Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
174 1
175 1
176 1
18 904
19 853
1aan 1
1daarna 1
Frequency    [«  »]
937 dagen
913 doch
911 naam
904 18
892 weg
885 zegt
877 daarom

Bijbel

IntraText - Concordances

18

1-500 | 501-904

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:18 | 18 En om te heersen op den 2 Gen 2:18 | 18 Ook had de HEERE God gesproken: 3 Gen 3:18 | 18 Ook zal het u doornen en 4 Gen 4:18 | 18 En aan Henoch werd Hirad 5 Gen 5:18 | 18 En Jered leefde honderd 6 Gen 6:18 | 18 Maar met u zal Ik Mijn verbond 7 Gen 7:18 | 18 En de wateren namen de overhand, 8 Gen 8:18 | 18 Toen ging Noach uit, en 9 Gen 9:18 | 18 En de zonen van Noach, die 10 Gen 10:18 | 18 En de Arvadiet, en de Tsemariet, 11 Gen 11:18 | 18 En Peleg leefde dertig jaren, 12 Gen 12:18 | 18 Toen riep Farao Abram, en 13 Gen 13:18 | 18 En Abram sloeg tenten op, 14 Gen 14:18 | 18 En Melchizedek, koning van 15 Gen 14:42 | 18 Ten zelfden dage maakte 16 Gen 16:18 | 18 En Abraham zeide tot God: 17 Gen 17 | 18 ~ 18 Gen 17:18 | 18 Dewijl Abraham gewisselijk 19 Gen 18:18 | 18 En Lot zeide tot hen: Neen 20 Gen 19:18 | 18 Want de HEERE had al de 21 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, 22 Gen 21:18 | 18 En in uw zaad zullen gezegend 23 Gen 22:18 | 18 Aan Abraham tot een bezitting, 24 Gen 23:18 | 18 En zij zeide: Drink, mijn 25 Gen 23:85 | 18 En zij woonden van Havila 26 Gen 24:18 | 18 Als nu Izak wedergekeerd 27 Gen 25:18 | 18 En hij kwam tot zijn vader, 28 Gen 26:18 | 18 Toen stond Jakob des morgens 29 Gen 27:18 | 18 En Jakob had Rachel lief; 30 Gen 27:53 | 18 Toen zeide Lea: God heeft 31 Gen 28:18 | 18 En hij voerde al zijn vee 32 Gen 29:18 | 18 Zo zult gij zeggen: Dat 33 Gen 30:18 | 18 En Jakob kwam behouden tot 34 Gen 31:18 | 18 En hun woorden waren goed 35 Gen 32:18 | 18 En het geschiedde, als haar 36 Gen 33:18 | 18 En dit zijn de zonen van 37 Gen 34:18 | 18 En zij zagen hem van verre; 38 Gen 35:18 | 18 Toen zeide hij: Wat pand 39 Gen 36:18 | 18 En het is geschied, als 40 Gen 36:41 | 18 Toen antwoordde Jozef, en 41 Gen 37:18 | 18 En zie, uit de rivier kwamen 42 Gen 38:18 | 18 En ten derden dage zeide 43 Gen 39:18 | 18 Toen vreesden deze mannen, 44 Gen 40:18 | 18 Toen naderde Juda tot hem, 45 Gen 41:18 | 18 En neemt uw vader en uw 46 Gen 42:18 | 18 Dit zijn de zonen van Zilpa, 47 Gen 43:18 | 18 Toen datzelve jaar voleind 48 Gen 44:18 | 18 En Jozef zeide tot zijn 49 Gen 45:18 | 18 Op uw zaligheid wacht ik, 50 Gen 46:18 | 18 Daarna kwamen ook zijn broeders, 51 Exo 1:18 | 18 Toen riep de koning van 52 Exo 2:18 | 18 En toen zij tot haar vader 53 Exo 3:18 | 18 En zij zullen uw stem horen; 54 Exo 4:18 | 18 Toen ging Mozes heen, en 55 Exo 5:18 | 18 Zo gaat nu heen, arbeidt; 56 Exo 6:18 | 18 En de zonen van Merari: 57 Exo 7:18 | 18 En de vis in de rivier zal 58 Exo 8:18 | 18 De tovenaars deden ook alzo 59 Exo 9:18 | 18 Zie, Ik zal morgen omtrent 60 Exo 10:18 | 18 En hij ging uit van Farao, 61 Exo 12:18 | 18 In de eerste maand, aan 62 Exo 13:18 | 18 Maar God leidde het volk 63 Exo 14:18 | 18 En de Egyptenaars zullen 64 Exo 15:18 | 18 De HEERE zal in eeuwigheid 65 Exo 16:18 | 18 Doch als zij het met de 66 Exo 18 | 18 ~ 67 Exo 18:18 | 18 Gij zult geheel vervallen, 68 Exo 19:18 | 18 En de ganse berg Sinai rookte, 69 Exo 20:18 | 18 En al het volk zag de donderen, 70 Exo 21:18 | 18 En wanneer mannen twisten, 71 Exo 22:18 | 18 De toveres zult gij niet 72 Exo 23:18 | 18 Gij zult het bloed Mijns 73 Exo 24:18 | 18 En Mozes ging in het midden 74 Exo 25:18 | 18 Gij zult ook twee cherubim 75 Exo 26:18 | 18 En de berderen tot den tabernakel 76 Exo 27:18 | 18 De lengte des voorhofs zal 77 Exo 28:18 | 18 En de tweede rij van een 78 Exo 29:18 | 18 Alzo zult gij den gehelen 79 Exo 30:18 | 18 Gij zult ook een koperen 80 Exo 31:18 | 18 En Hij gaf aan Mozes, als 81 Exo 32:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen 82 Exo 33:18 | 18 Maar hij zeide: Het is geen 83 Exo 34:18 | 18 Toen zeide hij: Toon mij 84 Exo 34:41 | 18 Het feest der ongezuurde 85 Exo 35:18 | 18 De nagelen des tabernakels, 86 Exo 36:18 | 18 Hij maakte ook vijftig koperen 87 Exo 37:18 | 18 Zes rieten nu gingen uit 88 Exo 38:18 | 18 En het deksel van de poort 89 Exo 39:18 | 18 Doch de twee andere einden 90 Exo 40:18 | 18 Want Mozes richtte den tabernakel 91 Lev 4:18 | 18 En van dat bloed zal hij 92 Lev 5:18 | 18 En hij zal een volkomen 93 Lev 6:18 | 18 Al wat mannelijk is onder 94 Lev 7:18 | 18 Want zo enigzins van dat 95 Lev 8:18 | 18 Daarna deed hij den ram 96 Lev 9:18 | 18 Daarna slachtte hij den 97 Lev 10:18 | 18 Ziet, deszelfs bloed is 98 Lev 11:18 | 18 En de kauw, en de roerdomp, 99 Lev 13:18 | 18 Het vlees ook, als in deszelfs 100 Lev 14:18 | 18 Dat nog overgebleven zal 101 Lev 15:18 | 18 Mitsgaders de vrouw, als 102 Lev 16:18 | 18 Daarna zal hij tot het altaar, 103 Lev 18 | 18 ~ 104 Lev 18:18 | 18 Gij zult ook geen vrouw 105 Lev 19:18 | 18 Gij zult niet wreken, noch 106 Lev 20:18 | 18 En als een man bij een vrouw, 107 Lev 21:18 | 18 Want geen man, in wien een 108 Lev 22:18 | 18 Spreek tot Aaron, en tot 109 Lev 22:49 | 18 Gij zult ook met het brood 110 Lev 23:18 | 18 Maar wie de ziel van enig 111 Lev 24:18 | 18 En doet Mijn inzettingen, 112 Lev 25:18 | 18 En zo gij Mij tot deze dingen 113 Lev 26:18 | 18 Maar zo hij zijn akker na 114 Num 1:18 | 18 En zij verzamelden de gehele 115 Num 2:18 | 18 De banier des legers van 116 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der 117 Num 4:18 | 18 Gij zult den stam van de 118 Num 5:18 | 18 Daarna zal de priester de 119 Num 6:18 | 18 Alsdan zal de Nazireer, 120 Num 7:18 | 18 Op den tweeden dag offerde 121 Num 8:18 | 18 En Ik heb de Levieten genomen 122 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, 123 Num 10:18 | 18 Daarna toog de banier van 124 Num 11:18 | 18 En tot het volk zult gij 125 Num 13:18 | 18 En beziet het land, hoedanig 126 Num 14:18 | 18 De HEERE is lankmoedig en 127 Num 15:18 | 18 Spreek tot de kinderen Israels, 128 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn 129 Num 18:13 | gevende verdaan worden? Numeri 18 ~ 130 Num 18:31 | 18 En hun vlees zal het uwe 131 Num 19 | 18 ~ 132 Num 19:18 | 18 En hun vlees zal het uwe 133 Num 20:18 | 18 Doch Edom zeide tot hem: 134 Num 21:18 | 18 Gij put, dien de vorsten 135 Num 22:18 | 18 Toen antwoordde Bileam, 136 Num 23:18 | 18 Toen hief hij zijn spreuk 137 Num 24:18 | 18 En Edom zal een erfelijke 138 Num 25:18 | 18 Want zij hebben vijandelijk 139 Num 26:18 | 18 Dat zijn de geslachten der 140 Num 27:18 | 18 Toen zeide de HEERE tot 141 Num 28:18 | 18 Op den eersten dag zal een 142 Num 29:18 | 18 En hun spijsoffer, en hun 143 Num 31:18 | 18 Doch al de kinderen van 144 Num 31:71 | 18 Wij zullen niet wederkeren 145 Num 32:18 | 18 En zij verreisden van Hazeroth, 146 Num 33:18 | 18 Daartoe zult gij uit elken 147 Num 34:18 | 18 Of indien hij hem met een 148 Deu 1:18 | 18 Alzo gebood ik u te dier 149 Deu 2:18 | 18 Gij zult heden doortrekken 150 Deu 3:18 | 18 Voorts gebood ik ulieden 151 Deu 4:18 | 18 De gedaante van iets, dat 152 Deu 5:18 | 18 En gij zult geen overspel 153 Deu 6:18 | 18 En gij zult doen, wat recht 154 Deu 7:18 | 18 Vreest niet voor hen; gedenkt 155 Deu 8:18 | 18 Maar gij zult gedenken den 156 Deu 9:18 | 18 En ik wierp mij neder voor 157 Deu 10:18 | 18 Die het recht van den wees 158 Deu 11:18 | 18 Legt dan deze mijn woorden 159 Deu 12:18 | 18 Maar gij zult dat eten voor 160 Deu 13:18 | 18 Wanneer gij de stem des 161 Deu 14:18 | 18 En de ooievaar, en de reiger 162 Deu 15:18 | 18 Het zal niet hard zijn in 163 Deu 16:18 | 18 Rechters en ambtlieden zult 164 Deu 17:18 | 18 Voorts zal het geschieden, 165 Deu 18 | 18 ~ 166 Deu 18:18 | 18 Een Profeet zal Ik hun verwekken 167 Deu 19:18 | 18 En de rechters zullen wel 168 Deu 20:18 | 18 Opdat zij ulieden niet leren 169 Deu 21:18 | 18 Wanneer iemand een moedwilligen 170 Deu 22:18 | 18 Dan zullen de oudsten derzelver 171 Deu 23:18 | 18 Gij zult geen hoerenloon 172 Deu 24:18 | 18 Maar gij zult gedenken, 173 Deu 25:18 | 18 Hoe hij u op den weg ontmoette, 174 Deu 26:18 | 18 En de HEERE heeft u heden 175 Deu 27:18 | 18 Vervloekt zij, die een blinde 176 Deu 28:18 | 18 Vervloekt zal zijn de vrucht 177 Deu 29:18 | 18 Dat onder ulieden niet zij 178 Deu 30:18 | 18 Zo verkondig ik ulieden 179 Deu 31:18 | 18 Ik dan zal Mijn aangezicht 180 Deu 32:18 | 18 Den Rotssteen, Die u gegenereerd 181 Deu 33:18 | 18 En van Zebulon zeide hij: 182 Joz 1:18 | 18 Alle man, die uw mond wederspannig 183 Joz 2:18 | 18 Zie, wanneer wij in het 184 Joz 4:18 | 18 En het geschiedde, toen 185 Joz 6:18 | 18 Alleenlijk dat gijlieden 186 Joz 7:18 | 18 Welks huisgezin als hij 187 Joz 8:18 | 18 Toen sprak de HEERE tot 188 Joz 9:18 | 18 En de kinderen Israels sloegen 189 Joz 10:18 | 18 Zo zeide Jozua: Wentelt 190 Joz 11:18 | 18 Vele dagen voerde Jozua 191 Joz 12:18 | 18 De koning van Afek, een; 192 Joz 13:18 | 18 En Jahza, en Kedemoth, en 193 Joz 15:18 | 18 En het geschiedde, als zij 194 Joz 17:18 | 18 Maar het gebergte zal het 195 Joz 18 | 18 ~ 196 Joz 18:18 | 18 En gaat door ter zijde tegenover 197 Joz 19:18 | 18 En hun landpale was Jizreela, 198 Joz 21:18 | 18 Anathoth en haar voorsteden, 199 Joz 23:18 | 18 Dewijl gij u heden van achter 200 Joz 25:18 | 18 En de HEERE heeft voor ons 201 Ric 1:18 | 18 Daartoe nam Juda Gaza in, 202 Ric 2:18 | 18 En wanneer de HEERE hun 203 Ric 3:18 | 18 En het geschiedde, als hij 204 Ric 4:18 | 18 Jael nu ging uit, Sisera 205 Ric 4:42 | 18 Zebulon, het is een volk, 206 Ric 5:18 | 18 Wijk toch niet van hier, 207 Ric 6:18 | 18 Als ik met de bazuin zal 208 Ric 7:18 | 18 Daarna zeide hij tot Zebah 209 Ric 8:18 | 18 Maar gij zijt heden opgestaan 210 Ric 9:18 | 18 Toen zeide het volk, de 211 Ric 10:18 | 18 Daarna wandelde hij in de 212 Ric 12:18 | 18 En de Engel des HEEREN zeide 213 Ric 13:18 | 18 Toen zeiden de mannen der 214 Ric 14:18 | 18 Als nu hem zeer dorstte, 215 Ric 15:18 | 18 Als nu Delila zag, dat hij 216 Ric 17 | 18 ~ 217 Ric 17:18 | 18 Als die nu ten huize van 218 Ric 18:18 | 18 En hij zeide tot hem: Wij 219 Ric 19:18 | 18 En de kinderen Israels maakten 220 Ric 20:18 | 18 Maar wij zullen hun geen 221 Rut 1:18 | 18 Als zij nu zag, dat zij 222 Rut 2:18 | 18 En zij nam het op, en kwam 223 Rut 3:18 | 18 Toen zeide zij: Zit stil, 224 Rut 4:18 | 18 Dit nu zijn de geboorten 225 1Sa 1:18 | 18 En zij zeide: Laat uw dienstmaagd 226 1Sa 2:18 | 18 Doch Samuel diende voor 227 1Sa 3:18 | 18 Toen gaf hem Samuel te kennen 228 1Sa 4:18 | 18 En het geschiedde, als hij 229 1Sa 6:18 | 18 Ook gouden muizen, naar 230 1Sa 8:18 | 18 Gij zult wel te dien dage 231 1Sa 9:18 | 18 En Saul naderde tot Samuel 232 1Sa 10:18 | 18 En hij zeide tot de kinderen 233 1Sa 12:18 | 18 Toen Samuel den HEERE aanriep, 234 1Sa 13:18 | 18 En een hoop keerde zich 235 1Sa 14:18 | 18 Toen zeide Saul tot Ahia: 236 1Sa 15:18 | 18 En de HEERE heeft u op den 237 1Sa 16:18 | 18 Toen antwoordde een van 238 1Sa 17:18 | 18 Maar breng deze tien melkkazen 239 1Sa 18 | 1 Samuël 18 ~ 240 1Sa 18:18 | 18 Doch David zeide tot Saul: 241 1Sa 19:18 | 18 Alzo vluchtte David en ontkwam, 242 1Sa 20:18 | 18 Daarna zeide Jonathan tot 243 1Sa 22:18 | 18 Toen zeide de koning tot 244 1Sa 23:18 | 18 En die beiden maakten een 245 1Sa 24:18 | 18 En hij zeide tot David: 246 1Sa 25:18 | 18 Toen haastte zich Abigail, 247 1Sa 26:18 | 18 Hij zeide verder: Waarom 248 1Sa 28:18 | 18 Gelijk als gij naar de stem 249 1Sa 30:18 | 18 Alzo redde David al wat 250 2Sa 1:18 | 18 Als hij gezegd had, dat 251 2Sa 2:18 | 18 Nu waren aldaar drie zonen 252 2Sa 3:18 | 18 Zo doet het nu; want de 253 2Sa 5:18 | 18 En de Filistijnen kwamen 254 2Sa 6:18 | 18 Als David geeindigd had 255 2Sa 7:18 | 18 Toen ging de koning David 256 2Sa 8:18 | 18 Er was ook Benaja, zoon 257 2Sa 10:18 | 18 Maar de Syriers vloden voor 258 2Sa 11:18 | 18 Toen zond Joab heen, en 259 2Sa 12:18 | 18 En het geschiedde op den 260 2Sa 13:18 | 18 Zij nu had een veelvervigen 261 2Sa 14:18 | 18 Toen antwoordde de koning, 262 2Sa 15:18 | 18 En al zijn knechten gingen 263 2Sa 16:18 | 18 En Husai zeide tot Absalom: 264 2Sa 17:18 | 18 Een jongen dan nog zag hen, 265 2Sa 18 | 18 ~ 266 2Sa 18:18 | 18 Absalom nu had genomen, 267 2Sa 19:18 | 18 Als nu de pont overvoer, 268 2Sa 20:18 | 18 Toen sprak zij, zeggende: 269 2Sa 21:18 | 18 En het geschiedde daarna, 270 2Sa 22:18 | 18 Hij verloste mij van mijn 271 2Sa 23:18 | 18 Abisai, Joabs broeder, de 272 2Sa 24:18 | 18 En Gad kwam tot David op 273 1Kon 1:18 | 18 En nu zie, Adonia is koning; 274 1Kon 2:18 | 18 En Bathseba zeide: Het is 275 1Kon 3:18 | 18 Het is nu geschied op den 276 1Kon 4:18 | 18 Simei, de zoon van Ela, 277 1Kon 5:18 | 18 En de bouwlieden van Salomo, 278 1Kon 6:18 | 18 En het ceder aan het huis 279 1Kon 7:18 | 18 Zo maakte hij de pilaren, 280 1Kon 8:18 | 18 Maar de HEERE zeide tot 281 1Kon 9:18 | 18 En Baalath, en Tamor in 282 1Kon 10:18 | 18 Nog maakte de koning een 283 1Kon 11:18 | 18 En zij maakten zich op van 284 1Kon 12:18 | 18 Toen zond de koning Rehabeam 285 1Kon 13:18 | 18 En hij zeide tot hem: Ik 286 1Kon 14:18 | 18 En zij begroeven hem, en 287 1Kon 15:18 | 18 Toen nam Asa al het zilver 288 1Kon 16:18 | 18 En het geschiedde, als Zimri 289 1Kon 17:18 | 18 En zij zeide tot Elia: Wat 290 1Kon 18 | 1 Koningen 18 ~ 291 1Kon 18:18 | 18 Toen zeide hij: Ik heb Israel 292 1Kon 19:18 | 18 Ook heb Ik in Israel doen 293 1Kon 20:18 | 18 En hij zeide: Hetzij dat 294 1Kon 21:18 | 18 Maak u op, ga henen af, 295 1Kon 22:18 | 18 Toen zeide de koning van 296 2Kon 1:18 | 18 Het overige nu der zaken 297 2Kon 2:18 | 18 Toen kwamen zij weder tot 298 2Kon 3:18 | 18 Daartoe is dat slecht in 299 2Kon 4:18 | 18 Toen nu het kind groot werd, 300 2Kon 5:18 | 18 In deze zaak vergeve de 301 2Kon 6:18 | 18 Als zij nu tot hem afkwamen, 302 2Kon 7:18 | 18 Want het was geschied, gelijk 303 2Kon 8:18 | 18 En hij wandelde op den weg 304 2Kon 9:18 | 18 En de ruiter te paard toog 305 2Kon 10:18 | 18 En Jehu verzamelde al het 306 2Kon 11:18 | 18 Daarna ging al het volk 307 2Kon 12:18 | 18 Maar Joas, de koning van 308 2Kon 13:18 | 18 Maar Joas, de koning van 309 2Kon 14:18 | 18 Daarna zeide hij: Neem de 310 2Kon 15:18 | 18 Het overige nu der geschiedenissen 311 2Kon 16:18 | 18 En hij deed dat kwaad was 312 2Kon 17:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, 313 2Kon 18:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, 314 2Kon 19:18 | 18 Daarom vertoornde zich de 315 2Kon 20 | 2 Koningen 18 ~ 316 2Kon 20:18 | 18 En zij riepen tot den koning; 317 2Kon 21:18 | 18 En hebben hun goden in het 318 2Kon 22:18 | 18 Daartoe zullen zij van uw 319 2Kon 23:18 | 18 En Manasse ontsliep met 320 2Kon 24:18 | 18 Maar tot den koning van 321 2Kon 25:18 | 18 En hij zeide: Laat hem liggen, 322 2Kon 26:18 | 18 Zedekia was een en twintig 323 2Kon 27:18 | 18 Ook nam de overste der trawanten 324 1Kro 1:18 | 18 Arfachsad nu gewon Selah, 325 1Kro 2:18 | 18 Kaleb nu, de zoon van Hezron, 326 1Kro 3:18 | 18 Dezes zonen waren Malchiram, 327 1Kro 4:18 | 18 En zijn Joodse huisvrouw 328 1Kro 5:18 | 18 Van de kinderen van Ruben, 329 1Kro 6:18 | 18 En de kinderen van Kahath 330 1Kro 7:18 | 18 Belangende nu zijn zuster 331 1Kro 8:18 | 18 En Jismerai, en Jizlia en 332 1Kro 9:18 | 18 Ook tot nog toe, aan de 333 1Kro 11:18 | 18 Toen braken die drie door 334 1Kro 12:18 | 18 En de Geest toog Amasai 335 1Kro 15:18 | 18 En met hen hun broeders 336 1Kro 16:18 | 18 Zeggende: Ik zal u het land 337 1Kro 17:18 | 18 Wat zal David meer bij U 338 1Kro 18 | 1 Kronieken 18 ~ 339 1Kro 19 | 1 Kronieken 18 ~ 340 1Kro 20:18 | 18 Doch de Syriers vloden voor 341 1Kro 22:18 | 18 Toen zeide de engel des 342 1Kro 23:18 | 18 Is niet de HEERE, uw God, 343 1Kro 24:18 | 18 Van de kinderen van Jizhar 344 1Kro 25:18 | 18 Het drie en twintigste voor 345 1Kro 26:18 | 18 Het elfde voor Azareel; 346 1Kro 27:18 | 18 Aan Parbar tegen het westen 347 1Kro 28:18 | 18 Over Juda was Elihu, uit 348 1Kro 29:18 | 18 En tot het reukaltaar gelouterd 349 1Kro 30:18 | 18 O HEERE, Gij, God onzer 350 2Kro 2:18 | 18 En hij maakte uit dezelve 351 2Kro 4:18 | 18 En Salomo maakte al deze 352 2Kro 7:18 | 18 Maar waarlijk, zou God bij 353 2Kro 8:18 | 18 Zo zal Ik den troon uws 354 2Kro 9:18 | 18 En Huram zond hem, door 355 2Kro 10:18 | 18 En de troon had zes trappen 356 2Kro 11:18 | 18 Toen zond de koning Rehabeam 357 2Kro 12:18 | 18 En Rehabeam nam zich, benevens 358 2Kro 14:18 | 18 Alzo werden de kinderen 359 2Kro 16:18 | 18 En hij bracht in het huis 360 2Kro 18:18 | 18 En naast hem was Jozabad; 361 2Kro 19 | 2 Kronieken 18 ~ 362 2Kro 19:18 | 18 Verder zeide hij: Daarom 363 2Kro 21:18 | 18 Toen neigde zich Josafat 364 2Kro 22:18 | 18 En na dit alles plaagde 365 2Kro 22:38 | 18 En na dit alles plaagde 366 2Kro 23:31 | 18 Jojada nu bestelde de ambten 367 2Kro 24:18 | 18 Zo verlieten zij het huis 368 2Kro 25:18 | 18 Maar Joas, de koning van 369 2Kro 26:18 | 18 En zij wederstonden den 370 2Kro 28:18 | 18 Daartoe waren de Filistijnen 371 2Kro 29:18 | 18 Daarna kwamen zij binnen 372 2Kro 30:18 | 18 Want een menigte des volks, 373 2Kro 31:18 | 18 Ook tot de geslachtsrekening 374 2Kro 32:18 | 18 En zij riepen met luider 375 2Kro 33:18 | 18 Het overige nu der geschiedenissen 376 2Kro 34:18 | 18 Voorts gaf Safan, de schrijver, 377 2Kro 35:18 | 18 Daar was ook geen pascha 378 2Kro 36:18 | 18 Daar was ook geen pascha 379 2Kro 37:18 | 18 En alle vaten van het huis 380 Ezra 2:18 | 18 De kinderen van Jora, honderd 381 Ezra 4:18 | 18 De brief, dien gij aan ons 382 Ezra 6:18 | 18 En zij stelden de priesteren 383 Ezra 7:18 | 18 Daartoe, wat u en uw broederen 384 Ezra 8:18 | 18 En zij brachten ons, naar 385 Ezra 10:18 | 18 En er werden gevonden van 386 Neh 2:18 | 18 En ik gaf hun te kennen 387 Neh 3:18 | 18 Na hem verbeterden hun broederen, 388 Neh 4:18 | 18 En de bouwers hadden een 389 Neh 5:18 | 18 En wat voor een dag bereid 390 Neh 6:18 | 18 Want velen in Juda hadden 391 Neh 7:18 | 18 De kinderen van Adonikam, 392 Neh 8:18 | 18 En de ganse gemeente dergenen, 393 Neh 9:18 | 18 Zelfs, als zij zich een 394 Neh 10:18 | 18 Hodia, Hasum, Bezai, ~ 395 Neh 11:18 | 18 Al de Levieten in de heilige 396 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja, 397 Neh 13:18 | 18 Deden niet uw vaders alzo, 398 Est 1:18 | 18 Te dezen zelfden dage zullen 399 Est 10:1 | 18 Toen maakte de koning een 400 Est 52:5 | 18 En de Joden, die te Susan 401 Job 1:18 | 18 Als deze nog sprak, zo kwam 402 Job 3:18 | 18 Daar zijn de gebondenen 403 Job 4:18 | 18 Zie, op Zijn knechten zou 404 Job 5:18 | 18 Want Hij doet smart aan, 405 Job 6:18 | 18 De gangen haars wegs wenden 406 Job 7:18 | 18 En dat Gij hem bezoekt in 407 Job 8:18 | 18 Maar als God hem verslindt 408 Job 9:18 | 18 Hij laat mij niet toe mijn 409 Job 10:18 | 18 En waarom hebt Gij mij uit 410 Job 11:18 | 18 En gij zult vertrouwen, 411 Job 12:18 | 18 Den band der koningen maakt 412 Job 13:18 | 18 Ziet nu, ik heb het recht 413 Job 14:18 | 18 En voorwaar, een berg vallende 414 Job 15:18 | 18 Hetwelk de wijzen verkondigd 415 Job 16:18 | 18 O, aarde! bedek mijn bloed 416 Job 18 | 18 ~ 417 Job 18:18 | 18 Men zal hem stoten van het 418 Job 19:18 | 18 Ook versmaden mij de jonge 419 Job 20:18 | 18 Den arbeid zal hij wedergeven 420 Job 21:18 | 18 Dat zij gelijk stro worden 421 Job 22:18 | 18 Hij had immers hun huizen 422 Job 24:18 | 18 Hij is licht op het vlakke 423 Job 27:18 | 18 Hij bouwt zijn huis als 424 Job 28:18 | 18 De Ramoth en Gabisch zal 425 Job 29:18 | 18 En ik zeide: Ik zal in mijn 426 Job 30:18 | 18 Door de veelheid der kracht 427 Job 31:18 | 18 (Want van mijn jonkheid 428 Job 32:18 | 18 Want ik ben der woorden 429 Job 33:18 | 18 Dat Hij zijn ziel van het 430 Job 34:18 | 18 Zou men tot een koning zeggen: 431 Job 36:18 | 18 Omdat er grimmigheid is, 432 Job 36:51 | 18 Hebt gij met Hem de hemelen 433 Job 37:18 | 18 Zijt gij met uw verstand 434 Job 38:18 | 18 En vergeet, dat de voet 435 Job 39:18 | 18 Zie, hij doet de rivier 436 Job 40:18 | 18 Hij acht het ijzer voor 437 Psa 7:18 | 18 Ik zal den HEERE loven naar 438 Psa 9:18 | 18 De goddelozen zullen terugkeren, 439 Psa 10:18 | 18 Om den wees en verdrukte 440 Psa 18 | 18 ~ 441 Psa 18:18 | 18 Hij verloste mij van mijn 442 Psa 22:18 | 18 Al mijn beenderen zou ik 443 Psa 25:18 | 18 Resch. Aanzie mijn ellende, 444 Psa 31:18 | 18 HEERE! laat mij niet beschaamd 445 Psa 33:18 | 18 Ziet, des HEEREN oog is 446 Psa 34:18 | 18 Ziet, des HEEREN oog is 447 Psa 35:18 | 18 Tsade. Zij roepen, en de 448 Psa 36:18 | 18 Zo zal ik U loven in de 449 Psa 38:18 | 18 Jod. De HEERE kent de dagen 450 Psa 39:18 | 18 Want ik ben tot hinken gereed, 451 Psa 41:18 | 18 Ik ben wel ellendig en nooddruftig, 452 Psa 44:18 | 18 Dit alles is ons overkomen, 453 Psa 45:18 | 18 Ik zal Uws Naams doen gedenken 454 Psa 49:18 | 18 Want hij zal in zijn sterven 455 Psa 50:18 | 18 Indien gij een dief ziet, 456 Psa 51:18 | 18 Want Gij hebt geen lust 457 Psa 55:18 | 18 Des avonds, en des morgens, 458 Psa 59:18 | 18 Van U, o mijn Sterkte! zal 459 Psa 66:18 | 18 Had ik naar ongerechtigheid 460 Psa 68:18 | 18 Gods wagenen zijn tweemaal 461 Psa 69:18 | 18 En verberg Uw aangezicht 462 Psa 71:18 | 18 Daarom ook, terwijl de ouderdom 463 Psa 72:18 | 18 Geloofd zij de HEERE God, 464 Psa 73:18 | 18 Immers zet Gij hen op gladde 465 Psa 74:18 | 18 Gedenk hieraan; de vijand 466 Psa 77:18 | 18 De dikke wolken goten water 467 Psa 78:18 | 18 En zij verzochten God in 468 Psa 80:18 | 18 Uw hand zij over den man 469 Psa 83:18 | 18 Laat hen beschaamd en verschrikt 470 Psa 88:18 | 18 Den gansen dag omringen 471 Psa 89:18 | 18 Want Gij zijt de heerlijkheid 472 Psa 94:18 | 18 Als ik zeide: Mijn voet 473 Psa 102:18 | 18 Zich gewend zal hebben tot 474 Psa 103:18 | 18 Aan degenen, die Zijn verbond 475 Psa 104:18 | 18 De hoge bergen zijn voor 476 Psa 105:18 | 18 Men drukte zijn voeten in 477 Psa 106:18 | 18 En een vuur brandde onder 478 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle 479 Psa 109:18 | 18 En hij zij bekleed met den 480 Psa 115:18 | 18 Maar wij zullen den HEERE 481 Psa 116:18 | 18 Mijn geloften zal ik den 482 Psa 118:18 | 18 De HEERE heeft mij wel hard 483 Psa 119:18 | 18  Ontdek mijn ogen, dat ik 484 Psa 132:18 | 18 Ik zal zijn vijanden met 485 Psa 135:18 | 18 Dat die ze maken, hun gelijk 486 Psa 136:18 | 18 En heeft heerlijke koningen 487 Psa 139:18 | 18 Zoude ik ze tellen? Harer 488 Psa 145:18 | 18 Koph. De HEERE is nabij 489 Psa 147:18 | 18 Hij zendt Zijn woord, en 490 Spre 1:18 | 18      En deze loeren op hun 491 Spre 2:18 | 18      Want haar huis helt 492 Spre 3:18 | 18      Zij is een boom des 493 Spre 4:18 | 18      Maar het pad der rechtvaardigen 494 Spre 5:18 | 18      Uw springader zij gezegend; 495 Spre 6:18 | 18      Een hart, dat ondeugdzame 496 Spre 7:18 | 18      Kom, laat ons dronken 497 Spre 8:18 | 18      Rijkdom en eer is bij 498 Spre 9:18 | 18      Maar hij weet niet, 499 Spre 10:18 | 18      Die den haat bedekt, 500 Spre 11:18 | 18      De goddeloze doet een


1-500 | 501-904

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License