1-500 | 501-990
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:3 | Daar zij licht! en daar werd licht. ~
2 Gen 2:7 | de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende
3 Gen 2:10 | deze hof te bewateren; en werd van daar verdeeld, en werd
4 Gen 2:10 | werd van daar verdeeld, en werd tot vier hoofden. ~
5 Gen 4:1 | zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kain,
6 Gen 4:2 | broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain
7 Gen 4:2 | een schaapherder, en Kain werd een landbouwer. ~
8 Gen 4:17 | bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch;
9 Gen 4:18 | 18 En aan Henoch werd Hirad geboren; en Hirad
10 Gen 4:21 | broeders was Jubal; deze werd de vader van allen, die
11 Gen 4:26 | 26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en
12 Gen 7:23 | 23 Alzo werd verdelgd al wat bestond,
13 Gen 8:2 | plasregen van den hemel werd opgehouden. ~
14 Gen 9:21 | dronk van dien wijn, en werd dronken; en hij ontblootte
15 Gen 12:15 | bij Farao; en die vrouw werd weggenomen naar het huis
16 Gen 14:41 | onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende
17 Gen 15:4 | dat zij ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar
18 Gen 16:24 | zijner voorhuid besneden werd. ~
19 Gen 16:25 | zijner voorhuid besneden werd. ~
20 Gen 16:26 | Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en Ismael,
21 Gen 17:1 | tent zat, toen de dag heet werd. ~
22 Gen 18:26 | om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar. ~
23 Gen 18:33 | lag bij haar vader, en hij werd het niet gewaar in haar
24 Gen 18:35 | en lag bij hem. En hij werd het niet gewaar in haar
25 Gen 20:2 | 2 En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham
26 Gen 20:5 | hem Izak zijn zoon geboren werd. ~
27 Gen 20:8 | 8 En het kind werd groot, en werd gespeend;
28 Gen 20:8 | het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham
29 Gen 20:8 | den dag, als Izak gespeend werd. ~
30 Gen 20:20 | was met den jongen; en hij werd groot, en hij woonde in
31 Gen 20:20 | woonde in de woestijn, en werd een boogschutter. ~
32 Gen 22:17 | 17 Alzo werd de akker van Efron, die
33 Gen 22:20 | 20 Alzo werd die akker, en de spelonk
34 Gen 23:33 | 33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar
35 Gen 23:67 | hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had
36 Gen 23:67 | hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner
37 Gen 23:75 | en des levens zat, en hij werd tot zijn volken verzameld. ~
38 Gen 23:84 | geest, en stierf, en hij werd verzameld tot zijn volken. ~
39 Gen 23:88 | zijn huisvrouw, zwanger werd. ~
40 Gen 23:94 | deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig
41 Gen 23:94 | een veldman; maar Jakob werd een oprecht man, wonende
42 Gen 24:13 | 13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans
43 Gen 24:13 | man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat
44 Gen 27:32 | 32 En Lea werd bevrucht, en baarde een
45 Gen 27:33 | 33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde
46 Gen 27:34 | 34 En zij werd nog bevrucht, en baarde
47 Gen 27:35 | 35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde
48 Gen 27:40 | 5 En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob
49 Gen 27:42 | Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde
50 Gen 27:52 | God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob
51 Gen 27:54 | 19 En Lea werd wederom bevrucht, en zij
52 Gen 27:58 | 23 En zij werd bevrucht, en baarde een
53 Gen 27:74 | Als dan de kudde verhit werd bij de roeden, zo lammerde
54 Gen 27:76 | der vroegelingen verhit werd, zo stelde Jakob de roeden
55 Gen 27:77 | als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet,
56 Gen 28:10 | tijde, als de kudde hittig werd, dat ik mijn ogen ophief,
57 Gen 28:22 | 22 En ten derden dage werd aan Laban geboodschapt,
58 Gen 29:25 | van Jakobs heup verwrongen werd, als Hij met hem worstelde. ~
59 Gen 32:8 | Rebekka, stierf, en zij werd begraven onder aan Beth-El;
60 Gen 32:19 | Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar
61 Gen 32:29 | den geest en stierf, en werd verzameld tot zijn volken,
62 Gen 35:3 | 3 En zij werd bevrucht, en baarde een
63 Gen 35:4 | 4 Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde
64 Gen 35:25 | 25 Als zij voorgebracht werd, schikte zij tot haar schoonvader,
65 Gen 36:1 | 1 Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; en
66 Gen 36:25 | Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen,
67 Gen 39:1 | 1 De honger nu werd zwaar in dat land; ~
68 Gen 40:3 | Des morgens, als het licht werd, zo liet men deze mannen
69 Gen 40:12 | den kleinste; en die beker werd gevonden in den zak van
70 Gen 41:16 | het huis van Farao gehoord werd, dat men zeide: Jozefs broeders
71 Gen 41:27 | had om hem te voeren, zo werd de geest van Jakob hun vader,
72 Gen 43:14 | het land Kanaan gevonden werd, voor het koren, dat zij
73 Gen 43:20 | over hen geworden was; zo werd het land Farao's eigen. ~
74 Gen 43:26 | priesteren van Farao niet werd. ~
75 Gen 45:33 | hij gaf den geest, en hij werd verzameld tot zijn volken. ~ ~
76 Exo 1:7 | het land met hen vervuld werd. ~
77 Exo 1:20 | volk vermeerderde, en het werd zeer machtig. ~
78 Exo 2:2 | 2 En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon.
79 Exo 2:6 | jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen
80 Exo 2:10 | Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde
81 Exo 3:2 | het vuur, en het braambos werd niet verteerd. ~
82 Exo 4:3 | wierp hem ter aarde! Toen werd hij tot een slang; en Mozes
83 Exo 4:4 | uit, en vatte haar, en zij werd tot een staf in zijn hand. ~
84 Exo 7:10 | zijner knechten; en hij werd tot een draak. ~
85 Exo 7:20 | al het water in de rivier werd in bloed veranderd. ~
86 Exo 8:17 | vee; al het stof der aarde werd luizen, in het ganse Egypteland. ~
87 Exo 8:24 | ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging. ~
88 Exo 9:7 | Doch het hart van Farao werd verzwaard, en hij liet het
89 Exo 9:31 | Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst
90 Exo 9:33 | hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op
91 Exo 9:35 | 35 Alzo werd Farao's hart verstokt, dat
92 Exo 10:15 | dat het land verduisterd werd; en zij aten al het kruid
93 Exo 10:22 | uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke duisternis
94 Exo 14:5 | nu de koning van Egypte werd geboodschapt, dat het volk
95 Exo 15:23 | want het was bitter; daarom werd derzelver naam genoemd Mara. ~
96 Exo 15:25 | wierp hij in dat water; toen werd het water zoet. Aldaar stelde
97 Exo 16:20 | wiesen er wormen in, en het werd stinkende; dies werd Mozes
98 Exo 16:20 | het werd stinkende; dies werd Mozes zeer toornig op hen. ~
99 Exo 16:21 | mocht; want als de zon heet werd, zo versmolt het. ~
100 Exo 19:19 | gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes; en God antwoordde
101 Exo 32:20 | vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het
102 Exo 33:20 | vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het
103 Exo 35:23 | alle man, bij wien gevonden werd hemelsblauw, en purper,
104 Exo 35:24 | welke sittimhout gevonden werd, brachten het tot alle werk
105 Exo 36:6 | hefoffer des heiligdoms! Alzo werd het volk teruggehouden van
106 Exo 36:13 | dat het een tabernakel werd. ~
107 Exo 39:4 | aan deszelfs beide einden werd hij samengevoegd. ~
108 Exo 39:32 | 32 Aldus werd al het werk des tabernakels,
109 Exo 40:17 | de tabernakel opgericht werd. ~
110 Exo 40:36 | Als nu de wolk opgeheven werd van boven den tabernakel,
111 Exo 40:37 | als de wolk niet opgeheven werd, zo reisden zij niet tot
112 Exo 40:37 | den dag, dat zij opgeheven werd. ~
113 Lev 8:4 | geboden had; en de vergadering werd verzameld aan de deur van
114 Lev 8:29 | aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van den ram
115 Num 7:10 | dag als hetzelve gezalfd werd; de oversten dan offerden
116 Num 7:84 | dag als hetzelve gezalfd werd: twaalf zilveren schotels,
117 Num 9:17 | nadat de wolk opgeheven werd van boven de tent, zo verreisden
118 Num 9:21 | in den morgen opgeheven werd, zo verreisden zij; of des
119 Num 9:21 | nachts, als de wolk opgeheven werd, zo verreisden zij. ~
120 Num 9:22 | niet; en als zij verheven werd, verreisden zij. ~
121 Num 10:11 | maand, dat de wolk verheven werd van boven den tabernakel
122 Num 10:17 | 17 Toen werd de tabernakel afgenomen,
123 Num 11:2 | tot den HEERE; en het vuur werd gedempt. ~
124 Num 11:4 | het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom
125 Num 12:15 | 15 Zo werd Mirjam buiten het leger
126 Num 12:15 | totdat Mirjam aangenomen werd. ~
127 Num 16:31 | deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat onder
128 Num 16:48 | tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden. ~
129 Num 20:1 | Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. ~
130 Num 20:13 | om getwist hebben; en Hij werd aan hen geheiligd. ~
131 Num 21:4 | doch de ziel des volks werd verdrietig op dezen weg. ~
132 Num 22:22 | Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, omdat hij heentoog;
133 Num 25:8 | vrouw, door hun buik. Toen werd de plaag van over de kinderen
134 Num 26:62 | hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israels. ~
135 Num 31:14 | 14 En Mozes werd grotelijks vertoornd tegen
136 Num 31:16 | Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des
137 Deu 1:34 | uwer woorden hoorde, zo werd Hij zeer toornig, en zwoer,
138 Deu 2:20 | 20 Dit werd ook voor een land der reuzen
139 Deu 3:13 | het ganse Bazan; datzelve werd genoemd het land der reuzen. ~
140 Deu 9:21 | wel, totdat het verdund werd tot stof; en zijn stof wierp
141 Deu 10:6 | Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven; en zijn
142 Deu 26:5 | met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig
143 Deu 32:15 | 15 Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (
144 Deu 32:50 | stierf op den berg Hor, en werd tot zijn volken vergaderd. ~
145 Joz 2:2 | 2 Toen werd den koning te Jericho geboodschapt,
146 Joz 7:5 | het hart des volks, en het werd tot water. ~
147 Joz 7:16 | stammen; en de stam van Juda werd geraakt. ~
148 Joz 7:17 | aankomen, man voor man, zo werd Zabdi geraakt; ~
149 Joz 7:18 | aankomen, man voor man, zo werd Achan geraakt, de zoon van
150 Joz 8:15 | Jozua dan, en gans Israel, werd geslagen voor hun aangezichten;
151 Joz 8:16 | 16 Daarom werd samengeroepen al het volk,
152 Joz 8:17 | 17 En er werd niet een man overgelaten,
153 Joz 10:17 | 17 En aan Jozua werd geboodschapt, mits te zeggen:
154 Joz 14:14 | 14 Daarom werd Hebron aan Kaleb, den zoon
155 Joz 22:7 | van de overige Levieten, werd gegeven van den stam van
156 Ric 1:28 | geschiedde, als Israel sterk werd, dat hij de Kanaanieten
157 Ric 1:35 | hand van het huis van Jozef werd zwaar, zodat zij cijnsbaar
158 Ric 3:10 | hand, dat zijn hand sterk werd over Cuschan Rischataim. ~
159 Ric 3:30 | 30 Alzo werd Moab te dien dage onder
160 Ric 4:21 | dat hij in de aarde vast werd; hij nu was met een diepen
161 Ric 4:24 | Israels ging steeds voort, en werd hard over Jabin, den koning
162 Ric 4:32 | er krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien,
163 Ric 4:39 | was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal.
164 Ric 5:2 | hand der Midianieten sterk werd over Israel, maakten zich
165 Ric 5:6 | 6 Alzo werd Israel zeer verarmd, vanwege
166 Ric 6:24 | te weten de Jordaan; alzo werd alle man van Efraim bijeengeroepen,
167 Ric 7:27 | aldaar denzelven na; en het werd Gideon en zijn huis tot
168 Ric 7:32 | goeden ouderdom; en hij werd begraven in het graf van
169 Ric 8:5 | jongste zoon van Jerubbaal werd overgelaten, want hij had
170 Ric 8:25 | doorging, beroofden zij; en het werd Abimelech aangezegd. ~
171 Ric 8:47 | 47 En het werd Abimelech aangezegd, dat
172 Ric 9:2 | jaren; en hij stierf, en werd begraven te Samir. ~
173 Ric 9:5 | 5 En Jair stierf, en werd begraven te Kamon. ~
174 Ric 9:9 | zodat het Israel zeer bang werd. ~
175 Ric 9:16 | dienden den HEERE. Toen werd Zijn ziel verdrietig over
176 Ric 10:39 | geen man bekend. Voorts werd het een gewoonheid in Israel, ~
177 Ric 11:7 | de Gileadiet, stierf, en werd begraven in de steden van
178 Ric 11:10 | 10 Toen stierf Ebzan, en werd begraven te Bethlehem. ~
179 Ric 11:12 | de Zebuloniet, stierf, en werd begraven te Ajalon, in het
180 Ric 11:15 | de Pirhathoniet; en hij werd begraven te Pirhathon, in
181 Ric 12:24 | Simson; en dat knechtje werd groot, en de HEERE zegende
182 Ric 13:6 | 6 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig
183 Ric 13:19 | 19 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig
184 Ric 13:20 | de huisvrouw van Simson werd zijns metgezels, die hem
185 Ric 14:14 | maar de Geest des HEEREN werd vaardig over hem; en de
186 Ric 14:19 | zijn geest weder, en hij werd levend. Daarom noemde hij
187 Ric 15:2 | 2 Toen werd de Gazieten gezegd: Simson
188 Ric 15:9 | als het vuur riekt. Alzo werd zijn kracht niet bekend. ~
189 Ric 15:16 | dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe; ~
190 Ric 15:22 | gelijk toen hij geschoren werd. ~
191 Ric 17:20 | 20 Toen werd het hart van den priester
192 Ric 18:3 | de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting. ~
193 Ric 18:26 | heer was, totdat het licht werd. ~
194 Ric 19:34 | tegenover Gibea, en de strijd werd zwaar; doch zij wisten niet,
195 Ric 19:48 | toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten zij alle steden,
196 Ric 20:9 | 9 Want het volk werd geteld, en ziet, er was
197 Rut 1:3 | Naomi, stierf; maar zij werd overgelaten met haar twee
198 Rut 1:5 | Chiljon, stierven ook; alzo werd deze vrouw overgelaten na
199 Rut 1:19 | ganse stad over haar beroerd werd, en zij zeiden: Is dit Naomi? ~
200 Rut 2:14 | geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over. ~
201 Rut 4:13 | Alzo nam Boaz Ruth, en zij werd hem ter vrouwe, en hij ging
202 Rut 4:13 | gaf haar, dat zij zwanger werd en een zoon baarde. ~
203 Rut 4:16 | zette het op haar schoot, en werd zijn voedster. ~
204 1Sa 1:13 | haar lippen, maar haar stem werd niet gehoord; daarom hield
205 1Sa 1:20 | dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en
206 1Sa 2:21 | HEERE bezocht Hanna, en zij werd bevrucht, en baarde drie
207 1Sa 2:21 | en de jongeling Samuel werd groot bij den HEERE. ~
208 1Sa 2:26 | jongeling Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam beide
209 1Sa 3:3 | de lampe Gods uitgedaan werd, in den tempel des HEEREN,
210 1Sa 3:19 | 19 Samuel nu werd groot; en de HEERE was met
211 1Sa 4:2 | de strijd uitspreidde, zo werd Israel voor der Filistijnen
212 1Sa 4:10 | de Filistijnen, en Israel werd geslagen, en zij vloden
213 1Sa 4:11 | 11 En de ark Gods werd genomen, en de twee zonen
214 1Sa 9:9 | profeet genoemd wordt, die werd eertijds een ziener genoemd.) ~
215 1Sa 10:10 | en de Geest des HEEREN werd vaardig over hem, en hij
216 1Sa 10:21 | naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt;
217 1Sa 10:21 | en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten
218 1Sa 10:21 | zij zochten hem, maar hij werd niet gevonden. ~
219 1Sa 11:6 | 6 Toen werd de Geest Gods vaardig over
220 1Sa 11:11 | Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde, dat
221 1Sa 13:4 | bij de Filistijnen. Toen werd het volk samengeroepen achter
222 1Sa 13:15 | volk, dat bij hem gevonden werd, omtrent zeshonderd man. ~
223 1Sa 13:19 | 19 En er werd geen smid gevonden in het
224 1Sa 13:22 | zwaard noch spies gevonden werd in de hand van het ganse
225 1Sa 14:15 | ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was een
226 1Sa 14:16 | en doorging, en geklopt werd; ~
227 1Sa 14:20 | het volk, dat bij hem was, werd samengeroepen, en zij kwamen
228 1Sa 14:41 | Toon den onschuldige. Toen werd Jonathan en Saul geraakt,
229 1Sa 14:42 | mijn zoon Jonathan. Toen werd Jonathan geraakt. ~
230 1Sa 15:12 | op, Saul tegemoet; en het werd Samuel geboodschapt, zeggende:
231 1Sa 16:13 | En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van dien
232 1Sa 16:21 | beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. ~
233 1Sa 16:23 | Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze
234 1Sa 18:1 | ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en
235 1Sa 18:10 | geest Gods over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden
236 1Sa 18:20 | Toen dat Saul te kennen werd gegeven, zo was die zaak
237 1Sa 19:8 | 8 En er werd wederom krijg; en David
238 1Sa 19:22 | is Samuel, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij zijn
239 1Sa 20:25 | zijde, en Davids plaats werd ledig gevonden. ~
240 1Sa 20:27 | Davids plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot zijn
241 1Sa 21:6 | dage als dat weggenomen werd. ~
242 1Sa 22:2 | bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat
243 1Sa 23:7 | aan Saul te kennen gegeven werd, dat David te Kehila gekomen
244 1Sa 23:13 | Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David uit Kehila ontkomen
245 1Sa 23:25 | gingen ook om te zoeken. Dat werd David geboodschapt, die
246 1Sa 25:37 | binnenste van hem, en hij werd als een steen. ~
247 1Sa 25:42 | boden van David na, en zij werd hem ter huisvrouw. ~
248 1Sa 27:4 | Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David gevlucht was
249 1Sa 30:6 | 6 En David werd zeer bang, want het volk
250 1Sa 30:19 | 19 En onder hen werd niet gemist van den kleinste
251 1Sa 31:3 | 3 En de strijd werd zwaar tegen Saul; en de
252 2Sa 1:22 | van het vette der helden, werd Jonathans boog niet achterwaarts
253 2Sa 2:10 | zoon, oud, als hij koning werd over Israel; en hij regeerde
254 2Sa 3:1 | David. Doch David ging en werd sterker; maar die van het
255 2Sa 4:1 | handen slap, en gans Israel werd verschrikt. ~
256 2Sa 4:2 | Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend. ~
257 2Sa 4:4 | dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth. ~
258 2Sa 5:4 | David oud, als hij koning werd; veertig jaren heeft hij
259 2Sa 5:10 | ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de
260 2Sa 10:1 | stierf, en zijn zoon Hanun werd koning in zijn plaats. ~
261 2Sa 10:17 | 17 Als dat David werd aangezegd, verzamelde hij
262 2Sa 11:5 | 5 En die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen,
263 2Sa 11:27 | haar in zijn huis; en zij werd hem ter vrouwe, en baarde
264 2Sa 12:15 | had, dat het zeer krank werd. ~
265 2Sa 12:30 | met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook
266 2Sa 15:12 | offerde. En de verbintenis werd sterk, en het volk kwam
267 2Sa 17:19 | strooide gort daarop. Alzo werd de zaak niet bekend. ~
268 2Sa 17:23 | zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders
269 2Sa 18:7 | 7 En het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht
270 2Sa 18:8 | 8 Want de strijd werd aldaar verspreid over al
271 2Sa 18:9 | takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den
272 2Sa 18:33 | 33 Toen werd de koning zeer beroerd,
273 2Sa 19:1 | 1 En Joab werd aangezegd: Zie, de koning
274 2Sa 19:2 | 2 Toen werd de verlossing te dienzelven
275 2Sa 21:11 | 11 En het werd David aangezegd, wat Rizpa,
276 2Sa 21:14 | koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden. ~
277 2Sa 21:15 | Filistijnen, dat David moede werd. ~
278 2Sa 22:4 | Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn vijanden. ~
279 2Sa 22:11 | een cherub, en vloog, en werd gezien op de vleugelen des
280 2Sa 23:10 | totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard
281 2Sa 24:25 | brandofferen en dankofferen. Alzo werd de HEERE den lande verbeden,
282 1Kon 2:10 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids. ~
283 1Kon 2:12 | David; en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd. ~
284 1Kon 2:29 | 29 En het werd den koning Salomo aangezegd,
285 1Kon 2:34 | aan, en doodde hem; en hij werd begraven in zijn huis, in
286 1Kon 2:41 | 41 En het werd Salomo aangezegd, dat Simei
287 1Kon 6:7 | huis nu, als het gebouwd werd, werd met volmaakten steen,
288 1Kon 6:7 | nu, als het gebouwd werd, werd met volmaakten steen, zoals
289 1Kon 6:7 | ijzeren gereedschap gehoord werd in het huis, als het gebouwd
290 1Kon 6:7 | het huis, als het gebouwd werd. ~
291 1Kon 6:18 | was al ceder, geen steen werd gezien. ~
292 1Kon 6:37 | 37 In het vierde jaar werd de grond van het huis des
293 1Kon 7:22 | was het leliewerk; alzo werd het werk der pilaren volmaakt. ~
294 1Kon 7:47 | het gewicht des kopers werd niet onderzocht. ~
295 1Kon 7:51 | 51 Alzo werd al het werk volbracht, dat
296 1Kon 10:21 | zilver was er aan; want het werd in de dagen van Salomo niet
297 1Kon 10:23 | 23 Alzo werd de koning Salomo groter
298 1Kon 11:24 | mannen vergaderd had, en werd overste ener bende, als
299 1Kon 11:43 | Salomo met zijn vaderen, en werd begraven in de stad van
300 1Kon 11:43 | en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
301 1Kon 12:30 | 30 En deze zaak werd tot zonde; want het volk
302 1Kon 13:5 | 5 En het altaar werd vaneen gescheurd, en de
303 1Kon 13:6 | konings kwam weder tot hem, en werd gelijk te voren.
304 1Kon 13:33 | diens hand vulde hij, en werd een van de priesters der
305 1Kon 13:34 | 34 En hij werd in deze zaak het huis van
306 1Kon 14:21 | Rehabeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaren
307 1Kon 14:31 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen
308 1Kon 15:1 | Jerobeam, den zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda. ~
309 1Kon 15:9 | den koning van Israel, werd Asa koning over Juda. ~
310 1Kon 15:23 | den tijd zijns ouderdoms werd hij krank aan zijn voeten. ~
311 1Kon 15:24 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven met zijn vaderen,
312 1Kon 15:24 | David; en zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats. ~
313 1Kon 15:25 | nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israel, in het
314 1Kon 15:28 | den koning van Juda, en werd koning in zijn plaats. ~
315 1Kon 15:33 | van Asa, koning van Juda, werd Baesa, de zoon van Ahia,
316 1Kon 16:6 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Thirza; en zijn
317 1Kon 16:8 | Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa,
318 1Kon 16:10 | koning van Juda; en hij werd koning in zijn plaats. ~
319 1Kon 16:21 | 21 Toen werd het volk van Israel verdeeld
320 1Kon 16:23 | Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israel,
321 1Kon 16:28 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en
322 1Kon 16:29 | Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israel, in het
323 1Kon 17:16 | 16 Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie
324 1Kon 17:17 | waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd
325 1Kon 17:17 | werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen
326 1Kon 17:22 | hem, dat het weder levend werd. ~
327 1Kon 18:45 | van wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen;
328 1Kon 22:35 | denzelven dag toe, en de koning werd met den wagen staande gehouden
329 1Kon 22:37 | Alzo stierf de koning, en werd naar Samaria gebracht; en
330 1Kon 22:40 | vaderen; en zijn zoon Ahazia werd koning in zijn plaats. ~
331 1Kon 22:41 | Josafat nu, de zoon van Asa, werd koning over Juda, in het
332 1Kon 22:42 | jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en twintig
333 1Kon 22:51 | ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven
334 1Kon 22:51 | David; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
335 1Kon 22:52 | Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria,
336 2Kon 1:2 | die te Samaria was, en werd krank. En hij zond boden,
337 2Kon 1:17 | gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats, in
338 2Kon 2:8 | sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld;
339 2Kon 2:14 | sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld,
340 2Kon 2:22 | 22 Alzo werd dat water gezond, tot op
341 2Kon 3:1 | Joram nu, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria,
342 2Kon 3:20 | het land met water vervuld werd. ~
343 2Kon 3:27 | brandoffer op den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in
344 2Kon 4:17 | 17 En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon
345 2Kon 4:18 | 18 Toen nu het kind groot werd, geschiedde het op een dag,
346 2Kon 4:34 | En het vlees des kinds werd warm. ~
347 2Kon 5:11 | 11 Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg,
348 2Kon 5:14 | een kleinen jongen; en hij werd rein. ~
349 2Kon 6:11 | 11 Toen werd het hart des konings van
350 2Kon 6:13 | en hem halen late. En hem werd te kennen gegeven, zeggende:
351 2Kon 6:25 | 25 En er werd grote honger in Samaria;
352 2Kon 7:16 | Syriers; en een maat meelbloem werd verkocht voor een sikkel,
353 2Kon 8:15 | dat hij stierf; en Hazael werd koning in zijn plaats. ~
354 2Kon 8:17 | jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren
355 2Kon 8:24 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen,
356 2Kon 8:24 | Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
357 2Kon 8:26 | Ahazia oud, als hij koning werd, en regeerde een jaar te
358 2Kon 9:33 | aan de paarden gesprengd werd; en hij vertrad haar. ~
359 2Kon 10:21 | het huis van Baal vervuld werd van het ene einde tot het
360 2Kon 10:35 | Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. ~
361 2Kon 11:2 | Athalia, dat hij niet gedood werd. ~
362 2Kon 11:16 | huis des konings, en zij werd daar gedood. ~
363 2Kon 11:20 | lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia
364 2Kon 11:21 | jaren oud, toen hij koning werd. ~ ~
365 2Kon 12:1 | het zevende jaar van Jehu werd Joas koning, en regeerde
366 2Kon 12:9 | huize des HEEREN gebracht werd. ~
367 2Kon 12:10 | huis des HEEREN gevonden werd. ~
368 2Kon 12:12 | en voor al wat uitgegeven werd voor het huis, om dat te
369 2Kon 12:13 | huize des HEEREN gebracht werd. ~
370 2Kon 12:16 | het geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet
371 2Kon 12:18 | al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis
372 2Kon 12:21 | Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
373 2Kon 13:1 | het zevende jaar van Jehu werd Joas koning, en regeerde
374 2Kon 13:9 | huize des HEEREN gebracht werd. ~
375 2Kon 13:10 | huis des HEEREN gevonden werd. ~
376 2Kon 13:12 | en voor al wat uitgegeven werd voor het huis, om dat te
377 2Kon 13:13 | huize des HEEREN gebracht werd. ~
378 2Kon 13:16 | het geld van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet
379 2Kon 13:18 | al het goud, dat gevonden werd in de schatten van het huis
380 2Kon 13:21 | Davids; en Amazia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
381 2Kon 14:1 | Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu,
382 2Kon 14:10 | Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz,
383 2Kon 14:13 | zat op zijn troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij
384 2Kon 14:19 | 19 Toen werd de man Gods zeer toornig
385 2Kon 14:21 | gebeente van Elisa aanroerde, werd hij levend, en rees op zijn
386 2Kon 14:24 | stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning in zijn plaats. ~
387 2Kon 15:1 | den koning van Israel, werd Amazia koning, de zoon van
388 2Kon 15:2 | hij oud, toen hij koning werd, en regeerde negen en twintig
389 2Kon 15:12 | 12 En Juda werd geslagen voor het aangezicht
390 2Kon 15:16 | ontsliep met zijn vaderen, en werd te Samaria begraven bij
391 2Kon 15:16 | Israel; en zijn zoon Jerobeam werd koning in zijn plaats. ~
392 2Kon 15:20 | brachten hem op paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven, bij
393 2Kon 15:23 | Joas, den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam,
394 2Kon 15:29 | Israel; en zijn zoon Zacharia werd koning in zijn plaats. ~
395 2Kon 16:1 | den koning van Israel, werd koning Azaria, de zoon van
396 2Kon 16:2 | jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en
397 2Kon 16:5 | koning, dat hij melaats werd tot den dag zijns doods;
398 2Kon 16:7 | Davids; en zijn zoon Jotham werd koning in zijn plaats. ~
399 2Kon 16:10 | volk, en doodde hem; en hij werd koning in zijn plaats. ~
400 2Kon 16:13 | Sallum, de zoon van Jabes, werd koning, in het negen en
401 2Kon 16:14 | Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats. ~
402 2Kon 16:17 | Azaria, den koning van Juda, werd Menahem, den zoon van Gadi,
403 2Kon 16:22 | vaderen; en zijn zoon Pekahia werd koning in zijn plaats. ~
404 2Kon 16:23 | Azaria, den koning van Juda, werd Pekahia, de zoon van Menahem,
405 2Kon 16:25 | alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn plaats. ~
406 2Kon 16:27 | Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van Remalia,
407 2Kon 16:30 | sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in
408 2Kon 16:32 | den koning van Israel, werd Jotham koning, de zoon van
409 2Kon 16:33 | hij oud, als hij koning werd, en regeerde zestien jaren
410 2Kon 16:38 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen
411 2Kon 16:38 | David; en zijn zoon Achaz werd koning in zijn plaats. ~ ~
412 2Kon 17:1 | Pekah, den zoon van Remalia, werd Achaz koning, de zoon van
413 2Kon 17:2 | Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien
414 2Kon 17:8 | huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning
415 2Kon 17:20 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen,
416 2Kon 17:20 | Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
417 2Kon 18:1 | Pekah, den zoon van Remalia, werd Achaz koning, de zoon van
418 2Kon 18:2 | Achaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien
419 2Kon 18:8 | huis des konings gevonden werd, en hij zond den koning
420 2Kon 18:20 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen,
421 2Kon 18:20 | Davids; en Hizkia, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
422 2Kon 19:1 | Achaz, den koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela,
423 2Kon 19:3 | koning van Assyrie; en Hosea werd zijn knecht, dat hij hem
424 2Kon 19:23 | knechten, de profeten; alzo werd Israel weggevoerd uit zijn
425 2Kon 20:1 | Israel, dat Hizkia koning werd, de zoon van Achaz, koning
426 2Kon 20:2 | hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde negen en
427 2Kon 20:10 | Israel, als Samaria ingenomen werd. ~
428 2Kon 20:15 | het zilver, dat gevonden werd in het huis des HEEREN,
429 2Kon 21:37 | Esar-Haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ ~
430 2Kon 22:1 | 1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens
431 2Kon 22:7 | legden ze op de zweer, en hij werd genezen. ~
432 2Kon 22:13 | wapenhuis, en al wat gevonden werd in zijn schatten; er was
433 2Kon 22:21 | vaderen; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats. ~ ~
434 2Kon 23:1 | jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde vijf en
435 2Kon 23:18 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in den hof van
436 2Kon 23:18 | Uzza; en zijn zoon Amon werd koning in zijn plaats. ~
437 2Kon 23:19 | jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee jaren
438 2Kon 23:26 | Uzza; en zijn zoon Josia werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
439 2Kon 24:1 | jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig
440 2Kon 24:7 | 7 Doch er werd met hen geen rekening gehouden
441 2Kon 25:23 | jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te
442 2Kon 25:31 | Joahaz oud, toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden
443 2Kon 25:36 | Jojakim oud, toen hij koning werd, en regeerde elf jaren te
444 2Kon 26:1 | van Babel, op, en Jojakim werd zijn knecht drie jaren;
445 2Kon 26:6 | vaderen; en zijn zoon Jojachin werd koning in zijn plaats. ~
446 2Kon 26:8 | jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde drie maanden
447 2Kon 26:10 | naar Jeruzalem; en de stad werd belegerd. ~
448 2Kon 26:14 | timmerlieden en smeden; niemand werd overgelaten, dan het arme
449 2Kon 26:18 | jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren
450 2Kon 27:3 | honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen
451 2Kon 27:4 | 4 Toen werd de stad doorgebroken, en
452 2Kon 27:5 | Jericho, en zal zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
453 2Kon 27:21 | het land van Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk
454 2Kon 27:27 | het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin,
455 2Kon 27:30 | tering, een gedurige tering werd hem van den koning gegeven,
456 1Kro 4:27 | en hun ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd,
457 1Kro 4:31 | steden, totdat David koning werd. ~
458 1Kro 5:1 | vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven
459 1Kro 5:2 | 2 Want Juda werd machtig onder zijn broederen,
460 1Kro 7:23 | tot zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde een zoon;
461 1Kro 9:1 | 1 En gans Israel werd in geslachtsregisters geteld,
462 1Kro 10:3 | 3 En de strijd werd zwaar tegen Saul, en de
463 1Kro 11:6 | dien het eerst; daarom werd hij tot een hoofd. ~
464 1Kro 11:9 | ging geduriglijk voort, en werd groot, want de HEERE der
465 1Kro 11:21 | geeerd boven de twee; daarom werd hij hun tot een overste;
466 1Kro 14:2 | Israel; want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven, om
467 1Kro 20:1 | Ammons, stierf, en zijn zoon werd koning in zijn plaats. ~
468 1Kro 20:17 | 17 Toen het David werd aangezegd, zo vergaderde
469 1Kro 21:2 | edelgesteente aan; en zij werd op Davids hoofdgezet, en
470 1Kro 24:13 | Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde
471 1Kro 25:6 | Levieten; een vaderlijk huis werd genomen voor Eleazer, en
472 1Kro 25:6 | voor Eleazer, en desgelijks werd genomen voor Ithamar. ~
473 2Kro 1:1 | Salomo, de zoon van David, werd versterkt in zijn koninkrijk,
474 2Kro 4:18 | want het gewicht des kopers werd niet onderzocht. ~
475 2Kro 5:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, dat
476 2Kro 5:13 | huis met een wolk vervuld werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
477 2Kro 6:1 | 1 Alzo werd al het werk volbracht, dat
478 2Kro 6:13 | huis met een wolk vervuld werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
479 2Kro 9:16 | 16 Alzo werd al het werk van Salomo bereid
480 2Kro 9:16 | huis des HEEREN volmaakt werd. ~
481 2Kro 10:22 | 22 Alzo werd de koning Salomo groter
482 2Kro 10:31 | Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
483 2Kro 13:13 | jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde zeventien
484 2Kro 13:16 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids;
485 2Kro 13:16 | Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
486 2Kro 14:1 | den koning Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda. ~
487 2Kro 15:1 | Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn plaats. In
488 2Kro 16:4 | Israels, en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. ~
489 2Kro 16:15 | wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de
490 2Kro 17:10 | 10 Doch Asa werd toornig tegen den ziener,
491 2Kro 17:12 | 12 Asa nu werd, in het negen en dertigste
492 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats, en
493 2Kro 18:10 | verschrikking des HEEREN werd over alle koninkrijken der
494 2Kro 18:12 | Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste groot; daartoe
495 2Kro 21:4 | 4 En Juda werd vergaderd, om van den HEERE
496 2Kro 21:29 | 29 En er werd een verschrikking Gods over
497 2Kro 21:31 | jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en
498 2Kro 22:1 | Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen
499 2Kro 22:1 | Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
500 2Kro 22:5 | Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren
1-500 | 501-990 |