Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
157 1
158 1
159 1
16 974
160 1
161 1
162 1
Frequency    [«  »]
990 werd
979 aarde
978 dag
974 16
968 zou
966 jezus
949 ben

Bijbel

IntraText - Concordances

16

1-500 | 501-974

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:16 | 16 God dan maakte die twee 2 Gen 2:16 | 16 En de HEERE God gebood den 3 Gen 3:16 | 16 Tot de vrouw zeide Hij: 4 Gen 4:16 | 16 En Kain ging uit van het 5 Gen 5:16 | 16 En Mahalal-el leefde, nadat 6 Gen 6:16 | 16 Gij zult een venster aan 7 Gen 7:16 | 16 En die er kwamen, die kwamen 8 Gen 8:16 | 16 Ga uit de ark, gij, en uw 9 Gen 9:16 | 16 Als deze boog in de wolken 10 Gen 10:16 | 16 En de Jesubiet, en de Amoriet, 11 Gen 11:16 | 16 En Heber leefde vier en 12 Gen 12:16 | 16 En hij deed Abram goed, 13 Gen 13:16 | 16 En Ik zal uw zaad stellen 14 Gen 14:16 | 16 En hij bracht alle have 15 Gen 14:40 | 16 En het vierde geslacht zal 16 Gen 15 | 16 ~ 17 Gen 15:16 | 16 En Abram was zes en tachtig 18 Gen 16:16 | 16 Want Ik zal haar zegenen, 19 Gen 17:16 | 16 Toen stonden die mannen 20 Gen 18:16 | 16 Maar hij vertoefde; zo grepen 21 Gen 19:16 | 16 En tot Sara zeide hij: Zie, 22 Gen 20:16 | 16 En zij ging en zette zich 23 Gen 21:16 | 16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, 24 Gen 22:16 | 16 En Abraham luisterde naar 25 Gen 23:16 | 16 En die jonge dochter was 26 Gen 23:83 | 16 Deze zijn de zonen van Ismael, 27 Gen 24:16 | 16 Ook zeide Abimelech tot 28 Gen 25:16 | 16 En de vellen van de geitenbokjes 29 Gen 26:16 | 16 Toen nu Jakob van zijn slaap 30 Gen 27:16 | 16 En Laban had twee dochters: 31 Gen 27:51 | 16 Als nu Jakob des avonds 32 Gen 28:16 | 16 Want al de rijkdom, welke 33 Gen 29:16 | 16 En hij gaf die in de hand 34 Gen 30:16 | 16 Alzo keerde Ezau dien dag 35 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren 36 Gen 32:16 | 16 En zij reisden van Beth-El; 37 Gen 33:16 | 16 De vorst Korah, de vorst 38 Gen 34:16 | 16 En hij zeide: Ik zoek mijn 39 Gen 35:16 | 16 En hij week tot haar naar 40 Gen 36:16 | 16 En zij legde zijn kleed 41 Gen 36:39 | 16 Toen de overste der bakkers 42 Gen 37:16 | 16 En Jozef antwoordde Farao, 43 Gen 38:16 | 16 Zendt een uit u, die uw 44 Gen 39:16 | 16 Als Jozef Benjamin met hen 45 Gen 40:16 | 16 Toen zeide Juda: Wat zullen 46 Gen 41:16 | 16 Als dit gerucht in het huis 47 Gen 42:16 | 16 En de zonen van Gad: Zifjon 48 Gen 43:16 | 16 En Jozef zeide: Geeft uw 49 Gen 44:16 | 16 Die Engel, Die mij verlost 50 Gen 45:16 | 16 Dan zal zijn volk richten, 51 Gen 46:16 | 16 Daarom ontboden zij aan 52 Exo 1:16 | 16 En zeide: Wanneer gij de 53 Exo 2:16 | 16 En de priester in Midian 54 Exo 3:16 | 16 Ga heen, en verzamel de 55 Exo 4:16 | 16 En hij zal voor u tot het 56 Exo 5:16 | 16 Aan uw knechten wordt geen 57 Exo 6:16 | 16 De zonen van Gerson: Libni 58 Exo 7:16 | 16 En gij zult tot hem zeggen: 59 Exo 8:16 | 16 Verder zeide de HEERE tot 60 Exo 9:16 | 16 Maar waarlijk, daarom heb 61 Exo 10:16 | 16 Toen haastte Farao, om Mozes 62 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal 63 Exo 13:16 | 16 En het zal tot een teken 64 Exo 14:16 | 16 En gij, hef uw staf op, 65 Exo 15:16 | 16 Verschrikking en vrees zal 66 Exo 16 | 16 ~ 67 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de 68 Exo 17:16 | 16 En hij zeide: Dewijl de 69 Exo 18:16 | 16 Wanneer zij een zaak hebben, 70 Exo 19:16 | 16 En het geschiedde op den 71 Exo 20:16 | 16 Gij zult geen valse getuigenis 72 Exo 21:16 | 16 Verder, zo wie een mens 73 Exo 22:16 | 16 Wanneer nu iemand een maagd 74 Exo 23:16 | 16 En het feest des oogstes, 75 Exo 24:16 | 16 En de heerlijkheid des HEEREN 76 Exo 25:16 | 16 Daarna zult gij in de ark 77 Exo 26:16 | 16 De lengte van een berd zal 78 Exo 27:16 | 16 In de poort nu des voorhofs 79 Exo 28:16 | 16 Vierkant zal hij zijn, en 80 Exo 29:16 | 16 En gij zult den ram slachten, 81 Exo 30:16 | 16 Gij dan zult het geld der 82 Exo 31:16 | 16 Dat dan de kinderen Israels 83 Exo 32:16 | 16 En diezelfde tafelen waren 84 Exo 33:16 | 16 En diezelfde tafelen waren 85 Exo 34:16 | 16 Want waarbij zou nu bekend 86 Exo 34:39 | 16 En gij voor uw zonen vrouwen 87 Exo 35:16 | 16 Het altaar des brandoffers, 88 Exo 36:16 | 16 En hij voegde vijf gordijnen 89 Exo 37:16 | 16 En hij maakte het gereedschap, 90 Exo 38:16 | 16 Al de behangselen des voorhofs 91 Exo 39:16 | 16 En zij maakten twee gouden 92 Exo 40:16 | 16 Mozes nu deed het naar alles, 93 Lev 1:16 | 16 En zijn krop met zijn vederen 94 Lev 2:16 | 16 Zo zal de priester deszelfs 95 Lev 3:16 | 16 En de priester zal die aansteken 96 Lev 4:16 | 16 Daarna zal die gezalfde 97 Lev 5:16 | 16 Zo zal hij, dat hij zondigende 98 Lev 6:16 | 16 En het overblijvende daarvan 99 Lev 7:16 | 16 En zo het slachtoffer zijner 100 Lev 8:16 | 16 Voorts nam hij al het vet, 101 Lev 9:16 | 16 Verder deed hij het brandoffer 102 Lev 10:16 | 16 En Mozes zocht zeer naarstiglijk 103 Lev 11:16 | 16 En de struis, en de nachtuil, 104 Lev 13:16 | 16 Of als dat levende vlees 105 Lev 14:16 | 16 Dan zal de priester zijn 106 Lev 15:16 | 16 Verder een man, als van 107 Lev 16 | 16 ~ 108 Lev 16:16 | 16 Zo zal hij voor het heilige, 109 Lev 17:16 | 16 Maar indien hij die niet 110 Lev 18:16 | 16 Gij zult de schaamte der 111 Lev 19:16 | 16 Gij zult niet wandelen als 112 Lev 20:16 | 16 Alzo wanneer een vrouw tot 113 Lev 21:16 | 16 Wijders sprak de HEERE tot 114 Lev 22:16 | 16 En hen doen dragen de ongerechtigheid 115 Lev 22:47 | 16 Tot den anderen dag, na 116 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN 117 Lev 24:16 | 16 Naar de veelheid der jaren 118 Lev 25:16 | 16 Dit zal Ik u ook doen, dat 119 Lev 26:16 | 16 Indien ook iemand van den 120 Num 1:16 | 16 Dezen waren de geroepenen 121 Num 2:16 | 16 Al de getelden in het leger 122 Num 3:16 | 16 En Mozes telde hen naar 123 Num 4:16 | 16 Het opzicht nu van Eleazar, 124 Num 5:16 | 16 En de priester zal haar 125 Num 6:16 | 16 En de priester zal het voor 126 Num 7:16 | 16 Een geitenbok, ten zondoffer; ~ 127 Num 8:16 | 16 Want zij zijn gegeven, zij 128 Num 9:16 | 16 Alzo geschiedde het geduriglijk; 129 Num 10:16 | 16 En over het heir van den 130 Num 11:16 | 16 En de HEERE zeide tot Mozes: 131 Num 12:16 | 16 Maar daarna verreisde het 132 Num 13:16 | 16 Dit zijn de namen der mannen, 133 Num 14:16 | 16 Omdat de HEERE dit volk 134 Num 15:16 | 16 Enerlei wet en enerlei recht 135 Num 16 | 16 ~ 136 Num 16:16 | 16 Voorts zeide Mozes tot Korach: 137 Num 18:29 | 16 Die nu onder dezelve gelost 138 Num 19:16 | 16 Die nu onder dezelve gelost 139 Num 20:16 | 16 Toen riepen wij tot den 140 Num 21:16 | 16 En van daar reisden zij 141 Num 22:16 | 16 Die tot Bileam kwamen, en 142 Num 23:16 | 16 Als de HEERE Bileam ontmoet 143 Num 24:16 | 16 De hoorder der redenen Gods 144 Num 25:16 | 16 Verder sprak de HEERE tot 145 Num 26:16 | 16 Van Ozni het geslacht der 146 Num 27:16 | 16 Dat de HEERE, de God der 147 Num 28:16 | 16 En in de eerste maand, op 148 Num 29:16 | 16 En een geitenbok ten zondoffer; 149 Num 30:16 | 16 Dat zijn de inzettingen, 150 Num 31:16 | 16 Ziet, deze waren, door den 151 Num 31:69 | 16 Toen traden zij toe tot 152 Num 32:16 | 16 En zij verreisden uit de 153 Num 33:16 | 16 Voorts sprak de HEERE tot 154 Num 34:16 | 16 Maar indien hij hem met 155 Deu 1:16 | 16 En ik gebood uw rechters 156 Deu 2:16 | 16 En het geschiedde, als al 157 Deu 3:16 | 16 Maar aan de Rubenieten en 158 Deu 4:16 | 16 Opdat gij u niet verderft, 159 Deu 5:16 | 16 Eert uw vader, en uw moeder, 160 Deu 6:16 | 16 Gij zult den HEERE, uw God, 161 Deu 7:16 | 16 Gij zult dan al die volken 162 Deu 8:16 | 16 Die u in de woestijn spijsde 163 Deu 9:16 | 16 En ik zag toe, en ziet, 164 Deu 10:16 | 16 Besnijdt dan de voorhuid 165 Deu 11:16 | 16 Wacht uzelven, dat ulieder 166 Deu 12:16 | 16 Alleenlijk het bloed zult 167 Deu 13:16 | 16 En al haar roof zult gij 168 Deu 14:16 | 16 En de steenuil, en de schuifuit, 169 Deu 15:16 | 16 Maar het zal geschieden, 170 Deu 16 | 16 ~ 171 Deu 16:16 | 16 Driemaal in het jaar zal 172 Deu 17:16 | 16 Maar hij zal voor zich de 173 Deu 18:16 | 16 Naar alles, wat gij van 174 Deu 19:16 | 16 Wanneer een wrevelige getuige 175 Deu 20:16 | 16 Maar van de steden dezer 176 Deu 21:16 | 16 Zo zal het geschieden, ten 177 Deu 22:16 | 16 En de vader van de jonge 178 Deu 23:16 | 16 Hij zal bij u blijven in 179 Deu 24:16 | 16 De vaders zullen niet gedood 180 Deu 25:16 | 16 Want al wie zulks doet, 181 Deu 26:16 | 16 Te dezen dage gebiedt u 182 Deu 27:16 | 16 Vervloekt zij, die zijn 183 Deu 28:16 | 16 Vervloekt zult gij zijn 184 Deu 29:16 | 16 Want gij weet, hoe wij in 185 Deu 30:16 | 16 Want ik gebiede u heden, 186 Deu 31:16 | 16 En de HEERE zeide tot Mozes: 187 Deu 32:16 | 16 Zij hebben Hem tot ijver 188 Deu 33:16 | 16 En van het uitnemendste 189 Joz 1:16 | 16 Toen antwoordden zij Jozua, 190 Joz 2:16 | 16 En zij zeide tot hen: Gaat 191 Joz 3:16 | 16 Zo stonden de wateren, die 192 Joz 4:16 | 16 Gebied den priesteren, die 193 Joz 6:16 | 16 En het geschiedde ten zevenden 194 Joz 7:16 | 16 Toen maakte zich Jozua des 195 Joz 8:16 | 16 Daarom werd samengeroepen 196 Joz 9:16 | 16 En het geschiedde ten einde 197 Joz 10:16 | 16 Maar die vijf koningen waren 198 Joz 11:16 | 16 Alzo nam Jozua al dat land 199 Joz 12:16 | 16 De koning van Makkeda, een; 200 Joz 13:16 | 16 Dat hun landpale was van 201 Joz 15:16 | 16 En Kaleb zeide: Wie Kirjath-Sefer 202 Joz 16 | 16 ~ 203 Joz 17:16 | 16 Toen zeiden de kinderen 204 Joz 18:16 | 16 En deze landpale gaat af 205 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen 206 Joz 21:16 | 16 En Ain en haar voorsteden, 207 Joz 23:16 | 16 Alzo spreekt de ganse gemeente 208 Joz 24:16 | 16 Wanneer gij het verbond 209 Joz 25:16 | 16 Toen antwoordde het volk 210 Ric 1:16 | 16 De kinderen van den Keniet, 211 Ric 2:16 | 16 En de HEERE verwekte richteren, 212 Ric 3:16 | 16 En Ehud maakte zich een 213 Ric 4:16 | 16 En Barak jaagde ze na, achter 214 Ric 4:40 | 16 Waarom bleeft gij zitten 215 Ric 5:16 | 16 En de HEERE zeide tot hem: 216 Ric 6:16 | 16 En hij deelde de driehonderd 217 Ric 7:16 | 16 En hij nam de oudsten dier 218 Ric 8:16 | 16 Alzo nu, indien gij het 219 Ric 9:16 | 16 En zij deden de vreemde 220 Ric 10:16 | 16 Want als zij uit Egypte 221 Ric 12:16 | 16 Maar de Engel des HEEREN 222 Ric 13:16 | 16 En Simsons huisvrouw weende 223 Ric 14:16 | 16 Toen zeide Simson: Met een 224 Ric 15 | 16 ~ 225 Ric 15:16 | 16 En het geschiedde, als zij 226 Ric 17:16 | 16 En de zeshonderd mannen, 227 Ric 18:16 | 16 En ziet, een oud man kwam 228 Ric 19:16 | 16 Onder al dit volk waren 229 Ric 20:16 | 16 En de oudsten der vergadering 230 Rut 1:16 | 16 Maar Ruth zeide: Val mij 231 Rut 2:16 | 16 Ja, laat ook allengskens 232 Rut 3:16 | 16 Zij nu kwam tot haar schoonmoeder, 233 Rut 4:16 | 16 En Naomi nam dat kind, en 234 1Sa 1:16 | 16 Acht toch uw dienstmaagd 235 1Sa 2:16 | 16 Wanneer nu die man tot hem 236 1Sa 3:16 | 16 Toen riep Eli Samuel, en 237 1Sa 4:16 | 16 En die man zeide tot Eli: 238 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der 239 1Sa 7:16 | 16 En hij toog van jaar tot 240 1Sa 8:16 | 16 En hij zal uw knechten, 241 1Sa 9:16 | 16 Morgen omtrent dezen tijd 242 1Sa 10:16 | 16 Saul nu zeide tot zijn oom: 243 1Sa 12:16 | 16 Ook stelt u nu hier, en 244 1Sa 13:16 | 16 En Saul en zijn zoon Jonathan, 245 1Sa 14:16 | 16 Als nu de wachters van Saul 246 1Sa 15:16 | 16 Toen zeide Samuel tot Saul: 247 1Sa 16 | 16 ~ 248 1Sa 16:16 | 16 Onze heer zegge toch tot 249 1Sa 17:16 | 16 De Filistijn nu trad toe, 250 1Sa 18:16 | 16 Doch gans Israel en Juda 251 1Sa 19:16 | 16 Als de boden kwamen, zo 252 1Sa 20:16 | 16 Alzo maakte Jonathan een 253 1Sa 22:16 | 16 Doch de koning zeide: Achimelech, 254 1Sa 23:16 | 16 Toen maakte zich Jonathan, 255 1Sa 24:16 | 16 Doch de HEERE zal zijn tot 256 1Sa 25:16 | 16 Zij zijn een muur om ons 257 1Sa 26:16 | 16 Deze zaak, die gij gedaan 258 1Sa 28:16 | 16 Toen zeide Samuel: Waarom 259 1Sa 30:16 | 16 En hij leidde hem af, en 260 2Sa 1:16 | 16 En David zeide tot hem: 261 2Sa 2:16 | 16 En de een greep den ander 262 2Sa 3:16 | 16 En haar man ging met haar, 263 2Sa 5:16 | 16 En Elischama, en Eljade, 264 2Sa 6:16 | 16 En het geschiedde, als de 265 2Sa 7:16 | 16 Doch uw huis zal bestendig 266 2Sa 8:16 | 16 Joab nu, de zoon van Zeruja, 267 2Sa 10:16 | 16 En Hadad-ezer zond heen, 268 2Sa 11:16 | 16 Zo geschiedde het, als Joab 269 2Sa 12:16 | 16 En David zocht God voor 270 2Sa 13:16 | 16 Toen zeide zij tot hem: 271 2Sa 14:16 | 16 Want de koning zal horen, 272 2Sa 15:16 | 16 En de koning ging uit met 273 2Sa 16 | 16 ~ 274 2Sa 16:16 | 16 En het geschiedde, als Husai, 275 2Sa 17:16 | 16 Nu dan, zendt haastelijk 276 2Sa 18:16 | 16 Toen blies Joab met de bazuin, 277 2Sa 19:16 | 16 En Simei, de zoon van Gera, 278 2Sa 20:16 | 16 Toen riep een wijze vrouw 279 2Sa 21:16 | 16 En Isbi Benob, die van de 280 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee 281 2Sa 23:16 | 16 Toen braken die drie helden 282 2Sa 24:16 | 16 Toen nu de engel zijn hand 283 1Kon 1:16 | 16 En Bathseba neigde het hoofd 284 1Kon 2:16 | 16 En nu begeer ik van u een 285 1Kon 3:16 | 16 Toen kwamen er twee vrouwen, 286 1Kon 4:16 | 16 Baana, de zoon van Husai, 287 1Kon 5:16 | 16 Behalve de oversten van 288 1Kon 6:16 | 16 Daartoe bouwde hij twintig 289 1Kon 7:16 | 16 Hij maakte ook twee kapitelen, 290 1Kon 8:16 | 16 Van dien dag af, dat Ik 291 1Kon 9:16 | 16 Want Farao, de koning van 292 1Kon 10:16 | 16 Ook maakte de koning Salomo 293 1Kon 11:16 | 16 Want Joab bleef aldaar zes 294 1Kon 12:16 | 16 Toen gans Israel zag, dat 295 1Kon 13:16 | 16 Doch hij zeide: Ik kan niet 296 1Kon 14:16 | 16 En Hij zal Israel overgeven, 297 1Kon 15:16 | 16 En er was krijg tussen Asa 298 1Kon 16 | 1 Koningen 16 ~ 299 1Kon 16:16 | 16 Het volk nu, dat zich gelegerd 300 1Kon 17:16 | 16 Het meel van de kruik werd 301 1Kon 18:16 | 16 Toen ging Obadja Achab tegemoet, 302 1Kon 19:16 | 16 Daartoe zult gij Jehu, den 303 1Kon 20:16 | 16 En zij togen uit op den 304 1Kon 21:16 | 16 En het geschiedde, als Achab 305 1Kon 22:16 | 16 En de koning zeide tot hem: 306 2Kon 1:16 | 16 En hij sprak tot hem: Zo 307 2Kon 2:16 | 16 En zij zeiden tot hem: Zie 308 2Kon 3:16 | 16 En hij zeide: Zo zegt de 309 2Kon 4:16 | 16 En hij zeide: Op dezen gezetten 310 2Kon 5:16 | 16 Maar hij zeide: Zo waarachtig 311 2Kon 6:16 | 16 En hij zeide: Vrees niet; 312 2Kon 7:16 | 16 Toen ging het volk uit, 313 2Kon 8:16 | 16 In het vijfde jaar nu van 314 2Kon 9:16 | 16 Toen reed Jehu, en toog 315 2Kon 10:16 | 16 En hij zeide: Ga met mij, 316 2Kon 11:16 | 16 En zij legden de handen 317 2Kon 12:16 | 16 Het geld van schuldoffer, 318 2Kon 13:16 | 16 Het geld van schuldoffer, 319 2Kon 14:16 | 16 En hij zeide tot den koning 320 2Kon 15:16 | 16 En Joas ontsliep met zijn 321 2Kon 16:16 | 16 Toen sloeg Menahem Tifsah, 322 2Kon 17 | 2 Koningen 16 ~ 323 2Kon 17:16 | 16 En Uria, de priester, deed 324 2Kon 18 | 2 Koningen 16 ~ 325 2Kon 18:16 | 16 En Uria, de priester, deed 326 2Kon 19:16 | 16 Ja, zij verlieten al de 327 2Kon 20:16 | 16 Te dier tijd sneed Hizkia 328 2Kon 21:16 | 16 O, HEERE! neig Uw oor en 329 2Kon 22:16 | 16 Toen zeide Jesaja tot Hizkia: 330 2Kon 23:16 | 16 Daartoe vergoot Manasse 331 2Kon 24:16 | 16 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik 332 2Kon 25:16 | 16 En als Josia zich omkeerde, 333 2Kon 26:16 | 16 En alle kloeke mannen tot 334 2Kon 27:16 | 16 De twee pilaren, de ene 335 1Kro 1:16 | 16 En den Arvadiet, en den 336 1Kro 2:16 | 16 En hun zusters waren Zeruja 337 1Kro 3:16 | 16 De kinderen van Jojakim 338 1Kro 4:16 | 16 En de kinderen van Jehalelel 339 1Kro 5:16 | 16 En zij woonden in Gilead, 340 1Kro 6:16 | 16 Zo zijn dan de kinderen 341 1Kro 7:16 | 16 En Maacha, de huisvrouw 342 1Kro 8:16 | 16 En Michael, en Jispa, en 343 1Kro 9:16 | 16 En Obadja, de zoon van Semaja, 344 1Kro 11:16 | 16 En David was toen in de 345 1Kro 12:16 | 16 Er kwamen ook van de kinderen 346 1Kro 14:16 | 16 David nu deed, gelijk als 347 1Kro 15:16 | 16 En David zeide tot de oversten 348 1Kro 16 | 16 ~ 349 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met 350 1Kro 17:16 | 16 Toen kwam de koning David 351 1Kro 18:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, 352 1Kro 19:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, 353 1Kro 20:16 | 16 Als de Syriers zagen, dat 354 1Kro 22:16 | 16 Als David zijn ogen ophief, 355 1Kro 23:16 | 16 Des gouds, des zilvers, 356 1Kro 24:16 | 16 Van de kinderen van Gersom 357 1Kro 25:16 | 16 Het negentiende voor Petahja, 358 1Kro 26:16 | 16 Het negende voor Mattanja; 359 1Kro 27:16 | 16 Suppim en Hosa tegen het 360 1Kro 28:16 | 16 Doch over de stammen van 361 1Kro 29:16 | 16 Ook gaf hij het goud naar 362 1Kro 30:16 | 16 HEERE, onze God, al deze 363 2Kro 1:16 | 16 En het uitbrengen der paarden 364 2Kro 2:16 | 16 En wij zullen hout houwen 365 2Kro 3:16 | 16 Ook maakte hij ketenen, 366 2Kro 4:16 | 16 Insgelijks de potten, en 367 2Kro 7:16 | 16 En nu, HEERE, God van Israel, 368 2Kro 8:16 | 16 Want Ik heb nu dit huis 369 2Kro 9:16 | 16 Alzo werd al het werk van 370 2Kro 10:16 | 16 Insgelijks driehonderd schilden 371 2Kro 11:16 | 16 Toen het ganse volk Israel 372 2Kro 12:16 | 16 Na die kwamen ook uit alle 373 2Kro 13:16 | 16 En Rehabeam ontsliep met 374 2Kro 14:16 | 16 En de kinderen Israels vloden 375 2Kro 16:16 | 16 Aangaande ook Maacha, de 376 2Kro 17 | 16 ~ 377 2Kro 18:16 | 16 En naast hem was Amasia, 378 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het 379 2Kro 21:16 | 16 Trekt morgen tot hen af; 380 2Kro 22:16 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen 381 2Kro 22:36 | 16 Zo verwekte de HEERE tegen 382 2Kro 23:29 | 16 En Jojada maakte een verbond 383 2Kro 24:16 | 16 En zij begroeven hem in 384 2Kro 25:16 | 16 En het geschiedde, als hij 385 2Kro 26:16 | 16 Maar als hij sterk geworden 386 2Kro 28:16 | 16 Ter zelfder tijd zond de 387 2Kro 29:16 | 16 Maar de priesteren gingen 388 2Kro 30:16 | 16 En zij stonden in hun stand, 389 2Kro 31:16 | 16 (Benevens die gesteld waren 390 2Kro 32:16 | 16 Daartoe spraken zijn knechten 391 2Kro 33:16 | 16 En hij richtte het altaar 392 2Kro 34:16 | 16 En Safan droeg dat boek 393 2Kro 35:16 | 16 Alzo werd de ganse dienst 394 2Kro 36:16 | 16 Alzo werd de ganse dienst 395 2Kro 37:16 | 16 Maar zij spotten met de 396 Ezra 2:16 | 16 De kinderen van Ater, van 397 Ezra 4:16 | 16 Wij maken dan de koning 398 Ezra 5:16 | 16 Toen kwam dezelve Sesbazar; 399 Ezra 6:16 | 16 En de kinderen Israels, 400 Ezra 7:16 | 16 Mitsgaders al het zilver 401 Ezra 8:16 | 16 Zo zond ik tot Eliezer, 402 Ezra 10:16 | 16 En de kinderen der gevangenis 403 Neh 2:16 | 16 En de overheden wisten niet, 404 Neh 3:16 | 16 Na hem verbeterde Nehemia, 405 Neh 4:16 | 16 En het geschiedde van dien 406 Neh 5:16 | 16 Daartoe heb ik ook aan het 407 Neh 6:16 | 16 En het geschiedde, als al 408 Neh 7:16 | 16 De kinderen van Bebai, zeshonderd 409 Neh 8:16 | 16 En dat zij het zouden luidbaar 410 Neh 9:16 | 16 Maar zij en onze vaders 411 Neh 10:16 | 16 Adonia, Bigvai, Adin, ~ 412 Neh 11:16 | 16 En Sabbethai, en Jozabad, 413 Neh 12:16 | 16 Van Iddo, Zacharia; van 414 Neh 13:16 | 16 Daar waren ook Tyriers binnen, 415 Est 1:16 | 16 Toen zeide Memuchan voor 416 Est 8:1 | 16 Alzo werd ~ 417 Est 49:9 | 16 Bij de Joden was licht, 418 Est 52:3 | 16 De overige Joden nu, die 419 Job 1:16 | 16 Als deze nog sprak, zo kwam 420 Job 3:16 | 16 Of als een verborgene misdracht, 421 Job 4:16 | 16 Hij stond, doch ik kende 422 Job 5:16 | 16 Zo is voor den arme verwachting; 423 Job 6:16 | 16 Die verdonkerd zijn van 424 Job 7:16 | 16 Ik versmaad ze, ik zal toch 425 Job 8:16 | 16 Hij is sappig voor de zon, 426 Job 9:16 | 16 Indien ik roep, en Hij mij 427 Job 10:16 | 16 Want zij verheft zich; gelijk 428 Job 11:16 | 16 Want gij zult de moeite 429 Job 12:16 | 16 Bij Hem is kracht en wijsheid; 430 Job 13:16 | 16 Ook zal Hij mij tot zaligheid 431 Job 14:16 | 16 Maar nu telt Gij mijn treden; 432 Job 15:16 | 16 Hoeveel te meer is een man 433 Job 16 | 16 ~ 434 Job 16:16 | 16 Mijn aangezicht is gans 435 Job 17:16 | 16 Zij zullen ondervaren met 436 Job 18:16 | 16 Van onder zullen zijn wortelen 437 Job 19:16 | 16 Ik riep mijn knecht, en 438 Job 20:16 | 16 Het vergif der adderen zal 439 Job 21:16 | 16 Doch ziet, hun goed is niet 440 Job 22:16 | 16 Die rimpelachtig gemaakt 441 Job 23:16 | 16 Want God heeft mijn hart 442 Job 24:16 | 16 In de duisternis doorgraaft 443 Job 27:16 | 16 Zo hij zilver opgehoopt 444 Job 28:16 | 16 Zij kan niet geschat worden 445 Job 29:16 | 16 Ik was den nooddruftigen 446 Job 30:16 | 16 Daarom stort zich nu mijn 447 Job 31:16 | 16 Zo ik den armen hun begeerte 448 Job 32:16 | 16 Ik heb dan gewacht, maar 449 Job 33:16 | 16 Dan openbaart Hij het voor 450 Job 34:16 | 16 Zo er dan verstand bij u 451 Job 35:16 | 16 Zo heeft Job in ijdelheid 452 Job 36:16 | 16 Alzo zou Hij ook u afgekeerd 453 Job 36:49 | 16 Hebt gij wetenschap van 454 Job 37:16 | 16 Zijt gij gekomen tot aan 455 Job 38:16 | 16 Zijn an u de verheugelijke 456 Job 39:16 | 16 Onder schaduwachtige bomen 457 Job 40:16 | 16 Van zijn verheffen schromen 458 Job 41:16 | 16 En Job leefde na dezen honderd 459 Psa 7:16 | 16 Hij heeft een kuil gedolven, 460 Psa 9:16 | 16 De heidenen zijn gezonken 461 Psa 10:16 | 16 De HEERE is Koning eeuwiglijk 462 Psa 16 | 16 ~ 463 Psa 18:16 | 16 En de diepe kolken der wateren 464 Psa 22:16 | 16 Mijn kracht is verdroogd 465 Psa 25:16 | 16 Pe. Wend U tot mij, en wees 466 Psa 31:16 | 16 Mijn tijden zijn in Uw hand; 467 Psa 33:16 | 16 Een koning wordt niet behouden 468 Psa 34:16 | 16 Een koning wordt niet behouden 469 Psa 35:16 | 16 Ain. De ogen des HEEREN 470 Psa 36:16 | 16 Onder de huichelende spotachtige 471 Psa 38:16 | 16 Teth. Het weinige, dat de 472 Psa 39:16 | 16 Want op U, HEERE! hoop ik; 473 Psa 41:16 | 16 Laat hen verwoest worden 474 Psa 44:16 | 16 Mijn schande is den gansen 475 Psa 45:16 | 16 Zij zullen geleid worden 476 Psa 49:16 | 16 Maar God zal mijn ziel van 477 Psa 50:16 | 16 Maar tot den goddeloze zegt 478 Psa 51:16 | 16 Verlos mij van bloedschulden, 479 Psa 55:16 | 16 Dat hun de dood als een 480 Psa 59:16 | 16 Laat hen zelfs omzwerven 481 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen 482 Psa 68:16 | 16 De berg Basan is een berg 483 Psa 69:16 | 16 Laat de watervloed mij niet 484 Psa 71:16 | 16 Ik zal heengaan in de mogendheden 485 Psa 72:16 | 16 Is er een hand vol koren 486 Psa 73:16 | 16 Nochtans heb ik gedacht 487 Psa 74:16 | 16 De dag is Uwe, ook is de 488 Psa 77:16 | 16 Gij hebt Uw volk door Uw 489 Psa 78:16 | 16 Want Hij bracht stromen 490 Psa 80:16 | 16 En den stam, dien Uw rechterhand 491 Psa 81:16 | 16 Die den HEERE haten, zouden 492 Psa 83:16 | 16 Vervolg hen alzo met Uw 493 Psa 86:16 | 16 Wend U tot mij, en zijt 494 Psa 88:16 | 16 Van der jeugd aan ben ik 495 Psa 89:16 | 16 Welgelukzalig is het volk, 496 Psa 90:16 | 16 Laat Uw werk aan Uw knechten 497 Psa 91:16 | 16 Ik zal hem met langheid 498 Psa 92:16 | 16 Om te verkondigen, dat de 499 Psa 94:16 | 16 Wie zal voor mij staan tegen 500 Psa 102:16 | 16 Dan zullen de heidenen den


1-500 | 501-974

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License