1-500 | 501-998
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:4 | als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de
2 Gen 2:17 | zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet,
3 Gen 3:5 | 5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet,
4 Gen 4:3 | 3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat
5 Gen 4:16 | woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. ~
6 Gen 5:1 | boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep,
7 Gen 5:2 | en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden. ~
8 Gen 8:3 | en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig
9 Gen 8:6 | 6 En het geschiedde, ten einde van veertig dagen,
10 Gen 14:42 | 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE
11 Gen 15:3 | Hagar, haar dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke
12 Gen 16:23 | vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als
13 Gen 18:2 | mijne heren! keert toch in ten huize van uw knecht, en
14 Gen 21:8 | God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn
15 Gen 21:13 | dien ram, en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons
16 Gen 21:14 | het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den
17 Gen 21:15 | Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; ~
18 Gen 23:11 | waterput, des avondtijds, ten tijde, als de putsters uitkwamen. ~
19 Gen 23:23 | toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats
20 Gen 23:27 | mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. ~
21 Gen 23:28 | jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen,
22 Gen 24:8 | koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij
23 Gen 24:18 | waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn
24 Gen 24:32 | 32 En het geschiedde ten zelfde dage, dat Izaks knechten
25 Gen 26:2 | op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader
26 Gen 26:21 | 21 En ik ten huize mijns vaders in vrede
27 Gen 27:70 | 35 En hij zonderde af ten zelfden dage de gesprenkelde
28 Gen 28:10 | 10 En het geschiedde ten tijde, als de kudde hittig
29 Gen 28:22 | 22 En ten derden dage werd aan Laban
30 Gen 28:42 | 42 Ten ware de God van mijn vader,
31 Gen 28:52 | opgericht teken, niet komen zult ten kwade! ~
32 Gen 31:25 | 25 En het geschiedde ten derden dage, toen zij in
33 Gen 32:3 | dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid,
34 Gen 35:1 | 1 En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van
35 Gen 35:27 | 27 En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou,
36 Gen 36:26 | leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der
37 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren,
38 Gen 37:10 | leverde mij in bewaring ten huize van den overste der
39 Gen 37:32 | dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald,
40 Gen 38:18 | 18 En ten derden dage zeide Jozef
41 Gen 38:38 | grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. ~ ~
42 Gen 40:29 | grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! ~
43 Gen 40:31 | onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. ~
44 Gen 43:31 | hem. En Israel boog zich ten hoofde van het bed. ~ ~ ~
45 Gen 46:20 | gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij
46 Exo 2:10 | dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn
47 Exo 5:6 | 6 Daarom beval Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers
48 Exo 12:13 | geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik
49 Exo 12:41 | 41 En het geschiedde ten einde van de vierhonderd
50 Exo 12:51 | 51 En het geschiedde even ten zelfden dage, dat de HEERE
51 Exo 19:1 | Israels uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij
52 Exo 20:11 | daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende
53 Exo 29:24 | zijner zonen, en beweeg ze ten beweegoffer voor het aangezicht
54 Exo 29:26 | Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer voor het aangezicht
55 Exo 29:26 | des HEEREN; en het zal u ten dele zijn. ~
56 Exo 32:34 | uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo
57 Exo 33:34 | uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo
58 Exo 35:5 | vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud,
59 Exo 35:24 | offerden, die brachten het ten hefoffer des HEEREN; en
60 Exo 36:1 | zij maken zouden alle werk ten dienste des heiligdoms naar
61 Exo 36:5 | veel, meer dan genoeg is ten dienste des werks, hetwelk
62 Exo 36:6 | vrouw make geen werk meer ten hefoffer des heiligdoms!
63 Exo 38:21 | naar den mond van Mozes, ten dienste der Levieten, door
64 Exo 40:5 | gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor de ark der
65 Lev 1:10 | van schapen of van geiten, ten brandoffer, zal hij een
66 Lev 4:3 | volkomen jong rund, den HEERE ten zondoffer. ~
67 Lev 4:14 | een var, een jong rund, ten zondoffer offeren, en dien
68 Lev 4:32 | lam voor zijn offerande ten zondoffer brengt, het zal
69 Lev 5:7 | of twee jonge duiven, een ten zondoffer, en een ten brandoffer. ~
70 Lev 5:7 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer. ~
71 Lev 5:10 | 10 En de andere zal hij ten brandoffer maken, naar de
72 Lev 5:11 | deel van een efa meelbloem ten zondoffer; hij zal geen
73 Lev 5:15 | den sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer. ~
74 Lev 5:18 | brengen, met uw schatting, ten schuldoffer; en de priester
75 Lev 6:6 | kudde, met uw schatting, ten schuldoffer. ~
76 Lev 6:20 | den HEERE offeren zullen, ten dage als hij zal gezalfd
77 Lev 7:5 | aansteken op het altaar, ten vuuroffer den HEERE; het
78 Lev 7:14 | offerande zal hij den HEERE ten hefoffer offeren; het zal
79 Lev 7:16 | vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer
80 Lev 7:33 | dien zal de rechterschouder ten dele zijn. ~
81 Lev 7:35 | vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij hen deed naderen,
82 Lev 7:36 | te geven geboden heeft, ten dage als Hij hen zalfde;
83 Lev 7:38 | berg Sinai geboden heeft, ten dage als Hij den kinderen
84 Lev 8:27 | zijner zonen; en bewoog die ten beweegoffer, voor het aangezicht
85 Lev 8:29 | Mozes de borst, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht
86 Lev 8:29 | des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van den ram des vuloffers,
87 Lev 9:2 | een kalf, een jong rund, ten zondoffer, en een ram ten
88 Lev 9:2 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer, die volkomen
89 Lev 9:3 | zeggende: Neemt een geitenbok ten zondoffer, en een kalf,
90 Lev 9:3 | lam, eenjarig, volkomen, ten brandoffer; ~
91 Lev 9:4 | 4 Ook een os en ram ten dankoffer, om voor het aangezicht
92 Lev 9:15 | slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste. ~
93 Lev 9:18 | slachtte hij den os, en den ram ten dankoffer, dat voor het
94 Lev 9:21 | rechterschouder bewoog Aaron ten beweegoffer voor het aangezicht
95 Lev 10:15 | des vets toebrengen, om ten beweegoffer voor het aangezicht
96 Lev 12:6 | zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge
97 Lev 12:8 | jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten zondoffer;
98 Lev 12:8 | een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en depriester
99 Lev 13:14 | 14 Maar ten welken dage levend vlees
100 Lev 14:2 | wet des melaatsen zijn, ten dage zijner reiniging: dat
101 Lev 14:10 | mitsgaders drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd,
102 Lev 14:12 | den log olie; en zal die ten beweegoffer voor het aangezicht
103 Lev 14:21 | bereikt, zo zal hij een lam ten schuldoffer, ter beweging
104 Lev 14:21 | meelbloem, met olie gemengd, ten spijsoffer, en een log olie; ~
105 Lev 14:22 | bereiken zal, welker ene ten zondoffer, en een ten brandoffer
106 Lev 14:22 | ene ten zondoffer, en een ten brandoffer zijn zal. ~
107 Lev 14:24 | en de priester zal die ten beweegoffer voor het aangezicht
108 Lev 14:31 | zal hebben, zal het een ten zondoffer, en het een ten
109 Lev 14:31 | ten zondoffer, en het een ten brandoffer zijn, boven het
110 Lev 15:15 | priester zal die bereiden, een ten zondoffer, en een ten brandoffer;
111 Lev 15:15 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer; zo zal de priester
112 Lev 15:30 | Dan zal de priester een ten zondoffer en een ten brandoffer
113 Lev 15:30 | een ten zondoffer en een ten brandoffer bereiden; en
114 Lev 16:3 | met een var, een jong rund ten zondoffer, en een ram ten
115 Lev 16:3 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~
116 Lev 16:5 | nemen twee geitenbokken ten zondoffer, en een ram ten
117 Lev 16:5 | ten zondoffer, en een ram ten brandoffer. ~
118 Lev 16:9 | toebrengen, en zal hem ten zondoffer maken. ~
119 Lev 19:21 | samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. ~
120 Lev 21:2 | zijn bloedvriend, die hem ten naaste bestaat, over zijn
121 Lev 22:18 | offeren, die zij den HEERE ten brandoffer zullen offeren; ~
122 Lev 22:43 | volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; ~
123 Lev 22:44 | meelbloem, met olie gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot
124 Lev 22:50 | Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige
125 Lev 22:50 | twee eenjarige lammeren ten dankoffer bereiden. ~
126 Lev 22:51 | het brood der eerstelingen ten beweegoffer, voor het aangezicht
127 Lev 23:7 | leggen, welke het brood ten gedenkoffer zal zijn; het
128 Lev 25:45 | 45 Maar Ik zal hun ten beste gedenken aan het verbond
129 Num 1:3 | en daarboven, allen, die ten heire in Israel uittrekken;
130 Num 1:20 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
131 Num 1:22 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
132 Num 1:24 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken. ~
133 Num 1:26 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
134 Num 1:28 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
135 Num 1:30 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
136 Num 1:32 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
137 Num 1:34 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
138 Num 1:36 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
139 Num 1:38 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
140 Num 1:40 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
141 Num 1:42 | en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
142 Num 1:45 | daarboven, allen, die in Israel ten heire uittrokken, ~
143 Num 3:1 | geboorten van Aaron en Mozes; ten dage als de HEERE met Mozes
144 Num 6:11 | priester nu zal een bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer,
145 Num 6:11 | bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, en zal voor
146 Num 6:12 | dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer; en de vorige
147 Num 6:14 | een volkomen eenjarig lam ten brandoffer, en een volkomen
148 Num 6:14 | volkomen eenjarig ooilam ten zondoffer, en een volkomen
149 Num 6:14 | zondoffer, en een volkomen ram ten dankoffer. ~
150 Num 6:17 | 17 Hij zal ook den ram ten dankoffer den HEERE bereiden,
151 Num 6:20 | priester zal die bewegen ten beweegoffer, voor het aan
152 Num 7:1 | 1 En het geschiedde ten dage, als Mozes geeindigd
153 Num 7:13 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
154 Num 7:15 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
155 Num 7:16 | 16 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
156 Num 7:17 | 17 En ten dankoffer: twee runderen,
157 Num 7:19 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
158 Num 7:21 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
159 Num 7:22 | 22 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
160 Num 7:23 | 23 En ten dankoffer: twee runderen,
161 Num 7:25 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
162 Num 7:27 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
163 Num 7:28 | 28 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
164 Num 7:29 | 29 En ten dankoffer: twee runderen,
165 Num 7:31 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
166 Num 7:33 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
167 Num 7:34 | 34 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
168 Num 7:35 | 35 En ten dankoffer: twee runderen,
169 Num 7:37 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
170 Num 7:39 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
171 Num 7:40 | 40 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
172 Num 7:41 | 41 En ten dankoffer: twee runderen,
173 Num 7:43 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
174 Num 7:45 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
175 Num 7:46 | 46 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
176 Num 7:47 | 47 En ten dankoffer: twee runderen,
177 Num 7:49 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
178 Num 7:51 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
179 Num 7:52 | 52 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
180 Num 7:53 | 53 En ten dankoffer: twee runderen,
181 Num 7:55 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
182 Num 7:57 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
183 Num 7:58 | 58 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
184 Num 7:59 | 59 En ten dankoffer: twee runderen,
185 Num 7:61 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
186 Num 7:63 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
187 Num 7:64 | 64 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
188 Num 7:65 | 65 En ten dankoffer: twee runderen,
189 Num 7:67 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
190 Num 7:69 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
191 Num 7:70 | 70 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
192 Num 7:71 | 71 En ten dankoffer: twee runderen,
193 Num 7:73 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
194 Num 7:75 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
195 Num 7:76 | 76 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
196 Num 7:77 | 77 En ten dankoffer: twee runderen,
197 Num 7:79 | meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; ~
198 Num 7:81 | een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; ~
199 Num 7:82 | 82 Een geitenbok, ten zondoffer; ~
200 Num 7:83 | 83 En ten dankoffer: twee runderen,
201 Num 7:87 | 87 Al de runderen ten brandoffer waren twaalf
202 Num 7:87 | en twaalf geitenbokken ten zondoffer. ~
203 Num 7:88 | 88 En al de runderen ten dankoffer waren vier en
204 Num 8:8 | jong rund, zult gij nemen ten zondoffer. ~
205 Num 8:11 | zal de Levieten bewegen ten beweegoffer voor het aangezicht
206 Num 8:12 | daarna bereidt gij een ten zondoffer, en een ten brandoffer
207 Num 8:12 | een ten zondoffer, en een ten brandoffer den HEERE, om
208 Num 8:13 | en gij zult hen bewegen ten beweegoffer den HEERE. ~
209 Num 8:15 | hen reinigen, en zult hen ten beweegoffer bewegen. ~
210 Num 8:17 | mensen en onder de beesten; ten dage dat Ik alle eerstgeboorte
211 Num 8:21 | klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer voor het aangezicht
212 Num 10:6 | 6 Maar als gij ten tweeden male met een gebroken
213 Num 10:9 | wanneer gijlieden in uw land ten strijde zult trekken tegen
214 Num 10:10 | 10 Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid, en
215 Num 13:25 | het verspieden des lands, ten einde van veertig dagen. ~
216 Num 14:3 | vrouwen, en onze kinderkens ten roof worden? Zou het ons
217 Num 14:31 | waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof worden! die zal Ik
218 Num 15:5 | 5 En wijn ten drankoffer, een vierendeel
219 Num 15:7 | 7 En wijn ten drankoffer, een derde deel
220 Num 15:8 | gelofte af te zonderen, of ten dankoffer den HEERE; ~
221 Num 15:10 | En wijn zult gij offeren ten drankoffer, de helft van
222 Num 15:24 | jong rund, zal bereiden ten brandoffer, tot een liefelijken
223 Num 15:24 | wijze; en een geitenbok ten zondoffer. ~
224 Num 15:27 | die zal een eenjarige geit ten zondoffer offeren. ~
225 Num 16:13 | woestijn, dat gij ook uzelven ten enenmaal over ons tot een
226 Num 16:14 | ons akkers en wijngaarden ten erfdeel gegeven. Zult gij
227 Num 24:20 | heidenen; maar zijn uiterste is ten verderve! ~
228 Num 24:24 | Heber plagen; en hij zal ook ten verderve zijn. ~
229 Num 25:18 | zuster, die verslagen is, ten dage der plaag, om de zaak
230 Num 26:2 | huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel uittrekt. ~
231 Num 28:5 | deel ener efa meelbloem, ten spijsoffer, gemengd met
232 Num 28:8 | drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des liefelijken
233 Num 28:9 | twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, met olie gemengd,
234 Num 28:12 | En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd,
235 Num 28:12 | en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd,
236 Num 28:13 | elk tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd,
237 Num 28:15 | Daartoe zal een geitenbok ten zondoffer den HEERE, boven
238 Num 28:19 | Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren:
239 Num 28:22 | 22 Daarna een bok ten zondoffer, om over ulieden
240 Num 28:27 | den HEERE een brandoffer ten liefelijken reuk offeren:
241 Num 29:2 | zult gij een brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE
242 Num 29:5 | 5 En een geitenbok ten zondoffer, om over ulieden
243 Num 29:6 | drankofferen, naar hun wijze, ten liefelijken reuk, ten vuuroffer
244 Num 29:6 | wijze, ten liefelijken reuk, ten vuuroffer den HEERE. ~
245 Num 29:8 | Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE
246 Num 29:11 | 11 Een geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer
247 Num 29:13 | gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken
248 Num 29:13 | brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE:
249 Num 29:16 | 16 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig
250 Num 29:19 | 19 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig
251 Num 29:22 | 22 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig
252 Num 29:25 | 25 En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig
253 Num 29:28 | 28 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig
254 Num 29:31 | 31 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig
255 Num 29:34 | 34 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig
256 Num 29:36 | gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken
257 Num 29:36 | brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE;
258 Num 29:38 | 38 En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig
259 Num 30:7 | haar man dat zal horen, en ten dage als hij het hoort,
260 Num 30:8 | 8 Maar indien haar man ten dage, als hij het hoorde,
261 Num 30:10 | 10 Maar indien zij ten huize haars mans gelofte
262 Num 30:12 | ganselijk te niet maakt, ten dage als hij het hoort,
263 Num 30:14 | haar stilgezwegen heeft, ten dage als hij het hoorde. ~
264 Num 30:16 | zijnde in haar jonkheid, ten huize haars vaders. ~ ~
265 Num 31:3 | zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en dat
266 Num 31:4 | Israels zult gij een duizend ten strijde zenden. ~
267 Num 31:5 | twaalf duizend toegerusten ten strijde. ~
268 Num 31:6 | 6 En Mozes zond hen ten strijde, duizend van elken
269 Num 31:6 | van Eleazar, den priester, ten strijde, met de heilige
270 Num 31:59 | Ruben: Zullen uw broeders ten strijde gaan, en zult gijlieden
271 Num 31:73 | des HEEREN zult toerusten ten strijde, ~
272 Num 31:75 | het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo zult
273 Num 31:80 | zullen overtrekken, al wie ten heire toegerust is, voor
274 Num 31:82 | ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht
275 Num 31:82 | land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult
276 Num 33:13 | land, dat gij door het lot ten erve innemen zult, hetwelk
277 Num 33:17 | mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar,
278 Num 33:18 | overste nemen, om het land ten erve uit te delen. ~
279 Deu 2:32 | tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz. ~
280 Deu 3:1 | tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij Edrei. ~
281 Deu 4:10 | 10 Ten dage, als gij voor het aangezicht
282 Deu 4:15 | geen gelijkenis gezien, ten dage als de HEERE op Horeb
283 Deu 6:24 | onzen God, ons voor altoos ten goede, om ons in het leven
284 Deu 8:16 | te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; ~
285 Deu 9:10 | uit het midden des vuurs, ten dage der verzameling, met
286 Deu 9:11 | 11 Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen
287 Deu 10:4 | tien woorden, die de HEERE, ten dage der verzameling, op
288 Deu 10:13 | die ik u heden gebiede, u ten goede. ~
289 Deu 14:28 | 28 Ten einde van drie jaren zult
290 Deu 15:1 | 1 Ten einde van zeven jaren zult
291 Deu 15:4 | dat u de HEERE, uw God, ten erve zal geven, om hetzelve
292 Deu 18:16 | HEERE, uw God, aan Horeb, ten dage der verzameling, geeist
293 Deu 19:10 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft, en bloedschulden
294 Deu 20:16 | die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij niets
295 Deu 20:20 | krijg voert, totdat zij ten onderga. ~ ~ ~ ~
296 Deu 21:16 | 16 Zo zal het geschieden, ten dage als hij zijn zonen
297 Deu 21:23 | maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage begraven; want
298 Deu 21:23 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft. ~
299 Deu 24:4 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geeft. ~
300 Deu 25:19 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve
301 Deu 26:1 | dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat
302 Deu 27:2 | Het zal dan geschieden, ten dage als gij over de Jordaan
303 Deu 29:7 | van Bazan, ons tegemoet, ten strijde; en wij sloegen
304 Deu 29:8 | hun land ingenomen, en dat ten erve gegeven aan de Rubenieten
305 Deu 29:21 | 21 En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van al
306 Deu 30:9 | in de vrucht uws lands, ten goede; want de HEERE zal
307 Deu 30:9 | Zich over u te verblijden ten goede, gelijk als Hij Zich
308 Deu 30:12 | zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het
309 Deu 31:10 | Mozes gebood hun, zeggende: Ten einde van zeven jaren, op
310 Deu 31:19 | mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen
311 Deu 31:26 | Gods, dat het aldaar zij ten getuige tegen u. ~
312 Deu 32:27 | 27 Ten ware, dat Ik de toornigheid
313 Deu 32:30 | tien duizend doen vluchten, ten ware, dat hunlieder Rotssteen
314 Deu 32:35 | wraak en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet
315 Deu 32:41 | zwaard wette, en Mijn hand ten gerichte grijpt, zo zal
316 Joz 2:1 | Zij dan gingen, en kwamen ten huize van een vrouw, een
317 Joz 4:13 | het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke
318 Joz 5:2 | wederom de kinderen Israels ten tweeden maal. ~
319 Joz 6:16 | 16 En het geschiedde ten zevenden male, als de priesters
320 Joz 8:14 | kwamen uit, Israel tegemoet, ten strijde, hij en al zijn
321 Joz 9:12 | uit onze huizen genomen, ten dage, toen wij uittogen
322 Joz 9:16 | 16 En het geschiedde ten einde van drie dagen, nadat
323 Joz 9:17 | voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden;
324 Joz 9:23 | houthouwers, noch waterputters ten huize mijns Gods. ~
325 Joz 9:27 | Alzo gaf Jozua hen over ten zelven dage tot houthouwers
326 Joz 10:12 | sprak Jozua tot den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten
327 Joz 10:27 | 27 En het geschiedde, ten tijde als de zon onderging,
328 Joz 10:35 | 35 En zij namen haar in ten zelven dage, en sloegen
329 Joz 11:23 | en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun afdelingen,
330 Joz 13:6 | alleenlijk maak, dat het Israel ten erfdeel valle, gelijk als
331 Joz 13:32 | 32 Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld had in de
332 Joz 14:9 | heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in eeuwigheid,
333 Joz 14:11 | sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond;
334 Joz 14:13 | zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. ~
335 Joz 14:14 | van Jefunne, den Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag;
336 Joz 17:14 | zeggende: Waarom hebt gij mij ten erfdeel maar een lot en
337 Joz 18:14 | van Juda. Dit is de hoek ten westen. ~
338 Joz 18:15 | 15 De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste
339 Joz 18:15 | en deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt uit
340 Joz 23:26 | bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch ten offer. ~
341 Joz 23:26 | niet ten brandoffer, noch ten offer. ~
342 Joz 23:28 | vaderen gemaakt hebben, niet ten brandoffer, noch ten offer;
343 Joz 23:28 | niet ten brandoffer, noch ten offer; maar het is een getuige
344 Joz 23:29 | zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer,
345 Joz 23:29 | een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer,
346 Joz 23:29 | brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het
347 Joz 24:4 | het lot doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen,
348 Ric 2:15 | hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE
349 Ric 3:10 | richtte Israel, en toog uit ten strijde; en de HEERE gaf
350 Ric 3:30 | dage onder Israels hand ten ondergebracht; en het land
351 Ric 4:5 | Israels gingen op tot haar ten gerichte. ~
352 Ric 4:23 | den koning van Kanaan, ten ondergebracht, voor het
353 Ric 4:25 | Barak, de zoon van Abinoam, ten zelven dage, zeggende: ~
354 Ric 7:28 | Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht voor het
355 Ric 8:6 | heen en maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik,
356 Ric 10:31 | zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer. ~
357 Ric 10:33 | werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht
358 Ric 10:39 | 39 En het geschiedde ten einde van twee maanden dat
359 Ric 17:15 | den jongeling, den Leviet, ten huize van Micha; en zij
360 Ric 17:18 | 18 Als die nu ten huize van Micha waren ingegaan,
361 Ric 19:14 | Gibea, om uit te trekken ten strijde tegen de kinderen
362 Ric 19:18 | zich op, en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden
363 Ric 19:18 | ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen
364 Ric 19:20 | mannen van Israel togen uit ten strijde tegen Benjamin;
365 Ric 19:23 | zeggende: Zal ik weder genaken ten strijde tegen de kinderen
366 Ric 19:26 | al het volk op, en kwamen ten huize Gods, en weenden,
367 Ric 19:28 | Zal ik nog meer uittrekken ten strijde tegen de kinderen
368 Rut 4:5 | 5 Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt
369 1Sa 2:28 | alle stammen van Israel Mij ten priester verkoren, om te
370 1Sa 3:8 | de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond
371 1Sa 4:1 | den Filistijnen tegemoet, ten strijde, en legerde zich
372 1Sa 6:8 | gouden kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden zult,
373 1Sa 6:14 | offerden de koeien den HEERE ten brandoffer. ~
374 1Sa 6:17 | Filistijnen aan den HEERE ten schuldoffer vergolden hebben:
375 1Sa 7:9 | offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuel riep
376 1Sa 7:10 | kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israel; en
377 1Sa 9:16 | Benjamin, dien zult gij ten voorganger zalven over Mijn
378 1Sa 10:9 | en al die tekenen kwamen ten zelven dage. ~
379 1Sa 13:22 | 22 En het geschiedde ten dage des strijds, dat er
380 1Sa 14:20 | samengeroepen, en zij kwamen ten strijde; en ziet, het zwaard
381 1Sa 15:1 | heeft mij gezonden, dat ik u ten koning zalfde over Zijn
382 1Sa 16:3 | 3 En gij zult Isai ten offer nodigen, en Ik zal
383 1Sa 16:5 | heiligt u, en komt met mij ten offer; en hij heiligde Isai
384 1Sa 16:5 | zonen, en hij nodigde hen ten offer. ~
385 1Sa 17:1 | Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en verzamelden
386 1Sa 17:20 | slagorde uittoog, en men ten strijde riep. ~
387 1Sa 18:19 | 19 Het geschiedde nu ten tijde als men Merab, de
388 1Sa 20:7 | weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten is. ~
389 1Sa 20:9 | dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten ware, dat
390 1Sa 20:19 | waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en
391 1Sa 20:33 | merkte Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader besloten
392 1Sa 21:6 | men er warm brood legde, ten dage als dat weggenomen
393 1Sa 23:8 | Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, dat zij
394 1Sa 25:17 | zult; want het kwaad is ten volle over onzen heer besloten,
395 1Sa 25:34 | van u kwaad te doen, dat, ten ware dat gij u gehaast hadt,
396 1Sa 26:8 | en ik zal het hem niet ten tweeden male doen. ~
397 1Sa 27:12 | zeggende: Hij heeft zich ten enenmaal stinkende gemaakt
398 1Sa 28:2 | tot David: Daarom zal ik u ten bewaarder mijns hoofds zetten,
399 2Sa 2:9 | 9 En maakte hem ten koning over Gilead, en over
400 2Sa 2:27 | waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt,
401 2Sa 3:39 | heden teder, en gezalfd ten koning, en deze mannen,
402 2Sa 4:5 | gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, als
403 2Sa 5:8 | 8 Want David zeide ten zelven dage: Al wie de Jebusieten
404 2Sa 5:17 | Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over Israel gezalfd
405 2Sa 6:9 | David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide:
406 2Sa 8:1 | Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma
407 2Sa 12:7 | de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel,
408 2Sa 14:26 | beschoor, (nu geschiedde het ten einde van elk jaar, dat
409 2Sa 14:29 | hem komen. Zo zond hij nog ten anderen male; evenwel wilde
410 2Sa 15:2 | geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich
411 2Sa 15:4 | Absalom: Och, dat men mij ten rechter stelde in het land!
412 2Sa 15:6 | Israel, die tot den koning ten gerichte kwamen. Alzo stal
413 2Sa 15:7 | 7 Ten einde nu van veertig jaren
414 2Sa 15:21 | koning zal zijn, hetzij ten dode, hetzij ten leven,
415 2Sa 15:21 | hetzij ten dode, hetzij ten leven, daar zal uw knecht
416 2Sa 16:19 | 19 En ten andere, wien zou ik dienen?
417 2Sa 18:32 | koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden
418 2Sa 19:22 | Zeruja! Dat gij mij heden ten satan zoudt zijn? Zou heden
419 2Sa 20:10 | uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden male, en hij stierf.
420 2Sa 21:12 | Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen
421 2Sa 21:17 | meer met ons uittrekken ten strijde, opdat gij de lamp
422 2Sa 22:1 | dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost
423 2Sa 22:19 | Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar
424 2Sa 22:35 | 35 Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen
425 2Sa 22:40 | omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder
426 2Sa 23:9 | beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren,
427 2Sa 23:10 | HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en het volk
428 2Sa 24:8 | door het ganse land; en ten einde van negen maanden
429 2Sa 24:22 | ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer, en de sleden
430 1Kon 2:8 | met een geweldigen vloek, ten dage als ik ging naar Mahanaim;
431 1Kon 2:37 | Want het zal geschieden ten dage van uw uitgaan, als
432 1Kon 2:42 | tegen u betuigd, zeggende: Ten dage van uw uitgaan, als
433 1Kon 8:63 | 63 En Salomo offerde ten dankoffer, dat hij den HEERE
434 1Kon 8:64 | 64 Ten zelfden dage heiligde de
435 1Kon 9:2 | 2 Dat de HEERE ten anderen male aan Salomo
436 1Kon 9:10 | 10 En het geschiedde ten einde van twintig jaren,
437 1Kon 12:21 | duizend uitgelezenen, geoefend ten oorlog, om tegen het huis
438 1Kon 13:3 | 3 En hij gaf ten zelfden dage een wonderteken,
439 1Kon 14:14 | die het huis van Jerobeam ten zelfden dage uitroeien zal;
440 1Kon 16:16 | maakte het ganse Israel ten zelfden dage Omri, den krijgsoverste,
441 1Kon 17:7 | 7 En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat
442 1Kon 18:34 | En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden
443 1Kon 18:34 | tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide
444 1Kon 18:34 | Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden
445 1Kon 18:34 | derden male. En zij deden het ten derden male; ~
446 1Kon 19:7 | de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder, en roerde
447 1Kon 19:15 | daar in, en zalf Hazael ten koning over Syrie. ~
448 1Kon 19:16 | den zoon van Nimsi, zalven ten koning over Israel; en Elisa,
449 1Kon 20:18 | levend; hetzij ook, dat zij ten strijde uitgetogen zijn,
450 1Kon 20:26 | en hij toog op naar Afek, ten krijge tegen Israel. ~
451 1Kon 22:6 | ik tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal
452 1Kon 22:15 | wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zullen
453 2Kon 2:1 | HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia
454 2Kon 2:11 | voer Elia met een onweder ten hemel. ~
455 2Kon 3:27 | zou worden, en offerde hem ten brandoffer op den muur.
456 2Kon 9:30 | versierde haar hoofd, en keek ten venster uit. ~
457 2Kon 10:6 | 6 Toen schreef hij ten tweeden male tot hen een
458 2Kon 12:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
459 2Kon 12:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
460 2Kon 12:16 | geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht;
461 2Kon 13:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
462 2Kon 13:13 | zilveren vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht
463 2Kon 13:16 | geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht;
464 2Kon 17:5 | van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden
465 2Kon 18:5 | van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden
466 2Kon 20:10 | 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in
467 2Kon 26:16 | duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; dezen
468 2Kon 27:19 | die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig
469 1Kro 7:11 | tweehonderd, uitgaande in het heir ten strijde. ~
470 1Kro 7:40 | geslachtsregisters geteld ten heire in den krijg; hun
471 1Kro 9:25 | op hun dorpen, inkomende ten zevenden dage van tijd tot
472 1Kro 11:3 | HEEREN; en zij zalfden David ten koning over Israel, naar
473 1Kro 11:13 | als de Filistijnen daar ten strijde vergaderd waren,
474 1Kro 12:8 | kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas
475 1Kro 12:17 | tot hen: Indien gijlieden ten vrede tot mij gekomen zijt,
476 1Kro 12:23 | dergenen, die toegerust waren ten heire, die tot David te
477 1Kro 12:24 | en achthonderd toegerust ten heire; ~
478 1Kro 12:25 | van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven duizend en
479 1Kro 12:33 | uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen,
480 1Kro 12:35 | 35 En uit de Danieten, ten strijde toegerust, acht
481 1Kro 12:37 | allerlei krijgsgereedschap ten oorlog, honderd en twintigduizend. ~
482 1Kro 14:2 | want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven, om Zijns
483 1Kro 14:15 | moerbezienbomen, kom dan uit ten strijde; want God zal voor
484 1Kro 15:13 | 13 Want omdat gijlieden ten eerste dit niet deedt, heeft
485 1Kro 16:7 | dienzelven dage gaf David ten eerste dezen psalm, om den
486 1Kro 17:22 | Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt tot in der
487 1Kro 18:1 | Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en hij nam
488 1Kro 19:1 | Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en hij nam
489 1Kro 20:7 | hun steden, en zij kwamen ten strijde. ~
490 1Kro 20:14 | het volk, dat bij hem was, ten strijde voor het aangezicht
491 1Kro 21:1 | 1Het geschiedde nu ten tijde van de wederkomst
492 1Kro 21:1 | de wederkomst des jaars, ten tijde als de koningen uittrokken,
493 1Kro 23:5 | HEERE bouwen zal, zal men ten hoogste groot maken, tot
494 1Kro 24:17 | van Rehabja vermeerderden ten hoogste. ~
495 1Kro 24:29 | toerichting, en tot de meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde
496 1Kro 29:4 | aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans
497 1Kro 29:10 | verkoren, dat gij een huis ten heiligdom bouwt; wees sterk,
498 1Kro 30:3 | daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms bereid
499 1Kro 30:22 | Salomo, den zoon van David, ten andere male koning, en zij
500 1Kro 30:25 | HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen van
1-500 | 501-998 |