1-500 | 501-978
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:5 | En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde
2 Gen 1:5 | morgen geweest, de eerste dag. ~
3 Gen 1:8 | morgen geweest, de tweede dag. ~
4 Gen 1:13 | morgen geweest, de derde dag. ~
5 Gen 1:14 | scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en
6 Gen 1:18 | En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om
7 Gen 1:19 | morgen geweest, de vierde dag. ~
8 Gen 1:23 | morgen geweest, de vijfde dag. ~
9 Gen 1:31 | morgen geweest, de zesde dag. ~
10 Gen 2:2 | Als nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk,
11 Gen 2:2 | Hij gerust op den zevende dag van al Zijn werk, dat Hij
12 Gen 2:3 | En God heeft den zevende dag gezegend, en die geheiligd;
13 Gen 7:11 | maand, op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden
14 Gen 7:11 | maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des
15 Gen 7:13 | 13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham,
16 Gen 8:4 | maand, op den zeventiende dag der maand, op de bergen
17 Gen 8:14 | den zeven en twintigsten dag der maand, was de aarde
18 Gen 8:22 | en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden. ~ ~
19 Gen 16:26 | 26 Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en
20 Gen 17:1 | deur der tent zat, toen de dag heet werd. ~
21 Gen 18:37 | Moabieten, tot op dezen dag. ~
22 Gen 18:38 | kinderen Ammons, tot op dezen dag. ~ ~
23 Gen 20:8 | een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd. ~
24 Gen 21:4 | 4 Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn
25 Gen 23:98 | Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte. ~
26 Gen 23:100 | Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer hem; en hij
27 Gen 24:33 | stad Ber-seba, tot op dezen dag. ~
28 Gen 25:2 | oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet. ~
29 Gen 25:45 | beiden beroofd worden op een dag? ~
30 Gen 27:7 | zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het
31 Gen 27:68 | mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen,
32 Gen 28:40 | ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij
33 Gen 29:32 | der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het gewricht
34 Gen 30:13 | indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele
35 Gen 30:16 | 16 Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar
36 Gen 32:20 | Rachels graf tot op dezen dag. ~
37 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij
38 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar haar
39 Gen 36:11 | gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam,
40 Gen 36:43 | geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's geboorte,
41 Gen 36:43 | geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's geboorte, dat
42 Gen 43:26 | in tot een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte,
43 Gen 44:15 | dat ik was, tot op dezen dag; ~
44 Exo 5:13 | werken, elk dagwerk op zijn dag, gelijk toen er stro was. ~
45 Exo 5:19 | van het dagwerk op zijn dag. ~
46 Exo 9:18 | niet geweest is van dien dag af, dat het gegrond is,
47 Exo 10:6 | gezien hebben, van dien dag af, dat zij op den aardbodem
48 Exo 10:6 | geweest zijn, tot op dezen dag. En hij keerde zich om,
49 Exo 10:13 | in dat land, dien gehele dag en dien gansen nacht; het
50 Exo 10:28 | aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht zult
51 Exo 12:6 | hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse
52 Exo 12:14 | 14 En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis,
53 Exo 12:15 | eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen
54 Exo 12:15 | gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag,
55 Exo 12:15 | dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid
56 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal er een heilige verzameling
57 Exo 12:16 | verzameling hebben op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven
58 Exo 12:17 | dewijl Ik even aan denzelfden dag ulieder heiren uit Egypteland
59 Exo 12:17 | hebben; daarom zult gij dezen dag houden, onder uw geslachten,
60 Exo 12:18 | maand, aan den veertienden dag der maand, in den avond,
61 Exo 12:18 | tot den een en twintigsten dag der maand, in den avond. ~
62 Exo 12:41 | is het even op denzelfden dag geschied, dat al de heiren
63 Exo 13:3 | Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit
64 Exo 13:6 | eten, en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest
65 Exo 13:21 | lichtte, om voort te gaan dag en nacht. ~
66 Exo 14:30 | de HEERE Israel aan dien dag uit de hand der Egyptenaren;
67 Exo 16:1 | Sinai, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat
68 Exo 16:4 | verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke,
69 Exo 16:5 | geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen
70 Exo 16:22 | geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden,
71 Exo 16:26 | verzamelen; doch op den zevenden dag is het sabbat, op denzelven
72 Exo 16:27 | geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk
73 Exo 16:29 | geeft Hij u aan den zesden dag voor twee dagen brood; een
74 Exo 16:29 | plaats ga op den zevenden dag! ~
75 Exo 16:30 | het volk op den zevenden dag! ~
76 Exo 19:11 | bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag
77 Exo 19:11 | dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen
78 Exo 19:15 | gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw. ~
79 Exo 19:16 | geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat
80 Exo 20:10 | 10 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN
81 Exo 21:21 | 21 Zo hij nochtans een dag of twee dagen overeind blijft,
82 Exo 22:30 | moeder zijn, op den achtsten dag zult gij ze Mij geven. ~
83 Exo 23:12 | doen; maar op den zevenden dag zult gij rusten; opdat uw
84 Exo 24:16 | dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden
85 Exo 31:15 | doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een
86 Exo 31:17 | gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt
87 Exo 32:28 | vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~
88 Exo 33:28 | vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~
89 Exo 34:44 | arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den
90 Exo 35:2 | doen; maar op den zevenden dag zal ulieden heiligheid zijn,
91 Exo 40:2 | 2 Op den dag der eerste maand, te weten
92 Exo 40:37 | reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. ~
93 Exo 40:38 | was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij
94 Lev 6:5 | zal hij dat geven op den dag zijner schuld. ~
95 Lev 7:15 | zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten
96 Lev 7:17 | overgebleven is, zal op den derden dag met vuur verbrand worden; ~
97 Lev 7:18 | dankoffers op den derden dag gegeten wordt, die dat geofferd
98 Lev 8:33 | niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen
99 Lev 8:34 | men gedaan heeft op dezen dag, heeft de HEERE te doen
100 Lev 8:35 | der samenkomst blijven, dag en nacht, zeven dagen, en
101 Lev 9:1 | geschiedde op den achtsten dag, dat Mozes riep Aaron en
102 Lev 12:3 | 3En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid
103 Lev 13:5 | priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet,
104 Lev 13:6 | andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de
105 Lev 13:27 | priester hem op den zevenden dag bezien; indien zij gans
106 Lev 13:32 | die plaag op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de
107 Lev 13:34 | schurftheid op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de
108 Lev 13:51 | zal hij op den zevenden dag de plaag bezien; zo de plaag
109 Lev 14:9 | 9 En op den zevenden dag zal het geschieden, dat
110 Lev 14:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee volkomen lammeren,
111 Lev 14:23 | zal die, op den achtsten dag zijner reiniging, tot den
112 Lev 14:39 | priester op den zevenden dag wederkeren; indien hij merken
113 Lev 14:57 | 57 Om te leren, op welken dag iets onrein, en op welken
114 Lev 14:57 | iets onrein, en op welken dag iets rein is. Dit is de
115 Lev 15:14 | 14 En op den achtsten dag zal hij voor zich twee tortelduiven
116 Lev 15:29 | 29 En op den achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven,
117 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij voor u verzoening
118 Lev 19:6 | 6 Op den dag van uw offeren, en des anderen
119 Lev 19:6 | maar wat tot op den derden dag overblijft zal met vuur
120 Lev 19:7 | En zo het op den derden dag enigzins gegeten wordt,
121 Lev 22:27 | daarna, van den achtsten dag en daarover, zal hij aangenaam
122 Lev 22:28 | hem en zijn jong, op een dag niet slachten. ~
123 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag gegeten worden; gij zult
124 Lev 22:34 | doen, maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een
125 Lev 22:37 | 6 En op den vijftienden dag der derzelver maand is het
126 Lev 22:38 | 7 Op den eersten dag zult gij een heilige samenroeping
127 Lev 22:39 | offeren; en op den zevenden dag zal een heilige samenroeping
128 Lev 22:43 | 12 Gij zult ook op den dag, als gij die garf bewegen
129 Lev 22:45 | eten, tot op dienzelven dag, dat gij de offerande uws
130 Lev 22:46 | u tellen van den anderen dag na den sabbat, van den dag,
131 Lev 22:46 | dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf des beweegoffers
132 Lev 22:47 | 16 Tot den anderen dag, na den zevenden sabbat,
133 Lev 22:52 | gij zult op dienzelfden dag uitroepen, dat gij een heilige
134 Lev 22:59 | 28 En op dienzelven dag zult gij geen werk doen;
135 Lev 22:60 | ziel, welken op dienzelven dag niet zal verootmoedigd zijn
136 Lev 22:61 | enig werk op dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel
137 Lev 22:65 | zeggende: Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal
138 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping
139 Lev 22:67 | offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping
140 Lev 22:68 | drankofferen, elk dagelijks op zijn dag, te offeren;
141 Lev 22:70 | Doch op den vijftienden dag der zevenden maand, als
142 Lev 22:70 | dagen vieren; op den eersten dag zal er rust zijn, en op
143 Lev 22:70 | zijn, en op den achtsten dag zal er rust zijn. ~
144 Lev 22:71 | 40 En op den eersten dag zult gij u nemen takken
145 Lev 26:23 | en hij zal op denzelven dag uw schatting geven, een
146 Num 1:18 | vergadering, op den eersten dag der tweede maand; en die
147 Num 3:13 | eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen
148 Num 6:9 | hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn hoofd
149 Num 6:9 | bescheren; op den zevenden dag zal hij het bescheren. ~
150 Num 6:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee tortelduiven,
151 Num 6:11 | zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. ~
152 Num 6:13 | wet des Nazireers: op den dag, als de dagen van zijn Nazireerschap
153 Num 7:10 | inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd werd;
154 Num 7:11 | zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande offeren,
155 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde,
156 Num 7:18 | 18 Op den tweeden dag offerde Nethaneel, de zoon
157 Num 7:24 | 24 Op den derden dag offerde de overste der zonen
158 Num 7:30 | 30 Op den vierden dag offerde de overste der kinderen
159 Num 7:36 | 36 Op den vijfden dag offerde den overste der
160 Num 7:42 | 42 Op den zesden dag offerde de overste der kinderen
161 Num 7:48 | 48 Op den zevenden dag offerde de overste der kinderen
162 Num 7:54 | 54 Op den achtsten dag offerde de overste der kinderen
163 Num 7:60 | 60 Op den negenden dag offerde de overste der kinderen
164 Num 7:66 | 66 Op den tienden dag offerde de overste der kinderen
165 Num 7:72 | 72 Op den elfden dag offerde de overste der kinderen
166 Num 7:78 | 78 Op den twaalfden dag offerde de overste der kinderen
167 Num 7:84 | oversten van Israel, op den dag als hetzelve gezalfd werd:
168 Num 9:3 | 3 Op den veertienden dag in deze maand, tussen twee
169 Num 9:5 | pascha op den veertienden dag der eerste maand, tussen
170 Num 9:6 | onrein waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen
171 Num 9:6 | van Aaron op dienzelven dag. ~
172 Num 9:11 | maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden,
173 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels
174 Num 11:19 | 19 Gij zult niet een dag, noch twee dagen eten, noch
175 Num 11:32 | het volk op, dien gehelen dag, en dien gansen nacht, en
176 Num 11:32 | nacht, en den gansen anderen dag, en verzamelden de kwakkelen;
177 Num 14:34 | hebt, veertig dagen, elken dag voor elk jaar, zult gij
178 Num 15:23 | geboden heeft; van dien dag af, dat het de HEERE geboden
179 Num 22:30 | geweest zijt, tot op dezen dag? Ben ik ooit gewend geweest
180 Num 28:16 | maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha
181 Num 28:17 | 17 En op den vijftienden dag derzelve maand is het feest;
182 Num 28:18 | 18 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping
183 Num 28:25 | 25 En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping
184 Num 28:26 | 26 Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij
185 Num 29:1 | gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~
186 Num 29:12 | Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult
187 Num 29:17 | 17 Daarna op den tweeden dag: twaalf jonge varren, twee
188 Num 29:20 | 20 En op den dertienden dag: elf varren, twee rammen,
189 Num 29:23 | 23 Verder op den vierden dag: tien varren, twee rammen,
190 Num 29:26 | 26 En op den vijfden dag: negen varren, twee rammen,
191 Num 29:29 | 29 Daarna op den zesden dag: acht varren, twee rammen,
192 Num 29:32 | 32 En op den zevenden dag: zeven varren, twee rammen,
193 Num 29:35 | 35 Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag
194 Num 30:14 | haar man tegen haar van dag tot dag ganselijk stilzwijgt,
195 Num 30:14 | man tegen haar van dag tot dag ganselijk stilzwijgt, zo
196 Num 31:19 | hebben, zult u op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen,
197 Num 31:19 | derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen. ~
198 Num 31:24 | klederen op den zevenden dag wassen, dat gij rein wordt;
199 Num 32:3 | maand, op den vijftienden dag der eerste maand, des anderen
200 Deu 1:2 | 2 Elf dag reizen zijn het van Horeb,
201 Deu 2:22 | plaats gewoond tot op dezen dag. ~
202 Deu 3:14 | Havvoth-Jair, tot op dezen dag. ~
203 Deu 4:32 | u geweest zijn, van dien dag af, dat God den mens op
204 Deu 5:14 | 14 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN,
205 Deu 5:24 | midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God
206 Deu 9:7 | vertoornd hebt; van dien dag af, dat gij uit Egypteland
207 Deu 9:24 | tegen den HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb. ~
208 Deu 10:8 | te zegenen, tot op dezen dag. ~
209 Deu 11:4 | verdeed hen, tot op dezen dag. ~
210 Deu 16:3 | opdat gij gedenkt aan den dag van uw uittrekken uit Egypteland,
211 Deu 16:4 | den avond van den eersten dag geslacht zult hebben, niets
212 Deu 16:8 | eten, en aan den zevenden dag is een verbods dag den HEERE,
213 Deu 16:8 | zevenden dag is een verbods dag den HEERE, uw God; dan zult
214 Deu 24:15 | 15 Op zijn dag zult gij zijn loon geven,
215 Deu 27:9 | hoort o Israel! Op dezen dag zijt gij den HEERE, uw God,
216 Deu 28:32 | hen bezwijken den gansen dag; maar het zal in het vermogen
217 Deu 28:66 | hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van
218 Deu 29:4 | om te horen, tot op dezen dag. ~
219 Deu 32:35 | voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij,
220 Deu 32:48 | tot Mozes, op dienzelfden dag, zeggende: ~
221 Deu 33:12 | Hij zal hem den gansen dag overdekken, en tussen Zijn
222 Deu 34:6 | graf geweten, tot op dezen dag. ~
223 Joz 1:8 | uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt
224 Joz 3:7 | tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot
225 Joz 4:9 | zij zijn daar tot op dezen dag. ~
226 Joz 5:9 | plaats Gilgal, tot op dezen dag. ~
227 Joz 5:10 | pascha op den veertienden dag derzelver maand, in den
228 Joz 5:11 | aren, even op dienzelven dag. ~
229 Joz 6:4 | gijlieden zult op den zevenden dag de stad zevenmaal omgaan;
230 Joz 6:10 | mond uitgaan, tot op den dag, wanneer ik tot ulieden
231 Joz 6:14 | rondom de stad op den tweeden dag; en zij keerden weder in
232 Joz 6:15 | geschiedde op den zevenden dag, dat zij zich vroeg opmaakten,
233 Joz 6:15 | zevenmaal; alleenlijk op dien dag gingen zij zevenmaal rondom
234 Joz 6:25 | van Israel tot op dezen dag, omdat zij de boden verborgen
235 Joz 7:26 | steenhoop, zijnde tot op dezen dag. Alzo keerde Zich de HEERE
236 Joz 7:26 | dal van Achor, tot dezen dag toe. ~ ~ ~ ~ ~
237 Joz 8:28 | verwoesting, tot op dezen dag. ~
238 Joz 8:29 | steenhoop, zijnde tot op dezen dag. ~
239 Joz 9:27 | altaar des HEEREN, tot dezen dag toe, aan de plaats, die
240 Joz 10:13 | gaan omtrent een volkomen dag. ~
241 Joz 10:14 | 14 En er was geen dag aan dezen gelijk, voor hem
242 Joz 10:27 | zijn tot op dezen zelven dag. ~
243 Joz 10:28 | 28 Op denzelven dag nam ook Jozua Makkeda in,
244 Joz 10:32 | nam haar in op den tweeden dag, en hij sloeg haar met de
245 Joz 10:35 | verbande hij op denzelven dag, naar alles, wat hij aan
246 Joz 13:13 | van Israel tot op dezen dag. ~
247 Joz 14:14 | ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had den
248 Joz 15:63 | te Jeruzalem, tot dezen dag toe. ~ ~
249 Joz 16:10 | Efraimieten tot op dezen dag; maar zij waren onder schatting
250 Joz 23:3 | langen tijd, tot op dezen dag toe; maar gij hebt waargenomen
251 Joz 23:17 | gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering
252 Joz 24:8 | gelijk als gij tot op dezen dag gedaan hebt. ~
253 Joz 24:9 | aangezicht bestaan, tot op dezen dag toe. ~
254 Joz 25:25 | maakt Jozua op dienzelven dag een verbond met het volk;
255 Ric 1:21 | Jeruzalem, tot op dezen dag. ~
256 Ric 1:26 | is haar naam tot op dezen dag. ~
257 Ric 4:14 | Maak u op; want dit is de dag, in welken de HEERE Sisera
258 Ric 5:24 | het is nog tot op dezen dag in Ofra der Abi-ezrieten. ~
259 Ric 5:27 | vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht. ~
260 Ric 8:45 | de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde
261 Ric 9:4 | Havvoth-Jair, tot op dezen dag, dewelke in het land van
262 Ric 12:7 | moeders buik af tot op de dag zijns doods. ~
263 Ric 12:10 | verschenen, Welke op dien dag tot mij kwam. ~
264 Ric 13:15 | geschiedde het op den zevenden dag, dat zij tot de huisvrouw
265 Ric 13:17 | geschiedde het op den zevenden dag, dat hij het haar verklaarde,
266 Ric 13:18 | tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat
267 Ric 14:19 | in Lechi is, tot op dezen dag. ~
268 Ric 17:1 | want hun was tot op dien dag onder de stammen van Israel
269 Ric 17:12 | Machane-Dan, tot op dezen dag; ziet, het is achter Kirjath-Jearim. ~
270 Ric 17:30 | stam der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk
271 Ric 18:5 | 5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij
272 Ric 18:8 | 8 Als hij op den vijfden dag des morgens vroeg op was,
273 Ric 18:8 | zij vertoefden, totdat de dag zich neigde; en zij beiden
274 Ric 18:9 | vrouw, zeide: Zie toch, de dag heeft afgenomen, dat het
275 Ric 18:9 | vernacht toch; zie, de dag legert zich, vernacht hier,
276 Ric 18:11 | bij Jebus waren, zo was de dag zeer gedaald; en de jongen
277 Ric 18:30 | geschied noch gezien, van dien dag af, dat de kinderen Israels
278 Ric 18:30 | opgetogen, tot op dezen dag; legt uw hart daarop, geeft
279 Ric 19:21 | vernielden ter aarde op dien dag van Israel twee en twintig
280 Ric 19:25 | uit Gibea, op den tweeden dag, en velden van de kinderen
281 Ric 19:26 | HEEREN, en vastten dien dag tot op den avond; en zij
282 Ric 19:30 | togen op, aan den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin;
283 Ric 19:35 | kinderen Israels op dien dag van Benjamin vernielden
284 Ric 19:46 | waren allen, die op die dag van Benjamin vielen, vijf
285 1Sa 1:4 | En het geschiedde op dien dag, als Elkana offerde, zo
286 1Sa 2:34 | Pinehas, komen zal: op een dag zullen zij beiden sterven. ~
287 1Sa 4:12 | kwam te Silo denzelfden dag; en zijn klederen waren
288 1Sa 5:5 | Dagon te Asdod, tot op dezen dag. ~
289 1Sa 6:15 | den HEERE, op denzelven dag. ~
290 1Sa 6:16 | keerden zij weder op denzelven dag naar Ekron. ~
291 1Sa 6:18 | hadden, die tot op dezen dag is op den akker van Jozua,
292 1Sa 7:2 | het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren
293 1Sa 8:8 | gedaan hebben, van dien dag af, toen Ik hen uit Egypte
294 1Sa 8:8 | geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten
295 1Sa 9:15 | Samuels oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam, zeggende: ~
296 1Sa 9:20 | die gij heden den derden dag verloren hebt, zet uw hart
297 1Sa 9:24 | Saul met Samuel op dien dag. ~
298 1Sa 11:11 | sloegen Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde,
299 1Sa 12:2 | mijn jeugd af tot dezen dag toe. ~
300 1Sa 14:1 | Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van
301 1Sa 15:35 | zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe; evenwel
302 1Sa 16:13 | vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond
303 1Sa 17:46 | Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des hemels,
304 1Sa 18:9 | het oog op David, van dien dag af en voortaan. ~
305 1Sa 18:10 | snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een
306 1Sa 18:10 | zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in
307 1Sa 19:24 | neder dienzelfden gansen dag, en den gansen nacht. Daarom
308 1Sa 20:34 | en hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood,
309 1Sa 24:5 | van David tot hem: Zie den dag, in welken de HEERE tot
310 1Sa 24:20 | u het goede, voor dezen dag, dien gij mij heden gemaakt
311 1Sa 25:8 | want wij zijn op een goeden dag gekomen; geef toch uw knechten,
312 1Sa 25:16 | geweest, zo bij nacht als bij dag, al de dagen, die wij bij
313 1Sa 26:10 | HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal sterven,
314 1Sa 26:21 | voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest
315 1Sa 27:6 | Juda geweest tot op dezen dag. ~
316 1Sa 28:20 | want hij had den gehelen dag en den gehelen nacht geen
317 1Sa 29:3 | niets gevonden van dien dag af, dat hij afgevallen is
318 1Sa 29:3 | afgevallen is tot dezen dag toe. ~
319 1Sa 29:6 | bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt
320 1Sa 29:6 | zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet
321 1Sa 29:8 | knecht gevonden, van dien dag af, dat ik voor uw aangezicht
322 1Sa 29:8 | aangezicht geweest ben, tot dezen dag toe, dat ik niet zal gaan
323 1Sa 30:1 | en zijn mannen den derden dag te Ziklag kwamen, dat de
324 1Sa 30:17 | avond van hunlieder anderen dag; en er ontkwam niet een
325 1Sa 30:25 | 25 En dit is van dien dag af en voortaan alzo geweest;
326 1Sa 30:25 | in Israel, tot op dezen dag. ~
327 2Sa 1:2 | geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger
328 2Sa 2:17 | En er was op dienzelfden dag een gans zeer harde strijd.
329 2Sa 3:35 | te doen eten, als het nog dag was; maar David zwoer, zeggende:
330 2Sa 4:3 | vreemdelingen tot op dezen dag. ~
331 2Sa 4:5 | huize van Isboseth, als de dag heet geworden was; en hij
332 2Sa 6:8 | Perez-Uza, tot op dezen dag. ~
333 2Sa 6:23 | had geen kind, tot den dag van haar dood toe. ~ ~
334 2Sa 7:6 | geen huis gewoond, van dien dag af, dat Ik de kinderen Israels
335 2Sa 7:6 | Egypte opvoerde, tot op dezen dag; maar Ik heb gewandeld in
336 2Sa 7:11 | 11 En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters
337 2Sa 11:12 | Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen dag. ~
338 2Sa 11:12 | dien dag en den anderen dag. ~
339 2Sa 12:18 | geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en
340 2Sa 13:32 | er op toegelegd, van den dag af, dat hij zijn zuster
341 2Sa 18:18 | daarom wordt hij tot op dezen dag genoemd: Absaloms hand. ~
342 2Sa 18:20 | tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn,
343 2Sa 18:20 | zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen
344 2Sa 18:20 | gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen,
345 2Sa 19:24 | klederen gewassen, van dien dag af, dat de koning was weggegaan,
346 2Sa 19:24 | was weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. ~
347 2Sa 20:3 | waren opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende
348 2Sa 20:4 | zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier. ~
349 2Sa 24:18 | tot David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op,
350 1Kon 2:26 | man des doods; maar dezen dag zal ik u niet doden, omdat
351 1Kon 3:18 | nu geschied op den derden dag na mijn baren dat deze vrouw
352 1Kon 4:22 | van Salomo was voor een dag, dertig kor meelbloem, en
353 1Kon 8:8 | zijn aldaar tot op dezen dag. ~
354 1Kon 8:16 | 16 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel
355 1Kon 8:29 | ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze
356 1Kon 8:59 | voor den HEERE, onzen God, dag en nacht; opdat Hij het
357 1Kon 8:59 | elkeen dagelijks op zijn dag. ~
358 1Kon 8:66 | 66 Op den achtsten dag liet hij het volk gaan,
359 1Kon 9:13 | land Kabul, tot op dezen dag. ~
360 1Kon 9:21 | slaafsen uitschot tot op dezen dag. ~
361 1Kon 10:12 | gezien geweest, tot op dezen dag. ~
362 1Kon 12:5 | heen tot aan den derden dag, komt dan weder tot mij.
363 1Kon 12:12 | tot Rehabeam op den derden dag, gelijk als de koning gesproken
364 1Kon 12:12 | weder tot mij op den derden dag. ~
365 1Kon 12:19 | Davids af, tot op dezen dag. ~
366 1Kon 12:32 | maand, op den vijftienden dag der maand, gelijk het feest,
367 1Kon 12:33 | had, op den vijftienden dag der achtste maand, der maand,
368 1Kon 17:14 | niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den
369 1Kon 20:29 | geschiedde nu op den zevenden dag, dat de strijd aanging;
370 1Kon 20:29 | duizend voetvolks op een dag. ~
371 1Kon 22:25 | het zien, op dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer
372 1Kon 22:35 | strijd nam op denzelven dag toe, en de koning werd met
373 2Kon 2:22 | water gezond, tot op dezen dag, naar het woord van Elisa,
374 2Kon 3:2 | zijn moeder; want hij deed dag opgerichte beeld van Baal
375 2Kon 4:8 | Het geschiedde ook op een dag, als Elisa naar Sunem doortrok,
376 2Kon 4:11 | En het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij
377 2Kon 4:18 | werd, geschiedde het op een dag, dat het uitging tot zijn
378 2Kon 7:9 | Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap,
379 2Kon 7:9 | niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, en
380 2Kon 8:6 | inkomsten des akkers, van den dag af, dat zij het land verlaten
381 2Kon 8:22 | van Juda af, tot op dezen dag; toen viel Libna af in denzelfden
382 2Kon 10:20 | Heiligt Baal een verbods dag. en zij riepen dien uit. ~
383 2Kon 10:27 | heimelijke gemakken, tot op dezen dag. ~
384 2Kon 15:7 | naam Jokteel, tot op dezen dag. ~
385 2Kon 16:5 | hij melaats werd tot den dag zijns doods; en hij woonde
386 2Kon 17:6 | daar gewoond tot op dezen dag. ~
387 2Kon 18:6 | daar gewoond tot op dezen dag. ~
388 2Kon 19:23 | naar Assyrie, tot op dezen dag. ~
389 2Kon 19:34 | 34 Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste
390 2Kon 19:37 | waarnemen te doen te allen dag; en gij zult andere goden
391 2Kon 19:41 | gedaan hebben, tot op dezen dag. ~ ~
392 2Kon 21:3 | Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid,
393 2Kon 21:3 | Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en der
394 2Kon 22:5 | gezond maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis
395 2Kon 22:8 | zal, en dat ik den derden dag in des HEEREN huis zal opgaan? ~
396 2Kon 23:15 | verwekt hebben, van dien dag, dat hun vaderen van Egypte
397 2Kon 23:15 | uitgegaan zijn, ook tot op dezen dag toe. ~
398 2Kon 27:30 | dagelijks bestemde deel op zijn dag, al de dagen zijns levens. ~
399 1Kro 4:41 | verbanden hen, tot op dezen dag; en zij woonden aan hun
400 1Kro 4:43 | woonden aldaar tot op dezen dag. ~ ~
401 1Kro 5:26 | rivier Gozan, tot op dezen dag. ~ ~
402 1Kro 9:33 | kameren, dienstvrij; want dag en nacht was het op hen,
403 1Kro 12:22 | er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot David, om hem
404 1Kro 12:22 | er te dier tijd dag bij dag tot David, om hem te helpen,
405 1Kro 13:11 | Perez-Uza, tot op dezen dag. ~
406 1Kro 16:23 | boodschapt Zijn heil van dag tot dag. ~
407 1Kro 16:23 | boodschapt Zijn heil van dag tot dag. ~
408 1Kro 16:37 | de ark, naardat op elken dag besteld was. ~
409 1Kro 17:5 | geen huis gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd
410 1Kro 17:5 | heb opgevoerd tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan
411 1Kro 30:21 | anderen morgens van dien dag, duizend varren, duizend
412 2Kro 3:2 | tweede maand, op den tweeden dag, in het vierde jaar van
413 2Kro 5:9 | zij was daar tot op dezen dag. ~
414 2Kro 6:9 | zij was daar tot op dezen dag. ~
415 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk uit
416 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis,
417 2Kro 8:10 | den drie en twintigsten dag der zevende maand liet hij
418 2Kro 9:8 | op uitschot tot op dezen dag. ~
419 2Kro 9:13 | Zelfs naar den eis van elken dag, offerende, naar het gebod
420 2Kro 9:14 | naar den eis van elken dag; en de poortiers in hun
421 2Kro 9:16 | van Salomo bereid tot den dag der grondlegging van het
422 2Kro 11:12 | Rehabeam, op den derden dag, gelijk als de koning gesproken
423 2Kro 11:12 | weder tot mij op den derden dag. ~
424 2Kro 11:19 | van David af, tot op dezen dag. ~ ~
425 2Kro 19:24 | het zien aan dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer
426 2Kro 19:34 | En de strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel
427 2Kro 21:26 | 26 En op den vierden dag vergaderden zij zich in
428 2Kro 21:26 | van Beracha, tot op dezen dag. ~
429 2Kro 22:10 | gebied van Juda, tot op dezen dag; toen ter zelfder tijd viel
430 2Kro 22:30 | gebied van Juda, tot op dezen dag; toen ter zelfder tijd viel
431 2Kro 24:11 | plaats; alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden
432 2Kro 24:11 | alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden geld in
433 2Kro 26:21 | Uzzia melaats tot aan den dag zijns doods; en melaats
434 2Kro 28:6 | twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen,
435 2Kro 29:17 | maand, en op den achtsten dag der maand kwamen zij in
436 2Kro 29:17 | dagen; en op den zestienden dag der eerste maand maakten
437 2Kro 30:21 | priesteren prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende
438 2Kro 30:21 | prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende instrumenten
439 2Kro 31:16 | dagelijkse werk op elken dag, voor hun dienst, in hun
440 2Kro 35:16 | des HEEREN op denzelfden dag beschikt, om pascha te houden,
441 2Kro 35:25 | van Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een
442 2Kro 36:16 | des HEEREN op denzelfden dag beschikt, om pascha te houden,
443 2Kro 36:25 | van Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een
444 Ezra 3:4 | zij offerden brandofferen dag bij dag in getal, naar het
445 Ezra 3:4 | offerden brandofferen dag bij dag in getal, naar het recht,
446 Ezra 3:4 | van elk dagelijks op zijn dag. ~
447 Ezra 3:6 | 6 Van den eersten dag af der zevende maand begonnen
448 Ezra 6:9 | Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, dat
449 Ezra 6:9 | zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, dat er geen
450 Ezra 6:15 | volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve
451 Ezra 8:33 | 33 Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver,
452 Ezra 9:7 | grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden
453 Ezra 10:13 | het is geen werk van een dag noch van twee; want velen
454 Ezra 10:16 | zij zaten op den eersten dag der tiende maand, om deze
455 Ezra 10:17 | wonen, tot op den eersten dag der eerste maand. ~
456 Neh 1:6 | voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen
457 Neh 4:2 | offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen zij de
458 Neh 4:9 | zetten wacht tegen hen, dag en nacht, hunnenthalve. ~
459 Neh 4:16 | het geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner
460 Neh 5:14 | 14 Ook van dien dag af, dat hij mij bevolen
461 Neh 5:18 | 18 En wat voor een dag bereid werd, was een os
462 Neh 8:3 | te horen, op den eersten dag der zevende maand. ~
463 Neh 8:10 | zeiden tot al het volk: Deze dag is den HEERE, uw God, heilig;
464 Neh 8:11 | niets bereid is, want deze dag is onzen Heere heilig; zo
465 Neh 8:12 | zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom bedroeft
466 Neh 8:18 | zoon van Nun, tot op dezen dag toe; en er was zeer grote
467 Neh 8:19 | las in het wetboek Gods dag bij dag, van den eersten
468 Neh 8:19 | het wetboek Gods dag bij dag, van den eersten dag tot
469 Neh 8:19 | bij dag, van den eersten dag tot den laatsten dag. En
470 Neh 8:19 | eersten dag tot den laatsten dag. En zij hielden het feest
471 Neh 8:19 | dagen, en op den achtsten dag den verbodsdag, naar het
472 Neh 9:1 | den vier en twintigsten dag dezer maand verzamelden
473 Neh 9:3 | een vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel
474 Neh 9:32 | van Assur af tot op dezen dag. ~
475 Neh 10:31 | op een anderen heiligen dag van hen niet zouden nemen;
476 Neh 11:23 | van elk dagelijks op zijn dag. ~
477 Neh 12:47 | van elk dagelijks op zijn dag; en zij heiligden voor de
478 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk
479 Est 5:1 | Mordechai nu wandelde allen dag voor het voorhof van het
480 Est 16:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden,
481 Est 16:4 | toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, en hij naar
482 Est 16:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot
483 Est 16:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand,
484 Est 16:12 | maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven
485 Est 16:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde
486 Est 16:14 | dat zij tegen denzelfden dag zouden gereed zijn. ~
487 Est 17:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden,
488 Est 17:4 | toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, en hij naar
489 Est 17:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot
490 Est 17:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand,
491 Est 17:12 | maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven
492 Est 17:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde
493 Est 17:14 | dat zij tegen denzelfden dag zouden gereed zijn. ~
494 Est 18:1 | geschiedde nu aan den derden dag, dat ~
495 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den maaltijd des wijns:
496 Est 49:5 | 12 Op een dag in al de landschappen van
497 Est 49:6 | gereed zouden zijn tegen dien dag, om zich te wreken aan hun
498 Est 50:1 | Adar), op den dertienden dag derzelve, toen des konings
499 Est 52:2 | vergaderden ook op den veertienden dag der maand Adar, en zij doodden
500 Est 52:4 | geschiedde op den dertienden dag der maand Adar; en op de
1-500 | 501-978 |