1-500 | 501-885
Book Chapter: Verse
1 Gen 14:23 | iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt! ~
2 Gen 29:4 | mijn heer, tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb
3 Gen 37:55 | tot Jozef, doet wat hij u zegt. ~
4 Gen 41:9 | trekt op tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt uw zoon
5 Gen 41:9 | vader, en zegt het hem: Alzo zegt uw zoon Jozef: God heeft
6 Exo 2:14 | rechter over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden,
7 Exo 4:22 | gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn
8 Exo 5:1 | en zeiden tot Farao: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel:
9 Exo 5:10 | tot het volk, zeggende: Zo zegt Farao: Ik zal ulieden geen
10 Exo 5:17 | ledig gaat gij; daarom zegt gij: Laat ons gaan, laat
11 Exo 7:17 | 17 Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij
12 Exo 8:1 | Farao, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk
13 Exo 8:20 | uitgaan, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk
14 Exo 9:1 | en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreen:
15 Exo 9:13 | aangezicht, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE, de God der Hebreen:
16 Exo 10:3 | Farao, en zeiden tot hem: Zo zegt de HEERE, de God der Hebreen:
17 Exo 22:9 | verlorene, hetwelk iemand zegt, dat het zijn is, beider
18 Exo 32:27 | hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel:
19 Exo 33:27 | hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel:
20 Exo 34:12 | tot den HEERE: Zie, Gij zegt tot mij: Voer dit volk op!
21 Lev 15:2 | de kinderen Israels, en zegt tot hen: Een ieder man,
22 Num 20:14 | Edom, welke zeiden: Alzo zegt uw broeder Israel: Gij weet
23 Num 22:16 | kwamen, en hem zeiden: Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor:
24 Deu 8:17 | 17 En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte
25 Deu 25:8 | hij dan daarbij staan, en zegt: Het bevalt mij niet haar
26 Joz 7:13 | tegen morgen; want alzo zegt de HEERE, de God van Israel:
27 Joz 9:11 | en gaat hun tegemoet, en zegt tot hen: Wij zijn ulieder
28 Joz 25:2 | tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israels:
29 Ric 4:20 | Is hier iemand? dat gij zegt: Niemand. ~
30 Ric 4:47 | 23 Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt
31 Ric 5:8 | die zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God Israels:
32 Ric 10:15 | En hij zeide tot hem: Zo zegt Jeftha: Israel heeft het
33 Ric 17:8 | broeders zeiden tot hen: Wat zegt gijlieden? ~
34 Ric 17:24 | het dan, dat gij tot mij zegt: Wat is u? ~
35 Rut 3:5 | haar: Al wat gij tot mij zegt, zal ik doen.
36 1Sa 2:27 | Eli, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Heb Ik Mij klaarlijk
37 1Sa 14:34 | Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt tot mij
38 1Sa 15:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen:
39 1Sa 19:24 | den gansen nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de
40 1Sa 20:4 | zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen. ~
41 1Sa 20:7 | 7 Indien hij aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw
42 1Sa 24:5 | in welken de HEERE tot u zegt: Zie, Ik geef uw vijand
43 1Sa 24:14 | het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen komt
44 2Sa 5:8 | een overste zijn; daarom zegt men: Een blinde en kreupele
45 2Sa 7:5 | Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt gij Mij
46 2Sa 7:8 | knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen:
47 2Sa 11:20 | konings opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo na aan
48 2Sa 12:7 | David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de God Israels:
49 2Sa 12:11 | 11 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad
50 2Sa 15:34 | stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht, ik zal des konings
51 2Sa 17:5 | laat ons horen, wat hij ook zegt. ~
52 2Sa 20:16 | uit de stad: Hoort, hoort, zegt toch tot Joab: Nader tot
53 2Sa 21:4 | Israel. En hij zeide: Wat zegt gij dan, dat ik u doen zal? ~
54 2Sa 23:1 | David, de zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is
55 2Sa 23:1 | liefelijk in psalmen van Israel, zegt: ~
56 2Sa 24:12 | en spreek tot David: Alzo zegt de HEERE: Drie dingen draag
57 1Kon 2:30| HEEREN, en zeide tot hem: Zo zegt de koning: Kom uit. En hij
58 1Kon 3:23| Toen zeide de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon, die leeft,
59 1Kon 3:23| het, die dood is; en die zegt: Neen, maar de dode is uw
60 1Kon 11:31| tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels:
61 1Kon 12:24| 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet
62 1Kon 13:2 | zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon
63 1Kon 13:21| gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij
64 1Kon 14:7 | Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
65 1Kon 17:14| 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels:
66 1Kon 18:11| 11 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer:
67 1Kon 18:14| 14 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer:
68 1Kon 20:3 | En hij zeide hem aan: Zo zegt Benhadad: Uw zilver en uw
69 1Kon 20:9 | tot de boden van Benhadad: Zegt mijn heer den koning: Alles,
70 1Kon 20:13| van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Hebt gij gezien
71 1Kon 20:14| Door wie? En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Door de jongens
72 1Kon 20:28| van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE: Daarom dat de
73 1Kon 20:32| zeiden: Uw knecht Benhadad zegt: Laat toch mijn ziel leven.
74 1Kon 20:42| En hij zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Omdat gij den
75 1Kon 21:19| spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: Hebt gij doodgeslagen,
76 1Kon 21:19| spreken, zeggende: Alzo zegt de HEERE: In plaats dat
77 1Kon 22:11| gemaakt; en hij zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult
78 1Kon 22:27| 27 En gij zult zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in
79 2Kon 1:4 | 4 Daarom nu zegt de HEERE alzo: Gij zult
80 2Kon 1:6 | en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat
81 2Kon 1:9 | Gij man Gods! de koning zegt: Kom af. ~
82 2Kon 1:11| tot hem: Gij, man Gods! zo zegt de koning: Kom haastelijk
83 2Kon 1:16| En hij sprak tot hem: Zo zegt de HEERE: Daarom, dat gij
84 2Kon 2:21| zout daarin, en zeide: Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water
85 2Kon 3:16| 16 En hij zeide: Zo zegt de HEERE: Maakt in dit dal
86 2Kon 3:17| 17 Want zo zegt de HEERE: Gijlieden zult
87 2Kon 4:43| dat zij eten; want alzo zegt de HEERE: Men zal eten en
88 2Kon 7:1 | het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: Morgen omtrent
89 2Kon 9:3 | op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de HEERE: Ik heb u tot koning
90 2Kon 9:6 | en hij zeide tot hem: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
91 2Kon 9:12| gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik heb u gezalfd
92 2Kon 9:18| hem tegemoet, en zeide: Zo zegt de koning: Is het vrede?
93 2Kon 9:19| gekomen was, zeide hij: Zo zegt de koning: Is het vrede?
94 2Kon 9:26| het bloed zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet
95 2Kon 9:26| vergelde op dit stuk lands, zegt de HEERE. Nu dan, neem,
96 2Kon 20:19| En Rabsake zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de
97 2Kon 20:19| Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning
98 2Kon 20:20| 20 Gij zegt (doch het is een woord der
99 2Kon 20:22| 22 Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op den HEERE,
100 2Kon 20:29| 29 Zo zegt de koning: Dat Hizkia u
101 2Kon 20:31| naar Hizkia niet; want zo zegt de koning van Assyrie: Handelt
102 2Kon 21:3 | zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een
103 2Kon 21:6 | gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor
104 2Kon 21:32| 32 Daarom zo zegt de HEERE van den koning
105 2Kon 21:33| stad zal hij niet komen, zegt de HEERE. ~
106 2Kon 22:1 | hem, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan
107 2Kon 22:5 | voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw
108 2Kon 22:17| niets overgelaten worden, zegt de HEERE. ~
109 2Kon 23:12| 12 Daarom, alzo zegt de HEERE, de God Israels:
110 2Kon 24:15| En zij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
111 2Kon 24:15| de HEERE, de God Israels: Zegt tot den man, die u tot mij
112 2Kon 24:16| 16 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad
113 2Kon 24:18| zult gij tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
114 1Kro 16:35| 35 En zegt: Verlos ons, o God onzes
115 1Kro 17:4 | David, Mijn knecht: Alzo zegt de HEERE: Gij zult Mij geen
116 1Kro 17:7 | Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE der heirscharen:
117 1Kro 22:10| tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg
118 1Kro 22:11| David, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit: ~
119 2Kro 12:4 | 4 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet
120 2Kro 13:5 | hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten,
121 2Kro 19:10| gemaakt, en hij zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult
122 2Kro 19:19| Daarna zeide Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~
123 2Kro 19:19| Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~
124 2Kro 19:26| gijlieden zult zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in
125 2Kro 21:15| gij, koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest
126 2Kro 22:12| profeet Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw
127 2Kro 22:32| profeet Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw
128 2Kro 24:20| en hij zeide tot hen: Zo zegt God: Waarom overtreedt gij
129 2Kro 25:19| 19 Gij zegt: Zie, gij hebt de Edomieten
130 2Kro 32:10| 10 Zo zegt Sanherib, de koning van
131 2Kro 34:23| En zij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
132 2Kro 34:23| de HEERE, de God Israels: Zegt den man, die ulieden tot
133 2Kro 34:24| 24 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad
134 2Kro 34:26| zult gij alzo zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
135 2Kro 37:23| 23 Zo zegt Kores, koning van Perzie:
136 Ezra 1:2 | 2 Zo zegt Kores, koning van Perzie:
137 Neh 5:12 | zullen alzo doen, als gij zegt. En ik riep de priesteren,
138 Neh 6:6 | volken gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te
139 Neh 6:8 | al zulke zaken, als gij zegt, niets geschied; maar gij
140 Job 22:13 | 13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van?
141 Job 28:14 | 14 De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en
142 Job 28:14 | is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij. ~
143 Job 32:13 | 13 Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid
144 Job 35:10 | 10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker,
145 Job 36:10 | hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid
146 Job 36:39 | 6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de
147 Job 38:28 | volle geklank der bazuin, zegt het: Heah! en ruikt den
148 Job 41:3 | 3 Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt
149 Psa 10:6 | 6 Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet
150 Psa 10:11 | 11 Hij zegt in zijn hart: God heeft
151 Psa 10:13 | lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het
152 Psa 11:1 | betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel:
153 Psa 12:6 | nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis
154 Psa 14:1 | opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen
155 Psa 27:8 | 8 Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn
156 Psa 27:8 | Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik
157 Psa 29:9 | wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een iegelijk eer. ~
158 Psa 30:5 | gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner
159 Psa 50:16 | 16 Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen
160 Psa 53:2 | 2De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen
161 Psa 66:3 | 3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt
162 Psa 90:3 | wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! ~
163 Psa 96:10 | 10 Zegt onder de heidenen: De HEERE
164 Spre 5:12| 12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat,
165 Spre 9:4 | herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij: ~
166 Spre 9:16| en tot den verstandeloze zegt zij: ~
167 Spre 22:13| 13 De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten;
168 Spre 24:12| 12 Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet;
169 Spre 24:24| Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig;
170 Spre 26:13| 13 De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op
171 Spre 26:19| zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede? ~
172 Spre 28:24| zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding;
173 Spre 30:16| verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! ~
174 Spre 30:20| eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid
175 Pred 1:2 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der
176 Pred 4:8 | verzadigd van den rijkdom, en zegt niet: Voor wien arbeide
177 Pred 7:27| Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij
178 Pred 10:3 | hart ontbreekt hem, en hij zegt tot een iegelijk, dat hij
179 Pred 12:8 | Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid! ~
180 Hoo 2:10 | Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin,
181 Jes 1:11 | veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van
182 Jes 1:18 | laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden
183 Jes 3:10 | 10 Zegt den rechtvaardige, dat het
184 Jes 3:16 | 16 Verder zegt de HEERE: Daarom dat de
185 Jes 7:7 | 7 Alzo zegt de Heere HEERE: Het zal
186 Jes 8:12 | alles, waar dit volk van zegt: Het is een verbintenis;
187 Jes 8:19 | binnensmonds mompelen; zo zegt: Zal niet een volk zijn
188 Jes 10:8 | 8 Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten
189 Jes 10:24 | 24 Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen
190 Jes 22:14 | wordt, totdat gij sterft! zegt de Heere, de HEERE
191 Jes 22:15 | 15 Alzo zegt de Heere, de HEERE der heirscharen:
192 Jes 28:15 | 15 Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond
193 Jes 28:16 | 16 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik
194 Jes 29:11 | zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want
195 Jes 29:12 | zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen. ~
196 Jes 29:22 | 22 Daarom zegt de HEERE, Die Abraham verlost
197 Jes 30:12 | 12 Daarom, zo zegt de Heilige Israels: Omdat
198 Jes 30:15 | 15 Want alzo zegt de Heere HEERE, de Heilige
199 Jes 30:16 | 16 En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen
200 Jes 33:10 | Nu zal Ik opstaan, zegt de HEERE, nu zal Ik verhoogd
201 Jes 35:4 | 4 Zegt den onbedachtzamen van harte:
202 Jes 36:4 | En Rabsake zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de
203 Jes 36:4 | Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning
204 Jes 36:7 | Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op den HEERE,
205 Jes 36:14 | 14 Alzo zegt de koning: Dat Hizkia u
206 Jes 36:16 | naar Hizkia niet; want alzo zegt de koning van Assyrie: Handelt
207 Jes 37:3 | zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een
208 Jes 37:6 | gijlieden tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor
209 Jes 37:21 | Hizkia, om te zeggen: Alzo zegt de HEERE, de God Israels:
210 Jes 37:33 | 33 Daarom, zo zegt de HEERE van den koning
211 Jes 37:34 | stad zal hij niet komen, zegt de HEERE. ~
212 Jes 38:1 | en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan
213 Jes 38:5 | henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw
214 Jes 39:6 | niets overgelaten worden, zegt de HEERE. ~
215 Jes 40:6 | 6 Een stem zegt: Roept! En hij zegt: Wat
216 Jes 40:6 | stem zegt: Roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle
217 Jes 40:25 | vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. ~
218 Jes 40:27 | 27 Waarom zegt gij dan, o Jakob! en spreekt,
219 Jes 41:21 | ulieder twistzaak voor, zegt de HEERE; brengt uw vaste
220 Jes 41:21 | vaste bewijsredenen bij, zegt de Koning van Jakob. ~
221 Jes 42:5 | 5 Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen
222 Jes 42:22 | een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder. ~
223 Jes 43:1 | 1 Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o
224 Jes 43:14 | 14 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser,
225 Jes 43:16 | 16 Alzo zegt de HEERE, Die in de zee
226 Jes 44:2 | 2 Zo zegt de HEERE, uw Maker, en uw
227 Jes 44:6 | 6 Zo zegt de HEERE, de Koning van
228 Jes 44:16 | warmt hij zichzelven, en hij zegt: Hei! ik ben warm geworden,
229 Jes 44:17 | zich, en bidt het aan, en zegt: Red mij, want gij zijt
230 Jes 44:24 | 24 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser,
231 Jes 44:26 | volbrengt; Die tot Jeruzalem zegt: Gij zult bewoond worden;
232 Jes 44:27 | 27 Die tot de diepte zegt: Verdroog, en uw rivieren
233 Jes 44:28 | 28 Die van Cores zegt: Hij is Mijn herder, en
234 Jes 45:1 | 1 Alzo zegt de HEERE tot Zijn gezalfde,
235 Jes 45:10 | dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot
236 Jes 45:11 | 11 Alzo zegt de HEERE, de Heilige Israels,
237 Jes 45:13 | prijs, noch voor geschenk, zegt de HEERE der heirscharen. ~
238 Jes 45:14 | 14 Alzo zegt de HEERE: De arbeid der
239 Jes 45:18 | 18 Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen
240 Jes 46:10 | niet geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan,
241 Jes 47:8 | woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en niemand
242 Jes 48:17 | 17 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser,
243 Jes 48:20 | aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn
244 Jes 48:22 | goddelozen hebben geen vrede, zegt de HEERE. ~ ~
245 Jes 49:5 | 5 En nu zegt de HEERE, Die Mij Zich van
246 Jes 49:7 | 7 Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van
247 Jes 49:8 | 8 Alzo zegt de HEERE: In dien tijd des
248 Jes 49:14 | 14 Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten,
249 Jes 49:22 | 22 Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik
250 Jes 49:25 | 25 Doch alzo zegt de HEERE: Ja, de gevangenen
251 Jes 50:1 | 1 Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief
252 Jes 51:22 | 22 Alzo zegt uw Heere, de HEERE en uw
253 Jes 52:3 | 3 Want zo zegt de HEERE; Gijlieden zijt
254 Jes 52:4 | 4 Want zo zegt de Heere HEERE: In vorige
255 Jes 52:7 | desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning. ~
256 Jes 54:1 | kinderen der getrouwde, zegt de HEERE. ~
257 Jes 54:6 | gij versmaad zijt geweest, zegt uw God. ~
258 Jes 54:8 | zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser. ~
259 Jes 54:10 | vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. ~
260 Jes 57:1 | 1 Alzo zegt de HEERE: Bewaart het recht,
261 Jes 57:4 | 4 Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen,
262 Jes 58:10 | uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten hoop;
263 Jes 58:15 | 15 Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die
264 Jes 58:19 | dengenen, die nabij zijn, zegt de HEERE, en Ik zal hen
265 Jes 58:21 | 21 De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. ~ ~
266 Jes 60:21 | is Mijn Verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die
267 Jes 60:21 | van het zaad uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot
268 Jes 63:11 | aan het einde der aarde: zegt de dochter van Sion: Zie,
269 Jes 66:7 | ongerechtigheden tegelijk, zegt de HEERE, die gerookt hebben
270 Jes 66:8 | 8 Alzo zegt de HEERE: Gelijk wanneer
271 Jes 66:8 | een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er
272 Jes 66:13 | 13 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet,
273 Jes 66:25 | gansen heiligen berg zegt de HEERE. ~ ~
274 Jes 67:1 | 1 Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn
275 Jes 67:9 | openbreken, en niet genereren? zegt de HEERE; zou Ik, Die genereer,
276 Jes 67:9 | genereer, voortaan toesluiten? zegt uw God. ~
277 Jes 67:12 | 12 Want alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal den
278 Jes 67:20 | berg toe, naar Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als de
279 Jes 67:21 | priesters en tot Levieten nemen, zegt de HEERE. ~
280 Jes 67:23 | bidden voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE. ~
281 Jer 2:2 | Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik gedenk der
282 Jer 2:5 | 5 Zo zegt de HEERE: Wat voor onrecht
283 Jer 2:23 | 23 Hoe zegt gij: Ik ben niet verontreinigd,
284 Jer 2:25 | keel van dorst; maar gij zegt: Het is buiten hoop; neen,
285 Jer 2:31 | uiterste donkerheid? Waarom zegt dan Mijn volk: Wij zijn
286 Jer 2:35 | 35 Nog zegt gij: Zeker, ik ben onschuldig;
287 Jer 2:35 | met u rechten, omdat gij zegt: Ik heb niet gezondigd. ~
288 Jer 3:1 | 1 Men zegt: Zo een man zijn huisvrouw
289 Jer 4:3 | 3 Want zo zegt de HEERE tot de mannen van
290 Jer 4:5 | het horen te Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast de bazuin
291 Jer 4:5 | roept met volle stem en zegt: Verzamelt ulieden, en laat
292 Jer 4:27 | 27 Want zo zegt de HEERE: Dit ganse land
293 Jer 5:14 | 14 Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen,
294 Jer 6:6 | 6 Want zo zegt de HEERE der heirscharen:
295 Jer 6:9 | 9 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
296 Jer 6:15 | zullen zij struikelen, zegt de HEERE. ~
297 Jer 6:16 | 16 Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen,
298 Jer 6:21 | 21 Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik
299 Jer 6:22 | 22 Zo zegt de HEERE: Ziet, er komt
300 Jer 7:3 | 3 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
301 Jer 7:20 | 20 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet,
302 Jer 7:21 | 21 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
303 Jer 8:4 | Zeg wijders tot hen: Zo zegt de HEERE: Zal men vallen,
304 Jer 8:8 | 8 Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs en
305 Jer 8:12 | bezoeking zullen zij struikelen, zegt de HEERE. ~
306 Jer 9:7 | 7 Daarom zegt de HEERE der heirscharen
307 Jer 9:15 | 15 Daarom zegt de HEERE der heirscharen,
308 Jer 9:17 | 17 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
309 Jer 9:23 | 23 Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme
310 Jer 10:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Leert den weg
311 Jer 10:18 | 18 Want zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de
312 Jer 11:3 | Zeg dan tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
313 Jer 11:11 | 11 Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik
314 Jer 11:21 | 21 Daarom, zo zegt de HEERE van de mannen van
315 Jer 11:22 | 22 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen:
316 Jer 12:14 | 14 Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn
317 Jer 13:9 | 9 Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verderven
318 Jer 13:12 | zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
319 Jer 13:13 | zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle
320 Jer 14:10 | 10 Alzo zegt de HEERE van dit volk: Zij
321 Jer 14:15 | 15 Daarom zegt de HEERE alzo: Aangaande
322 Jer 15:2 | tot hen zult zeggen: Zo zegt de HEERE: Wie ten dood,
323 Jer 15:19 | 19 Daarom zegt de HEERE alzo: Zo gij zult
324 Jer 16:3 | 3 Want zo zegt de HEERE van de zonen en
325 Jer 16:5 | 5 Want zo zegt de HEERE: Ga niet in het
326 Jer 16:9 | 9 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
327 Jer 17:5 | 5 Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de
328 Jer 17:21 | 21 Zo zegt de HEERE: Wacht u op uw
329 Jer 18:11 | Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer
330 Jer 18:13 | 13 Daarom, zo zegt de HEERE: Vraagt nu onder
331 Jer 19:1 | 1 Zo zegt de HEERE: Ga henen en koop
332 Jer 19:3 | inwoners van Jeruzalem! Alzo zegt de HEERE der heirscharen,
333 Jer 19:11 | zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen:
334 Jer 19:15 | 15 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
335 Jer 20:4 | 4 Want zo zegt de HEERE: Zie, Ik stel u
336 Jer 21:4 | 4 Zo zegt de HEERE, de God Israels:
337 Jer 21:8 | volk zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik stel
338 Jer 21:12 | 12 O huis Davids! zo zegt de HEERE: Richt des morgens
339 Jer 21:13 | de HEERE; gijlieden, die zegt: Wie zou tegen ons afkomen,
340 Jer 22:1 | 1 Alzo zegt de HEERE: Ga af in het huis
341 Jer 22:3 | 3 Zo zegt de HEERE: Doet recht en
342 Jer 22:6 | 6 Want zo zegt de HEERE van het huis des
343 Jer 22:11 | 11 Want zo zegt de HEERE van Sallum, den
344 Jer 22:14 | 14 Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog
345 Jer 22:18 | 18 Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim,
346 Jer 22:30 | 30 Zo zegt de HEERE: Schrijft dezen
347 Jer 23:2 | 2 Daarom zegt de HEERE, de God Israels,
348 Jer 23:15 | 15 Daarom zegt de HEERE der heirscharen
349 Jer 23:16 | 16 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
350 Jer 23:38 | 38 Maar dewijl gij zegt: Des HEEREN last; daarom,
351 Jer 23:38 | HEEREN last; daarom, zo zegt de HEERE: Omdat gij dit
352 Jer 23:38 | HEERE: Omdat gij dit woord zegt: Des HEEREN last, daar Ik
353 Jer 24:5 | 5 Zo zegt de HEERE, de God Israels:
354 Jer 24:8 | gegeten worden (want aldus zegt de HEERE), alzo zal Ik maken
355 Jer 25:8 | 8 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen;
356 Jer 25:27 | zult dan tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen,
357 Jer 25:28 | tot hen zeggen zult: Zo zegt de HEERE der heirscharen:
358 Jer 25:32 | 32 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
359 Jer 26:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof
360 Jer 26:4 | Zeg dan tot hen: Zo zegt de HEERE: Zo gijlieden naar
361 Jer 26:18 | gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE des heirscharen:
362 Jer 27:4 | hun heren te zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen,
363 Jer 27:16 | ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar
364 Jer 27:19 | 19 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
365 Jer 27:21 | 21 Ja, zo zegt de HEERE der heirscharen,
366 Jer 28:11 | gansen volks, zeggende: Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verbreken
367 Jer 28:13 | tot Hananja, zeggende: Zo zegt de HEERE: Houten jukken
368 Jer 28:14 | 14 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
369 Jer 28:16 | 16 Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal u
370 Jer 29:4 | 4 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
371 Jer 29:8 | 8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
372 Jer 29:10 | 10 Want zo zegt de HEERE: Zekerlijk, als
373 Jer 29:15 | 15 Omdat gij zegt: de HEERE heeft ons profeten
374 Jer 29:16 | 16 Daarom zegt de HEERE alzo van den koning,
375 Jer 29:17 | 17 Alzo zegt de HEERE der heirscharen:
376 Jer 29:21 | 21 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
377 Jer 29:31 | weggevoerd zijn, zeggende: Zo zegt de HEERE van Semaja, den
378 Jer 29:32 | 32 Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik
379 Jer 30:3 | Israel en Juda, wenden zal, zegt de HEERE; en Ik zal hen
380 Jer 30:5 | 5 Want zo zegt de HEERE: Wij horen een
381 Jer 30:12 | 12 Want zo zegt de HEERE: Uw breuk is dodelijk,
382 Jer 30:18 | 18 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de
383 Jer 31:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen
384 Jer 31:7 | 7 Want zo zegt de HEERE: Roept luide over
385 Jer 31:7 | het horen, lofzingt, en zegt: O HEERE! behoud Uw volk,
386 Jer 31:10 | eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid
387 Jer 31:15 | 15 Zo zegt de HEERE: Er is een stem
388 Jer 31:16 | 16 Zo zegt de HEERE: Bedwing uw stem
389 Jer 31:23 | 23 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
390 Jer 31:35 | 35 Zo zegt de HEERE, Die de zon ten
391 Jer 31:37 | 37 Zo zegt de HEERE: Indien de hemelen
392 Jer 32:3 | profeteert gij, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik geef
393 Jer 32:14 | 14 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
394 Jer 32:15 | 15 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
395 Jer 32:28 | 28 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef
396 Jer 32:36 | 36 En nu, daarom zegt de HEERE, de God Israels,
397 Jer 32:36 | deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven in de hand
398 Jer 32:42 | 42 Want zo zegt de HEERE: Gelijk als Ik
399 Jer 32:43 | in dit land, waarvan gij zegt: Het is woest, dat er geen
400 Jer 33:2 | 2 Zo zegt de HEERE, Die het doet,
401 Jer 33:4 | 4 Want zo zegt de HEERE, de God Israels,
402 Jer 33:10 | 10 Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (
403 Jer 33:10 | deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen
404 Jer 33:11 | als in het eerste, zegt de HEERE. ~
405 Jer 33:12 | 12 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
406 Jer 33:13 | handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE. ~
407 Jer 33:17 | 17 Want zo zegt de HEERE: Aan David zal
408 Jer 33:20 | 20 Alzo zegt de HEERE: Indien gijlieden
409 Jer 33:25 | 25 Zo zegt de HEERE: Indien Mijn verbond
410 Jer 34:2 | 2 Zo zegt de HEERE, de God Israels:
411 Jer 34:2 | Juda, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze
412 Jer 34:4 | Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE van u: Gij zult
413 Jer 34:13 | 13 Zo zegt de HEERE, de God Israels:
414 Jer 34:17 | 17 Daarom zegt de HEERE alzo: Gijlieden
415 Jer 35:13 | 13 Zo zegt de HEERE der heirscharen,
416 Jer 35:17 | 17 Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen,
417 Jer 35:18 | Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen,
418 Jer 35:19 | 19 Daarom alzo zegt de HEERE der heirscharen,
419 Jer 36:29 | Juda, zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze
420 Jer 36:30 | 30 Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim,
421 Jer 37:7 | 7 Zo zegt de HEERE, de God Israels:
422 Jer 37:9 | 9 Zo zegt de HEERE: Bedriegt uw zielen
423 Jer 38:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Wie in deze stad
424 Jer 38:3 | 3 Zo zegt de HEERE: Deze stad zal
425 Jer 38:17 | dan zeide tot Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen,
426 Jer 39:16 | den Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen,
427 Jer 42:9 | En hij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels,
428 Jer 42:15 | overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen,
429 Jer 42:18 | 18 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
430 Jer 43:10 | En zeg tot hen: Zo zegt de HEERE der heirscharen,
431 Jer 44:2 | 2 Alzo zegt de HEERE der heirscharen,
432 Jer 44:7 | 7 En nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen,
433 Jer 44:11 | 11 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen,
434 Jer 44:26 | zweer bij Mijn groten Naam, zegt de HEERE, zo Mijn Naam met
435 Jer 44:30 | 30 Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal Farao
436 Jer 45:2 | 2 Alzo zegt de HEERE, de God Israels,
437 Jer 45:3 | 3 Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE
438 Jer 45:4 | zult gij tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd
439 Jer 46:8 | als de rivieren; en hij zegt: Ik zal optrekken, ik zal
440 Jer 46:14 | horen te Nof en Tachpanhes; zegt: Stelt er u naar, en maakt
441 Jer 46:25 | heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking
442 Jer 47:2 | 2 Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren
443 Jer 48:1 | 1 Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen,
444 Jer 48:17 | allen, die zijn naam kent; zegt: Hoe is de sterke staf,
445 Jer 48:40 | 40 Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal
446 Jer 49:1 | Tegen de kinderen Ammons zegt de HEERE alzo: Heeft dan
447 Jer 49:2 | die hem geerfd hadden, zegt de HEERE. ~
448 Jer 49:7 | 7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen
449 Jer 49:12 | 12 Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen,
450 Jer 49:18 | haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar
451 Jer 49:28 | koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op,
452 Jer 49:35 | 35 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
453 Jer 50:2 | horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel
454 Jer 50:18 | 18 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen,
455 Jer 50:33 | 33 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
456 Jer 51:1 | 1 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een
457 Jer 51:33 | 33 Want zo zegt de HEERE der heirscharen,
458 Jer 51:36 | 36 Daarom, zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal uw
459 Jer 51:58 | 58 Zo zegt de HEERE der heirscharen:
460 Klaa 1:68| De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik
461 Klaa 1:81| 37 Mem. Wie zegt wat, hetwelk geschiedt,
462 Eze 2:4 | zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE! ~
463 Eze 3:11 | hen, en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat
464 Eze 3:27 | zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE, wie hoort,
465 Eze 5:5 | 5 Alzo zegt de Heere HEERE: Dit is Jeruzalem,
466 Eze 5:7 | 7 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Dewijl
467 Eze 5:8 | 8 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet,
468 Eze 6:3 | woord des Heeren HEEREN! Zo zegt de Heere HEERE tot de bergen
469 Eze 6:11 | 11 Zo zegt de Heere HEERE: Sla met
470 Eze 7:2 | Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van het
471 Eze 7:5 | 5 Zo zegt de Heere HEERE: Een kwaad,
472 Eze 11:5 | Hij zeide tot mij: Zeg: Zo zegt de HEERE: Alzo zegt gijlieden
473 Eze 11:5 | Zo zegt de HEERE: Alzo zegt gijlieden o huis Israels!
474 Eze 11:7 | 7 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Uw verslagenen,
475 Eze 11:16 | 16 Daarom zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Hoewel Ik
476 Eze 11:17 | 17 Daarom zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal
477 Eze 12:10 | 10 Zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Deze last
478 Eze 12:19 | volk des lands zeggen: Alzo zegt de Heere HEERE, van de inwoners
479 Eze 12:23 | Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal dit
480 Eze 12:28 | Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Geen Mijner
481 Eze 13:3 | 3 Zo zegt de Heere HEERE: Wee over
482 Eze 13:7 | leugenachtige voorzegging, als gij zegt: De HEERE spreekt, daar
483 Eze 13:8 | 8 Daarom zo zegt de Heere HEERE: omdat gijlieden
484 Eze 13:13 | 13 Daarom alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal
485 Eze 13:18 | 18 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Wee die
486 Eze 13:20 | 20 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik
487 Eze 14:4 | hen, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Een ieder
488 Eze 14:6 | tot het huis Israels: Alzo zegt de Heere HEERE: Bekeert
489 Eze 14:21 | 21 Want alzo zegt de Heere HEERE: Hoeveel
490 Eze 15:6 | 6 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Gelijk als
491 Eze 16:3 | 3 En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem:
492 Eze 16:36 | 36 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat uw
493 Eze 16:59 | 59 Want alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal u
494 Eze 17:3 | 3 En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Een arend,
495 Eze 17:9 | 9 Zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Zal hij
496 Eze 17:19 | 19 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Zo waarachtig
497 Eze 17:22 | 22 Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook
498 Eze 18:19 | 19 Maar gijlieden zegt: Waarom draagt de zoon niet
499 Eze 18:25 | 25 Nog zegt gijlieden: De weg des HEEREN
500 Eze 18:29 | 29 Evenwel zegt het huis Israels: De weg
1-500 | 501-885 |