1-500 | 501-1000 | 1001-1015
Book Chapter: Verse
501 2Sa 20:1 | een zoon van Bichri, een man van Jemini; die blies met
502 2Sa 20:2 | 2 Toen toog alle man van Israel op van achter
503 2Sa 20:11 | 11 Maar een man, van Joabs jongens, bleef
504 2Sa 20:12 | midden op de straat. Als die man zag, dat al het volk staan
505 2Sa 20:13 | weggenomen was, toog alle man voort, Joab na, om Seba,
506 2Sa 20:21 | zaak is niet alzo; maar een man van het gebergte van Efraim,
507 2Sa 21:5 | zeiden tot den koning: De man die ons te niet gemaakt,
508 2Sa 21:20 | en er was een zeer lang man, die zes vingeren had aan
509 2Sa 22:49 | opstaan; Gij redt mij van den man alles gewelds. ~
510 2Sa 23:1 | zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht,
511 2Sa 23:20 | de zoon van een dapperen man, groot van daden, van Kabzeel;
512 2Sa 23:21 | sloeg hij een Egyptischen man, een man van aanzien; en
513 2Sa 23:21 | een Egyptischen man, een man van aanzien; en in de hand
514 2Sa 24:9 | waren vijfhonderd duizend man. ~
515 1Kon 1:42| want gij zijt een kloek man, en zult het goede boodschappen. ~
516 1Kon 1:52| zeide: Indien hij een vroom man zal zijn, daar zal niet
517 1Kon 2:2 | wees sterk, en wees een man. ~
518 1Kon 2:4 | te wandelen, zo zal geen man, zeide Hij, u afgesneden
519 1Kon 2:9 | onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten,
520 1Kon 2:26| akkers; want gij zijt een man des doods; maar dezen dag
521 1Kon 5:13| uitschot was dertig duizend man. ~
522 1Kon 7:14| Nafthali, en zijn vader was een man van Tyrus geweest, een koperwerker,
523 1Kon 8:25| gesproken hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht
524 1Kon 9:5 | vader David, zeggende: Geen man zal u afgesneden worden
525 1Kon 11:28| 28 En de man Jerobeam was een dapper
526 1Kon 12:22| geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende: ~
527 1Kon 13:1 | 1 En ziet, een man Gods kwam uit Juda, door
528 1Kon 13:4 | koning het woord van den man Gods hoorde, hetwelk hij
529 1Kon 13:5 | dat wonderteken, dat de man Gods gegeven had, door het
530 1Kon 13:6 | koning, en zeide tot den man Gods: Aanbid toch het aangezicht
531 1Kon 13:6 | tot mij kome! Toen bad de man Gods het aangezicht des
532 1Kon 13:7 | de koning sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis,
533 1Kon 13:8 | 8 Maar de man Gods zeide tot den koning:
534 1Kon 13:11| hem al het werk, dat de man Gods te dien dage in Beth-El
535 1Kon 13:12| den weg gezien, welken de man Gods was getogen, die uit
536 1Kon 13:14| 14 En hij toog den man Gods na, en vond hem zittende
537 1Kon 13:14| zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen
538 1Kon 13:21| 21 En hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen
539 1Kon 13:26| zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN
540 1Kon 13:29| het dode lichaam van den man Gods op, en legde dat op
541 1Kon 13:31| mij in dat graf, waarin de man Gods begraven is, en legt
542 1Kon 17:18| heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen,
543 1Kon 17:24| Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord
544 1Kon 18:4 | en verborg ze bij vijftig man in een spelonk, en onderhield
545 1Kon 18:13| profeten des HEEREN honderd man heb verborgen, elk vijftig
546 1Kon 18:13| heb verborgen, elk vijftig man in een spelonk, en die met
547 1Kon 20:20| En een ieder sloeg zijn man, zodat de Syriers vloden,
548 1Kon 20:28| 28 En de man Gods trad toe, en sprak
549 1Kon 20:35| 35 Toen zeide een man uit de zonen der profeten
550 1Kon 20:35| HEEREN: Sla mij toch. En de man weigerde hem te slaan. ~
551 1Kon 20:37| Daarna vond hij een anderen man, en zeide: Sla mij toch.
552 1Kon 20:37| zeide: Sla mij toch. En die man sloeg hem, slaande en wondende. ~
553 1Kon 20:39| des strijds; en zie, een man was afgeweken, en bracht
554 1Kon 20:39| afgeweken, en bracht tot mij een man, en zeide: Bewaar dezen
555 1Kon 20:39| en zeide: Bewaar dezen man, indien hij enigszins gemist
556 1Kon 20:42| de HEERE: Omdat gij den man, dien Ik verbannen heb,
557 1Kon 22:6 | profeten, omtrent vierhonderd man, en hij zeide tot hen: Zal
558 1Kon 22:8 | tot Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te
559 1Kon 22:34| 34 Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid,
560 2Kon 1:6 | zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en
561 2Kon 1:8 | zeiden tot hem: Hij was een man met een harig kleed, en
562 2Kon 1:9 | zo sprak hij tot hem: Gij man Gods! de koning zegt: Kom
563 2Kon 1:10| vijftigen: Indien ik dan een man Gods ben, zo dale vuur van
564 2Kon 1:11| antwoordde en sprak tot hem: Gij, man Gods! zo zegt de koning:
565 2Kon 1:12| sprak tot hem: Ben ik een man Gods, zo dale vuur van den
566 2Kon 1:13| en sprak tot hem: Gij, man Gods, laat toch mijn ziel
567 2Kon 4:1 | zeggende: Uw knecht, mijn man, is gestorven, en gij weet,
568 2Kon 4:7 | kwam zij, en gaf het den man Gods te kennen; en hij zeide:
569 2Kon 4:9 | 9 En zij zeide tot haar man: Zie nu, ik heb gemerkt,
570 2Kon 4:9 | ik heb gemerkt, dat deze man Gods heilig is, die bij
571 2Kon 4:14| toch geen zoon, en haar man is oud. ~
572 2Kon 4:16| zeide: Neen, mijn heer, gij, man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd
573 2Kon 4:21| legde hem op het bed van den man Gods; daarna sloot zij voor
574 2Kon 4:22| 22 En zij riep om haar man, en zeide: Zend mij toch
575 2Kon 4:22| ezelinnen, dat ik tot den man Gods lope, en wederkomen. ~
576 2Kon 4:25| zij heen, en kwam tot den man Gods, tot den berg Karmel.
577 2Kon 4:25| En het geschiedde, als de man Gods haar van tegenover
578 2Kon 4:26| met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw kind?
579 2Kon 4:27| 27 Toen zij nu tot den man Gods op den berg kwam, vatte
580 2Kon 4:27| haar af te stoten. Doch de man Gods zeide: Laat ze geworden;
581 2Kon 4:40| dat zij riepen en zeiden: Man Gods, de dood is in den
582 2Kon 4:42| 42 En er kwam een man van Baal-Salisa, en bracht
583 2Kon 4:42| Baal-Salisa, en bracht den man Gods broden der eerstelingen,
584 2Kon 5:1 | van Syrie, was een groot man voor het aangezicht zijns
585 2Kon 5:1 | verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, doch
586 2Kon 5:7 | deze tot mij zendt, om een man van zijn melaatsheid te
587 2Kon 5:8 | geschiedde, als Elisa, de man Gods, gehoord had, dat de
588 2Kon 5:14| naar het woord van den man Gods; en zijn vlees kwam
589 2Kon 5:15| keerde hij weder tot den man Gods, hij en zijn ganse
590 2Kon 5:20| de jongen van Elisa, den man Gods, zeide: Zie, mijn heer
591 2Kon 5:26| mijn hart mede, als die man zich omkeerde van op zijn
592 2Kon 6:6 | 6 En de man Gods zeide: Waar is het
593 2Kon 6:9 | 9 Maar de man Gods zond henen tot den
594 2Kon 6:10| die plaats, waarvan hem de man Gods gezegd en hem gewaarschuwd
595 2Kon 6:15| 15 En de dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op,
596 2Kon 6:19| ik zal u leiden tot den man, dien gij zoekt; en hij
597 2Kon 6:32| bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht;
598 2Kon 7:2 | koning leunde, antwoordde den man Gods, en zeide: Zie, zo
599 2Kon 7:17| dat hij stierf, gelijk de man Gods gesproken had, die
600 2Kon 7:18| was geschied, gelijk de man Gods gesproken had tot den
601 2Kon 7:19| En die hoofdman had den man Gods geantwoord en gezegd:
602 2Kon 8:2 | gedaan naar het woord van den man Gods; want zij was gegaan
603 2Kon 8:4 | Gehazi, den jongen van den man Gods, zeggende: Vertel mij
604 2Kon 8:7 | boodschapte hem, zeggende: De man Gods is herwaarts gekomen. ~
605 2Kon 8:8 | geschenk in uw hand, en ga den man Gods tegemoet; en vraag
606 2Kon 8:11| tot schamens toe; en de man Gods weende. ~
607 2Kon 9:11| zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak. ~
608 2Kon 10:21| Baalsdienaren kwamen, dat niet een man overbleef, die niet kwam;
609 2Kon 14:19| 19 Toen werd de man Gods zeer toornig op hem,
610 2Kon 14:21| geschiedde, als zij een man begroeven, dat zij, ziet,
611 2Kon 14:21| zagen; zo wierpen zij den man in het graf van Elisa; en
612 2Kon 14:21| graf van Elisa; en toen de man daarin kwam, en het gebeente
613 2Kon 16:20| Assyrie te geven, voor elk man vijftig zilveren sikkels;
614 2Kon 24:15| God Israels: Zegt tot den man, die u tot mij gezonden
615 2Kon 25:16| woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen had, die
616 2Kon 25:17| Het is het graf van den man Gods, die uit Juda kwam,
617 1Kro 11:23| versloeg ook een Egyptischen man, een man van grote lengte,
618 1Kro 11:23| een Egyptischen man, een man van grote lengte, van vijf
619 1Kro 16:3 | iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, een iegelijk
620 1Kro 18:4 | ruiters, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde
621 1Kro 18:5 | twee en twintig duizend man. ~
622 1Kro 19:4 | ruiters, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde
623 1Kro 19:5 | twee en twintig duizend man. ~
624 1Kro 21:6 | en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren waren
625 1Kro 22:5 | Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken,
626 1Kro 22:5 | duizend, en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken. ~
627 1Kro 22:14| Israel zeventig duizend man. ~
628 1Kro 23:9 | zal worden, die zal een man der rust zijn, want Ik zal
629 1Kro 24:14| Aangaande nu Mozes, den man Gods, zijn kinderen werden
630 1Kro 28:32| was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver;
631 2Kro 2:7 | Zo zend mij nu een wijzen man, om te werken in goud, en
632 2Kro 2:13| Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram
633 2Kro 2:14| Dan, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die
634 2Kro 7:5 | daar zou wezen; en geen man verkoren om een voorganger
635 2Kro 7:16| gesproken hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht
636 2Kro 8:18| gemaakt heb, zeggende: Geen man zal u afgesneden worden,
637 2Kro 9:14| het gebod van David, den man Gods. ~
638 2Kro 12:2 | geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende: ~
639 2Kro 16:13| tot den grote, en van den man tot de vrouw toe. ~
640 2Kro 19:7 | tot Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te
641 2Kro 19:33| 33 Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid,
642 2Kro 25:7 | 7 Maar er kwam een man Gods tot hem, zeggende:
643 2Kro 25:9 | En Amazia zeide tot den man Gods: Maar wat zal men doen
644 2Kro 25:9 | Israel gegeven heb? En de man Gods zeide: De HEERE heeft
645 2Kro 28:7 | En Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja,
646 2Kro 30:16| naar de wet van Mozes, den man Gods; de priesters sprengden
647 2Kro 34:23| de God Israels: Zegt den man, die ulieden tot mij gezonden
648 Ezra 3:1 | zich het volk, als een enig man, te Jeruzalem. ~
649 Ezra 3:2 | in de wet van Mozes, den man Gods. ~
650 Ezra 3:9 | kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over
651 Ezra 6:20| zich gereinigd als een enig man; zij waren allen rein; en
652 Ezra 8:18| onzes Gods over ons, een man van verstand, van de kinderen
653 Neh 5:13 | Alzo schudde God uit allen man, die dit woord niet zal
654 Neh 5:17 | overheden honderd en vijftig man, en die van de heidenen,
655 Neh 6:11 | 11 Maar ik zeide: Zou een man, als ik, vlieden? En wie
656 Neh 7:2 | Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezende
657 Neh 8:2 | al het volk als een enig man op de straat voor de Waterpoort;
658 Neh 12:24 | het gebod van David, den man Gods, wacht tegen wacht. ~
659 Neh 12:36 | muziekinstrumenten van David, den man Gods; en Ezra, de schriftgeleerde,
660 Est 1:22 | naar zijn spraak, dat elk man overheer in zijn huis wezen
661 Est 2:5 | 5 Er was een Joods man op den burg Susan, wiens
662 Est 2:5 | Simei, den zoon van Kis, een man van Jemini; ~
663 Est 30:6 | hem: Wat zal men met dien man doen, tot wiens eer de koning
664 Est 30:7 | Haman tot den koning: Den man, tot wiens eer de koning
665 Est 30:9 | heren, en men zal het dien man aantrekken, tot wiens eer
666 Est 30:9 | roepen: Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning
667 Est 30:11 | voor hem: Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning
668 Est 38 | De man, de onderdrukker en vijand,
669 Est 50:4 | alle landschappen; want die man, Morde chai, werd doorgaans
670 Job 1:1 | 1 Er was een man in het land Uz, zijn naam
671 Job 1:1 | naam was Job; en dezelve man was oprecht, en vroom, en
672 Job 1:3 | dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die van
673 Job 1:8 | de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende
674 Job 2:3 | de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende
675 Job 3:23 | 23 Aan den man, wiens weg verborgen is,
676 Job 4:17 | rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker? ~
677 Job 9:32 | 32 Want Hij is niet een man, als ik, dien ik antwoorden
678 Job 11:2 | worden, en zou een klapachtig man recht hebben? ~
679 Job 11:12 | Dan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden; hoewel
680 Job 14:10 | 10 Maar een man sterft, als hij verzwakt
681 Job 14:14 | 14 Als een man gestorven is, zal hij weder
682 Job 15:2 | 2 Zal een wijs man winderige wetenschap voor
683 Job 15:16 | 16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende,
684 Job 16:21 | mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind
685 Job 22:2 | 2 Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar
686 Job 22:8 | 8 Maar was er een man van geweld, voor dien was
687 Job 33:17 | van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge; ~
688 Job 33:29 | tweemaal of driemaal met een man; ~
689 Job 34:7 | 7 Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt
690 Job 34:9 | heeft gezegd: Het baat een man niet, als hij welbehagen
691 Job 34:34 | mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen; ~
692 Job 35:8 | goddeloosheid zou zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw
693 Job 37:3 | 3 Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u
694 Job 39:2 | 2 Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen,
695 Psa 1:1 | 1Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de
696 Psa 5:7 | leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs
697 Psa 18:26 | goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht. ~
698 Psa 18:49 | opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. ~
699 Psa 22:7 | ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en
700 Psa 25:12 | 12 Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij
701 Psa 35:9 | is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt. ~
702 Psa 35:13 | 13 Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven,
703 Psa 38:7 | voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert. ~
704 Psa 38:37 | want het einde van dien man zal vrede zijn. ~
705 Psa 39:15 | 15 Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens
706 Psa 41:5 | 5 Welgelukzalig is de man, die den HEERE tot zijn
707 Psa 42:10 | 10 Zelfs de man mijns vredes, op welken
708 Psa 43:1 | ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts. ~
709 Psa 49:17 | Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer
710 Psa 52:9 | 9 Ziet den man, die God niet stelde tot
711 Psa 62:4 | kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden;
712 Psa 78:24 | 24 En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels
713 Psa 80:18 | 18 Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des
714 Psa 88:5 | ik ben geworden als een man, die krachteloos is; ~
715 Psa 89:49 | 49 Wat man leeft er, die den dood niet
716 Psa 90:1 | Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons
717 Psa 92:7 | 7 Een onvernuftig man weet er niet van, en een
718 Psa 94:12 | 12 Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt,
719 Psa 105:17 | 17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen;
720 Psa 107:27 | waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt
721 Psa 109:16 | ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene
722 Psa 112:1 | Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth.
723 Psa 112:5 | 5 Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent;
724 Psa 127:5 | 5Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met
725 Psa 128:4 | alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den
726 Psa 140:2 | mens; behoed mij voor den man alles gewelds; ~
727 Psa 140:5 | goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van hen,
728 Psa 140:12 | 12 Een man van kwade tong zal op de
729 Psa 140:12 | bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men
730 Spre 2:12| den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt; ~
731 Spre 3:31| Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies
732 Spre 6:11| gebrek als een gewapend man. ~
733 Spre 6:12| Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des
734 Spre 7:19| 19 Want de man is niet in zijn huis, hij
735 Spre 10:23| schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te
736 Spre 11:12| veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt
737 Spre 12:2 | van den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen
738 Spre 14:14| verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. ~
739 Spre 14:17| zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen
740 Spre 15:18| 18 Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar
741 Spre 15:21| verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. ~
742 Spre 15:23| 23 Een man heeft blijdschap in het
743 Spre 16:14| des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. ~
744 Spre 16:28| 28 Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en
745 Spre 16:29| 29 Een man des gewelds verlokt zijn
746 Spre 17:12| van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet
747 Spre 17:27| zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk
748 Spre 18:24| 24 Een man, die vrienden heeft, heeft
749 Spre 19:22| beter dan een leugenachtig man. ~
750 Spre 20:3 | Het is eer voor een man, van twist af te blijven;
751 Spre 20:5 | diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. ~
752 Spre 20:6 | wie zal een recht trouwen man vinden? ~
753 Spre 21:28| getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal spreken
754 Spre 21:29| 29 Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht;
755 Spre 22:24| om met een zeer grimmig man; ~
756 Spre 22:29| 29 Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn
757 Spre 24:5 | 5 Een wijs man is sterk; en een man van
758 Spre 24:5 | wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de
759 Spre 24:34| gebrek als een gewapend man. ~ ~
760 Spre 25:14| 14 Een man, die zichzelven beroemt
761 Spre 25:18| 18 Een man, tegen zijn naaste een valse
762 Spre 25:28| 28 Een man, die zijn geest niet wederhouden
763 Spre 26:12| 12 Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn
764 Spre 26:19| 19 Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt,
765 Spre 26:21| alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. ~
766 Spre 27:8 | nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats. ~
767 Spre 27:17| ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten. ~
768 Spre 27:21| voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven. ~
769 Spre 28:3 | 3 Een arm man, die de geringen verdrukt,
770 Spre 28:11| 11 Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar
771 Spre 28:20| 20 Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen;
772 Spre 28:21| is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden. ~
773 Spre 28:22| haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij
774 Spre 29:1 | 1 Een man, die, dikwijls bestraft
775 Spre 29:3 | 3 Een man, die de wijsheid bemint,
776 Spre 29:5 | 5 Een man, die zijn naaste vleit,
777 Spre 29:9 | 9 Een wijs man, met een dwaas man in rechten
778 Spre 29:9 | wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven
779 Spre 29:20| 20 Hebt gij een man gezien, die haastig in zijn
780 Spre 29:22| 22 Een toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige
781 Spre 29:27| 27 Een ongerechtig man is den rechtvaardige een
782 Spre 30:1 | zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel, tot
783 Spre 31:23| 23 Nun. Haar man is bekend in de poorten,
784 Spre 31:28| welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende: ~
785 Pred 6:2 | 2 Een man, denwelken God gegeven heeft
786 Pred 6:2 | eten, maar dat een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid
787 Pred 6:3 | 3 Indien een man honderd kinderen gewon,
788 Pred 7:28| haar niet gevonden: een man uit duizend heb ik gevonden;
789 Pred 9:15| vond daar een armen wijzen man in, die de stad verloste
790 Pred 9:15| gedacht denzelven armen man. ~
791 Pred 10:1 | een weinig dwaasheid een man, die kostelijk is van wijsheid
792 Jes 2:9 | Daar bukt zich de gemene man, en de aanzienlijke man
793 Jes 2:9 | man, en de aanzienlijke man vernedert zich; daarom zult
794 Jes 4:1 | zullen zeven vrouwen een man aangrijpen, zeggende: Ons
795 Jes 5:15 | 15 Dan zal de gemene man nedergebogen worden, en
796 Jes 5:15 | worden, en de aanzienlijke man zal vernederd worden, en
797 Jes 6:5 | ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben,
798 Jes 13:12 | Ik zal maken, dat een man dierbaarder zal zijn dan
799 Jes 14:16 | letten, en zeggen: Is dat die man, die de aarde beroerde,
800 Jes 22:6 | den pijlkoker genomen, de man is op den wagen, er zijn
801 Jes 32:2 | 2 En die man zal zijn als een verberging
802 Jes 46:11 | roept van het oosten, een man Mijns raads uit verren lande;
803 Jes 53:3 | onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht
804 Jes 54:5 | Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is
805 Jes 55:7 | weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere
806 Jes 56:7 | weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere
807 Jes 66:20 | weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal
808 Jes 67:3 | een os slacht, slaat een man; wie een lam offert, breekt
809 Jer 3:1 | 1 Men zegt: Zo een man zijn huisvrouw verlaat,
810 Jer 6:11 | te zamen; want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen
811 Jer 6:23 | toegerust, als een man ten oorlog tegen u, o dochter
812 Jer 7:5 | zult recht doen tussen den man en tussen zijn naaste; ~
813 Jer 9:12 | 12 Wie is de wijze man, die dit versta? En tot
814 Jer 10:23 | is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn
815 Jer 11:3 | Israels: Vervloekt zij de man, die niet hoort de woorden
816 Jer 14:9 | Gij zijn als een versaagd man, als een held, die niet
817 Jer 15:10 | gij mij gebaard hebt, een man van twist, en een man van
818 Jer 15:10 | een man van twist, en een man van krakeel den gansen lande!
819 Jer 17:5 | de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt,
820 Jer 17:7 | Gezegend daarentegen is de man, die op den HEERE vertrouwt,
821 Jer 20:15 | 15 Vervloekt zij de man, die mijn vader geboodschapt
822 Jer 20:16 | 16 Ja, dezelve man zij, als de steden, die
823 Jer 22:28 | 28 Is dan deze man Chonia een veracht, verstrooid,
824 Jer 22:30 | Schrijft dezen zelfden man kinderloos, een man, die
825 Jer 22:30 | zelfden man kinderloos, een man, die niet voorspoedig zal
826 Jer 23:9 | ik ben als een dronken man, en als een man, dien de
827 Jer 23:9 | dronken man, en als een man, dien de wijn te boven gaat;
828 Jer 23:34 | bezoeking zal doen over dien man en over zijn huis. ~
829 Jer 26:11 | volk, zeggende: Aan dezen man is een oordeel des doods,
830 Jer 26:16 | tot de profeten: Aan dezen man is geen oordeel des doods,
831 Jer 26:20 | 20 Er was ook een man, die in den Naam des HEEREN
832 Jer 29:26 | des HEEREN huis over allen man, die onzinnig is, en zich
833 Jer 31:22 | geschapen: de vrouw zal den man omvangen. ~
834 Jer 33:17 | niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het
835 Jer 33:18 | niet worden afgesneden een Man, Die brandoffer offere,
836 Jer 35:4 | den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer
837 Jer 35:19 | niet worden afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht
838 Jer 38:4 | koning: Laat toch dezen man gedood worden; want aldus
839 Jer 38:4 | hen sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes volks
840 Jer 41:5 | en van Samaria, tachtig man, hebbende den baard afgeschoren,
841 Jer 44:7 | zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het kind en
842 Jer 44:26 | Naam met den mond van enig man van Juda in gans Egypteland
843 Jer 48:19 | Aroer! Vraag den vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg:
844 Jer 50:42 | het is toegerust als een man ten oorlog, tegen u,
845 Jer 51:22 | Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal
846 Klaa 1:45| 1 Aleph. Ik ben de man, die ellende gezien heeft
847 Klaa 1:71| Teth. Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn
848 Eze 3:26 | zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig
849 Eze 9:2 | wapen in zijn hand; en een man in het midden van hen
850 Eze 9:3 | huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed
851 Eze 9:11 | 11 En ziet, de man, die met linnen bekleed
852 Eze 10:2 | En Hij sprak tot den man, bekleed met linnen, en
853 Eze 10:3 | rechterzijde van het huis, als die man inging; en een wolk vervulde
854 Eze 10:6 | geschiedde nu, als Hij den man, bekleed met linnen, geboden
855 Eze 14:4 | de Heere HEERE: Een ieder man uit het huis Israels, die
856 Eze 14:7 | 7 Want ieder man uit het huis Israels, en
857 Eze 14:8 | aangezicht tegen dienzelven man zetten, en zal hem stellen
858 Eze 16:32 | neemt in plaats van haar man de vreemden aan. ~
859 Eze 16:45 | die de walg had van haar man en van haar kinderen; en
860 Eze 22:30 | 30 Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht
861 Eze 33:2 | en het volk des lands een man uit hun einden nemen, en
862 Eze 33:24 | zeggende: Abraham was een enig man, en bezat dit land erfelijk;
863 Eze 40:3 | had, ziet, zo was er een man, wiens gedaante was als
864 Eze 40:4 | 4 En die man sprak tot mij: Mensenkind!
865 Eze 43:6 | sprak, uit het huis; en de man was bij mij staande. ~
866 Eze 47:3 | 3 Als nu die man naar het oosten uitging,
867 Dan 2:25 | alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden
868 Dan 5:7 | de wijzen van Babel: Alle man, die dit schrift lezen,
869 Dan 5:11 | 11 Er is een man in uw koninkrijk, in wien
870 Dan 6:13 | gebod getekend, dat alle man, die in dertig dagen van
871 Dan 9:21 | in het gebed, zo kwam de man Gabriel, die ik in het begin
872 Dan 9:23 | gij zijt een zeer gewenst man; versta dan dit woord, en
873 Dan 10:5 | zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn
874 Dan 10:11 | Daniel, gij zeer gewenste man! merk op de woorden, die
875 Dan 10:19 | niet, gij zeer gewenste man! vrede zij u, wees sterk,
876 Dan 12:6 | En hij zeide tot den Man, bekleed met linnen, Die
877 Dan 12:7 | 7 En ik hoorde dien Man, bekleed met linnen, Die
878 Hos 2:1 | vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar
879 Hos 2:6 | keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij
880 Hos 2:15 | gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen
881 Hos 3:3 | hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na
882 Hos 9:7 | profeet is een dwaas, de man des geestes is onzinnig;
883 Joe 1:8 | zak omgord is vanwege den man van haar jeugd. ~
884 Amos 2:7 | zachtmoedigen verkeren; en de man en zijn vader gaan tot een
885 Mic 2:2 | doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een
886 Mic 5:6 | het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen
887 Nah 1:15 | geloften; want de Belials- man zal voortaan niet meer
888 Zac 1:8 | des nachts, en ziet, een Man rijdende op een rood paard,
889 Zac 1:10 | Toen antwoordde de Man, Die tussen de mirten stond,
890 Zac 2:1 | zag; en ziet, er was een man, en in zijn hand was een
891 Zac 4:1 | wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt
892 Zac 6:12 | heirscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is SPRUITE,
893 Zac 8:23 | zullen van een Joodsen man, zeggende: Wij zullen met
894 Zac 13:5 | geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want
895 Zac 13:7 | Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt
896 Mal 2:12 | 12 De HEERE zal den man, die zulks doet, uitroeien
897 Mal 3:17 | verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, die
898 Matt 1:16| En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren
899 Matt 1:19| 19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was,
900 Matt 7:24| vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots
901 Matt 7:26| die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn
902 Matt 19:4 | dat Hij ze gemaakt heeft man en vrouw? ~
903 Matt 27:32| uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon;
904 Matt 27:57| geworden was, kwam een rijk man van Arimathea, met name
905 Mark 6:20| een rechtvaardig en heilig man was, en hield hem in waarde;
906 Mark 10:2 | vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, zijn vrouw
907 Mark 10:6 | der schepping heeft ze God man en vrouw gemaakt. ~
908 Mark 10:12| En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met een
909 Luk 1:27 | ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit
910 Luk 1:34 | dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? ~
911 Luk 2:36 | gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd
912 Luk 5:12 | steden was, ziet, er was een man vol melaatsheid; en Jezus
913 Luk 8:27 | ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over
914 Luk 8:38 | 38 En de man, van welken de duivelen
915 Luk 8:41 | 41 En ziet, er kwam een man, wiens naam was Jairus,
916 Luk 9:38 | 38 En ziet, een man van de schare riep uit,
917 Luk 13:6 | deze gelijkenis: Een zeker man had een vijgeboom, geplant
918 Luk 16:18 | die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel. ~
919 Luk 19:2 | 2 En zie, er was een man, met name geheten Zacheus;
920 Luk 19:7 | Hij is tot een zondigen man ingegaan, om te herbergen. ~
921 Luk 19:12 | dan: Een zeker welgeboren man reisde in een ver gelegen
922 Luk 23:50 | 50 En zie, een man, met name Jozef, zijnde
923 Luk 23:50 | een goed en rechtvaardig man, ~
924 Joha 1:30| gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is,
925 Joha 2:10| 10 En zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn
926 Joha 4:16| tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. ~
927 Joha 4:17| antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij
928 Joha 4:17| wel gezegd: Ik heb geen man. ~
929 Joha 4:18| dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid
930 Joha 11:1 | 1 En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus,
931 Hand 2:22| Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond
932 Hand 3:2 | 2 En een zeker man, die kreupel was van zijner
933 Hand 3:14| hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was,
934 Hand 5:1 | 1 En er was een zeker man te Cesarea, met name Cornelius,
935 Hand 5:22| honderd, een rechtvaardig man, en vrezende God, en die
936 Hand 5:28| weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te
937 Hand 5:31| 31 En ziet, een man stond voor mij, in een blinkend
938 Hand 6:12| broeders, en wij zijn in des man huis ingegaan. ~
939 Hand 6:24| 24 Want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes
940 Hand 7:7 | Paulus, een verstandigen man. Deze, Barnabas en Saulus
941 Hand 7:21| Saul, den zoon van Kis, een man uit den stam van Benjamin,
942 Hand 7:22| den zoon van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn
943 Hand 8:8 | 8 En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig
944 Hand 10:9 | er was een Macedonisch man staande, die hem bad en
945 Hand 11:31| rechtvaardiglijk zal oordelen, door een Man, Dien Hij daartoe geordineerd
946 Hand 12:7 | hij in het huis van een man, met name Justus, die God
947 Hand 12:24| Alexandrier, een welsprekend man, kwam te Efeze, machtig
948 Hand 15:11| zegt de Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen
949 Hand 15:28| wet, en deze plaats allen man overal leert; en bovendien
950 Hand 15:39| zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van
951 Hand 16:3 | 3 Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie
952 Hand 16:12| Ananias, een godvruchtig man naar de wet, goede getuigenis
953 Hand 17:27| 27 Alzo deze man van de Joden gegrepen was,
954 Hand 17:30| Joden een lage tegen deze man gelegd zou worden, zo heb
955 Hand 18:5 | 5 Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest,
956 Hand 19:5 | iets onbehoorlijks in dezen man is, dat zij hem beschuldigen. ~
957 Hand 19:14| zeggende: Hier is een zeker man van Felix gevangen gelaten; ~
958 Hand 19:17| gezeten, en beval, dat de man zoude voor gebracht worden; ~
959 Rom 4:8 | 8 Zalig is de man, welken de Heere de zonden
960 Rom 7:2 | een vrouw, die onder den man staat, is aan den levenden
961 Rom 7:2 | staat, is aan den levenden man verbonden door de wet; maar
962 Rom 7:2 | door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij
963 Rom 7:3 | anderen mans wordt, terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster
964 Rom 7:3 | genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij
965 1Kor 7:2 | hoererijen wil zal een iegelijk man zijn eigen vrouw hebben,
966 1Kor 7:2 | iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben. ~
967 1Kor 7:3 | 3 De man zal aan de vrouw de schuldige
968 1Kor 7:3 | desgelijks ook de vrouw aan den man. ~
969 1Kor 7:4 | haar eigen lichaam, maar de man; en desgelijks ook de man
970 1Kor 7:4 | man; en desgelijks ook de man heeft de macht niet over
971 1Kor 7:10| Heere, dat de vrouw van den man niet scheide. ~
972 1Kor 7:11| ongetrouwd blijve, of met den man verzoene; en dat de man
973 1Kor 7:11| man verzoene; en dat de man de vrouw niet verlate. ~
974 1Kor 7:13| vrouw, die een ongelovige man heeft, en hij tevreden is
975 1Kor 7:14| 14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw,
976 1Kor 7:14| vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen
977 1Kor 7:16| weet gij, vrouw, of gij den man zult zalig maken? Of wat
978 1Kor 7:16| maken? Of wat weet gij, man, of gij de vrouw zult zalig
979 1Kor 7:34| der wereld, hoe zij den man zal behagen. ~
980 1Kor 7:39| verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar
981 1Kor 7:39| leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is zij
982 1Kor 11:3 | eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en
983 1Kor 11:4 | 4 Een iegelijk man, die bidt of profeteert,
984 1Kor 11:7 | 7 Want de man moet het hoofd niet dekken,
985 1Kor 11:8 | 8 Want de man is uit de vrouw niet, maar
986 1Kor 11:8 | maar de vrouw is uit den man. ~
987 1Kor 11:9 | 9 Want ook is de man niet geschapen om de vrouw,
988 1Kor 11:9 | vrouw, maar de vrouw om den man. ~
989 1Kor 11:11| 11 Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de
990 1Kor 11:11| noch de vrouw zonder den man, in den Heere. ~
991 1Kor 11:12| gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door
992 1Kor 11:12| den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle
993 1Kor 11:14| natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem
994 1Kor 13:11| kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik
995 2Kor 11:2 | een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk
996 Gal 3:28 | noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen
997 Gal 4:27 | meer, dan dergene, die den man heeft. ~
998 Efez 4:13| Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte
999 Efez 5:23| 23 Want de man is het hoofd der vrouw,
1000 Efez 5:33| de vrouw zie, dat zij den man vreze. ~ ~ ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1015 |