Book Chapter: Verse

1 1Kro   9:31|                       31 En Mattithja uit de Levieten, dewelke
2 1Kro  15:18|   en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja,
3 1Kro  15:21|                       21 En Mattithja, en Elifele, en Mikneja,
4 1Kro  16:5 |   Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en
5 1Kro  26:3 | Zeri, en Jesaja, Hasabja en Mattithja, zes; aan de handen van
6 1Kro  26:21|      21 Het veertiende voor Mattithja; zijn zonen en zijn broederen,
7 Ezra  10:43|   kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja, Zabad, Zebina, Jaddai,
8 Neh   8:5  | hadden, en nevens hem stond Mattithja, en Sema, en Anaja, en Uria,