand 7:25 | Wien ik niet waardig ben de schoenen Zijner voeten te
29894 Hand 7:27 | niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die
29895 Hand 7:30 | 30 Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; ~
29896 Hand 7:32 | 32 En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen
29897 Hand 7:32 | verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat
29898 Hand 7:34 | 34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo
29899 Hand 7:34 | aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven,
29900 Hand 7:39 | gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen
29901 Hand 7:40 | kome, hetgeen gezegd is in de profeten: ~
29902 Hand 7:42 | 42 En als de Joden uitgegaan waren uit
29903 Hand 7:42 | Joden uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen,
29904 Hand 7:42 | waren uit de synagoge, baden de heidenen, dat tegen den
29905 Hand 7:43 | 43 En als de synagoge gescheiden was,
29906 Hand 7:43 | gescheiden was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige
29907 Hand 7:43 | velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten
29908 Hand 7:43 | vermaanden te blijven bij de genade Gods. ~
29909 Hand 7:44 | volgenden sabbat kwam bijna de gehele stad samen, om het
29910 Hand 7:45 | 45 Doch de Joden, de scharen ziende,
29911 Hand 7:45 | 45 Doch de Joden, de scharen ziende, werden met
29912 Hand 7:46 | ziet, wij keren ons tot de heidenen. ~
29913 Hand 7:47 | 47 Want alzo heeft ons de Heere geboden, zeggende:
29914 Hand 7:48 | 48 Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden
29915 Hand 7:50 | 50 Maar de Joden maakten op de godsdienstige
29916 Hand 7:50 | Maar de Joden maakten op de godsdienstige en eerlijke
29917 Hand 7:50 | en eerlijke vrouwen, en de voornaamsten van de stad,
29918 Hand 7:50 | en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging
29919 Hand 7:52 | 52 En de discipelen werden vervuld
29920 Hand 8:1 | dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo
29921 Hand 8:2 | 2 Maar de Joden, die ongehoorzaam
29922 Hand 8:2 | verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen
29923 Hand 8:2 | zielen der heidenen tegen de broeders. ~
29924 Hand 8:4 | 4 En de menigte der stad werd verdeeld,
29925 Hand 8:4 | verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de
29926 Hand 8:4 | de Joden, en sommigen met de apostelen. ~
29927 Hand 8:6 | hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonie, namelijk
29928 Hand 8:8 | Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van
29929 Hand 8:9 | hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, en
29930 Hand 8:11 | 11 En de scharen, ziende, hetgeen
29931 Hand 8:11 | zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn den mensen gelijk
29932 Hand 8:13 | 13 En de priester van Jupiter, die
29933 Hand 8:13 | hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had,
29934 Hand 8:13 | had, wilde hij offeren met de scharen. ~
29935 Hand 8:14 | 14 Maar de apostelen, Barnabas en Paulus,
29936 Hand 8:14 | klederen, en sprongen onder de schare, roepende, ~
29937 Hand 8:15 | gemaakt heeft den hemel, en de aarde, en de zee, en al
29938 Hand 8:15 | den hemel, en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve
29939 Hand 8:16 | 16 Welke in de verledene tijden al de heidenen
29940 Hand 8:16 | in de verledene tijden al de heidenen heeft laten wandelen
29941 Hand 8:18 | wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet
29942 Hand 8:19 | Ikonium, en overreedden de scharen, en stenigden Paulus,
29943 Hand 8:19 | en sleepten hem buiten de stad, menende, dat hij dood
29944 Hand 8:20 | 20 Doch als hem de discipelen omringd hadden,
29945 Hand 8:20 | stond hij op, en kwam in de stad; en des anderen daags
29946 Hand 8:22 | 22 Versterkende de zielen der discipelen, en
29947 Hand 8:27 | daar gekomen zijnde, en de Gemeente vergaderd hebbende,
29948 Hand 8:27 | en dat Hij den heidenen de deur des geloofs geopend
29949 Hand 8:28 | aldaar geen kleinen tijd met de discipelen. ~ ~
29950 Hand 9:1 | waren van Judea, leerden de broederen, zeggende: Indien
29951 Hand 9:1 | niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt
29952 Hand 9:2 | uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen
29953 Hand 9:3 | 3 Zij dan, van de Gemeente uitgeleid zijnde,
29954 Hand 9:3 | Fenicie en Samarie, verhalende de bekering der heidenen; en
29955 Hand 9:4 | werden zij ontvangen van de Gemeente, en de apostelen,
29956 Hand 9:4 | ontvangen van de Gemeente, en de apostelen, en de ouderlingen;
29957 Hand 9:4 | Gemeente, en de apostelen, en de ouderlingen; en zij verkondigden,
29958 Hand 9:5 | sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeen, die
29959 Hand 9:5 | moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden. ~
29960 Hand 9:6 | 6 En de apostelen en de ouderlingen
29961 Hand 9:6 | 6 En de apostelen en de ouderlingen vergaderden
29962 Hand 9:7 | mij verkoren heeft, dat de heidenen door mijn mond
29963 Hand 9:8 | 8 En God, de Kenner der harten, heeft
29964 Hand 9:11 | 11 Maar wij geloven, door de genade van den Heere Jezus
29965 Hand 9:12 | 12 En al de menigte zweeg stil, en zij
29966 Hand 9:12 | wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. ~
29967 Hand 9:14 | heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht,
29968 Hand 9:15 | hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk
29969 Hand 9:16 | wederkeren, en weder opbouwen de tabernakel van David, die
29970 Hand 9:17 | 17 Opdat de overblijvende mensen den
29971 Hand 9:17 | den Heere zoeken, en al de heidenen, over welken Mijn
29972 Hand 9:17 | aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet. ~
29973 Hand 9:19 | dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren,
29974 Hand 9:20 | dat zij zich onthouden van de dingen, die door de afgoden
29975 Hand 9:20 | van de dingen, die door de afgoden besmet zijn, en
29976 Hand 9:21 | wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen. ~
29977 Hand 9:22 | en den ouderlingen, met de gehele Gemeente, goed gedacht,
29978 Hand 9:22 | voorgangers waren onder de broeders. ~
29979 Hand 9:23 | door hen dit navolgende: De apostelen, en de ouderlingen,
29980 Hand 9:23 | navolgende: De apostelen, en de ouderlingen, en de broeders
29981 Hand 9:23 | apostelen, en de ouderlingen, en de broeders wensen den broederen
29982 Hand 9:23 | wensen den broederen uit de heidenen, die in Antiochie,
29983 Hand 9:24 | moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken
29984 Hand 9:30 | kwamen te Antiochie; en de menigte vergaderd hebbende,
29985 Hand 9:31 | hebbende, verblijdden zich over de vertroosting. ~
29986 Hand 9:32 | profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden,
29987 Hand 9:33 | vertoefd hadden, lieten hen de broeders wederom gaan met
29988 Hand 9:33 | wederom gaan met vrede, tot de apostelen. ~
29989 Hand 9:40 | heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde. ~
29990 Hand 9:41 | en Cilicie, versterkende de Gemeenten. ~ ~ ~
29991 Hand 10:2 | getuigenis gegeven werd van de broederen te Lystre en Ikonium. ~
29992 Hand 10:4 | 4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven
29993 Hand 10:4 | doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die
29994 Hand 10:4 | verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen
29995 Hand 10:4 | die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem
29996 Hand 10:5 | 5 De Gemeenten dan werden bevestigd
29997 Hand 10:7 | naar Bithynie te reizen; en de Geest liet het hun niet
29998 Hand 10:10 | besluitende daaruit, dat ons de Heere geroepen had, om denzelven
29999 Hand 10:12 | daar naar Filippi, welke is de eerste stad van dit deel
30000 Hand 10:13 | sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33382 |