1-500 | 501-840
Book Chapter: Verse
501 Neh 11:4 | sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van
502 Neh 11:4 | Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia,
503 Neh 11:9 | was opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua, was
504 Neh 11:20 | was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel. ~
505 Neh 11:24 | van Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings hand,
506 Neh 11:25 | sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en haar
507 Neh 11:36 | sommigen in de verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~ ~ ~
508 Neh 12:8 | Binnui, Kadmiel, Serebja, Juda, Matthanja; hij en zijn
509 Neh 12:31 | Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik
510 Neh 12:32 | de helft der vorsten van Juda. ~
511 Neh 12:34 | 34 Juda, en Benjamin, en Semaja,
512 Neh 12:36 | Gilalai, Maai, Nethaneel, en Juda, Hanani, met muziekinstrumenten
513 Neh 12:44 | en voor de Levieten; want Juda was vrolijk over de priesteren
514 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden van het koren,
515 Neh 13:15 | dezelfde dagen zag ik in Juda, die persen traden op den
516 Neh 13:16 | verkochten aan de kinderen van Juda en te Jeruzalem. ~
517 Neh 13:17 | twistte ik met de edelen van Juda, en zeide tot hen: Wat voor
518 Est 2:6 | Jechonia, den koning van Juda, denwelken Nebukadnezar,
519 Psa 48:12 | zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer
520 Psa 60:9 | de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. ~
521 Psa 63:1 | hij was in de woestijn van Juda. ~
522 Psa 68:28 | heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de
523 Psa 69:36 | verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen
524 Psa 76:2 | 2 God is bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israel. ~
525 Psa 78:68 | Hij verkoos den stam van Juda, den berg Sion, dien Hij
526 Psa 97:8 | verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege
527 Psa 108:9 | de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. ~
528 Psa 114:2 | 2Zo werd Juda tot Zijn heiligdom, Israel
529 Spre 25:1 | van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. ~
530 Jes 1:1 | Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen
531 Jes 1:1 | Hizkia, de koningen van Juda. ~
532 Jes 2:1 | Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem. ~
533 Jes 3:1 | zal van Jeruzalem en van Juda wegnemen den stok en den
534 Jes 3:8 | Jeruzalem heeft aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun
535 Jes 5:3 | Jeruzalem, en gij mannen van Juda, oordeelt toch tussen Mij
536 Jes 5:7 | Israel, en de mannen van Juda zijn een plant Zijner verlustigingen;
537 Jes 7:1 | van Uzzia, den koning van Juda, dat Rezin, de koning van
538 Jes 7:6 | Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen,
539 Jes 7:17 | dien dag af, dat Efraim van Juda is afgeweken, door
540 Jes 8:8 | En hij zal doortrekken in Juda, hij zal het overstromen,
541 Jes 9:20 | zij zullen te zamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert
542 Jes 11:12 | en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier
543 Jes 11:13 | en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden;
544 Jes 11:13 | uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal
545 Jes 11:13 | zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen. ~
546 Jes 19:17 | 17 En het land van Juda zal den Egyptenaren tot
547 Jes 22:8 | En hij zal het deksel van Juda ontdekken; en te dien dage
548 Jes 22:21 | Jeruzalem en den huize van Juda tot een vader zijn. ~
549 Jes 26:1 | gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad,
550 Jes 36:1 | tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. ~
551 Jes 36:7 | weggenomen heeft, en Die tot Juda en tot Jeruzalem gezegd
552 Jes 37:10 | tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat u uw God
553 Jes 37:31 | overgebleven is van het huis van Juda, zal wederom nederwaarts
554 Jes 38:9 | schrift van Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek geweest en
555 Jes 40:9 | zeg den steden van Juda: Zie hier is uw God! ~
556 Jes 44:26 | worden; en tot de steden van Juda: Gij zult herbouwd worden,
557 Jes 48:1 | Israel, en uit de wateren van Juda voortgekomen zijt! die daar
558 Jes 66:9 | Jakob voortbrengen, en uit Juda een erfbezitter van Mijn
559 Jer 1:2 | zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende jaar zijner
560 Jer 1:3 | zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind werd het
561 Jer 1:3 | zoon van Josia, koning van Juda; totdat Jeruzalem gevankelijk
562 Jer 1:15 | en tegen alle steden van Juda. ~
563 Jer 1:18 | land; tegen de koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen
564 Jer 2:28 | steden zijn uw goden, o Juda! ~
565 Jer 3:7 | trouweloze, haar zuster Juda. ~
566 Jer 3:8 | trouweloze, haar zuster Juda, niet vreesde, maar ging
567 Jer 3:10 | zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met
568 Jer 3:11 | meer dan de trouweloze Juda. ~
569 Jer 3:18 | die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israel;
570 Jer 4:3 | HEERE tot de mannen van Juda, en tot Jeruzalem: Braakt
571 Jer 4:4 | uwer harten, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem!
572 Jer 4:5 | 5 Verkondigt in Juda, en laat het horen te Jeruzalem,
573 Jer 4:16 | stem tegen de steden van Juda. ~
574 Jer 5:11 | van Israel en het huis van Juda hebben gans trouwelooslijk
575 Jer 5:20 | Jakob, en laat het horen in Juda, zeggende: ~
576 Jer 7:2 | des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door deze poorten
577 Jer 7:17 | zij doen in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem? ~
578 Jer 7:30 | Want de kinderen van Juda hebben gedaan, dat kwaad
579 Jer 7:34 | Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van Jeruzalem
580 Jer 8:1 | beenderen der koningen van Juda, en de beenderen hunner
581 Jer 9:11 | draken; en de steden van Juda zal Ik stellen tot een verwoesting,
582 Jer 9:26 | Over Egypte, en over Juda, en over Edom, en over de
583 Jer 10:22 | noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot een verwoesting,
584 Jer 11:2 | spreekt tot de mannen van Juda, en tot de inwoners van
585 Jer 11:6 | woorden uit in de steden van Juda, en in de straten van Jeruzalem,
586 Jer 11:9 | bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners van
587 Jer 11:10 | Israels en het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken,
588 Jer 11:12 | Dan zullen de steden van Juda en de inwoners van Jeruzalem
589 Jer 11:13 | zijn uw goden geweest, o Juda! en naar het getal der straten
590 Jer 11:17 | Israels en van het huis van Juda, die zij onder zich
591 Jer 12:14 | maar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden
592 Jer 13:9 | verderven de hovaardij van Juda, en die grote hovaardij
593 Jer 13:11 | Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt
594 Jer 13:19 | die ze opent; het ganse Juda is weggevoerd, het is geheel
595 Jer 14:2 | 2 Juda treurt en haar poorten zijn
596 Jer 14:19 | 19 Hebt Gij dan Juda ganselijk verworpen? Heeft
597 Jer 15:4 | van Jehizkia, koning van Juda, om hetgeen hij te Jeruzalem
598 Jer 17:1 | 1 De zonde van Juda is geschreven met een ijzeren
599 Jer 17:19 | dewelke de koningen van Juda ingaan, en door dewelke
600 Jer 17:20 | woord, gij koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners
601 Jer 17:20 | koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners van Jeruzalem,
602 Jer 17:25 | hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van
603 Jer 17:26 | komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom
604 Jer 18:11 | spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem,
605 Jer 19:3 | woord, gij koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem!
606 Jer 19:4 | vaderen, noch de koningen van Juda; en hebben deze plaats
607 Jer 19:7 | Want Ik zal den raad van Juda en Jeruzalem in deze plaats
608 Jer 19:13 | huizen der koningen van Juda zullen, gelijk alle plaatsen
609 Jer 20:4 | aanzien; en Ik zal gans Juda geven in de hand des konings
610 Jer 20:5 | schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand
611 Jer 21:7 | Zedekia, den koning van Juda, en zijn knechten, en het
612 Jer 21:11 | het huis des konings van Juda, hoort des HEEREN woord. ~
613 Jer 22:1 | het huis des konings van Juda, en spreek aldaar dit woord. ~
614 Jer 22:2 | des HEEREN, gij koning van Juda, gij, die zit op Davids
615 Jer 22:6 | het huis des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead,
616 Jer 22:11 | zoon van Josia, koning van Juda, die in de plaats van zijn
617 Jer 22:18 | zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen hem niet beklagen:
618 Jer 22:24 | Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan
619 Jer 22:30 | Davids, en heersende meer in Juda. ~ ~ ~ ~ ~
620 Jer 23:6 | 6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israel
621 Jer 24:1 | Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders de vorsten van
622 Jer 24:1 | mitsgaders de vorsten van Juda, en de timmerlieden, en
623 Jer 24:5 | gevankelijk weggevoerden van Juda, die Ik uit deze plaats
624 Jer 24:8 | Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders zijn vorsten,
625 Jer 25:1 | over het ganse volk van Juda, in het vierde jaar van
626 Jer 25:1 | zoon van Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar
627 Jer 25:2 | heeft tot het ganse volk van Juda, en tot al de inwoners van
628 Jer 25:3 | van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit
629 Jer 25:18 | Jeruzalem en de steden van Juda, en haar koningen, en haar
630 Jer 26:1 | zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord van
631 Jer 26:2 | spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te bidden
632 Jer 26:10 | Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, gingen
633 Jer 26:18 | dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd, en tot al
634 Jer 26:18 | en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende: Zo
635 Jer 26:19 | ook Hizkia, de koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood?
636 Jer 26:19 | koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood? Vreesde
637 Jer 27:1 | zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord tot
638 Jer 27:3 | Zedekia, den koning van Juda, komen. ~
639 Jer 27:12 | Zedekia, den koning van Juda, naar al deze woorden, zeggende:
640 Jer 27:18 | huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven,
641 Jer 27:20 | van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, naar Babel
642 Jer 27:20 | mitsgaders al de edelen van Juda en Jeruzalem; ~
643 Jer 27:21 | het huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven: ~
644 Jer 28:1 | van Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, in
645 Jer 28:4 | van Jojakim, koning van Juda, en allen, die gevankelijk
646 Jer 28:4 | gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen zijn,
647 Jer 29:2 | kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders
648 Jer 29:3 | die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnezar,
649 Jer 29:22 | gevankelijk weggevoerden van Juda, die in Babel zijn, dat
650 Jer 30:3 | van Mijn volk, Israel en Juda, wenden zal, zegt de HEERE;
651 Jer 30:4 | heeft van Israel en van Juda. ~
652 Jer 31:23 | nog zeggen in het land van Juda, en in zijn steden, als
653 Jer 31:24 | 24 En Juda, mitsgaders al zijn steden,
654 Jer 31:27 | van Israel en het huis van Juda bezaaien zal met zaad van
655 Jer 31:31 | Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; ~
656 Jer 32:1 | van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende
657 Jer 32:2 | het huis des konings van Juda is. ~
658 Jer 32:3 | Want Zedekia, de koning van Juda, had hem besloten, zeggende:
659 Jer 32:4 | En Zedekia, de koning van Juda, zal van de hand der Chaldeen
660 Jer 32:30 | Israels en de kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan
661 Jer 32:32 | Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan hebben om
662 Jer 32:32 | profeten, en de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem; ~
663 Jer 32:35 | gruwel zouden doen; opdat zij Juda mochten doen zondigen. ~
664 Jer 32:44 | en in de steden van Juda, en in de steden van het
665 Jer 33:4 | huizen der koningen van Juda, die door de wallen en door
666 Jer 33:7 | Ik zal de gevangenis van Juda en de gevangenis van Israel
667 Jer 33:10 | in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem,
668 Jer 33:13 | en in de steden van Juda, zullen de kudden wederom
669 Jer 33:14 | Israel en over het huis van Juda gesproken heb. ~
670 Jer 33:16 | 16 In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem
671 Jer 34:2 | Zedekia, den koning van Juda, en zeg tot hem: Zo zegt
672 Jer 34:4 | woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE van u:
673 Jer 34:6 | Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem. ~
674 Jer 34:7 | overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka;
675 Jer 34:7 | overgebleven onder de steden van Juda. ~
676 Jer 34:19 | 19 De vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem,
677 Jer 34:21 | Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik
678 Jer 34:22 | Ik zal de steden van Juda stellen tot een verwoesting,
679 Jer 35:1 | van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~
680 Jer 35:13 | en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem:
681 Jer 35:17 | Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over alle inwoners van
682 Jer 36:1 | van Josia, den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia
683 Jer 36:2 | heb, over Israel, en over Juda, en over al de volken, van
684 Jer 36:3 | zullen die van het huis van Juda horen al het kwaad, dat
685 Jer 36:6 | lezen voor de oren van gans Juda, die uit hun steden komen. ~
686 Jer 36:9 | van Josia, den koning van Juda, in de negende maand, dat
687 Jer 36:9 | volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen. ~
688 Jer 36:28 | die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft. ~
689 Jer 36:29 | Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo zegt
690 Jer 36:30 | Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die
691 Jer 36:31 | over de mannen van Juda, al het kwaad brengen, dat
692 Jer 36:32 | Jojakim, de koning van Juda, met vuur verbrand had;
693 Jer 37:1 | had in het land van Juda. ~
694 Jer 37:7 | zeggen tot den koning van Juda, die u tot Mij gezonden
695 Jer 38:22 | het huis des konings van Juda zijn overgebleven, zullen
696 Jer 39:1 | van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, kwam
697 Jer 39:4 | als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden hen
698 Jer 39:6 | van Babel alle edelen van Juda. ~
699 Jer 39:10 | enigen overig in het land van Juda; en hij gaf hun te dien
700 Jer 40:1 | gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk
701 Jer 40:5 | Babel over de steden van Juda gesteld heeft; en woon
702 Jer 40:11 | dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel gelaten
703 Jer 40:12 | en kwamen in het land van Juda tot Gedalia te Mizpa; en
704 Jer 40:15 | het leven slaan, en gans Juda, die tot u vergaderd zijn,
705 Jer 40:15 | en het overblijfsel van Juda verloren gaan? ~
706 Jer 42:15 | woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen,
707 Jer 42:19 | gesproken, gij overblijfsel van Juda! Gaat niet in Egypte; weet
708 Jer 43:4 | niet, om in het land van Juda te blijven. ~
709 Jer 43:5 | het ganse overblijfsel van Juda, die van al de heidenen,
710 Jer 43:5 | waren, om in het land van Juda te wonen; ~
711 Jer 44:2 | en over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn een
712 Jer 44:6 | gebrand in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem;
713 Jer 44:7 | zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, opdat gij u geen
714 Jer 44:9 | boosheden der koningen van Juda, en de boosheden hunner
715 Jer 44:9 | gedaan hebben in het land van Juda en in de straten van Jeruzalem? ~
716 Jer 44:11 | stellen ten kwade, en om gans Juda uit te roeien. ~
717 Jer 44:12 | zal het overblijfsel van Juda wegnemen, die hun aangezichten
718 Jer 44:14 | Zodat het overblijfsel van Juda, die in Egypteland gekomen
719 Jer 44:14 | keren in het land van Juda, waarnaar hun ziel verlangt
720 Jer 44:17 | vorsten, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem;
721 Jer 44:21 | gijlieden in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem
722 Jer 44:24 | des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland zijt! ~
723 Jer 44:26 | des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland woont!
724 Jer 44:26 | mond van enig man van Juda in gans Egypteland meer
725 Jer 44:27 | goede; en alle mannen van Juda, die in Egypteland zijn,
726 Jer 44:28 | wederkeren in het land van Juda, weinig in getal; en het
727 Jer 44:28 | het ganse overblijfsel van Juda, die in Egypteland gekomen
728 Jer 44:30 | Zedekia, den koning van Juda, gegeven heb in de hand
729 Jer 45:1 | van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~
730 Jer 46:2 | van Josia, den koning van Juda. ~
731 Jer 49:34 | Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~
732 Jer 50:4 | zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende en
733 Jer 50:20 | niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden
734 Jer 50:33 | Israels en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt geweest;
735 Jer 51:5 | 5 Want Israel of Juda zal niet in weduwschap gelaten
736 Jer 51:59 | Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het
737 Jer 52:3 | HEEREN tegen Jeruzalem en Juda, totdat Hij hen van Zijn
738 Jer 52:10 | slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~
739 Jer 52:27 | land van Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk
740 Jer 52:31 | Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op
741 Jer 52:31 | Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem uit het
742 Klaa 1:3 | 3 Gimel. Juda is in gevangenis gegaan
743 Klaa 1:15| jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden. ~
744 Klaa 1:24| vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid,
745 Klaa 1:27| bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. ~
746 Klaa 2:11| dochters in de steden van Juda. ~
747 Eze 4:6 | ongerechtigheid van het huis van Juda dragen veertig dagen; Ik
748 Eze 8:1 | huis zat, en de oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten,
749 Eze 8:17 | geacht bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen,
750 Eze 9:9 | het huis van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het
751 Eze 21:20 | kinderen Ammons, of tegen Juda, tot de vaste stad Jeruzalem. ~
752 Eze 25:3 | werd, en over het huis van Juda, als zij in gevangenis gingen; ~
753 Eze 25:8 | zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk al de heidenen; ~
754 Eze 25:12 | heeft tegen het huis van Juda; en zij zich zeer schuldig
755 Eze 27:17 | 17 Juda en het land Israels waren
756 Eze 37:16 | en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israels,
757 Eze 37:19 | voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een
758 Eze 48:7 | tot den westerhoek toe, Juda een. ~
759 Eze 48:8 | Aan de landpale nu van Juda, van den oosterhoek tot
760 Eze 48:22 | wat tussen de landpale van Juda, en tussen de landpale
761 Eze 48:31 | van Ruben, een poort van Juda, een poort van Levi. ~
762 Dan 1:1 | Jojakim, den koning van Juda, kwam Nebukadnezar, de koning
763 Dan 1:2 | Jojakim, den koning van Juda, in zijn hand, en een deel
764 Dan 1:6 | waren uit de kinderen van Juda: Daniel, Hananja, Misael
765 Dan 2:25 | gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die den koning
766 Dan 5:13 | gevankelijk weggevoerden van Juda, die de koning, mijn
767 Dan 5:13 | koning, mijn vader, uit Juda gebracht heeft? ~
768 Dan 6:14 | gevankelijk weggevoerden uit Juda heeft, o koning! op u geen
769 Dan 9:7 | dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem,
770 Hos 1:1 | Achaz, Hizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam,
771 Hos 1:7 | Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en
772 Hos 1:11 | En de kinderen van Juda, en de kinderen Israels
773 Hos 4:15 | wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt
774 Hos 5:5 | ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen. ~
775 Hos 5:10 | 10 De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die
776 Hos 5:12 | een mot, en den huize van Juda als een verrotting. ~
777 Hos 5:13 | Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo toog Efraim
778 Hos 5:14 | leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik,
779 Hos 6:4 | Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid
780 Hos 6:11 | Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik
781 Hos 8:14 | en tempelen gebouwd, en Juda heeft vaste steden vermenigvuldigd;
782 Hos 10:11 | Ik zal Efraim berijden, Juda zal ploegen, Jakob zal voor
783 Hos 12:1 | Israels met bedrog; maar Juda heerste nog met God, en
784 Hos 12:3 | heeft de HEERE een twist met Juda, en Hij zal bezoeking doen
785 Joe 3:1 | als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden; ~
786 Joe 3:6 | gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem
787 Joe 3:8 | de hand der kinderen van Juda, die ze verkopen zullen
788 Joe 3:18 | vlieten, en alle stromen van Juda vol van water gaan; en er
789 Joe 3:19 | gedaan aan de kinderen van Juda, in welker land zij onschuldig
790 Joe 3:20 | 20 Maar Juda zal blijven in eeuwigheid,
791 Amos 1:1 | dagen van Uzzia, koning van Juda, en in de dagen van Jerobeam,
792 Amos 2:4 | Om drie overtredingen van Juda, en om vier zal Ik dat niet
793 Amos 2:5 | Daarom zal Ik een vuur in Juda zenden, dat zal Jeruzalems
794 Amos 7:12| weg, vlied in het land van Juda, en eet aldaar brood, en
795 Oba 1:12 | hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs;
796 Mic 1:1 | en Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over
797 Mic 1:5 | van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem? ~
798 Mic 1:9 | zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan
799 Mic 5:1 | wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen,
800 Nah 1:15 | horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want
801 Zep 1:1 | van Amon, den koning van Juda. ~
802 Zep 1:4 | Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners
803 Zep 2:7 | overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden;
804 Zac 1:12 | Jeruzalem, en over de steden van Juda, op welke Gij gram
805 Zac 1:19 | Dat zijn de hoornen, welke Juda, Israel en Jeruzalem verstrooid
806 Zac 1:21 | Dat zijn de hoornen, die Juda verstrooid hebben, zodat
807 Zac 1:21 | hebben tegen het land van Juda, om dat te verstrooien. ~ ~ ~ ~ ~
808 Zac 2:12 | 12 Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn deel, in
809 Zac 8:13 | gelijk als gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels,
810 Zac 8:15 | Jeruzalem, en aan het huis van Juda; vreest niet! ~
811 Zac 8:19 | maand, zal den huize van Juda tot vreugde, en tot
812 Zac 9:7 | zal zijn als een vorst in Juda, en Ekron als de Jebusiet. ~
813 Zac 9:13 | 13 Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraim
814 Zac 10:3 | kudde bezoeken, het huis van Juda, en Hij zal hen stellen,
815 Zac 10:6 | En Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis
816 Zac 11:14 | doende de broederschap tussen Juda en tussen Israel. ~
817 Zac 12:2 | ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering tegen
818 Zac 12:4 | maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen,
819 Zac 12:5 | zullen de leidslieden van Juda in hun hart zeggen: De inwoners
820 Zac 12:6 | zal Ik de leidslieden van Juda stellen als een vurige haard
821 Zac 12:7 | HEERE zal de tenten van Juda ten voorste behouden, opdat
822 Zac 12:7 | niet verheffe tegen Juda. ~
823 Zac 14:5 | Uzzia, den koning van Juda; den zal de HEERE, mijn
824 Zac 14:14 | 14 En ook zal Juda te Jeruzalem strijden; en
825 Zac 14:21 | potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen
826 Mal 2:11 | 11 Juda handelt trouwelooslijk,
827 Mal 2:11 | Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid
828 Mal 3:4 | Dan zal het spijsoffer van Juda en Jeruzalem den HEERE zoet
829 Matt 1:2 | gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders; ~
830 Matt 1:3 | 3 En Juda gewon Fares en Zara bij
831 Matt 2:6 | gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste
832 Matt 2:6 | minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman
833 Luk 1:39 | gebergte, in een stad van Juda; ~
834 Luk 3:26 | van Jozef, den zoon van Juda, ~
835 Luk 3:30 | van Simeon, den zoon van Juda, den zoon van Jozef, den
836 Luk 3:33 | van Fares, den zoon van Juda, ~
837 Heb 7:14 | openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; op welken
838 Heb 8:8 | Israels, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; ~
839 Open 5:5 | Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft
840 Open 7:5 | 5 Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld;
1-500 | 501-840 |