Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
daden 39
dader 3
daders 2
dag 978
dage 423
dagelijks 32
dagelijkse 2
Frequency    [«  »]
998 ten
990 werd
979 aarde
978 dag
974 16
968 zou
966 jezus

Bijbel

IntraText - Concordances

dag

1-500 | 501-978

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:5 | En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde 2 Gen 1:5 | morgen geweest, de eerste dag. ~ 3 Gen 1:8 | morgen geweest, de tweede dag. ~ 4 Gen 1:13 | morgen geweest, de derde dag. ~ 5 Gen 1:14 | scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en 6 Gen 1:18 | En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om 7 Gen 1:19 | morgen geweest, de vierde dag. ~ 8 Gen 1:23 | morgen geweest, de vijfde dag. ~ 9 Gen 1:31 | morgen geweest, de zesde dag. ~ 10 Gen 2:2 | Als nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk, 11 Gen 2:2 | Hij gerust op den zevende dag van al Zijn werk, dat Hij 12 Gen 2:3 | En God heeft den zevende dag gezegend, en die geheiligd; 13 Gen 7:11 | maand, op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden 14 Gen 7:11 | maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des 15 Gen 7:13 | 13 Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, 16 Gen 8:4 | maand, op den zeventiende dag der maand, op de bergen 17 Gen 8:14 | den zeven en twintigsten dag der maand, was de aarde 18 Gen 8:22 | en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden. ~  ~ 19 Gen 16:26 | 26 Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en 20 Gen 17:1 | deur der tent zat, toen de dag heet werd. ~ 21 Gen 18:37 | Moabieten, tot op dezen dag. ~ 22 Gen 18:38 | kinderen Ammons, tot op dezen dag. ~  ~ 23 Gen 20:8 | een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd. ~ 24 Gen 21:4 | 4 Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn 25 Gen 23:98 | Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte. ~ 26 Gen 23:100 | Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer hem; en hij 27 Gen 24:33 | stad Ber-seba, tot op dezen dag. ~ 28 Gen 25:2 | oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet. ~ 29 Gen 25:45 | beiden beroofd worden op een dag? ~ 30 Gen 27:7 | zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het 31 Gen 27:68 | mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen, 32 Gen 28:40 | ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij 33 Gen 29:32 | der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het gewricht 34 Gen 30:13 | indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele 35 Gen 30:16 | 16 Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar 36 Gen 32:20 | Rachels graf tot op dezen dag. ~ 37 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij 38 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar haar 39 Gen 36:11 | gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam, 40 Gen 36:43 | geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's geboorte, 41 Gen 36:43 | geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's geboorte, dat 42 Gen 43:26 | in tot een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, 43 Gen 44:15 | dat ik was, tot op dezen dag; ~ 44 Exo 5:13 | werken, elk dagwerk op zijn dag, gelijk toen er stro was. ~ 45 Exo 5:19 | van het dagwerk op zijn dag. ~ 46 Exo 9:18 | niet geweest is van dien dag af, dat het gegrond is, 47 Exo 10:6 | gezien hebben, van dien dag af, dat zij op den aardbodem 48 Exo 10:6 | geweest zijn, tot op dezen dag. En hij keerde zich om, 49 Exo 10:13 | in dat land, dien gehele dag en dien gansen nacht; het 50 Exo 10:28 | aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht zult 51 Exo 12:6 | hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse 52 Exo 12:14 | 14 En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, 53 Exo 12:15 | eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen 54 Exo 12:15 | gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag, 55 Exo 12:15 | dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid 56 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal er een heilige verzameling 57 Exo 12:16 | verzameling hebben op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven 58 Exo 12:17 | dewijl Ik even aan denzelfden dag ulieder heiren uit Egypteland 59 Exo 12:17 | hebben; daarom zult gij dezen dag houden, onder uw geslachten, 60 Exo 12:18 | maand, aan den veertienden dag der maand, in den avond, 61 Exo 12:18 | tot den een en twintigsten dag der maand, in den avond. ~ 62 Exo 12:41 | is het even op denzelfden dag geschied, dat al de heiren 63 Exo 13:3 | Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit 64 Exo 13:6 | eten, en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest 65 Exo 13:21 | lichtte, om voort te gaan dag en nacht. ~ 66 Exo 14:30 | de HEERE Israel aan dien dag uit de hand der Egyptenaren; 67 Exo 16:1 | Sinai, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat 68 Exo 16:4 | verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke, 69 Exo 16:5 | geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen 70 Exo 16:22 | geschiedde op den zesden dag, dat zij dubbel brood verzamelden, 71 Exo 16:26 | verzamelen; doch op den zevenden dag is het sabbat, op denzelven 72 Exo 16:27 | geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk 73 Exo 16:29 | geeft Hij u aan den zesden dag voor twee dagen brood; een 74 Exo 16:29 | plaats ga op den zevenden dag! ~ 75 Exo 16:30 | het volk op den zevenden dag! ~ 76 Exo 19:11 | bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag 77 Exo 19:11 | dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen 78 Exo 19:15 | gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw. ~ 79 Exo 19:16 | geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat 80 Exo 20:10 | 10 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN 81 Exo 21:21 | 21 Zo hij nochtans een dag of twee dagen overeind blijft, 82 Exo 22:30 | moeder zijn, op den achtsten dag zult gij ze Mij geven. ~ 83 Exo 23:12 | doen; maar op den zevenden dag zult gij rusten; opdat uw 84 Exo 24:16 | dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden 85 Exo 31:15 | doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een 86 Exo 31:17 | gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt 87 Exo 32:28 | vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~ 88 Exo 33:28 | vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend man. ~ 89 Exo 34:44 | arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den 90 Exo 35:2 | doen; maar op den zevenden dag zal ulieden heiligheid zijn, 91 Exo 40:2 | 2 Op den dag der eerste maand, te weten 92 Exo 40:37 | reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. ~ 93 Exo 40:38 | was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij 94 Lev 6:5 | zal hij dat geven op den dag zijner schuld. ~ 95 Lev 7:15 | zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten 96 Lev 7:17 | overgebleven is, zal op den derden dag met vuur verbrand worden; ~ 97 Lev 7:18 | dankoffers op den derden dag gegeten wordt, die dat geofferd 98 Lev 8:33 | niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen 99 Lev 8:34 | men gedaan heeft op dezen dag, heeft de HEERE te doen 100 Lev 8:35 | der samenkomst blijven, dag en nacht, zeven dagen, en 101 Lev 9:1 | geschiedde op den achtsten dag, dat Mozes riep Aaron en 102 Lev 12:3 | 3En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid 103 Lev 13:5 | priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet, 104 Lev 13:6 | andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de 105 Lev 13:27 | priester hem op den zevenden dag bezien; indien zij gans 106 Lev 13:32 | die plaag op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de 107 Lev 13:34 | schurftheid op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de 108 Lev 13:51 | zal hij op den zevenden dag de plaag bezien; zo de plaag 109 Lev 14:9 | 9 En op den zevenden dag zal het geschieden, dat 110 Lev 14:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee volkomen lammeren, 111 Lev 14:23 | zal die, op den achtsten dag zijner reiniging, tot den 112 Lev 14:39 | priester op den zevenden dag wederkeren; indien hij merken 113 Lev 14:57 | 57 Om te leren, op welken dag iets onrein, en op welken 114 Lev 14:57 | iets onrein, en op welken dag iets rein is. Dit is de 115 Lev 15:14 | 14 En op den achtsten dag zal hij voor zich twee tortelduiven 116 Lev 15:29 | 29 En op den achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven, 117 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij voor u verzoening 118 Lev 19:6 | 6 Op den dag van uw offeren, en des anderen 119 Lev 19:6 | maar wat tot op den derden dag overblijft zal met vuur 120 Lev 19:7 | En zo het op den derden dag enigzins gegeten wordt, 121 Lev 22:27 | daarna, van den achtsten dag en daarover, zal hij aangenaam 122 Lev 22:28 | hem en zijn jong, op een dag niet slachten. ~ 123 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag gegeten worden; gij zult 124 Lev 22:34 | doen, maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een 125 Lev 22:37 | 6 En op den vijftienden dag der derzelver maand is het 126 Lev 22:38 | 7 Op den eersten dag zult gij een heilige samenroeping 127 Lev 22:39 | offeren; en op den zevenden dag zal een heilige samenroeping 128 Lev 22:43 | 12 Gij zult ook op den dag, als gij die garf bewegen 129 Lev 22:45 | eten, tot op dienzelven dag, dat gij de offerande uws 130 Lev 22:46 | u tellen van den anderen dag na den sabbat, van den dag, 131 Lev 22:46 | dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf des beweegoffers 132 Lev 22:47 | 16 Tot den anderen dag, na den zevenden sabbat, 133 Lev 22:52 | gij zult op dienzelfden dag uitroepen, dat gij een heilige 134 Lev 22:59 | 28 En op dienzelven dag zult gij geen werk doen; 135 Lev 22:60 | ziel, welken op dienzelven dag niet zal verootmoedigd zijn 136 Lev 22:61 | enig werk op dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel 137 Lev 22:65 | zeggende: Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal 138 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping 139 Lev 22:67 | offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping 140 Lev 22:68 | drankofferen, elk dagelijks op zijn dag, te offeren; 141 Lev 22:70 | Doch op den vijftienden dag der zevenden maand, als 142 Lev 22:70 | dagen vieren; op den eersten dag zal er rust zijn, en op 143 Lev 22:70 | zijn, en op den achtsten dag zal er rust zijn. ~ 144 Lev 22:71 | 40 En op den eersten dag zult gij u nemen takken 145 Lev 26:23 | en hij zal op denzelven dag uw schatting geven, een 146 Num 1:18 | vergadering, op den eersten dag der tweede maand; en die 147 Num 3:13 | eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen 148 Num 6:9 | hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn hoofd 149 Num 6:9 | bescheren; op den zevenden dag zal hij het bescheren. ~ 150 Num 6:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij twee tortelduiven, 151 Num 6:11 | zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. ~ 152 Num 6:13 | wet des Nazireers: op den dag, als de dagen van zijn Nazireerschap 153 Num 7:10 | inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd werd; 154 Num 7:11 | zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande offeren, 155 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, 156 Num 7:18 | 18 Op den tweeden dag offerde Nethaneel, de zoon 157 Num 7:24 | 24 Op den derden dag offerde de overste der zonen 158 Num 7:30 | 30 Op den vierden dag offerde de overste der kinderen 159 Num 7:36 | 36 Op den vijfden dag offerde den overste der 160 Num 7:42 | 42 Op den zesden dag offerde de overste der kinderen 161 Num 7:48 | 48 Op den zevenden dag offerde de overste der kinderen 162 Num 7:54 | 54 Op den achtsten dag offerde de overste der kinderen 163 Num 7:60 | 60 Op den negenden dag offerde de overste der kinderen 164 Num 7:66 | 66 Op den tienden dag offerde de overste der kinderen 165 Num 7:72 | 72 Op den elfden dag offerde de overste der kinderen 166 Num 7:78 | 78 Op den twaalfden dag offerde de overste der kinderen 167 Num 7:84 | oversten van Israel, op den dag als hetzelve gezalfd werd: 168 Num 9:3 | 3 Op den veertienden dag in deze maand, tussen twee 169 Num 9:5 | pascha op den veertienden dag der eerste maand, tussen 170 Num 9:6 | onrein waren, en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen 171 Num 9:6 | van Aaron op dienzelven dag. ~ 172 Num 9:11 | maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden, 173 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels 174 Num 11:19 | 19 Gij zult niet een dag, noch twee dagen eten, noch 175 Num 11:32 | het volk op, dien gehelen dag, en dien gansen nacht, en 176 Num 11:32 | nacht, en den gansen anderen dag, en verzamelden de kwakkelen; 177 Num 14:34 | hebt, veertig dagen, elken dag voor elk jaar, zult gij 178 Num 15:23 | geboden heeft; van dien dag af, dat het de HEERE geboden 179 Num 22:30 | geweest zijt, tot op dezen dag? Ben ik ooit gewend geweest 180 Num 28:16 | maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha 181 Num 28:17 | 17 En op den vijftienden dag derzelve maand is het feest; 182 Num 28:18 | 18 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping 183 Num 28:25 | 25 En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping 184 Num 28:26 | 26 Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij 185 Num 29:1 | gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~ 186 Num 29:12 | Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult 187 Num 29:17 | 17 Daarna op den tweeden dag: twaalf jonge varren, twee 188 Num 29:20 | 20 En op den dertienden dag: elf varren, twee rammen, 189 Num 29:23 | 23 Verder op den vierden dag: tien varren, twee rammen, 190 Num 29:26 | 26 En op den vijfden dag: negen varren, twee rammen, 191 Num 29:29 | 29 Daarna op den zesden dag: acht varren, twee rammen, 192 Num 29:32 | 32 En op den zevenden dag: zeven varren, twee rammen, 193 Num 29:35 | 35 Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag 194 Num 30:14 | haar man tegen haar van dag tot dag ganselijk stilzwijgt, 195 Num 30:14 | man tegen haar van dag tot dag ganselijk stilzwijgt, zo 196 Num 31:19 | hebben, zult u op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, 197 Num 31:19 | derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen. ~ 198 Num 31:24 | klederen op den zevenden dag wassen, dat gij rein wordt; 199 Num 32:3 | maand, op den vijftienden dag der eerste maand, des anderen 200 Deu 1:2 | 2 Elf dag reizen zijn het van Horeb, 201 Deu 2:22 | plaats gewoond tot op dezen dag. ~ 202 Deu 3:14 | Havvoth-Jair, tot op dezen dag. ~ 203 Deu 4:32 | u geweest zijn, van dien dag af, dat God den mens op 204 Deu 5:14 | 14 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN, 205 Deu 5:24 | midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God 206 Deu 9:7 | vertoornd hebt; van dien dag af, dat gij uit Egypteland 207 Deu 9:24 | tegen den HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb. ~ 208 Deu 10:8 | te zegenen, tot op dezen dag. ~ 209 Deu 11:4 | verdeed hen, tot op dezen dag. ~ 210 Deu 16:3 | opdat gij gedenkt aan den dag van uw uittrekken uit Egypteland, 211 Deu 16:4 | den avond van den eersten dag geslacht zult hebben, niets 212 Deu 16:8 | eten, en aan den zevenden dag is een verbods dag den HEERE, 213 Deu 16:8 | zevenden dag is een verbods dag den HEERE, uw God; dan zult 214 Deu 24:15 | 15 Op zijn dag zult gij zijn loon geven, 215 Deu 27:9 | hoort o Israel! Op dezen dag zijt gij den HEERE, uw God, 216 Deu 28:32 | hen bezwijken den gansen dag; maar het zal in het vermogen 217 Deu 28:66 | hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van 218 Deu 29:4 | om te horen, tot op dezen dag. ~ 219 Deu 32:35 | voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, 220 Deu 32:48 | tot Mozes, op dienzelfden dag, zeggende: ~ 221 Deu 33:12 | Hij zal hem den gansen dag overdekken, en tussen Zijn 222 Deu 34:6 | graf geweten, tot op dezen dag. ~ 223 Joz 1:8 | uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt 224 Joz 3:7 | tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot 225 Joz 4:9 | zij zijn daar tot op dezen dag. ~ 226 Joz 5:9 | plaats Gilgal, tot op dezen dag. ~ 227 Joz 5:10 | pascha op den veertienden dag derzelver maand, in den 228 Joz 5:11 | aren, even op dienzelven dag. ~ 229 Joz 6:4 | gijlieden zult op den zevenden dag de stad zevenmaal omgaan; 230 Joz 6:10 | mond uitgaan, tot op den dag, wanneer ik tot ulieden 231 Joz 6:14 | rondom de stad op den tweeden dag; en zij keerden weder in 232 Joz 6:15 | geschiedde op den zevenden dag, dat zij zich vroeg opmaakten, 233 Joz 6:15 | zevenmaal; alleenlijk op dien dag gingen zij zevenmaal rondom 234 Joz 6:25 | van Israel tot op dezen dag, omdat zij de boden verborgen 235 Joz 7:26 | steenhoop, zijnde tot op dezen dag. Alzo keerde Zich de HEERE 236 Joz 7:26 | dal van Achor, tot dezen dag toe. ~  ~  ~  ~ ~ 237 Joz 8:28 | verwoesting, tot op dezen dag. ~ 238 Joz 8:29 | steenhoop, zijnde tot op dezen dag. ~ 239 Joz 9:27 | altaar des HEEREN, tot dezen dag toe, aan de plaats, die 240 Joz 10:13 | gaan omtrent een volkomen dag. ~ 241 Joz 10:14 | 14 En er was geen dag aan dezen gelijk, voor hem 242 Joz 10:27 | zijn tot op dezen zelven dag. ~ 243 Joz 10:28 | 28 Op denzelven dag nam ook Jozua Makkeda in, 244 Joz 10:32 | nam haar in op den tweeden dag, en hij sloeg haar met de 245 Joz 10:35 | verbande hij op denzelven dag, naar alles, wat hij aan 246 Joz 13:13 | van Israel tot op dezen dag. ~ 247 Joz 14:14 | ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had den 248 Joz 15:63 | te Jeruzalem, tot dezen dag toe. ~  ~ 249 Joz 16:10 | Efraimieten tot op dezen dag; maar zij waren onder schatting 250 Joz 23:3 | langen tijd, tot op dezen dag toe; maar gij hebt waargenomen 251 Joz 23:17 | gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering 252 Joz 24:8 | gelijk als gij tot op dezen dag gedaan hebt. ~ 253 Joz 24:9 | aangezicht bestaan, tot op dezen dag toe. ~ 254 Joz 25:25 | maakt Jozua op dienzelven dag een verbond met het volk; 255 Ric 1:21 | Jeruzalem, tot op dezen dag. ~ 256 Ric 1:26 | is haar naam tot op dezen dag. ~ 257 Ric 4:14 | Maak u op; want dit is de dag, in welken de HEERE Sisera 258 Ric 5:24 | het is nog tot op dezen dag in Ofra der Abi-ezrieten. ~ 259 Ric 5:27 | vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht. ~ 260 Ric 8:45 | de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde 261 Ric 9:4 | Havvoth-Jair, tot op dezen dag, dewelke in het land van 262 Ric 12:7 | moeders buik af tot op de dag zijns doods. ~ 263 Ric 12:10 | verschenen, Welke op dien dag tot mij kwam. ~ 264 Ric 13:15 | geschiedde het op den zevenden dag, dat zij tot de huisvrouw 265 Ric 13:17 | geschiedde het op den zevenden dag, dat hij het haar verklaarde, 266 Ric 13:18 | tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat 267 Ric 14:19 | in Lechi is, tot op dezen dag. ~ 268 Ric 17:1 | want hun was tot op dien dag onder de stammen van Israel 269 Ric 17:12 | Machane-Dan, tot op dezen dag; ziet, het is achter Kirjath-Jearim. ~ 270 Ric 17:30 | stam der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk 271 Ric 18:5 | 5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij 272 Ric 18:8 | 8 Als hij op den vijfden dag des morgens vroeg op was, 273 Ric 18:8 | zij vertoefden, totdat de dag zich neigde; en zij beiden 274 Ric 18:9 | vrouw, zeide: Zie toch, de dag heeft afgenomen, dat het 275 Ric 18:9 | vernacht toch; zie, de dag legert zich, vernacht hier, 276 Ric 18:11 | bij Jebus waren, zo was de dag zeer gedaald; en de jongen 277 Ric 18:30 | geschied noch gezien, van dien dag af, dat de kinderen Israels 278 Ric 18:30 | opgetogen, tot op dezen dag; legt uw hart daarop, geeft 279 Ric 19:21 | vernielden ter aarde op dien dag van Israel twee en twintig 280 Ric 19:25 | uit Gibea, op den tweeden dag, en velden van de kinderen 281 Ric 19:26 | HEEREN, en vastten dien dag tot op den avond; en zij 282 Ric 19:30 | togen op, aan den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin; 283 Ric 19:35 | kinderen Israels op dien dag van Benjamin vernielden 284 Ric 19:46 | waren allen, die op die dag van Benjamin vielen, vijf 285 1Sa 1:4 | En het geschiedde op dien dag, als Elkana offerde, zo 286 1Sa 2:34 | Pinehas, komen zal: op een dag zullen zij beiden sterven. ~ 287 1Sa 4:12 | kwam te Silo denzelfden dag; en zijn klederen waren 288 1Sa 5:5 | Dagon te Asdod, tot op dezen dag. ~ 289 1Sa 6:15 | den HEERE, op denzelven dag. ~ 290 1Sa 6:16 | keerden zij weder op denzelven dag naar Ekron. ~ 291 1Sa 6:18 | hadden, die tot op dezen dag is op den akker van Jozua, 292 1Sa 7:2 | het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren 293 1Sa 8:8 | gedaan hebben, van dien dag af, toen Ik hen uit Egypte 294 1Sa 8:8 | geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten 295 1Sa 9:15 | Samuels oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam, zeggende: ~ 296 1Sa 9:20 | die gij heden den derden dag verloren hebt, zet uw hart 297 1Sa 9:24 | Saul met Samuel op dien dag. ~ 298 1Sa 11:11 | sloegen Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde, 299 1Sa 12:2 | mijn jeugd af tot dezen dag toe. ~ 300 1Sa 14:1 | Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van 301 1Sa 15:35 | zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe; evenwel 302 1Sa 16:13 | vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond 303 1Sa 17:46 | Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des hemels, 304 1Sa 18:9 | het oog op David, van dien dag af en voortaan. ~ 305 1Sa 18:10 | snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een 306 1Sa 18:10 | zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in 307 1Sa 19:24 | neder dienzelfden gansen dag, en den gansen nacht. Daarom 308 1Sa 20:34 | en hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, 309 1Sa 24:5 | van David tot hem: Zie den dag, in welken de HEERE tot 310 1Sa 24:20 | u het goede, voor dezen dag, dien gij mij heden gemaakt 311 1Sa 25:8 | want wij zijn op een goeden dag gekomen; geef toch uw knechten, 312 1Sa 25:16 | geweest, zo bij nacht als bij dag, al de dagen, die wij bij 313 1Sa 26:10 | HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal sterven, 314 1Sa 26:21 | voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest 315 1Sa 27:6 | Juda geweest tot op dezen dag. ~ 316 1Sa 28:20 | want hij had den gehelen dag en den gehelen nacht geen 317 1Sa 29:3 | niets gevonden van dien dag af, dat hij afgevallen is 318 1Sa 29:3 | afgevallen is tot dezen dag toe. ~ 319 1Sa 29:6 | bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt 320 1Sa 29:6 | zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet 321 1Sa 29:8 | knecht gevonden, van dien dag af, dat ik voor uw aangezicht 322 1Sa 29:8 | aangezicht geweest ben, tot dezen dag toe, dat ik niet zal gaan 323 1Sa 30:1 | en zijn mannen den derden dag te Ziklag kwamen, dat de 324 1Sa 30:17 | avond van hunlieder anderen dag; en er ontkwam niet een 325 1Sa 30:25 | 25 En dit is van dien dag af en voortaan alzo geweest; 326 1Sa 30:25 | in Israel, tot op dezen dag. ~ 327 2Sa 1:2 | geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger 328 2Sa 2:17 | En er was op dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. 329 2Sa 3:35 | te doen eten, als het nog dag was; maar David zwoer, zeggende: 330 2Sa 4:3 | vreemdelingen tot op dezen dag. ~ 331 2Sa 4:5 | huize van Isboseth, als de dag heet geworden was; en hij 332 2Sa 6:8 | Perez-Uza, tot op dezen dag. ~ 333 2Sa 6:23 | had geen kind, tot den dag van haar dood toe. ~  ~ 334 2Sa 7:6 | geen huis gewoond, van dien dag af, dat Ik de kinderen Israels 335 2Sa 7:6 | Egypte opvoerde, tot op dezen dag; maar Ik heb gewandeld in 336 2Sa 7:11 | 11 En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters 337 2Sa 11:12 | Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen dag. ~ 338 2Sa 11:12 | dien dag en den anderen dag. ~ 339 2Sa 12:18 | geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en 340 2Sa 13:32 | er op toegelegd, van den dag af, dat hij zijn zuster 341 2Sa 18:18 | daarom wordt hij tot op dezen dag genoemd: Absaloms hand. ~ 342 2Sa 18:20 | tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn, 343 2Sa 18:20 | zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen 344 2Sa 18:20 | gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, 345 2Sa 19:24 | klederen gewassen, van dien dag af, dat de koning was weggegaan, 346 2Sa 19:24 | was weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. ~ 347 2Sa 20:3 | waren opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende 348 2Sa 20:4 | zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier. ~ 349 2Sa 24:18 | tot David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op, 350 1Kon 2:26 | man des doods; maar dezen dag zal ik u niet doden, omdat 351 1Kon 3:18 | nu geschied op den derden dag na mijn baren dat deze vrouw 352 1Kon 4:22 | van Salomo was voor een dag, dertig kor meelbloem, en 353 1Kon 8:8 | zijn aldaar tot op dezen dag. ~ 354 1Kon 8:16 | 16 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel 355 1Kon 8:29 | ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze 356 1Kon 8:59 | voor den HEERE, onzen God, dag en nacht; opdat Hij het 357 1Kon 8:59 | elkeen dagelijks op zijn dag. ~ 358 1Kon 8:66 | 66 Op den achtsten dag liet hij het volk gaan, 359 1Kon 9:13 | land Kabul, tot op dezen dag. ~ 360 1Kon 9:21 | slaafsen uitschot tot op dezen dag. ~ 361 1Kon 10:12 | gezien geweest, tot op dezen dag. ~ 362 1Kon 12:5 | heen tot aan den derden dag, komt dan weder tot mij. 363 1Kon 12:12 | tot Rehabeam op den derden dag, gelijk als de koning gesproken 364 1Kon 12:12 | weder tot mij op den derden dag. ~ 365 1Kon 12:19 | Davids af, tot op dezen dag. ~ 366 1Kon 12:32 | maand, op den vijftienden dag der maand, gelijk het feest, 367 1Kon 12:33 | had, op den vijftienden dag der achtste maand, der maand, 368 1Kon 17:14 | niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den 369 1Kon 20:29 | geschiedde nu op den zevenden dag, dat de strijd aanging; 370 1Kon 20:29 | duizend voetvolks op een dag. ~ 371 1Kon 22:25 | het zien, op dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer 372 1Kon 22:35 | strijd nam op denzelven dag toe, en de koning werd met 373 2Kon 2:22 | water gezond, tot op dezen dag, naar het woord van Elisa, 374 2Kon 3:2 | zijn moeder; want hij deed dag opgerichte beeld van Baal 375 2Kon 4:8 | Het geschiedde ook op een dag, als Elisa naar Sunem doortrok, 376 2Kon 4:11 | En het geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij 377 2Kon 4:18 | werd, geschiedde het op een dag, dat het uitging tot zijn 378 2Kon 7:9 | Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, 379 2Kon 7:9 | niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, en 380 2Kon 8:6 | inkomsten des akkers, van den dag af, dat zij het land verlaten 381 2Kon 8:22 | van Juda af, tot op dezen dag; toen viel Libna af in denzelfden 382 2Kon 10:20 | Heiligt Baal een verbods dag. en zij riepen dien uit. ~ 383 2Kon 10:27 | heimelijke gemakken, tot op dezen dag. ~ 384 2Kon 15:7 | naam Jokteel, tot op dezen dag. ~ 385 2Kon 16:5 | hij melaats werd tot den dag zijns doods; en hij woonde 386 2Kon 17:6 | daar gewoond tot op dezen dag. ~ 387 2Kon 18:6 | daar gewoond tot op dezen dag. ~ 388 2Kon 19:23 | naar Assyrie, tot op dezen dag. ~ 389 2Kon 19:34 | 34 Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste 390 2Kon 19:37 | waarnemen te doen te allen dag; en gij zult andere goden 391 2Kon 19:41 | gedaan hebben, tot op dezen dag. ~  ~  392 2Kon 21:3 | Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, 393 2Kon 21:3 | Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en der 394 2Kon 22:5 | gezond maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis 395 2Kon 22:8 | zal, en dat ik den derden dag in des HEEREN huis zal opgaan? ~ 396 2Kon 23:15 | verwekt hebben, van dien dag, dat hun vaderen van Egypte 397 2Kon 23:15 | uitgegaan zijn, ook tot op dezen dag toe. ~ 398 2Kon 27:30 | dagelijks bestemde deel op zijn dag, al de dagen zijns levens. ~ 399 1Kro 4:41 | verbanden hen, tot op dezen dag; en zij woonden aan hun 400 1Kro 4:43 | woonden aldaar tot op dezen dag. ~  ~ 401 1Kro 5:26 | rivier Gozan, tot op dezen dag. ~  ~ 402 1Kro 9:33 | kameren, dienstvrij; want dag en nacht was het op hen, 403 1Kro 12:22 | er kwamen er te dier tijd dag bij dag tot David, om hem 404 1Kro 12:22 | er te dier tijd dag bij dag tot David, om hem te helpen, 405 1Kro 13:11 | Perez-Uza, tot op dezen dag. ~ 406 1Kro 16:23 | boodschapt Zijn heil van dag tot dag. ~ 407 1Kro 16:23 | boodschapt Zijn heil van dag tot dag. ~ 408 1Kro 16:37 | de ark, naardat op elken dag besteld was. ~ 409 1Kro 17:5 | geen huis gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd 410 1Kro 17:5 | heb opgevoerd tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan 411 1Kro 30:21 | anderen morgens van dien dag, duizend varren, duizend 412 2Kro 3:2 | tweede maand, op den tweeden dag, in het vierde jaar van 413 2Kro 5:9 | zij was daar tot op dezen dag. ~ 414 2Kro 6:9 | zij was daar tot op dezen dag. ~ 415 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn volk uit 416 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, 417 2Kro 8:10 | den drie en twintigsten dag der zevende maand liet hij 418 2Kro 9:8 | op uitschot tot op dezen dag. ~ 419 2Kro 9:13 | Zelfs naar den eis van elken dag, offerende, naar het gebod 420 2Kro 9:14 | naar den eis van elken dag; en de poortiers in hun 421 2Kro 9:16 | van Salomo bereid tot den dag der grondlegging van het 422 2Kro 11:12 | Rehabeam, op den derden dag, gelijk als de koning gesproken 423 2Kro 11:12 | weder tot mij op den derden dag. ~ 424 2Kro 11:19 | van David af, tot op dezen dag. ~  ~ 425 2Kro 19:24 | het zien aan dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer 426 2Kro 19:34 | En de strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel 427 2Kro 21:26 | 26 En op den vierden dag vergaderden zij zich in 428 2Kro 21:26 | van Beracha, tot op dezen dag. ~ 429 2Kro 22:10 | gebied van Juda, tot op dezen dag; toen ter zelfder tijd viel 430 2Kro 22:30 | gebied van Juda, tot op dezen dag; toen ter zelfder tijd viel 431 2Kro 24:11 | plaats; alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden 432 2Kro 24:11 | alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden geld in 433 2Kro 26:21 | Uzzia melaats tot aan den dag zijns doods; en melaats 434 2Kro 28:6 | twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen, 435 2Kro 29:17 | maand, en op den achtsten dag der maand kwamen zij in 436 2Kro 29:17 | dagen; en op den zestienden dag der eerste maand maakten 437 2Kro 30:21 | priesteren prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende 438 2Kro 30:21 | prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende instrumenten 439 2Kro 31:16 | dagelijkse werk op elken dag, voor hun dienst, in hun 440 2Kro 35:16 | des HEEREN op denzelfden dag beschikt, om pascha te houden, 441 2Kro 35:25 | van Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een 442 2Kro 36:16 | des HEEREN op denzelfden dag beschikt, om pascha te houden, 443 2Kro 36:25 | van Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een 444 Ezra 3:4 | zij offerden brandofferen dag bij dag in getal, naar het 445 Ezra 3:4 | offerden brandofferen dag bij dag in getal, naar het recht, 446 Ezra 3:4 | van elk dagelijks op zijn dag. ~ 447 Ezra 3:6 | 6 Van den eersten dag af der zevende maand begonnen 448 Ezra 6:9 | Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, dat 449 Ezra 6:9 | zijn, dat het hun dag bij dag gegeven worde, dat er geen 450 Ezra 6:15 | volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve 451 Ezra 8:33 | 33 Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver, 452 Ezra 9:7 | grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden 453 Ezra 10:13 | het is geen werk van een dag noch van twee; want velen 454 Ezra 10:16 | zij zaten op den eersten dag der tiende maand, om deze 455 Ezra 10:17 | wonen, tot op den eersten dag der eerste maand. ~ 456 Neh 1:6 | voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen 457 Neh 4:2 | offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen zij de 458 Neh 4:9 | zetten wacht tegen hen, dag en nacht, hunnenthalve. ~ 459 Neh 4:16 | het geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner 460 Neh 5:14 | 14 Ook van dien dag af, dat hij mij bevolen 461 Neh 5:18 | 18 En wat voor een dag bereid werd, was een os 462 Neh 8:3 | te horen, op den eersten dag der zevende maand. ~ 463 Neh 8:10 | zeiden tot al het volk: Deze dag is den HEERE, uw God, heilig; 464 Neh 8:11 | niets bereid is, want deze dag is onzen Heere heilig; zo 465 Neh 8:12 | zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom bedroeft 466 Neh 8:18 | zoon van Nun, tot op dezen dag toe; en er was zeer grote 467 Neh 8:19 | las in het wetboek Gods dag bij dag, van den eersten 468 Neh 8:19 | het wetboek Gods dag bij dag, van den eersten dag tot 469 Neh 8:19 | bij dag, van den eersten dag tot den laatsten dag. En 470 Neh 8:19 | eersten dag tot den laatsten dag. En zij hielden het feest 471 Neh 8:19 | dagen, en op den achtsten dag den verbodsdag, naar het 472 Neh 9:1 | den vier en twintigsten dag dezer maand verzamelden 473 Neh 9:3 | een vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel 474 Neh 9:32 | van Assur af tot op dezen dag. ~ 475 Neh 10:31 | op een anderen heiligen dag van hen niet zouden nemen; 476 Neh 11:23 | van elk dagelijks op zijn dag. ~ 477 Neh 12:47 | van elk dagelijks op zijn dag; en zij heiligden voor de 478 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk 479 Est 5:1 | Mordechai nu wandelde allen dag voor het voorhof van het 480 Est 16:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, 481 Est 16:4 | toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, en hij naar 482 Est 16:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot 483 Est 16:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, 484 Est 16:12 | maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven 485 Est 16:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde 486 Est 16:14 | dat zij tegen denzelfden dag zouden gereed zijn. ~ 487 Est 17:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, 488 Est 17:4 | toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, en hij naar 489 Est 17:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot 490 Est 17:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, 491 Est 17:12 | maand, op den dertienden dag derzelve, en er werd geschreven 492 Est 17:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde 493 Est 17:14 | dat zij tegen denzelfden dag zouden gereed zijn. ~ 494 Est 18:1 | geschiedde nu aan den derden dag, dat ~ 495 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den maaltijd des wijns: 496 Est 49:5 | 12 Op een dag in al de landschappen van 497 Est 49:6 | gereed zouden zijn tegen dien dag, om zich te wreken aan hun 498 Est 50:1 | Adar), op den dertienden dag derzelve, toen des konings 499 Est 52:2 | vergaderden ook op den veertienden dag der maand Adar, en zij doodden 500 Est 52:4 | geschiedde op den dertienden dag der maand Adar; en op de


1-500 | 501-978

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License