1-500 | 501-892
Book Chapter: Verse
501 Spre 23:19| en richt uw hart op den weg. ~
502 Spre 25:4 | het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor
503 Spre 25:5 | Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings,
504 Spre 26:13| is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten. ~
505 Spre 28:10| doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht
506 Spre 29:27| gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel. ~ ~ ~ ~ ~
507 Spre 30:19| 19 De weg eens arends in den hemel;
508 Spre 30:19| arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen;
509 Spre 30:19| slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart
510 Spre 30:19| het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd. ~
511 Spre 30:20| 20 Alzo is de weg ener overspelige vrouw;
512 Pred 3:5 | Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om
513 Pred 3:6 | bewaren, en een tijd om weg te werpen; ~
514 Pred 6:4 | en in duisternis gaat zij weg, en met duisternis wordt
515 Pred 8:3 | 3 Haast u niet weg te gaan van zijn aangezicht;
516 Pred 10:3 | wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt
517 Pred 11:5 | gij niet weet, welke de weg des winds zij, of hoedanig
518 Pred 11:10| uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd,
519 Pred 12:5 | verschrikkingen zullen zijn op den weg, en de amandelboom zal bloeien,
520 Jes 1:16 | handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. ~
521 Jes 3:12 | leiden, verleiden u, en den weg uwer paden slokken zij in. ~
522 Jes 4:1 | worden, neem onze smaadheid weg. ~
523 Jes 7:3 | oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers; ~
524 Jes 8:11 | niet te wandelen op den weg dezes volks, zeggende: ~
525 Jes 8:23 | heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts aan gelegen over
526 Jes 10:31 | 31 Madmena vliedt weg, de inwoners van Gebim vluchten
527 Jes 11:16 | En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel
528 Jes 15:5 | van Luhith, want op den weg naar Horonaim verwekken
529 Jes 19:23 | dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrie,
530 Jes 26:8 | Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE!
531 Jes 30:11 | 11 Wijkt af van den weg, maakt u van de baan; laat
532 Jes 30:21 | is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; als
533 Jes 35:8 | een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg
534 Jes 35:8 | weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine
535 Jes 35:8 | voor deze zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen
536 Jes 36:2 | vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers. ~
537 Jes 37:29 | wederkeren door dien weg, door denwelken gij gekomen
538 Jes 37:34 | 34 Door den weg, dien hij gekomen is, door
539 Jes 40:3 | de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht
540 Jes 40:14 | Hem zou bekend maken den weg des veelvoudigen verstands? ~
541 Jes 40:27 | spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen,
542 Jes 42:16 | blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben,
543 Jes 43:16 | HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren
544 Jes 43:19 | Ik zal in de woestijn een weg leggen, en rivieren in de
545 Jes 48:15 | voorspoedig zijn op zijn weg. ~
546 Jes 48:17 | nut is, Die u leidt op den weg, dien gij gaan moet. ~
547 Jes 49:11 | zal al Mijn bergen tot een weg maken, en Mijn banen zullen
548 Jes 51:10 | zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor
549 Jes 53:6 | ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer
550 Jes 55:7 | De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man
551 Jes 56:7 | De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man
552 Jes 57:11 | allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin,
553 Jes 58:9 | zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel
554 Jes 58:14 | verhoogt de baan, bereidt den weg, neemt den aanstoot uit
555 Jes 58:14 | neemt den aanstoot uit den weg Mijns volks. ~
556 Jes 58:17 | zij afkerig henen in den weg huns harten. ~
557 Jes 60:8 | 8 Den weg des vredes kennen zij niet;
558 Jes 63:10 | de poorten, bereidt den weg des volks; verhoogt, verhoogt
559 Jes 63:10 | een baan, ruimt de stenen weg, steekt een banier omhoog
560 Jes 65:6 | misdaden voeren ons henen weg als een wind. ~
561 Jes 66:2 | volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar
562 Jer 2:17 | ten tijde als Hij u op den weg leidt? ~
563 Jer 2:18 | hebt gij te doen met den weg van Egypte, om de wateren
564 Jer 2:18 | hebt gij te doen met den weg van Assur, om de wateren
565 Jer 2:23 | niet nagewandeld? Zie uw weg in het dal, ken, wat gij
566 Jer 2:33 | 33 Wat maakt gij uw weg goed, daar gij boelering
567 Jer 2:36 | veel uit, veranderende uw weg? Gij zult ook van Egypte
568 Jer 3:21 | kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE,
569 Jer 4:4 | Besnijdt u den HEERE en doet weg de voorhuiden uwer harten,
570 Jer 4:11 | in de woestijn, van den weg der dochter Mijns volks;
571 Jer 4:18 | 18 Uw weg en uw handelingen hebben
572 Jer 5:4 | zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun
573 Jer 5:5 | spreken, want die weten den weg des HEEREN, het recht huns
574 Jer 5:10 | voleinding); doet haar spitsen weg, want zij zijn des HEEREN
575 Jer 6:16 | paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin;
576 Jer 6:25 | veld, noch wandelt op den weg; want des vijands zwaard
577 Jer 6:27 | een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven. ~
578 Jer 7:23 | zijn; en wandelt in al den weg, dien Ik u gebieden zal,
579 Jer 7:29 | o Jeruzalem! en werp het weg, en verhef een weeklacht
580 Jer 10:2 | zegt de HEERE: Leert den weg der heidenen niet, en ontzet
581 Jer 10:17 | 17 Raap uw kramerij weg uit het land, gij inwoneres
582 Jer 10:23 | HEERE! dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij
583 Jer 12:1 | waarom is der goddelozen weg voorspoedig, waarom
584 Jer 15:1 | volk niet wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en
585 Jer 15:15 | vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid over
586 Jer 18:11 | iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw wegen en uw
587 Jer 18:15 | wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is; ~
588 Jer 21:8 | voor ulieder aangezicht den weg des levens en den weg des
589 Jer 21:8 | den weg des levens en den weg des doods. ~
590 Jer 22:19 | daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem. ~
591 Jer 22:21 | zal niet horen. Dit is uw weg van uw jeugd af, dat gij
592 Jer 23:12 | 12 Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde
593 Jer 23:22 | afgekeerd hebben van hun bozen weg, en van de boosheid
594 Jer 25:5 | iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid uwer
595 Jer 26:3 | iegelijk van zijn bozen weg; zo zou Ik berouw hebben
596 Jer 31:9 | waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen
597 Jer 31:21 | hart op de baan, op den weg, dien gij gewandeld hebt;
598 Jer 32:39 | enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen
599 Jer 35:15 | iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen
600 Jer 36:3 | iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid
601 Jer 36:7 | iegelijk van zijn bozen weg; want groot is de toorn
602 Jer 36:20 | maar de rol legden zij weg in de kamer van Elisama,
603 Jer 39:4 | nacht uit de stad, door den weg van des konings hof, door
604 Jer 39:4 | en hij toog uit door den weg des vlakken velds. ~
605 Jer 41:10 | Nethanja, voerde ze gevankelijk weg, en toog henen, om
606 Jer 42:3 | uw God, bekend make den weg, dien wij zullen ingaan,
607 Jer 48:19 | 19 Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres
608 Jer 49:30 | Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe plaatsen,
609 Jer 50:5 | naar Sion vragen; op den weg herwaarts zullen hun aangezichten
610 Jer 50:8 | 8 Vliedt weg uit het midden van Babel,
611 Jer 51:50 | ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en blijft niet staan; gedenkt
612 Jer 52:7 | nachts, uit de stad, door den weg der poort tussen de twee
613 Jer 52:7 | en zij togen door den weg des vlakken velds. ~
614 Jer 52:15 | der trawanten, gevankelijk weg. ~
615 Jer 52:19 | overste der trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten,
616 Jer 52:29 | voerde hij gevankelijk weg achthonderd twee en dertig
617 Jer 52:30 | der trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd
618 Klaa 1:12| aan, gij allen, die over weg gaat? Schouwt het aan en
619 Klaa 1:37| Samech. Allen, die over weg gaan, klappen met de handen
620 Eze 3:14 | Geest mij op, en nam mij weg, en ik ging henen, bitterlijk
621 Eze 3:18 | goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen, opdat gij
622 Eze 3:19 | goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet bekeert, hij zal in
623 Eze 7:27 | Ik zal hun doen naar hun weg, en met hun rechten
624 Eze 8:5 | hef nu uw ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief
625 Eze 8:5 | hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en ziet,
626 Eze 9:2 | zes mannen kwamen van den weg der Hoge poort, die gekeerd
627 Eze 9:10 | niet sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~
628 Eze 10:18 | boven den dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs. ~
629 Eze 11:21 | gruwelen nawandelt, derzelver weg zal Ik op hun hoofd geven,
630 Eze 13:22 | hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik
631 Eze 14:22 | uitkomen, en gij zult hun weg zien, en hun handelingen;
632 Eze 14:23 | vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien
633 Eze 16:27 | vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren. ~
634 Eze 16:31 | aan het hoofd van iederen weg, en uw hoge plaats maakt
635 Eze 16:43 | alles, zie, zo zal Ik ook uw weg op uw hoofd geven, spreekt
636 Eze 16:50 | aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had. ~
637 Eze 17:9 | om dien van zijn wortelen weg te voeren. ~
638 Eze 18:25 | Nog zegt gijlieden: De weg des HEEREN is niet recht;
639 Eze 18:25 | o huis Israels! is Mijn weg niet recht? Zijn niet uw
640 Eze 18:29 | zegt het huis Israels: De weg des Heeren is niet recht.
641 Eze 18:31 | 31 Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor
642 Eze 20:7 | verfoeiselen zijner ogen weg; en verontreinigt ulieden
643 Eze 20:8 | verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden
644 Eze 20:30 | verontreinigd geworden in den weg uwer vaderen, en hoereert
645 Eze 20:46 | zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup
646 Eze 21:19 | aan het hoofd van den weg der stad. ~
647 Eze 21:20 | 20 Gij zult een weg voorstellen, waardoor het
648 Eze 21:26 | Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze
649 Eze 22:25 | het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen
650 Eze 22:31 | heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven,
651 Eze 23:10 | haar dochteren namen zij weg, maar haar doodden zij met
652 Eze 23:13 | zij hadden beiden enerlei weg. ~
653 Eze 23:31 | 31 In den weg uwer zuster hebt gij gewandeld,
654 Eze 33:4 | zwaard komt, en neemt hem weg, diens bloed is op zijn
655 Eze 33:6 | en neemt een ziel uit hen weg; die is wel in zijn
656 Eze 33:8 | om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze
657 Eze 33:9 | gij den goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van
658 Eze 33:9 | bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij
659 Eze 33:11 | goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u,
660 Eze 33:17 | de kinderen uws volks: De weg des Heeren is niet recht;
661 Eze 33:17 | recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. ~
662 Eze 33:20 | 20 Nog zegt gij: De weg des Heeren is niet recht;
663 Eze 36:17 | verontreinigden zij datzelve met hun weg en met hun handelingen;
664 Eze 36:17 | met hun handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht
665 Eze 36:19 | Ik oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~
666 Eze 38:13 | roven? om zilver en goud weg te voeren, om vee en have
667 Eze 38:13 | te voeren, om vee en have weg te nemen, om een groten
668 Eze 40:6 | de poort, welke zag den weg naar het oosten, en hij
669 Eze 40:10 | kamertjes der poort, den weg naar het oosten, waren drie
670 Eze 40:20 | Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan
671 Eze 40:22 | maat der poort, die den weg naar het oosten zag; en
672 Eze 40:24 | Daarna voerde hij mij den weg naar het zuiden; en ziet,
673 Eze 40:24 | ziet, er was een poort den weg naar het zuiden; en hij
674 Eze 40:27 | het binnenste voorhof, den weg naar het zuiden; en hij
675 Eze 40:27 | van poort tot poort, den weg naar het zuiden, honderd
676 Eze 40:32 | het binnenste voorhof, den weg naar het oosten; en hij
677 Eze 40:44 | voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een
678 Eze 40:44 | de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. ~
679 Eze 40:45 | welker voorste deel den weg naar het zuiden is, is voor
680 Eze 40:46 | welker voorste deel den weg naar het noorden is, is
681 Eze 41:11 | gelatene toe, de ene deur den weg naar het noorden, en de
682 Eze 42:1 | het buitenste voorhof; den weg naar den weg van het noorden;
683 Eze 42:1 | voorhof; den weg naar den weg van het noorden; en hij
684 Eze 42:4 | naar binnen toe, en een weg van een el; en de deuren
685 Eze 42:7 | tegenover de kameren was, den weg naar het buitenste voorhof,
686 Eze 42:10 | den muur des voorhofs, den weg naar het oosten, voor aan
687 Eze 42:11 | 11 En de weg voor dezelve henen was als
688 Eze 42:11 | gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren,
689 Eze 42:12 | deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was
690 Eze 42:12 | deur in het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten
691 Eze 42:12 | het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten muur,
692 Eze 42:12 | aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als
693 Eze 42:15 | bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den weg
694 Eze 42:15 | weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, en
695 Eze 43:1 | poort, de poort, die den weg naar het oosten zag. ~
696 Eze 43:2 | van Israel kwam van den weg naar het oosten; en Zijn
697 Eze 43:4 | kwam in het huis, door den weg der poort, die den weg naar
698 Eze 43:4 | den weg der poort, die den weg naar het oosten zag. ~
699 Eze 44:1 | deed hij mij wederkeren den weg naar de poort van het buitenste
700 Eze 44:3 | aangezicht des HEEREN; door den weg van het voorhuis der poort
701 Eze 44:3 | hij ingaan, en door den weg van hetzelve zal hij
702 Eze 44:4 | Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort, voor aan
703 Eze 45:9 | doet geweld en verstoring weg, en doet recht en gerechtigheid;
704 Eze 46:2 | vorst zal ingaan door den weg van het voorhuis derzelve
705 Eze 46:8 | ingaat, zal hij door den weg van het voorhuis der poort
706 Eze 46:8 | ingaan, en door deszelfs weg weder uitgaan. ~
707 Eze 46:9 | hoogtijden, die door den weg van de noorderpoort ingaat
708 Eze 46:9 | aanbidden, zal door den weg van de zuiderpoort
709 Eze 46:9 | uitgaan; en die door den weg van de zuiderpoort ingaat,
710 Eze 46:9 | zuiderpoort ingaat, zal door den weg van de noorderpoort weder
711 Eze 46:9 | niet wederkeren door den weg der poort, door dewelke
712 Eze 47:2 | bracht mij uit door den weg van de noorderpoort, en
713 Eze 47:2 | en voerde mij om door den weg van buiten, tot de buitenpoort,
714 Eze 47:2 | tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet;
715 Eze 47:15 | van de grote zee af, den weg van Hethlon, waar men komt
716 Dan 2:35 | zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats
717 Dan 5:20 | en men nam de eer van hem weg. ~
718 Dan 7:12 | men nam hun heerschappij weg, want verlenging van het
719 Hos 2:5 | Daarom, ziet, Ik zal uw weg met doornen betuinen, en
720 Hos 4:11 | en most neemt het hart weg. ~
721 Hos 6:9 | priesteren; zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij
722 Hos 10:13 | gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. ~
723 Hos 11:2 | gingen zij van hun aangezicht weg; zij offerden den Baals,
724 Hos 13:7 | luipaard loerde Ik op den weg. ~
725 Hos 13:11 | in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~
726 Hos 14:3 | HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en
727 Amos 2:7 | hoofd der armen zij, en den weg der zachtmoedigen verkeren;
728 Amos 5:23| getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uw luiten spel
729 Amos 7:12| tot Amos: Gij ziener! ga weg, vlied in het land van Juda,
730 Amos 8:14| God van Dan leeft, en de weg van Ber-seba leeft! en zij
731 Jona 3:8 | iegelijk van zijn bozen weg, en van het geweld, dat
732 Jona 3:10| bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over
733 Mic 2:2 | en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan
734 Nah 1:3 | geenszins onschuldig. Des HEEREN weg is in wervelwind, en in
735 Nah 2:1 | de vesting; bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk
736 Nah 3:17 | opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend
737 Zac 3:4 | deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem:
738 Mal 2:8 | Maar gij zijt van den weg afgeweken, gij hebt er velen
739 Mal 3:1 | voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk
740 Matt 2:12| vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land. ~
741 Matt 2:26| de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden
742 Matt 4:10| zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven:
743 Matt 4:15| het land Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan,
744 Matt 5:25| terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij
745 Matt 6:2 | Ik u: Zij hebben hun loon weg. ~
746 Matt 6:5 | zeg u, dat zij hun loon weg hebben. ~
747 Matt 6:16| zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
748 Matt 7:13| de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt,
749 Matt 7:14| Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven
750 Matt 7:23| heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid
751 Matt 8:28| alzo dat niemand door dien weg kon voorbij gaan. ~
752 Matt 10:5 | zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult
753 Matt 10:10| 10 Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch
754 Matt 11:10| voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen. ~
755 Matt 13:4 | deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en
756 Matt 13:19| zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid
757 Matt 13:19| deze is degene, die bij den weg bezaaid is. ~
758 Matt 13:25| midden in de tarwe, en ging weg. ~
759 Matt 13:48| maar het kwade werpen zij weg. ~
760 Matt 14:12| kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve;
761 Matt 15:32| laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. ~
762 Matt 16:4 | hen verlatende, ging Hij weg. ~
763 Matt 16:23| omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas! gij
764 Matt 19:22| hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen. ~
765 Matt 20:17| discipelen alleen op de weg, en zeide tot hen: ~
766 Matt 20:30| blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus
767 Matt 21:8 | spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen takken
768 Matt 21:8 | en spreidden ze op den weg. ~
769 Matt 21:19| ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe,
770 Matt 21:32| is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid, en gij
771 Matt 22:13| handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de
772 Matt 22:16| Gij waarachtig zijt, en de weg Gods in der waarheid leert,
773 Matt 24:17| af, om iets uit zijn huis weg te nemen; ~
774 Matt 24:18| terug, om zijn klederen weg te nemen. ~
775 Matt 25:28| Neemt dan van hem het talent weg, en geeft het dengene, die
776 Matt 25:41| ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten,
777 Matt 27:2 | hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Pontius
778 Matt 27:60| gewenteld hebbende, ging hij weg. ~
779 Mark 1:2 | voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. ~
780 Mark 1:3 | de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden
781 Mark 4:4 | deel zaads viel bij den weg; en de vogelen des hemels
782 Mark 4:15| dezen zijn, die bij den weg bezaaid worden, waarin het
783 Mark 4:15| terstond, en neemt het Woord weg, hetwelk in hun harten gezaaid
784 Mark 6:1 | 1 En Hij ging van daar weg, en kwam in Zijn vaderland,
785 Mark 6:8 | niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf,
786 Mark 6:29| namen zijn dood lichaam weg, en legden dat in een graf. ~
787 Mark 7:24| daar opstaande, ging Hij weg naar de landpalen van Tyrus
788 Mark 8:3 | gaan, zo zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen
789 Mark 8:13| gegaan zijnde, voer Hij weg naar de andere zijde. ~
790 Mark 8:27| Cesarea Filippi. En op den weg vraagde Hij Zijn discipelen,
791 Mark 9:33| woorden onder elkander op den weg? ~
792 Mark 9:34| in woorden geweest op den weg, wie de meeste zou zijn. ~
793 Mark 10:17| En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor
794 Mark 10:22| dat woord, ging bedroefd weg; want hij had vele goederen. ~
795 Mark 10:32| 32 En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem;
796 Mark 10:46| Bar-timeus, de blinde, aan den weg, bedelende. ~
797 Mark 10:52| en volgde Jezus op den weg. ~ ~
798 Mark 11:8 | spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien
799 Mark 11:8 | en spreidden ze op den weg. ~
800 Mark 12:12| verlieten Hem en gingen weg. ~
801 Mark 12:14| aan, maar Gij leert den weg Gods in der waarheid; is
802 Mark 13:15| in, om iets uit zijn huis weg te nemen. ~
803 Mark 14:36| dezen drinkbeker van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar
804 Luk 1:25 | versmaadheid onder de mensen weg te nemen. ~
805 Luk 1:38 | woord. En de engel ging weg van haar. ~
806 Luk 1:79 | voeten te richten op den weg des vredes. ~
807 Luk 2:44 | in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize,
808 Luk 3:4 | de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden
809 Luk 3:5 | wegen zullen tot een rechten weg worden, en de oneffen tot
810 Luk 4:8 | antwoordende, zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan, want er
811 Luk 4:30 | doorgegaan zijnde, ging weg. ~
812 Luk 6:24 | want gij hebt uw troost weg. ~
813 Luk 6:39 | blinde een blinde op den weg leiden? Zullen zij niet
814 Luk 7:27 | voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. ~
815 Luk 8:5 | zaaide, viel het ene bij den weg, en werd vertreden, en de
816 Luk 8:12 | 12 En die bij den weg bezaaid worden, zijn dezen,
817 Luk 8:12 | neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven,
818 Luk 9:3 | Neemt niets mede tot den weg, noch staven, noch male,
819 Luk 9:57 | En het geschiedde op den weg, als zij reisden, dat een
820 Luk 10:4 | en groet niemand op den weg. ~
821 Luk 10:31 | zeker priester denzelven weg af, en hem ziende, ging
822 Luk 12:58 | doet naarstigheid op den weg, om van hem verlost te worden;
823 Luk 13:31 | Farizeen, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want
824 Luk 14:35 | mesthoop bekwaam; men werpt het weg. Wie oren heeft, om te horen,
825 Luk 17:31 | kome niet af, om hetzelve weg te nemen; en wie op den
826 Luk 18:35 | een zeker blinde aan den weg zat, bedelende. ~
827 Luk 19:4 | want Hij zou door dien weg voorbijgaan. ~
828 Luk 19:21 | straf mens zijt; gij neemt weg, wat gij niet gelegd hebt,
829 Luk 19:22 | straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb,
830 Luk 19:24 | Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien, die
831 Luk 19:36 | klederen onder Hem op den weg. ~
832 Luk 20:21 | niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. ~
833 Luk 22:54 | grepen Hem en leidden Hem weg, en brachten Hem in het
834 Luk 23:18 | riep gelijkelijk, zeggende: Weg met Dezen, en laat ons Bar-abbas
835 Luk 24:12 | liggende alleen, en ging weg, zich verwonderende bij
836 Luk 24:31 | kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht. ~
837 Luk 24:32 | Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften
838 Luk 24:35 | vertelden, hetgeen op den weg geschied was, en hoe Hij
839 Joha 1:23| in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk
840 Joha 2:16| Neemt deze dingen van hier weg; maakt niet het huis Mijns
841 Joha 11:39| Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen,
842 Joha 11:41| Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag.
843 Joha 14:4 | heenga, weet gij, en den weg weet gij. ~
844 Joha 14:5 | heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? ~
845 Joha 14:6 | zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het
846 Joha 15:2 | vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt,
847 Joha 19:15| 15 Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus
848 Joha 19:15| zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide
849 Joha 19:16| namen Jezus, en leidden Hem weg. ~
850 Joha 19:38| nam het lichaam van Jezus weg. ~
851 Joha 20:15| tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij,
852 Hand 1:9 | zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. ~
853 Hand 10:17| Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen. ~
854 Hand 10:19| dat de hoop huns gewins weg was, grepen zij Paulus en
855 Hand 11:1 | Amfipolis en Apollonia hun weg genomen hebbende, kwamen
856 Hand 11:10| des nachts Paulus en Silas weg naar Berea; welke, daar
857 Hand 11:14| toen van stonde aan Paulus weg, dat hij ging als naar de
858 Hand 12:16| 16 En hij dreef hen weg van den rechterstoel. ~
859 Hand 12:21| zo God wil. En hij voer weg van Efeze. ~
860 Hand 12:23| tijd geweest was, ging hij weg, en doorreisde vervolgens
861 Hand 12:25| 25 Deze was in den weg des Heeren onderwezen; en
862 Hand 12:26| zich, en legden hem den weg Gods bescheidenlijker uit. ~
863 Hand 13:9 | kwaadsprekende van den weg des Heeren voor de menigte,
864 Hand 13:23| kleine beroerte, vanwege den weg des Heeren. ~
865 Hand 15:36| volks volgde, al roepende: Weg met hem!
866 Hand 16:4 | 4 Die dezen weg vervolgd heb tot den dood,
867 Hand 16:22| verhieven hun stem, zeggende: Weg van de aarde met zulk een,
868 Hand 18:14| beken ik u, dat ik naar dien weg, welken zij sekte noemen,
869 Hand 18:22| nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias,
870 Hand 19:3 | een lage, om hem op den weg om te brengen. ~
871 Hand 20:13| midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans
872 Hand 22:29| gezegd had, gingen de Joden weg, veel twisting hebbenden
873 Rom 3:17 | 17 En den weg des vredes hebben zij niet
874 1Kor 5:13| gij deze boze uit ulieden weg. ~ ~ ~
875 1Kor 12:31| gaven; en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is. ~ ~
876 1Kor 16:2 | van u iets bij zichzelven weg, vergaderende een schat,
877 1The 3:11| Jezus Christus richte onzen weg tot u. ~
878 1Tim 6:19| 19 Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament
879 Heb 9:8 | Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet
880 Heb 9:28 | zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen
881 Heb 10:9 | God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen. ~
882 Heb 10:20 | Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd
883 Heb 10:35 | dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding
884 Jako 2:25| ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten? ~
885 2Pet 2:2 | navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd
886 2Pet 2:15| 15 Die den rechten weg verlaten hebbende, zijn
887 2Pet 2:15| verdwaald, en volgen den weg van Balaam, den zoon van
888 2Pet 2:21| ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend
889 Jud 1:11 | Wee hun, want zij zijn de weg van Kain ingegaan, en door
890 Open 16:12| opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den
891 Open 17:3 | 3 En hij bracht mij weg in een woestijn, in den
892 Open 21:10| 10 En hij voerde mij weg in den geest op een groten
1-500 | 501-892 |