Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tempel 151
tempelen 3
tempels 27
ten 998
tenen 3
tenminste 1
tent 289
Frequency    [«  »]
1015 man
1015 ze
1006 15
998 ten
990 werd
979 aarde
978 dag

Bijbel

IntraText - Concordances

ten

1-500 | 501-998

    Book Chapter: Verse
1 Gen 2:4 | als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de 2 Gen 2:17 | zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, 3 Gen 3:5 | 5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, 4 Gen 4:3 | 3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat 5 Gen 4:16 | woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. ~ 6 Gen 5:1 | boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, 7 Gen 5:2 | en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden. ~ 8 Gen 8:3 | en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig 9 Gen 8:6 | 6 En het geschiedde, ten einde van veertig dagen, 10 Gen 14:42 | 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE 11 Gen 15:3 | Hagar, haar dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke 12 Gen 16:23 | vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als 13 Gen 18:2 | mijne heren! keert toch in ten huize van uw knecht, en 14 Gen 21:8 | God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn 15 Gen 21:13 | dien ram, en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons 16 Gen 21:14 | het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den 17 Gen 21:15 | Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; ~ 18 Gen 23:11 | waterput, des avondtijds, ten tijde, als de putsters uitkwamen. ~ 19 Gen 23:23 | toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats 20 Gen 23:27 | mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. ~ 21 Gen 23:28 | jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, 22 Gen 24:8 | koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij 23 Gen 24:18 | waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn 24 Gen 24:32 | 32 En het geschiedde ten zelfde dage, dat Izaks knechten 25 Gen 26:2 | op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader 26 Gen 26:21 | 21 En ik ten huize mijns vaders in vrede 27 Gen 27:70 | 35 En hij zonderde af ten zelfden dage de gesprenkelde 28 Gen 28:10 | 10 En het geschiedde ten tijde, als de kudde hittig 29 Gen 28:22 | 22 En ten derden dage werd aan Laban 30 Gen 28:42 | 42 Ten ware de God van mijn vader, 31 Gen 28:52 | opgericht teken, niet komen zult ten kwade! ~ 32 Gen 31:25 | 25 En het geschiedde ten derden dage, toen zij in 33 Gen 32:3 | dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid, 34 Gen 35:1 | 1 En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van 35 Gen 35:27 | 27 En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou, 36 Gen 36:26 | leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der 37 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, 38 Gen 37:10 | leverde mij in bewaring ten huize van den overste der 39 Gen 37:32 | dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald, 40 Gen 38:18 | 18 En ten derden dage zeide Jozef 41 Gen 38:38 | grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. ~  ~ 42 Gen 40:29 | grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! ~ 43 Gen 40:31 | onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. ~ 44 Gen 43:31 | hem. En Israel boog zich ten hoofde van het bed. ~  ~  ~ 45 Gen 46:20 | gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij 46 Exo 2:10 | dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn 47 Exo 5:6 | 6 Daarom beval Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers 48 Exo 12:13 | geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik 49 Exo 12:41 | 41 En het geschiedde ten einde van de vierhonderd 50 Exo 12:51 | 51 En het geschiedde even ten zelfden dage, dat de HEERE 51 Exo 19:1 | Israels uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij 52 Exo 20:11 | daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende 53 Exo 29:24 | zijner zonen, en beweeg ze ten beweegoffer voor het aangezicht 54 Exo 29:26 | Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer voor het aangezicht 55 Exo 29:26 | des HEEREN; en het zal u ten dele zijn. ~ 56 Exo 32:34 | uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo 57 Exo 33:34 | uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo 58 Exo 35:5 | vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, 59 Exo 35:24 | offerden, die brachten het ten hefoffer des HEEREN; en 60 Exo 36:1 | zij maken zouden alle werk ten dienste des heiligdoms naar 61 Exo 36:5 | veel, meer dan genoeg is ten dienste des werks, hetwelk 62 Exo 36:6 | vrouw make geen werk meer ten hefoffer des heiligdoms! 63 Exo 38:21 | naar den mond van Mozes, ten dienste der Levieten, door 64 Exo 40:5 | gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor de ark der 65 Lev 1:10 | van schapen of van geiten, ten brandoffer, zal hij een 66 Lev 4:3 | volkomen jong rund, den HEERE ten zondoffer. ~ 67 Lev 4:14 | een var, een jong rund, ten zondoffer offeren, en dien 68 Lev 4:32 | lam voor zijn offerande ten zondoffer brengt, het zal 69 Lev 5:7 | of twee jonge duiven, een ten zondoffer, en een ten brandoffer. ~ 70 Lev 5:7 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer. ~ 71 Lev 5:10 | 10 En de andere zal hij ten brandoffer maken, naar de 72 Lev 5:11 | deel van een efa meelbloem ten zondoffer; hij zal geen 73 Lev 5:15 | den sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer. ~ 74 Lev 5:18 | brengen, met uw schatting, ten schuldoffer; en de priester 75 Lev 6:6 | kudde, met uw schatting, ten schuldoffer. ~ 76 Lev 6:20 | den HEERE offeren zullen, ten dage als hij zal gezalfd 77 Lev 7:5 | aansteken op het altaar, ten vuuroffer den HEERE; het 78 Lev 7:14 | offerande zal hij den HEERE ten hefoffer offeren; het zal 79 Lev 7:16 | vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer 80 Lev 7:33 | dien zal de rechterschouder ten dele zijn. ~ 81 Lev 7:35 | vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij hen deed naderen, 82 Lev 7:36 | te geven geboden heeft, ten dage als Hij hen zalfde; 83 Lev 7:38 | berg Sinai geboden heeft, ten dage als Hij den kinderen 84 Lev 8:27 | zijner zonen; en bewoog die ten beweegoffer, voor het aangezicht 85 Lev 8:29 | Mozes de borst, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht 86 Lev 8:29 | des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van den ram des vuloffers, 87 Lev 9:2 | een kalf, een jong rund, ten zondoffer, en een ram ten 88 Lev 9:2 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer, die volkomen 89 Lev 9:3 | zeggende: Neemt een geitenbok ten zondoffer, en een kalf, 90 Lev 9:3 | lam, eenjarig, volkomen, ten brandoffer; ~ 91 Lev 9:4 | 4 Ook een os en ram ten dankoffer, om voor het aangezicht 92 Lev 9:15 | slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste. ~ 93 Lev 9:18 | slachtte hij den os, en den ram ten dankoffer, dat voor het 94 Lev 9:21 | rechterschouder bewoog Aaron ten beweegoffer voor het aangezicht 95 Lev 10:15 | des vets toebrengen, om ten beweegoffer voor het aangezicht 96 Lev 12:6 | zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge 97 Lev 12:8 | jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten zondoffer; 98 Lev 12:8 | een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en depriester 99 Lev 13:14 | 14 Maar ten welken dage levend vlees 100 Lev 14:2 | wet des melaatsen zijn, ten dage zijner reiniging: dat 101 Lev 14:10 | mitsgaders drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, 102 Lev 14:12 | den log olie; en zal die ten beweegoffer voor het aangezicht 103 Lev 14:21 | bereikt, zo zal hij een lam ten schuldoffer, ter beweging 104 Lev 14:21 | meelbloem, met olie gemengd, ten spijsoffer, en een log olie; ~ 105 Lev 14:22 | bereiken zal, welker ene ten zondoffer, en een ten brandoffer 106 Lev 14:22 | ene ten zondoffer, en een ten brandoffer zijn zal. ~ 107 Lev 14:24 | en de priester zal die ten beweegoffer voor het aangezicht 108 Lev 14:31 | zal hebben, zal het een ten zondoffer, en het een ten 109 Lev 14:31 | ten zondoffer, en het een ten brandoffer zijn, boven het 110 Lev 15:15 | priester zal die bereiden, een ten zondoffer, en een ten brandoffer; 111 Lev 15:15 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer; zo zal de priester 112 Lev 15:30 | Dan zal de priester een ten zondoffer en een ten brandoffer 113 Lev 15:30 | een ten zondoffer en een ten brandoffer bereiden; en 114 Lev 16:3 | met een var, een jong rund ten zondoffer, en een ram ten 115 Lev 16:3 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~ 116 Lev 16:5 | nemen twee geitenbokken ten zondoffer, en een ram ten 117 Lev 16:5 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~ 118 Lev 16:9 | toebrengen, en zal hem ten zondoffer maken. ~ 119 Lev 19:21 | samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. ~ 120 Lev 21:2 | zijn bloedvriend, die hem ten naaste bestaat, over zijn 121 Lev 22:18 | offeren, die zij den HEERE ten brandoffer zullen offeren; ~ 122 Lev 22:43 | volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; ~ 123 Lev 22:44 | meelbloem, met olie gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot 124 Lev 22:50 | Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige 125 Lev 22:50 | twee eenjarige lammeren ten dankoffer bereiden. ~ 126 Lev 22:51 | het brood der eerstelingen ten beweegoffer, voor het aangezicht 127 Lev 23:7 | leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; het 128 Lev 25:45 | 45 Maar Ik zal hun ten beste gedenken aan het verbond 129 Num 1:3 | en daarboven, allen, die ten heire in Israel uittrekken; 130 Num 1:20 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~ 131 Num 1:22 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~ 132 Num 1:24 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken. ~ 133 Num 1:26 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 134 Num 1:28 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 135 Num 1:30 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 136 Num 1:32 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 137 Num 1:34 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 138 Num 1:36 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 139 Num 1:38 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 140 Num 1:40 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 141 Num 1:42 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~ 142 Num 1:45 | daarboven, allen, die in Israel ten heire uittrokken, ~ 143 Num 3:1 | geboorten van Aaron en Mozes; ten dage als de HEERE met Mozes 144 Num 6:11 | priester nu zal een bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, 145 Num 6:11 | bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, en zal voor 146 Num 6:12 | dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer; en de vorige 147 Num 6:14 | een volkomen eenjarig lam ten brandoffer, en een volkomen 148 Num 6:14 | volkomen eenjarig ooilam ten zondoffer, en een volkomen 149 Num 6:14 | zondoffer, en een volkomen ram ten dankoffer. ~ 150 Num 6:17 | 17 Hij zal ook den ram ten dankoffer den HEERE bereiden, 151 Num 6:20 | priester zal die bewegen ten beweegoffer, voor het aan 152 Num 7:1 | 1 En het geschiedde ten dage, als Mozes geeindigd 153 Num 7:13 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 154 Num 7:15 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 155 Num 7:16 | 16 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 156 Num 7:17 | 17 En ten dankoffer: twee runderen, 157 Num 7:19 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 158 Num 7:21 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 159 Num 7:22 | 22 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 160 Num 7:23 | 23 En ten dankoffer: twee runderen, 161 Num 7:25 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 162 Num 7:27 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 163 Num 7:28 | 28 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 164 Num 7:29 | 29 En ten dankoffer: twee runderen, 165 Num 7:31 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 166 Num 7:33 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 167 Num 7:34 | 34 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 168 Num 7:35 | 35 En ten dankoffer: twee runderen, 169 Num 7:37 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 170 Num 7:39 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 171 Num 7:40 | 40 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 172 Num 7:41 | 41 En ten dankoffer: twee runderen, 173 Num 7:43 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 174 Num 7:45 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 175 Num 7:46 | 46 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 176 Num 7:47 | 47 En ten dankoffer: twee runderen, 177 Num 7:49 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 178 Num 7:51 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 179 Num 7:52 | 52 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 180 Num 7:53 | 53 En ten dankoffer: twee runderen, 181 Num 7:55 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 182 Num 7:57 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 183 Num 7:58 | 58 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 184 Num 7:59 | 59 En ten dankoffer: twee runderen, 185 Num 7:61 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 186 Num 7:63 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 187 Num 7:64 | 64 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 188 Num 7:65 | 65 En ten dankoffer: twee runderen, 189 Num 7:67 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 190 Num 7:69 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 191 Num 7:70 | 70 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 192 Num 7:71 | 71 En ten dankoffer: twee runderen, 193 Num 7:73 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 194 Num 7:75 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 195 Num 7:76 | 76 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 196 Num 7:77 | 77 En ten dankoffer: twee runderen, 197 Num 7:79 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~ 198 Num 7:81 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~ 199 Num 7:82 | 82 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 200 Num 7:83 | 83 En ten dankoffer: twee runderen, 201 Num 7:87 | 87 Al de runderen ten brandoffer waren twaalf 202 Num 7:87 | en twaalf geitenbokken ten zondoffer. ~ 203 Num 7:88 | 88 En al de runderen ten dankoffer waren vier en 204 Num 8:8 | jong rund, zult gij nemen ten zondoffer. ~ 205 Num 8:11 | zal de Levieten bewegen ten beweegoffer voor het aangezicht 206 Num 8:12 | daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een ten brandoffer 207 Num 8:12 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, om 208 Num 8:13 | en gij zult hen bewegen ten beweegoffer den HEERE. ~ 209 Num 8:15 | hen reinigen, en zult hen ten beweegoffer bewegen. ~ 210 Num 8:17 | mensen en onder de beesten; ten dage dat Ik alle eerstgeboorte 211 Num 8:21 | klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer voor het aangezicht 212 Num 10:6 | 6 Maar als gij ten tweeden male met een gebroken 213 Num 10:9 | wanneer gijlieden in uw land ten strijde zult trekken tegen 214 Num 10:10 | 10 Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid, en 215 Num 13:25 | het verspieden des lands, ten einde van veertig dagen. ~ 216 Num 14:3 | vrouwen, en onze kinderkens ten roof worden? Zou het ons 217 Num 14:31 | waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof worden! die zal Ik 218 Num 15:5 | 5 En wijn ten drankoffer, een vierendeel 219 Num 15:7 | 7 En wijn ten drankoffer, een derde deel 220 Num 15:8 | gelofte af te zonderen, of ten dankoffer den HEERE; ~ 221 Num 15:10 | En wijn zult gij offeren ten drankoffer, de helft van 222 Num 15:24 | jong rund, zal bereiden ten brandoffer, tot een liefelijken 223 Num 15:24 | wijze; en een geitenbok ten zondoffer. ~ 224 Num 15:27 | die zal een eenjarige geit ten zondoffer offeren. ~ 225 Num 16:13 | woestijn, dat gij ook uzelven ten enenmaal over ons tot een 226 Num 16:14 | ons akkers en wijngaarden ten erfdeel gegeven. Zult gij 227 Num 24:20 | heidenen; maar zijn uiterste is ten verderve! ~ 228 Num 24:24 | Heber plagen; en hij zal ook ten verderve zijn. ~ 229 Num 25:18 | zuster, die verslagen is, ten dage der plaag, om de zaak 230 Num 26:2 | huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel uittrekt. ~ 231 Num 28:5 | deel ener efa meelbloem, ten spijsoffer, gemengd met 232 Num 28:8 | drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des liefelijken 233 Num 28:9 | twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, met olie gemengd, 234 Num 28:12 | En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, 235 Num 28:12 | en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, 236 Num 28:13 | elk tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, 237 Num 28:15 | Daartoe zal een geitenbok ten zondoffer den HEERE, boven 238 Num 28:19 | Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren: 239 Num 28:22 | 22 Daarna een bok ten zondoffer, om over ulieden 240 Num 28:27 | den HEERE een brandoffer ten liefelijken reuk offeren: 241 Num 29:2 | zult gij een brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE 242 Num 29:5 | 5 En een geitenbok ten zondoffer, om over ulieden 243 Num 29:6 | drankofferen, naar hun wijze, ten liefelijken reuk, ten vuuroffer 244 Num 29:6 | wijze, ten liefelijken reuk, ten vuuroffer den HEERE. ~ 245 Num 29:8 | Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE 246 Num 29:11 | 11 Een geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer 247 Num 29:13 | gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken 248 Num 29:13 | brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE: 249 Num 29:16 | 16 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig 250 Num 29:19 | 19 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig 251 Num 29:22 | 22 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig 252 Num 29:25 | 25 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig 253 Num 29:28 | 28 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig 254 Num 29:31 | 31 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig 255 Num 29:34 | 34 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig 256 Num 29:36 | gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken 257 Num 29:36 | brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE; 258 Num 29:38 | 38 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig 259 Num 30:7 | haar man dat zal horen, en ten dage als hij het hoort, 260 Num 30:8 | 8 Maar indien haar man ten dage, als hij het hoorde, 261 Num 30:10 | 10 Maar indien zij ten huize haars mans gelofte 262 Num 30:12 | ganselijk te niet maakt, ten dage als hij het hoort, 263 Num 30:14 | haar stilgezwegen heeft, ten dage als hij het hoorde. ~ 264 Num 30:16 | zijnde in haar jonkheid, ten huize haars vaders. ~  ~ 265 Num 31:3 | zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en dat 266 Num 31:4 | Israels zult gij een duizend ten strijde zenden. ~ 267 Num 31:5 | twaalf duizend toegerusten ten strijde. ~ 268 Num 31:6 | 6 En Mozes zond hen ten strijde, duizend van elken 269 Num 31:6 | van Eleazar, den priester, ten strijde, met de heilige 270 Num 31:59 | Ruben: Zullen uw broeders ten strijde gaan, en zult gijlieden 271 Num 31:73 | des HEEREN zult toerusten ten strijde, ~ 272 Num 31:75 | het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo zult 273 Num 31:80 | zullen overtrekken, al wie ten heire toegerust is, voor 274 Num 31:82 | ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht 275 Num 31:82 | land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult 276 Num 33:13 | land, dat gij door het lot ten erve innemen zult, hetwelk 277 Num 33:17 | mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar, 278 Num 33:18 | overste nemen, om het land ten erve uit te delen. ~ 279 Deu 2:32 | tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz. ~ 280 Deu 3:1 | tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij Edrei. ~ 281 Deu 4:10 | 10 Ten dage, als gij voor het aangezicht 282 Deu 4:15 | geen gelijkenis gezien, ten dage als de HEERE op Horeb 283 Deu 6:24 | onzen God, ons voor altoos ten goede, om ons in het leven 284 Deu 8:16 | te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; ~ 285 Deu 9:10 | uit het midden des vuurs, ten dage der verzameling, met 286 Deu 9:11 | 11 Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen 287 Deu 10:4 | tien woorden, die de HEERE, ten dage der verzameling, op 288 Deu 10:13 | die ik u heden gebiede, u ten goede. ~ 289 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren zult 290 Deu 15:1 | 1 Ten einde van zeven jaren zult 291 Deu 15:4 | dat u de HEERE, uw God, ten erve zal geven, om hetzelve 292 Deu 18:16 | HEERE, uw God, aan Horeb, ten dage der verzameling, geeist 293 Deu 19:10 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft, en bloedschulden 294 Deu 20:16 | die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij niets 295 Deu 20:20 | krijg voert, totdat zij ten onderga. ~  ~  ~  ~ 296 Deu 21:16 | 16 Zo zal het geschieden, ten dage als hij zijn zonen 297 Deu 21:23 | maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage begraven; want 298 Deu 21:23 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft. ~ 299 Deu 24:4 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft. ~ 300 Deu 25:19 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve 301 Deu 26:1 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat 302 Deu 27:2 | Het zal dan geschieden, ten dage als gij over de Jordaan 303 Deu 29:7 | van Bazan, ons tegemoet, ten strijde; en wij sloegen 304 Deu 29:8 | hun land ingenomen, en dat ten erve gegeven aan de Rubenieten 305 Deu 29:21 | 21 En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van al 306 Deu 30:9 | in de vrucht uws lands, ten goede; want de HEERE zal 307 Deu 30:9 | Zich over u te verblijden ten goede, gelijk als Hij Zich 308 Deu 30:12 | zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het 309 Deu 31:10 | Mozes gebood hun, zeggende: Ten einde van zeven jaren, op 310 Deu 31:19 | mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen 311 Deu 31:26 | Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u. ~ 312 Deu 32:27 | 27 Ten ware, dat Ik de toornigheid 313 Deu 32:30 | tien duizend doen vluchten, ten ware, dat hunlieder Rotssteen 314 Deu 32:35 | wraak en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet 315 Deu 32:41 | zwaard wette, en Mijn hand ten gerichte grijpt, zo zal 316 Joz 2:1 | Zij dan gingen, en kwamen ten huize van een vrouw, een 317 Joz 4:13 | het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke 318 Joz 5:2 | wederom de kinderen Israels ten tweeden maal. ~ 319 Joz 6:16 | 16 En het geschiedde ten zevenden male, als de priesters 320 Joz 8:14 | kwamen uit, Israel tegemoet, ten strijde, hij en al zijn 321 Joz 9:12 | uit onze huizen genomen, ten dage, toen wij uittogen 322 Joz 9:16 | 16 En het geschiedde ten einde van drie dagen, nadat 323 Joz 9:17 | voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; 324 Joz 9:23 | houthouwers, noch waterputters ten huize mijns Gods. ~ 325 Joz 9:27 | Alzo gaf Jozua hen over ten zelven dage tot houthouwers 326 Joz 10:12 | sprak Jozua tot den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten 327 Joz 10:27 | 27 En het geschiedde, ten tijde als de zon onderging, 328 Joz 10:35 | 35 En zij namen haar in ten zelven dage, en sloegen 329 Joz 11:23 | en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun afdelingen, 330 Joz 13:6 | alleenlijk maak, dat het Israel ten erfdeel valle, gelijk als 331 Joz 13:32 | 32 Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld had in de 332 Joz 14:9 | heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in eeuwigheid, 333 Joz 14:11 | sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond; 334 Joz 14:13 | zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. ~ 335 Joz 14:14 | van Jefunne, den Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag; 336 Joz 17:14 | zeggende: Waarom hebt gij mij ten erfdeel maar een lot en 337 Joz 18:14 | van Juda. Dit is de hoek ten westen. ~ 338 Joz 18:15 | 15 De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste 339 Joz 18:15 | en deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt uit 340 Joz 23:26 | bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch ten offer. ~ 341 Joz 23:26 | niet ten brandoffer, noch ten offer. ~ 342 Joz 23:28 | vaderen gemaakt hebben, niet ten brandoffer, noch ten offer; 343 Joz 23:28 | niet ten brandoffer, noch ten offer; maar het is een getuige 344 Joz 23:29 | zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, 345 Joz 23:29 | een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, 346 Joz 23:29 | brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het 347 Joz 24:4 | het lot doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen, 348 Ric 2:15 | hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE 349 Ric 3:10 | richtte Israel, en toog uit ten strijde; en de HEERE gaf 350 Ric 3:30 | dage onder Israels hand ten ondergebracht; en het land 351 Ric 4:5 | Israels gingen op tot haar ten gerichte. ~ 352 Ric 4:23 | den koning van Kanaan, ten ondergebracht, voor het 353 Ric 4:25 | Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven dage, zeggende: ~ 354 Ric 7:28 | Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht voor het 355 Ric 8:6 | heen en maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik, 356 Ric 10:31 | zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer. ~ 357 Ric 10:33 | werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht 358 Ric 10:39 | 39 En het geschiedde ten einde van twee maanden dat 359 Ric 17:15 | den jongeling, den Leviet, ten huize van Micha; en zij 360 Ric 17:18 | 18 Als die nu ten huize van Micha waren ingegaan, 361 Ric 19:14 | Gibea, om uit te trekken ten strijde tegen de kinderen 362 Ric 19:18 | zich op, en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden 363 Ric 19:18 | ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen 364 Ric 19:20 | mannen van Israel togen uit ten strijde tegen Benjamin; 365 Ric 19:23 | zeggende: Zal ik weder genaken ten strijde tegen de kinderen 366 Ric 19:26 | al het volk op, en kwamen ten huize Gods, en weenden, 367 Ric 19:28 | Zal ik nog meer uittrekken ten strijde tegen de kinderen 368 Rut 4:5 | 5 Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt 369 1Sa 2:28 | alle stammen van Israel Mij ten priester verkoren, om te 370 1Sa 3:8 | de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond 371 1Sa 4:1 | den Filistijnen tegemoet, ten strijde, en legerde zich 372 1Sa 6:8 | gouden kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden zult, 373 1Sa 6:14 | offerden de koeien den HEERE ten brandoffer. ~ 374 1Sa 6:17 | Filistijnen aan den HEERE ten schuldoffer vergolden hebben: 375 1Sa 7:9 | offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuel riep 376 1Sa 7:10 | kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israel; en 377 1Sa 9:16 | Benjamin, dien zult gij ten voorganger zalven over Mijn 378 1Sa 10:9 | en al die tekenen kwamen ten zelven dage. ~ 379 1Sa 13:22 | 22 En het geschiedde ten dage des strijds, dat er 380 1Sa 14:20 | samengeroepen, en zij kwamen ten strijde; en ziet, het zwaard 381 1Sa 15:1 | heeft mij gezonden, dat ik u ten koning zalfde over Zijn 382 1Sa 16:3 | 3 En gij zult Isai ten offer nodigen, en Ik zal 383 1Sa 16:5 | heiligt u, en komt met mij ten offer; en hij heiligde Isai 384 1Sa 16:5 | zonen, en hij nodigde hen ten offer. ~ 385 1Sa 17:1 | Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en verzamelden 386 1Sa 17:20 | slagorde uittoog, en men ten strijde riep. ~ 387 1Sa 18:19 | 19 Het geschiedde nu ten tijde als men Merab, de 388 1Sa 20:7 | weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten is. ~ 389 1Sa 20:9 | dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten ware, dat 390 1Sa 20:19 | waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en 391 1Sa 20:33 | merkte Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader besloten 392 1Sa 21:6 | men er warm brood legde, ten dage als dat weggenomen 393 1Sa 23:8 | Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, dat zij 394 1Sa 25:17 | zult; want het kwaad is ten volle over onzen heer besloten, 395 1Sa 25:34 | van u kwaad te doen, dat, ten ware dat gij u gehaast hadt, 396 1Sa 26:8 | en ik zal het hem niet ten tweeden male doen. ~ 397 1Sa 27:12 | zeggende: Hij heeft zich ten enenmaal stinkende gemaakt 398 1Sa 28:2 | tot David: Daarom zal ik u ten bewaarder mijns hoofds zetten, 399 2Sa 2:9 | 9 En maakte hem ten koning over Gilead, en over 400 2Sa 2:27 | waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt, 401 2Sa 3:39 | heden teder, en gezalfd ten koning, en deze mannen, 402 2Sa 4:5 | gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, als 403 2Sa 5:8 | 8 Want David zeide ten zelven dage: Al wie de Jebusieten 404 2Sa 5:17 | Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over Israel gezalfd 405 2Sa 6:9 | David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: 406 2Sa 8:1 | Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma 407 2Sa 12:7 | de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel, 408 2Sa 14:26 | beschoor, (nu geschiedde het ten einde van elk jaar, dat 409 2Sa 14:29 | hem komen. Zo zond hij nog ten anderen male; evenwel wilde 410 2Sa 15:2 | geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich 411 2Sa 15:4 | Absalom: Och, dat men mij ten rechter stelde in het land! 412 2Sa 15:6 | Israel, die tot den koning ten gerichte kwamen. Alzo stal 413 2Sa 15:7 | 7 Ten einde nu van veertig jaren 414 2Sa 15:21 | koning zal zijn, hetzij ten dode, hetzij ten leven, 415 2Sa 15:21 | hetzij ten dode, hetzij ten leven, daar zal uw knecht 416 2Sa 16:19 | 19 En ten andere, wien zou ik dienen? 417 2Sa 18:32 | koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden 418 2Sa 19:22 | Zeruja! Dat gij mij heden ten satan zoudt zijn? Zou heden 419 2Sa 20:10 | uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden male, en hij stierf. 420 2Sa 21:12 | Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen 421 2Sa 21:17 | meer met ons uittrekken ten strijde, opdat gij de lamp 422 2Sa 22:1 | dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost 423 2Sa 22:19 | Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar 424 2Sa 22:35 | 35 Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen 425 2Sa 22:40 | omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder 426 2Sa 23:9 | beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren, 427 2Sa 23:10 | HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en het volk 428 2Sa 24:8 | door het ganse land; en ten einde van negen maanden 429 2Sa 24:22 | ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer, en de sleden 430 1Kon 2:8 | met een geweldigen vloek, ten dage als ik ging naar Mahanaim; 431 1Kon 2:37 | Want het zal geschieden ten dage van uw uitgaan, als 432 1Kon 2:42 | tegen u betuigd, zeggende: Ten dage van uw uitgaan, als 433 1Kon 8:63 | 63 En Salomo offerde ten dankoffer, dat hij den HEERE 434 1Kon 8:64 | 64 Ten zelfden dage heiligde de 435 1Kon 9:2 | 2 Dat de HEERE ten anderen male aan Salomo 436 1Kon 9:10 | 10 En het geschiedde ten einde van twintig jaren, 437 1Kon 12:21 | duizend uitgelezenen, geoefend ten oorlog, om tegen het huis 438 1Kon 13:3 | 3 En hij gaf ten zelfden dage een wonderteken, 439 1Kon 14:14 | die het huis van Jerobeam ten zelfden dage uitroeien zal; 440 1Kon 16:16 | maakte het ganse Israel ten zelfden dage Omri, den krijgsoverste, 441 1Kon 17:7 | 7 En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat 442 1Kon 18:34 | En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden 443 1Kon 18:34 | tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide 444 1Kon 18:34 | Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden 445 1Kon 18:34 | derden male. En zij deden het ten derden male; ~ 446 1Kon 19:7 | de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder, en roerde 447 1Kon 19:15 | daar in, en zalf Hazael ten koning over Syrie. ~ 448 1Kon 19:16 | den zoon van Nimsi, zalven ten koning over Israel; en Elisa, 449 1Kon 20:18 | levend; hetzij ook, dat zij ten strijde uitgetogen zijn, 450 1Kon 20:26 | en hij toog op naar Afek, ten krijge tegen Israel. ~ 451 1Kon 22:6 | ik tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal 452 1Kon 22:15 | wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zullen 453 2Kon 2:1 | HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia 454 2Kon 2:11 | voer Elia met een onweder ten hemel. ~ 455 2Kon 3:27 | zou worden, en offerde hem ten brandoffer op den muur. 456 2Kon 9:30 | versierde haar hoofd, en keek ten venster uit. ~ 457 2Kon 10:6 | 6 Toen schreef hij ten tweeden male tot hen een 458 2Kon 12:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 459 2Kon 12:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 460 2Kon 12:16 | geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; 461 2Kon 13:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 462 2Kon 13:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht 463 2Kon 13:16 | geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; 464 2Kon 17:5 | van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden 465 2Kon 18:5 | van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden 466 2Kon 20:10 | 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in 467 2Kon 26:16 | duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; dezen 468 2Kon 27:19 | die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig 469 1Kro 7:11 | tweehonderd, uitgaande in het heir ten strijde. ~ 470 1Kro 7:40 | geslachtsregisters geteld ten heire in den krijg; hun 471 1Kro 9:25 | op hun dorpen, inkomende ten zevenden dage van tijd tot 472 1Kro 11:3 | HEEREN; en zij zalfden David ten koning over Israel, naar 473 1Kro 11:13 | als de Filistijnen daar ten strijde vergaderd waren, 474 1Kro 12:8 | kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas 475 1Kro 12:17 | tot hen: Indien gijlieden ten vrede tot mij gekomen zijt, 476 1Kro 12:23 | dergenen, die toegerust waren ten heire, die tot David te 477 1Kro 12:24 | en achthonderd toegerust ten heire; ~ 478 1Kro 12:25 | van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven duizend en 479 1Kro 12:33 | uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen, 480 1Kro 12:35 | 35 En uit de Danieten, ten strijde toegerust, acht 481 1Kro 12:37 | allerlei krijgsgereedschap ten oorlog, honderd en twintigduizend. ~ 482 1Kro 14:2 | want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven, om Zijns 483 1Kro 14:15 | moerbezienbomen, kom dan uit ten strijde; want God zal voor 484 1Kro 15:13 | 13 Want omdat gijlieden ten eerste dit niet deedt, heeft 485 1Kro 16:7 | dienzelven dage gaf David ten eerste dezen psalm, om den 486 1Kro 17:22 | Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt tot in der 487 1Kro 18:1 | Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en hij nam 488 1Kro 19:1 | Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en hij nam 489 1Kro 20:7 | hun steden, en zij kwamen ten strijde. ~ 490 1Kro 20:14 | het volk, dat bij hem was, ten strijde voor het aangezicht 491 1Kro 21:1 | 1Het geschiedde nu ten tijde van de wederkomst 492 1Kro 21:1 | de wederkomst des jaars, ten tijde als de koningen uittrokken, 493 1Kro 23:5 | HEERE bouwen zal, zal men ten hoogste groot maken, tot 494 1Kro 24:17 | van Rehabja vermeerderden ten hoogste. ~ 495 1Kro 24:29 | toerichting, en tot de meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde 496 1Kro 29:4 | aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans 497 1Kro 29:10 | verkoren, dat gij een huis ten heiligdom bouwt; wees sterk, 498 1Kro 30:3 | daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms bereid 499 1Kro 30:22 | Salomo, den zoon van David, ten andere male koning, en zij 500 1Kro 30:25 | HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen van


1-500 | 501-998

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License