Book Chapter: Verse

1 Ric  13:12|          hen: Ik zal nu ulieden een raadsel te raden geven; indien gij
2 Ric  13:13|             zeiden tot hem: Geef uw raadsel te raden, en laat het ons
3 Ric  13:14|           sterke. En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren. ~
4 Ric  13:15|             uw man, dat hij ons dat raadsel verklare, opdat wij niet
5 Ric  13:16|            kinderen mijns volks een raadsel te raden gegeven, en hebt
6 Ric  13:17|          hem; en zij verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks. ~
7 Ric  13:18|            geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden. ~
8 Ric  13:19| wisselklederen aan degenen, die dat raadsel verklaard hadden. Doch zijn
9 Eze  17:2 |                Mensenkind, stel een raadsel voor, en gebruik een gelijkenis