1-500 | 501-848
Book Chapter: Verse
1 Gen 3:5 | daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult
2 Gen 3:6 | hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk
3 Gen 3:7 | 7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar,
4 Gen 6:8 | Noach vond genade in de ogen des HEEREN. ~
5 Gen 13:10 | 10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse
6 Gen 13:14 | hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats,
7 Gen 15:4 | haar vrouw veracht in haar ogen. ~
8 Gen 15:5 | zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen
9 Gen 15:6 | haar, wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde haar,
10 Gen 17:2 | 2 En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar
11 Gen 17:3 | nu genade gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw
12 Gen 18:8 | zoals het goed is in uw ogen; alleenlijk doet dezen mannen
13 Gen 18:14 | verderven. Maar hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende. ~
14 Gen 18:19 | heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid
15 Gen 19:15 | waar het goed is in uw ogen. ~
16 Gen 19:16 | hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn,
17 Gen 20:11 | was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon. ~
18 Gen 20:12 | het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over
19 Gen 20:19 | 19 En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag;
20 Gen 21:4 | toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van
21 Gen 21:13 | 13 Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet,
22 Gen 22:11 | die geef ik u; voor de ogen van de zonen mijns volks
23 Gen 22:18 | tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij
24 Gen 23:63 | avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet,
25 Gen 23:64 | 64 Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en
26 Gen 25:1 | oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en
27 Gen 25:12 | betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een bedrieger;
28 Gen 26:8 | Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader; ~
29 Gen 27:17 | 17 Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon
30 Gen 27:20 | jaren; en die waren in zijn ogen als enige dagen, omdat hij
31 Gen 27:62 | genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat
32 Gen 27:76 | Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de goten, opdat
33 Gen 28:10 | hittig werd, dat ik mijn ogen ophief, en ik zag in den
34 Gen 28:12 | En Hij zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken,
35 Gen 28:35 | ontsteke in mijns heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht
36 Gen 28:40 | dat mijn slaap van mijn ogen week. ~
37 Gen 29:5 | opdat ik genade vinde in uw ogen. ~
38 Gen 30:1 | 1 En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau
39 Gen 30:5 | 5 Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en
40 Gen 30:8 | Om genade te vinden in de ogen mijns heren! ~
41 Gen 30:10 | indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, zo neem mijn
42 Gen 30:15 | genade vinden in mijns heren ogen! ~
43 Gen 31:11 | mij genade vinden in uw ogen; en wat gij tot mij zeggen
44 Gen 31:18 | woorden waren goed in de ogen van Hemor, en in de ogen
45 Gen 31:18 | ogen van Hemor, en in de ogen van Sichem, Hemors zoon. ~
46 Gen 34:25 | brood te eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een
47 Gen 35:7 | was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE. ~
48 Gen 35:10 | was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom doodde
49 Gen 36:4 | vond Jozef genade in zijn ogen, en diende hem; en hij stelde
50 Gen 36:7 | huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide:
51 Gen 36:21 | en gaf hem genade in de ogen van den overste van het
52 Gen 37:37 | dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de ogen
53 Gen 37:37 | ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten. ~
54 Gen 38:24 | hen, en bond hem voor hun ogen. ~
55 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn
56 Gen 41:5 | toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen
57 Gen 41:12 | 12 En ziet, uw ogen zien het, en de ogen van
58 Gen 41:12 | uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder Benjamin,
59 Gen 41:16 | gekomen! was het goed in de ogen van Farao, en in de ogen
60 Gen 41:16 | ogen van Farao, en in de ogen van zijn knechten. ~
61 Gen 42:4 | Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~
62 Gen 43:19 | Waarom zullen wij voor uw ogen sterven, zo wij als ons
63 Gen 43:25 | ons genade vinden in de ogen mijns heren, en wij zullen
64 Gen 43:29 | genade gevonden heb in uw ogen, zo leg toch uw hand onder
65 Gen 44:10 | 10 Doch de ogen van Israel waren zwaar van
66 Gen 44:17 | zo was het kwaad in zijn ogen, en hij ondervatte zijns
67 Gen 45:12 | 12 Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van
68 Gen 46:4 | genade gevonden heb in uw ogen, spreekt toch voor de oren
69 Exo 3:21 | volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het
70 Exo 4:30 | deed de tekenen voor de ogen des volks. ~
71 Exo 7:20 | in de rivier was, voor de ogen van Farao, en voor de ogen
72 Exo 7:20 | ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en al
73 Exo 8:26 | Egyptenaren gruwel voor hun ogen offerden, zouden zij ons
74 Exo 9:8 | die naar de hemel voor de ogen van Farao. ~
75 Exo 11:3 | gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren; ook was
76 Exo 11:3 | groot in Egypteland voor de ogen van Farao's knechten, en
77 Exo 11:3 | Farao's knechten, en voor de ogen des volks.) ~
78 Exo 12:36 | volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij
79 Exo 13:9 | een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN
80 Exo 13:16 | voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door
81 Exo 14:10 | de kinderen Israels hun ogen op, en ziet, de Egyptenaars
82 Exo 15:26 | doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn
83 Exo 17:6 | Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel. ~
84 Exo 19:11 | dag zal de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen,
85 Exo 21:8 | zij kwalijk bevalt in de ogen haars heren, dat hij haar
86 Exo 24:17 | opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels. ~
87 Exo 34:12 | genade gevonden in Mijn ogen! ~
88 Exo 34:13 | genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten,
89 Exo 34:13 | opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie
90 Exo 34:16 | genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet
91 Exo 34:17 | genade gevonden hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken. ~
92 Exo 34:32 | genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het
93 Exo 40:38 | er bij nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israels
94 Lev 4:13 | zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is,
95 Lev 10:19 | goed geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~
96 Lev 10:20 | zo was het goed in zijn ogen. ~
97 Lev 13:12 | naar al het gezicht van de ogen des priesters; ~
98 Lev 14:9 | en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij
99 Lev 20:4 | indien het volk des lands hun ogen enigzins verbergen zal van
100 Lev 20:17 | daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks
101 Lev 24:53 | hebben met wreedheid voor uw ogen. ~
102 Lev 25:16 | tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen;
103 Lev 25:45 | Ik uit Egypteland voor de ogen der heidenen uitgevoerd
104 Num 5:13 | gelegen hebben, en het voor de ogen haars mans zal verborgen
105 Num 10:31 | woestijn, zo zult gij ons tot ogen zijn. ~
106 Num 11:6 | behalve dit Man voor onze ogen! ~
107 Num 11:10 | ook was het kwaad in de ogen van Mozes. ~
108 Num 11:11 | heb ik geen genade in Uw ogen gevonden, dat Gij den last
109 Num 11:15 | indien ik genade in Uw ogen gevonden heb; en laat mij
110 Num 13:33 | als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook in hun
111 Num 13:33 | alzo waren wij ook in hun ogen. ~ ~
112 Num 15:24 | dwaling gedaan, en voor de ogen der vergadering verborgen
113 Num 15:39 | naar uw hart, en naar uw ogen niet sporen, die gij zijt
114 Num 16:14 | erfdeel gegeven. Zult gij de ogen dezer mannen uitgraven?
115 Num 20:8 | tot den steenrots voor hun ogen, zo zal zij hun water geven;
116 Num 20:12 | gij Mij heiligdet voor de ogen der kinderen van Israel,
117 Num 20:27 | tot den berg Hor, voor de ogen der ganse vergadering. ~
118 Num 22:31 | Toen ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij den
119 Num 22:34 | en nu, is het kwaad in Uw ogen, ik zal wederkeren. ~
120 Num 23:27 | zal het recht zijn in de ogen van dien God, dat gij het
121 Num 24:1 | dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel
122 Num 24:2 | 2 Als Bileam zijn ogen ophief, en Israel zag, wonende
123 Num 24:3 | spreekt, en de man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~
124 Num 24:4 | verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden! ~
125 Num 24:15 | spreekt, en die man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! ~
126 Num 24:16 | verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden. ~
127 Num 25:6 | tot zijn broederen voor de ogen van Mozes, en voor de ogen
128 Num 25:6 | ogen van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering
129 Num 27:14 | aan de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de
130 Num 27:19 | geef hem bevel voor hun ogen; ~
131 Num 31:58 | Indien wij genade in uw ogen gevonden hebben, dat ditzelve
132 Num 31:66 | had, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
133 Num 32:3 | door een hoge hand, voor de ogen van alle Egyptenaren; ~
134 Num 32:55 | doornen zullen zijn in uw ogen, en tot prikkelen in uw
135 Num 35:6 | vrouwen worden, die in haar ogen goed zal zijn; alleenlijk,
136 Deu 1:23 | zaak nu was goed in mijn ogen; zo nam ik uit u twaalf
137 Deu 1:30 | alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft in Egypte.
138 Deu 3:21 | zelfder tijd, zeggende: Uw ogen zien alles, wat de HEERE,
139 Deu 3:27 | hoogte van Pisga, en hef uw ogen op naar het westen, en naar
140 Deu 3:27 | oosten, en zie toe met uw ogen; want gij zult over deze
141 Deu 4:3 | 3 Uw ogen hebben gezien, wat God om
142 Deu 4:6 | uw verstand zijn voor de ogen der volken, die al deze
143 Deu 4:9 | vergeet de dingen, die uw ogen gezien hebben; en dat zij
144 Deu 4:19 | 19 Dat gij ook uw ogen niet opheft naar den hemel,
145 Deu 4:25 | doet, wat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, om
146 Deu 4:34 | uw God, ulieden voor uw ogen in Egypte gedaan heeft? ~
147 Deu 6:8 | voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. ~
148 Deu 6:18 | wat recht en goed is in de ogen des HEEREN; opdat het u
149 Deu 6:22 | zijn ganse huis, voor onze ogen; ~
150 Deu 7:19 | grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, en de tekenen,
151 Deu 9:17 | handen, en brak ze voor uw ogen. ~
152 Deu 9:18 | dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. ~
153 Deu 10:21 | vreselijke dingen, die uw ogen gezien hebben. ~
154 Deu 11:7 | 7 Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit
155 Deu 11:12 | HEERE, uw God, bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn
156 Deu 11:18 | voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen; ~
157 Deu 12:8 | een ieder al wat in zijn ogen recht is. ~
158 Deu 12:25 | hebben, wat recht is in de ogen des HEEREN. ~
159 Deu 12:28 | wat goed en recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
160 Deu 13:18 | doen wat recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
161 Deu 14:1 | kaalheid maken tussen uw ogen, over een dode. ~
162 Deu 15:18 | zal niet hard zijn in uw ogen, als gij hem vrij van u
163 Deu 16:19 | het geschenk verblindt de ogen der wijzen, en verkeert
164 Deu 17:2 | zal, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende
165 Deu 21:7 | bloed niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; ~
166 Deu 21:9 | doen, wat recht is in de ogen des HEEREN. ~
167 Deu 24:1 | genade zal vinden in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks
168 Deu 25:3 | uw broeder dan voor uw ogen verachtelijk gehouden worde. ~
169 Deu 25:9 | zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten tot hem toetreden,
170 Deu 28:31 | 31 Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij
171 Deu 28:32 | gegeven worden, dat het uw ogen aanzien, en naar hen bezwijken
172 Deu 28:34 | vanwege het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult. ~
173 Deu 28:65 | geven, en bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel. ~
174 Deu 28:67 | vermits het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult. ~
175 Deu 29:2 | HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao,
176 Deu 29:3 | grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve
177 Deu 29:4 | hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om
178 Deu 31:7 | en zeide tot hem voor de ogen van gans Israel: Wees sterk
179 Deu 31:29 | hebben, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, om Hem door
180 Deu 34:4 | geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult
181 Deu 34:12 | Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israel. ~ ~ ~
182 Joz 3:7 | u groot te maken voor de ogen van gans Israel, opdat zij
183 Joz 4:14 | HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse Israel; en
184 Joz 5:13 | Jericho was, dat hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet,
185 Joz 9:25 | gelijk het recht is in uw ogen ons te doen. ~
186 Joz 10:12 | overgaf, en zeide voor de ogen der Israelieten: Zon, sta
187 Joz 23:30 | zo was het goed in hun ogen. ~
188 Joz 23:33 | antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israels,
189 Joz 24:13 | zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit
190 Joz 25:7 | hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in
191 Joz 25:15 | Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest
192 Joz 25:17 | grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons bewaard
193 Ric 2:11 | Israels, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden
194 Ric 3:7 | deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en vergaten
195 Ric 3:12 | doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; toen sterkte
196 Ric 3:12 | deden, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
197 Ric 4:1 | doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, als Ehud gestorven
198 Ric 5:1 | deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf hen de
199 Ric 5:17 | genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat
200 Ric 5:21 | des HEEREN bekwam uit zijn ogen. ~
201 Ric 9:6 | doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en dienden de
202 Ric 9:15 | alles, wat goed is in Uw ogen; alleenlijk verlos ons toch
203 Ric 12:1 | doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE
204 Ric 13:3 | zij is bevallig in mijn ogen. ~
205 Ric 13:7 | en zij beviel in Simsons ogen. ~
206 Ric 15:21 | Filistijnen, en groeven zijn ogen uit; en zij voerden hem
207 Ric 15:28 | een wrake voor mijn twee ogen aan de Filistijnen wreke. ~
208 Ric 16:6 | deed, wat recht was in zijn ogen. ~
209 Ric 18:17 | 17 Als hij nu zijn ogen ophief, zo zag hij die reizenden
210 Ric 18:24 | doet, wat goed is in uw ogen; maar doet aan dezen man
211 Ric 20:25 | deed, wat recht was in zijn ogen. ~
212 Rut 2:2 | oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden. En
213 Rut 2:9 | 9 Uw ogen zullen zijn op dit veld,
214 Rut 2:10 | ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar
215 Rut 2:13 | mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij
216 1Sa 1:18 | dienstmaagd genade vinden in uw ogen! Alzo ging die vrouw haars
217 1Sa 1:23 | Doe, wat goed is in uw ogen; blijf, totdat gij hem zult
218 1Sa 2:33 | Mijn altaar, zou zijn om uw ogen te verteren, en om uw ziel
219 1Sa 3:2 | plaats nederlag (en zijn ogen begonnen donker te worden,
220 1Sa 3:18 | doe, wat goed is in Zijn ogen! ~
221 1Sa 4:15 | negentig jaren, en zijn ogen stonden stijf, dat hij niet
222 1Sa 6:13 | het dal, en als zij hun ogen ophieven, zagen zij de ark
223 1Sa 8:6 | dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als zij zeiden:
224 1Sa 11:10 | alles, wat goed is in uw ogen. ~
225 1Sa 12:3 | genomen heb, dat ik mijn ogen van hem zou verborgen hebben;
226 1Sa 12:16 | zaak, die de HEERE voor uw ogen doen zal. ~
227 1Sa 12:17 | groot is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt,
228 1Sa 14:27 | mond wendde, zo werden zijn ogen verlicht. ~
229 1Sa 14:29 | beroerd; zie toch, hoe mijn ogen verlicht zijn, omdat ik
230 1Sa 14:36 | Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester zeide:
231 1Sa 14:40 | Doe, wat goed is in uw ogen. ~
232 1Sa 15:17 | toen gij klein waart in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen
233 1Sa 15:19 | gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
234 1Sa 16:7 | mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het
235 1Sa 16:12 | roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en
236 1Sa 16:22 | hij heeft genade in mijn ogen gevonden. ~
237 1Sa 18:5 | hij was aangenaam in de ogen des gansen volks, en ook
238 1Sa 18:5 | gansen volks, en ook in de ogen der knechten van Saul.
239 1Sa 18:8 | woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben
240 1Sa 18:20 | was die zaak recht in zijn ogen. ~
241 1Sa 18:23 | Is dat licht in ulieder ogen, des konings schoonzoon
242 1Sa 18:26 | die zaak was recht in de ogen van David, dat hij des konings
243 1Sa 20:3 | wel, dat ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft
244 1Sa 20:29 | heb ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij toch
245 1Sa 21:13 | hij zijn gelaat voor hun ogen, en hij maakte zichzelven
246 1Sa 24:5 | het goed zal zijn in uw ogen. En David stond op, en sneed
247 1Sa 24:11 | te dezen dage hebben uw ogen gezien, dat de HEERE u heden
248 1Sa 25:8 | jongelingen genade vinden in uw ogen, want wij zijn op een goeden
249 1Sa 26:21 | dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb
250 1Sa 26:24 | dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht geweest,
251 1Sa 26:24 | alzo zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot geacht,
252 1Sa 27:5 | Indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, men geve mij
253 1Sa 29:6 | het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad
254 1Sa 29:6 | zijt niet aangenaam in de ogen der vorsten. ~
255 1Sa 29:7 | gij geen kwaad doet in de ogen van de vorsten der Filistijnen. ~
256 1Sa 29:9 | gij zijt aangenaam in mijn ogen, als een engel Gods; maar
257 2Sa 3:19 | alles, wat goed was in de ogen van Israel, en in de ogen
258 2Sa 3:19 | ogen van Israel, en in de ogen van het ganse huis van Benjamin. ~
259 2Sa 3:36 | zo was het goed in hun ogen, alles, zoals de koning
260 2Sa 3:36 | gedaan had, was goed in de ogen van het ganse volk. ~
261 2Sa 4:10 | is dood; daar hij in zijn ogen was als een, die goede boodschap
262 2Sa 6:20 | die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner
263 2Sa 6:22 | zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden,
264 2Sa 7:19 | 19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere
265 2Sa 10:3 | Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot
266 2Sa 10:12 | doe, wat goed is in Zijn ogen. ~
267 2Sa 11:25 | zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert
268 2Sa 11:27 | gedaan had, was kwaad in de ogen des HEEREN. ~ ~
269 2Sa 12:9 | doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet,
270 2Sa 12:11 | uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste
271 2Sa 12:11 | vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon. ~
272 2Sa 13:2 | maagd, zodat het in Amnons ogen zwaar was, haar iets te
273 2Sa 13:5 | en de spijze voor mijn ogen toemake, opdat ik het aanzie,
274 2Sa 13:6 | zij twee koekjes voor mijn ogen toemake, en ik van haar
275 2Sa 13:8 | maakte koekjes toe voor zijn ogen, en bakte de koekjes. ~
276 2Sa 13:34 | de wacht hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet,
277 2Sa 14:22 | genade gevonden heb in uw ogen, mijn heer koning! Omdat
278 2Sa 15:25 | zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen,
279 2Sa 15:26 | mij, zo als het in Zijn ogen goed is. ~
280 2Sa 16:4 | mij genade vinden in uw ogen, mijn heer koning! ~
281 2Sa 16:22 | bijwijven zijns vaders, voor de ogen van het ganse Israel. ~
282 2Sa 17:4 | nu was recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle
283 2Sa 17:4 | Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten Israels. ~
284 2Sa 18:4 | doen, wat goed is in uw ogen. De koning nu stond aan
285 2Sa 18:24 | aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er
286 2Sa 19:6 | alsdan recht zou zijn in uw ogen. ~
287 2Sa 19:18 | doen, wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, de zoon
288 2Sa 19:27 | doe dan, wat goed is in uw ogen. ~
289 2Sa 19:37 | doe hem, wat goed is in uw ogen. ~
290 2Sa 19:38 | doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij
291 2Sa 20:6 | vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~
292 2Sa 22:25 | mijn reinigheid, voor Zijn ogen. ~
293 2Sa 22:28 | het bedrukte volk; maar Uw ogen zijn tegen de hogen, Gij
294 2Sa 24:3 | honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning
295 2Sa 24:22 | offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar de runderen ten
296 1Kon 1:20 | gij, mijn heer koning, de ogen van het ganse Israel zijn
297 1Kon 1:48 | mijn troon, dat het mijn ogen gezien hebben! ~
298 1Kon 3:10 | Die zaak nu was goed in de ogen des HEEREN, dat Salomo deze
299 1Kon 8:29 | 29 Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag,
300 1Kon 8:52 | 52 Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking
301 1Kon 9:3 | eeuwigheid zette; en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar
302 1Kon 9:12 | waren niet recht in zijn ogen. ~
303 1Kon 10:7 | ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie,
304 1Kon 11:6 | Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde
305 1Kon 11:19 | vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij hem
306 1Kon 11:33 | doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen
307 1Kon 11:38 | en doen wat recht in Mijn ogen is, houdende Mijn inzettingen
308 1Kon 14:4 | kon niet zien, want zijn ogen stonden stijf vanwege zijn
309 1Kon 14:8 | alleen wat recht is in Mijn ogen; ~
310 1Kon 14:22 | deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten
311 1Kon 15:5 | had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken
312 1Kon 15:11 | deed wat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn
313 1Kon 15:26 | deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde
314 1Kon 15:34 | deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde
315 1Kon 16:7 | dat hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot toorn
316 1Kon 16:19 | doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in
317 1Kon 16:25 | deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed
318 1Kon 16:30 | deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan allen,
319 1Kon 20:6 | al het begeerlijke uwer ogen in hun handen leggen en
320 1Kon 20:38 | verstelde zich met as boven zijn ogen. ~
321 1Kon 20:41 | en deed de as af van zijn ogen; en de koning van Israel
322 1Kon 21:2 | die; of, zo het goed in uw ogen is, zal ik u in geld deszelfs
323 1Kon 21:20 | doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN. ~
324 1Kon 21:25 | doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel,
325 1Kon 22:43 | doende dat recht was in de ogen des HEEREN. ~
326 1Kon 22:53 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde
327 2Kon 1:13 | vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen! ~
328 2Kon 1:14 | ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~
329 2Kon 3:2 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, doch niet gelijk
330 2Kon 3:18 | Daartoe is dat slecht in de ogen des HEEREN, Hij zal ook
331 2Kon 4:34 | op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen
332 2Kon 4:34 | mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn
333 2Kon 4:35 | daarna deed de jongen zijn ogen open. ~
334 2Kon 6:17 | zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE
335 2Kon 6:17 | zie! En de HEERE opende de ogen van den jongen, dat hij
336 2Kon 6:20 | Elisa zeide: HEERE, open de ogen van dezen, dat zij zien!
337 2Kon 6:20 | En de HEERE opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet,
338 2Kon 7:2 | Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan niet
339 2Kon 7:19 | Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan niet
340 2Kon 8:18 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
341 2Kon 8:27 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis
342 2Kon 10:5 | maken; doe wat goed is in uw ogen. ~
343 2Kon 10:30 | doende wat recht is in Mijn ogen, en hebt aan het huis van
344 2Kon 12:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen,
345 2Kon 13:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen,
346 2Kon 14:2 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde
347 2Kon 14:11 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet
348 2Kon 15:3 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet
349 2Kon 15:24 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet
350 2Kon 16:3 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al wat
351 2Kon 16:9 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn
352 2Kon 16:18 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week al
353 2Kon 16:24 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet
354 2Kon 16:28 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet
355 2Kon 16:34 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN; naar alles,
356 2Kon 17:2 | niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als
357 2Kon 18:2 | niet dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als
358 2Kon 19:2 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; evenwel niet,
359 2Kon 19:17 | doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn
360 2Kon 20:3 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
361 2Kon 21:16 | en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en zie, en hoor de
362 2Kon 21:22 | de stem verheven, en uw ogen omhoog opgeheven? Tegen
363 2Kon 22:3 | gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia
364 2Kon 23:2 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen
365 2Kon 23:6 | deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn
366 2Kon 23:15 | hebben dat kwaad was in Mijn ogen, en Mij tot toorn verwekt
367 2Kon 23:16 | doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
368 2Kon 23:20 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; gelijk als zijn
369 2Kon 24:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN; en hij wandelde
370 2Kon 24:20 | verzameld worden, en uw ogen zullen al het kwaad niet
371 2Kon 25:32 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles,
372 2Kon 25:37 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles,
373 2Kon 26:9 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles,
374 2Kon 26:19 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles,
375 2Kon 27:7 | zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde Zedekia'
376 2Kon 27:7 | men verblindde Zedekia's ogen, en zij bonden hem met twee
377 1Kro 2:3 | van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde
378 1Kro 13:4 | die zaak was recht in de ogen des gansen volks. ~
379 1Kro 17:17 | 17 En dit is klein in Uw ogen geweest, o God! daarom hebt
380 1Kro 20:3 | Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot
381 1Kro 20:13 | doe, wat goed is in Zijn ogen. ~
382 1Kro 22:7 | deze zaak was kwaad in de ogen Gods; daarom sloeg Hij Israel. ~
383 1Kro 22:16 | 16 Als David zijn ogen ophief, zo zag hij den engel
384 1Kro 22:23 | doe wat goed is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen
385 1Kro 29:8 | 8 Nu dan, voor de ogen van het ganse Israel, de
386 1Kro 30:10 | David den HEERE voor de ogen der ganse gemeente; en David
387 1Kro 30:25 | groot ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij
388 2Kro 7:20 | 20 Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht,
389 2Kro 7:40 | mijn God, laat toch Uw ogen open en Uw oren opmerkende
390 2Kro 8:15 | 15 Nu zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren
391 2Kro 8:16 | tot in eeuwigheid en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar
392 2Kro 10:6 | ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie,
393 2Kro 15:2 | goed en dat recht was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
394 2Kro 17:9 | den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde,
395 2Kro 21:12 | wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U. ~
396 2Kro 21:32 | doende dat recht was in de ogen des HEEREN. ~
397 2Kro 22:6 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
398 2Kro 22:26 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
399 2Kro 23:4 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis
400 2Kro 24:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al de dagen
401 2Kro 25:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, doch niet met
402 2Kro 26:4 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
403 2Kro 27:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
404 2Kro 28:1 | niet dat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn
405 2Kro 29:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles,
406 2Kro 29:6 | gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods,
407 2Kro 29:8 | gelijk als gij ziet met uw ogen. ~
408 2Kro 30:4 | deze zaak was recht in de ogen des konings, en in de ogen
409 2Kro 30:4 | ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente. ~
410 2Kro 32:23 | zodat hij daarna voor de ogen van alle heidenen verheven
411 2Kro 33:2 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen
412 2Kro 33:6 | deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn
413 2Kro 33:22 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn
414 2Kro 34:2 | deed dat recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde
415 2Kro 34:28 | verzameld worden, en uw ogen zullen al dat kwaad niet
416 2Kro 37:5 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
417 2Kro 37:9 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
418 2Kro 37:12 | deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods;
419 Ezra 3:12 | zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider
420 Ezra 9:8 | heilige plaats, om onze ogen te verlichten, o onze God,
421 Neh 1:6 | Uw oor opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen naar
422 Neh 6:16 | zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit
423 Neh 8:6 | opende het boek voor de ogen des gansen volks, want hij
424 Est 1:17 | verachten zullen in haar ogen, als men zeggen zal: De
425 Est 1:21 | woord nu was goed in de ogen des konings en der vorsten;
426 Est 2:4 | Deze zaak nu was goed in de ogen des konings, en hij deed
427 Est 4:1 | dochter was schoon in zijn ogen, en zij verkreeg gunst voor
428 Est 8 | in de ogen van allen, die haar zagen. ~
429 Est 16:6 | Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen
430 Est 16:11 | naar dat het goed is in uw ogen. ~
431 Est 17:6 | Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen
432 Est 17:11 | naar dat het goed is in uw ogen. ~
433 Est 20 | verkreeg zij genade in zijn ogen, zodat de koning den gouden
434 Est 28:1 | genade gevonden heb in de ogen des konings, en indien het
435 Est 36 | o koning, genade in uw ogen gevonden heb, en indien
436 Est 47:1 | recht is, en ik in zijn ogen aangenaam ben, dat er geschreven
437 Est 49:1 | zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam, en
438 Job 2:12 | 12 En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden
439 Job 3:10 | verborgen de moeite van mijn ogen. ~
440 Job 4:16 | beeltenis was voor mijn ogen; er was stilte, en ik hoorde
441 Job 7:8 | ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar
442 Job 10:4 | 4 Hebt Gij vleselijke ogen, ziet Gij, gelijk een mens
443 Job 11:4 | zuiver, en ik ben rein in uw ogen. ~
444 Job 11:20 | 20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken,
445 Job 14:3 | 3 Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open; en Gij
446 Job 15:12 | weg, en waarom wenken uw ogen? ~
447 Job 15:15 | zijn niet zuiver in Zijn ogen. ~
448 Job 16:9 | wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij. ~
449 Job 17:5 | aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. ~
450 Job 18:3 | en zijn onrein in ulieder ogen? ~
451 Job 19:15 | uitlander ben ik in hun ogen. ~
452 Job 19:27 | aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een
453 Job 21:8 | hun spruiten zijn voor hun ogen. ~
454 Job 21:20 | 20 Dat zijn ogen zijn ondergang zien, en
455 Job 22:29 | zal God den nederige van ogen behouden. ~
456 Job 24:23 | daarop; nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen. ~
457 Job 25:5 | zijn niet zuiver in Zijn ogen. ~
458 Job 27:19 | weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. ~
459 Job 28:21 | zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor
460 Job 29:15 | 15 Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik
461 Job 31:1 | verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven
462 Job 31:7 | geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn
463 Job 31:16 | begeerte onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten; ~
464 Job 32:1 | antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was. ~
465 Job 34:21 | 21 Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en
466 Job 36:7 | 7 Hij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige,
467 Job 38:32 | speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af. ~
468 Job 39:19 | 19 Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem
469 Job 40:9 | licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des
470 Psa 5:6 | onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle
471 Psa 10:8 | hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den
472 Psa 11:4 | troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden
473 Psa 13:4 | mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet
474 Psa 15:4 | 4In wiens ogen de verworpene veracht is,
475 Psa 17:2 | aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen. ~
476 Psa 17:11 | omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende. ~
477 Psa 18:25 | mijner handen, voor Zijn ogen. ~
478 Psa 18:28 | bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert Gij. ~
479 Psa 19:9 | zuiver, verlichtende de ogen. ~
480 Psa 25:15 | 15 Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den
481 Psa 26:3 | goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid. ~
482 Psa 31:23 | ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de
483 Psa 35:16 | 16 Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen,
484 Psa 36:19 | zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak
485 Psa 37:2 | geen vreze Gods voor zijn ogen. ~
486 Psa 37:3 | vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid
487 Psa 39:11 | verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet
488 Psa 50:21 | het ordentelijk voor uw ogen stellen. ~
489 Psa 51:6 | gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig
490 Psa 54:5 | stellen God niet voor hun ogen. Sela. ~
491 Psa 66:7 | eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen;
492 Psa 69:4 | keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben
493 Psa 69:24 | 24 Laat hun ogen duister worden, dat zij
494 Psa 72:14 | zal dierbaar zijn in zijn ogen. ~
495 Psa 73:7 | 7 Hun ogen puilen uit van vet; zij
496 Psa 73:16 | maar het was moeite in mijn ogen; ~
497 Psa 77:5 | 5 Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen,
498 Psa 79:10 | onder de heidenen voor onze ogen bekend worden. ~
499 Psa 86:14 | stellen U niet voor hun ogen. ~
500 Psa 90:4 | duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren,
1-500 | 501-848 |