1-500 | 501-818
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | 5 En allen struik des velds, eer hij
2 Gen 2:16 | den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij
3 Gen 3:1 | Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? ~
4 Gen 4:21 | deze werd de vader van allen, die harpen en orgelen handelen. ~
5 Gen 4:22 | Tubal-Kain, een leermeester van allen werker in koper en ijzer;
6 Gen 6:2 | zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden. ~
7 Gen 6:5 | gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. ~
8 Gen 9:10 | gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn,
9 Gen 10:29 | en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan. ~
10 Gen 11:6 | enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is
11 Gen 14:3 | 3 Deze allen voegden zich samen in het
12 Gen 15:12 | zijn; zijn hand zal tegen allen zijn, en de hand van allen
13 Gen 15:12 | allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en hij zal wonen
14 Gen 16:12 | de gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van
15 Gen 18:12 | zonen, of uw dochteren, en allen, die gij hebt in deze stad,
16 Gen 19:16 | zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij
17 Gen 19:16 | die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. ~
18 Gen 22:18 | van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort
19 Gen 23:71 | en Abida, en Eldaa. Deze allen waren zonen van Ketura. ~
20 Gen 29:19 | tweede, ook den derde, ook allen, die de kudden nagingen,
21 Gen 31:24 | naar Sichem, zijn zoon, allen, die ter zijner stadspoort
22 Gen 31:24 | besneden, al wat mannelijk was, allen, die ter zijner stadspoort
23 Gen 32:2 | tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet
24 Gen 38:11 | 11 Wij allen zijn eens mans zonen; wij
25 Gen 39:34 | dan de gerechten van hen allen. En zij dronken, en zij
26 Gen 41:1 | Jozef niet bedwingen voor allen, die bij hem stonden, en
27 Gen 41:22 | 22 Hij gaf hun allen, iedereen, wisselklederen;
28 Gen 42:25 | dezelve Jakob, zij waren allen zeven zielen. ~
29 Gen 42:26 | de zonen van Jakob, waren allen zes en zestig zielen. ~
30 Gen 46:14 | hij en zijn broeders, en allen, die met hem opgetogen waren,
31 Exo 1:14 | in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met
32 Exo 12:33 | want zij zeiden: Wij zijn allen dood! ~
33 Exo 14:7 | de hoofdlieden over die allen. ~
34 Exo 16:21 | 21 Zij nu verzamelden het allen morgen, een iegelijk naar
35 Exo 18:22 | 22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch het
36 Exo 18:26 | 26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de harde
37 Exo 28:3 | Gij zult ook spreken tot allen, die wijs van hart zijn,
38 Exo 30:7 | welriekende specerijen; allen morgen, als hij de lampen
39 Exo 35:10 | 10 En allen, die wijs van hart zijn
40 Exo 35:24 | 24 Allen, die een hefoffer van zilver
41 Exo 35:24 | hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke sittimhout gevonden
42 Exo 36:3 | zij brachten tot hem nog allen morgen vrijwillig offer. ~
43 Lev 4:13 | zullen hebben tegen enige van allen geboden des HEEREN, dat
44 Lev 16:2 | broeder Aaron, dat hij niet te allen tijde ga in het heilige,
45 Lev 23:14 | tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben,
46 Num 1:3 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire in Israel
47 Num 1:20 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
48 Num 1:22 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
49 Num 1:24 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken. ~
50 Num 1:26 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
51 Num 1:28 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
52 Num 1:30 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
53 Num 1:32 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
54 Num 1:34 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
55 Num 1:36 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
56 Num 1:38 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
57 Num 1:40 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
58 Num 1:42 | jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
59 Num 1:45 | jaren oud en daarboven, allen, die in Israel ten heire
60 Num 3:12 | Israels genomen, in plaats van allen eerstgeborene, die de baarmoeder
61 Num 5:2 | en alle vloeienden, en allen, die onrein zijn van een
62 Num 16:3 | deze ganse vergadering, zij allen, zijn heilig, en de HEERE
63 Num 16:32 | verslond hen met hun huizen, en allen mensen, die Korach toebehoorden,
64 Num 17:12 | geest, wij vergaan, wij allen vergaan! ~
65 Num 18:12 | geest, wij vergaan, wij allen vergaan! ~
66 Num 18:17 | samenkomst waarnemen, en allen dienst der tent; en een
67 Num 19:4 | samenkomst waarnemen, en allen dienst der tent; en een
68 Num 30:13 | 13 Alle gelofte, en allen eed der verbintenis, om
69 Deu 1:22 | 22 Toen naderdet gij allen tot mij, en zeidet: Laat
70 Deu 3:18 | gegeven om het te erven; allen dan, die strijdbare mannen
71 Deu 4:4 | aanhingt, gij zijt heden allen levende. ~
72 Deu 5:3 | ons, wij die hier heden allen levend zijn. ~
73 Deu 5:29 | vrezen, en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden; opdat
74 Deu 7:15 | opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten. ~
75 Deu 11:1 | liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn bevel,
76 Deu 12:2 | op de heuvelen, en onder allen groenen boom. ~
77 Deu 12:15 | 15 Doch naar allen lust uwer ziel zult gij
78 Deu 12:20 | zult gij vlees eten, naar allen lust uwer ziel. ~
79 Deu 12:21 | eten in uw poorten, naar allen lust uwer ziel. ~
80 Deu 14:11 | 11 Allen reinen vogel zult gij eten. ~
81 Deu 18:5 | HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage. ~
82 Deu 27:14 | zullen betuigen en zeggen tot allen man van Israel, met verhevene
83 Deu 29:10 | 10 Gij staat heden allen voor het aangezicht des
84 Joz 4:24 | HEERE, uw God, vrezet te allen dage. ~ ~
85 Joz 6:3 | 3 Gij dan allen, die krijgslieden zijt,
86 Joz 6:17 | Rachab levend blijven, zij en allen, die met haar in het huis
87 Joz 8:4 | van de stad, en weest gij allen bereid. ~
88 Joz 8:24 | nagejaagd hadden, en dat zij allen door de scherpte des zwaards
89 Joz 8:24 | gevallen waren, totdat zij allen vernield waren; zo keerde
90 Joz 8:25 | 25 En het geschiedde, dat allen, die te dien dage vielen,
91 Joz 11:19 | van Gibeon; zij namen ze allen in door krijg. ~
92 Joz 13:6 | 6 Allen, die op het gebergte wonen
93 Ric 3:1 | hen Israel te verzoeken, allen, die niet wisten van al
94 Ric 3:19 | dewelke zeide: Zwijg! En allen, die om hem stonden, gingen
95 Ric 3:29 | omtrent tien duizend man, allen vette en allen strijdbare
96 Ric 3:29 | duizend man, allen vette en allen strijdbare mannen, dat er
97 Ric 5:9 | Egyptenaren, en van de hand van allen, die u drukten; en Ik heb
98 Ric 5:31 | Joas daarentegen zeide tot allen, die bij hem stonden: Zult
99 Ric 6:18 | bazuin zal blazen, ik en allen, die met mij zijn, dan zult
100 Ric 8:44 | andere hopen overvielen allen, die in het veld waren,
101 Ric 19:7 | 7 Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft
102 Ric 19:16 | welke links waren; deze allen slingerden met een steen
103 Ric 19:17 | zwaard uittrokken; deze allen waren mannen van oorlog. ~
104 Ric 19:25 | man neder ter aarde; die allen trokken het zwaard uit. ~
105 Ric 19:35 | duizend en honderd mannen; die allen trokken het zwaard uit. ~
106 Ric 19:44 | achttien duizend mannen; deze allen waren strijdbare mannen. ~
107 Ric 19:46 | 46 Alzo waren allen, die op die dag van Benjamin
108 Ric 19:46 | het zwaard uittrokken; die allen waren strijdbare mannen. ~
109 1Sa 5:5 | priesters van Dagon, en allen, die in het huis van Dagon
110 1Sa 6:4 | is enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~
111 1Sa 11:2 | ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke;
112 1Sa 22:7 | wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden,
113 1Sa 22:8 | 8 Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt,
114 1Sa 22:11 | Nob waren; en zij kwamen allen tot den koning. ~
115 1Sa 25:22 | Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, iets tot
116 1Sa 26:12 | ontwaakte; want zij sliepen allen; want er was een diepe slaap
117 1Sa 26:24 | en Hij verlosse mij uit allen nood. ~
118 1Sa 28:2 | mijns hoofds zetten, te allen dage. ~
119 2Sa 2:23 | En het geschiedde, dat allen, die tot de plaats kwamen,
120 2Sa 9:12 | wiens naam was Micha; en allen, die in het huis van Ziba
121 2Sa 15:2 | geschiedde, dat Absalom allen man, die een geschil had,
122 2Sa 16:21 | geworden, en de handen van allen, die met u zijn, zullen
123 2Sa 17:3 | gelijk het wederkeren van allen; zo zal al het volk in vrede
124 2Sa 18:32 | mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan,
125 2Sa 19:6 | Absalom leefde, en wij heden allen dood waren, dat het alsdan
126 2Sa 19:13 | voor mijn aangezicht, te allen dage, in Joabs plaats. ~
127 2Sa 22:31 | doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. ~
128 1Kon 1:29| leeft, die mijn ziel uit allen nood verlost heeft; ~
129 1Kon 7:37| enerlei snede hadden zij allen. ~
130 1Kon 9:3 | hart zullen daar zijn te allen dage. ~
131 1Kon 12:7 | spreken zult, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn. ~
132 1Kon 14:9 | hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn,
133 1Kon 14:23| opgerichte beelden, en bossen, op allen hogen heuvel, en onder allen
134 1Kon 14:23| allen hogen heuvel, en onder allen groenen boom. ~
135 1Kon 16:25| ja, hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren. ~
136 1Kon 16:30| ogen des HEEREN, meer dan allen, die voor hem geweest waren. ~
137 1Kon 19:1 | wat Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, te
138 1Kon 19:18| gebogen hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust
139 2Kon 8:19| gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor zijn zonen een
140 2Kon 9:5 | zeide: Tot wien van ons allen? En hij zeide: Tot u, o
141 2Kon 10:17| Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab te Samaria
142 2Kon 11:7 | twee delen van ulieden, allen, die op den sabbat uitgaan,
143 2Kon 16:16| sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar
144 2Kon 19:10| opgericht en bossen, op allen hogen heuvel en onder alle
145 2Kon 19:37| gij waarnemen te doen te allen dag; en gij zult andere
146 2Kon 21:35| vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. ~
147 2Kon 23:24| volk des lands versloeg allen, die tegen den koning Amon
148 1Kro 1:33| en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura. ~
149 1Kro 2:6 | en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf. ~
150 1Kro 2:23| plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van Machir, den
151 1Kro 3:9 | 9 Deze allen zijn zonen van David, behalve
152 1Kro 5:17| 17 Deze allen zijn naar hun geslachtsregisters
153 1Kro 5:20| in hun hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat
154 1Kro 7:8 | Anathoth, en Alemeth; deze allen waren kinderen van Becher. ~
155 1Kro 7:40| 40 Deze allen waren kinderen van Aser,
156 1Kro 9:22| 22 Allen, die uitgelezen waren tot
157 1Kro 9:27| over de opening, en dat allen morgen. ~
158 1Kro 22:3 | honderdmaal meer; zijn zij niet allen, o mijn heer koning, mijn
159 1Kro 26:5 | 5 Deze allen waren kinderen van Heman,
160 1Kro 26:7 | in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd
161 1Kro 27:8 | 8 Deze allen waren uit de kinderen van
162 1Kro 29:1 | kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held. ~
163 1Kro 29:21| priesteren en der Levieten, tot allen dienst van het huis Gods;
164 1Kro 29:21| vrijwilligen, met wijsheid tot allen dienst, ook de vorsten,
165 2Kro 2:14| graveren, en om te bedenken allen vernuftigen vond, die hem
166 2Kro 5:12| die zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van
167 2Kro 6:12| die zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van
168 2Kro 8:16| Mijn hart zullen daar te allen dage zijn. ~
169 2Kro 11:7 | spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn. ~
170 2Kro 16:6 | werden; want God had hen met allen angst verschrikt. ~
171 2Kro 22:2 | Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat,
172 2Kro 22:7 | had, hem en zijn zonen te allen dage een lamp te zullen
173 2Kro 22:22| Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat,
174 2Kro 22:27| had, hem en zijn zonen te allen dage een lamp te zullen
175 2Kro 25:12| der steenrots af, dat zij allen barstten. ~
176 2Kro 28:6 | duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen, omdat
177 2Kro 28:15| en voerden ze op ezelen, allen die zwak waren, en brachten
178 2Kro 29:29| offeren, bukten de koning en allen, die bij hem gevonden waren,
179 2Kro 31:16| jaren oud en daarboven) allen, die in het huis des HEEREN
180 2Kro 31:19| onder de priesteren en aan allen, die in het geslachtsregister
181 2Kro 32:22| Assyrie, en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom
182 2Kro 33:25| volk des lands sloeg hen allen, die de verbintenis tegen
183 2Kro 34:12| drijven; en die Levieten waren allen verstandig op instrumenten
184 2Kro 34:13| en de voortdrijvers van allen, die in enig werk arbeidden;
185 2Kro 34:32| 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem en in
186 2Kro 34:33| Israels waren, en maakte allen, die in Israel gevonden
187 2Kro 37:17| de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand. ~
188 Ezra 1:6 | 6 Allen nu, die rondom hen waren,
189 Ezra 2:42| kinderen van Sobai; deze allen waren honderd negen en dertig. ~
190 Ezra 3:8 | priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te
191 Ezra 6:20| een enig man; zij waren allen rein; en zij slachtten het
192 Ezra 7:25| gene zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten,
193 Ezra 8:20| en twintig Nethinim, die allen bij namen genoemd werden. ~
194 Ezra 8:22| onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn
195 Ezra 8:22| sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. ~
196 Ezra 9:4 | verzamelden zich tot mij allen, die voor de woorden van
197 Ezra 10:14| gemeente hierover staan, en allen, die in onze steden zijn,
198 Ezra 10:16| huis hunner vaderen, en zij allen, bij namen genoemd, scheidden
199 Neh 4:8 | 8 En zij maakten allen te zamen een verbintenis,
200 Neh 4:15 | gemaakt had, zo keerden wij allen weder tot den muur, een
201 Neh 5:13 | zeide: Alzo schudde God uit allen man, die dit woord niet
202 Neh 5:18 | en binnen tien dagen van allen wijn zeer veel; nog heb
203 Neh 6:9 | 9 Want zij allen zochten ons vreesachtig
204 Neh 8:3 | beiden mannen en vrouwen, en allen, die verstandig waren om
205 Neh 9:5 | heerlijkheid, die verhoogd is boven allen lof en prijs! ~
206 Neh 9:6 | daarin is, en Gij maakt die allen levend; en het heir der
207 Neh 13:15 | wijn, druiven en vijgen, en allen last, dien zij te Jeruzalem
208 Est 5:1 | 11 Mordechai nu wandelde allen dag voor het voorhof van
209 Est 8 | in de ogen van allen, die haar zagen. ~
210 Est 52:14 | zich en op hun zaad, en op allen, die zich tot hen vervoegen
211 Job 8:13 | 13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de
212 Job 13:4 | leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters. ~
213 Job 15:20 | 20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven
214 Job 16:2 | dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters. ~
215 Job 17:10 | 10 Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu;
216 Job 27:12 | 12 Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom
217 Job 34:19 | niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk. ~
218 Job 39:6 | verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder
219 Job 39:7 | 7 Zie allen hoogmoedige, en breng hem
220 Job 41:11 | en al zijn zusters, en allen, die hem te voren gekend
221 Psa 2:12 | ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. ~ ~
222 Psa 5:12 | Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot
223 Psa 7:12 | Rechter, en een God, Die te allen dage toornt. ~
224 Psa 10:5 | 5 Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen
225 Psa 14:3 | 3Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn
226 Psa 18:31 | doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. ~
227 Psa 22:8 | 8 Allen, die mij zien, bespotten
228 Psa 22:30 | zullen eten, en aanbidden; allen, die in het stof nederdalen,
229 Psa 25:3 | 3 Gimel. Ja, allen, die U verwachten, zullen
230 Psa 31:25 | ulieder hart versterken, allen gij, die op den HEERE hoopt! ~ ~
231 Psa 35:23 | ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen
232 Psa 41:17 | vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers
233 Psa 62:4 | aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij
234 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en
235 Psa 70:5 | vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers
236 Psa 71:18 | geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht. ~
237 Psa 76:12 | ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem zijt! Laat
238 Psa 80:13 | muren doorgebroken, zodat allen, die den weg voorbijgaan,
239 Psa 82:6 | zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; ~
240 Psa 86:5 | van grote goedertierenheid allen, die U aanroepen. ~
241 Psa 89:8 | heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn. ~
242 Psa 89:42 | 42 Allen, die den weg voorbijgingen,
243 Psa 97:7 | 7 Beschaamd moeten wezen allen, die de beelden dienen,
244 Psa 104:27 | 27 Zij allen wachten op U, dat Gij hun
245 Psa 105:16 | honger in het land; Hij brak allen staf des broods. ~
246 Psa 106:46 | voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden. ~
247 Psa 111:2 | zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben. ~
248 Psa 111:10 | beginsel der wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed
249 Psa 119:14 | getuigenissen, dan over allen rijkdom. ~
250 Psa 119:63 | 63 Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen,
251 Psa 119:91 | nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. ~
252 Psa 129:5 | achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten. ~
253 Psa 134:1 | knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN
254 Psa 136:25 | 25 Die allen vlees spijs geeft; want
255 Psa 140:3 | kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen. ~
256 Psa 143:12 | goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen;
257 Psa 145:2 | 2 Beth. Te allen dage zal ik U loven, en
258 Psa 145:9 | 9 Teth. De HEERE is aan allen goed, en Zijn barmhartigheden
259 Psa 145:14 | Samech. De HEERE ondersteunt allen, die vallen, en Hij richt
260 Psa 145:18 | Koph. De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen,
261 Psa 145:18 | allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der
262 Psa 147:4 | der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. ~
263 Spre 1:14| onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben. ~
264 Spre 2:19| 19 Allen die tot haar ingaan, zullen
265 Spre 5:19| laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool
266 Spre 8:36| doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den
267 Spre 14:23| 23 In allen smartelijke arbeid is overschot;
268 Spre 22:2 | elkander; de HEERE heeft hen allen gemaakt. ~
269 Spre 23:17| zondaren; maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN. ~
270 Spre 30:27| koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in
271 Spre 31:8 | stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden. ~
272 Spre 31:29| gehandeld; maar gij gaat die allen te boven. ~
273 Pred 1:16| vergroot en vermeerderd, boven allen, die voor mij te Jeruzalem
274 Pred 2:7 | runderen en schapen, meer dan allen, die voor mij te Jeruzalem
275 Pred 2:14| ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. ~
276 Pred 3:19| alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem,
277 Pred 3:19| de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid. ~
278 Pred 3:20| 20 Zij gaan allen naar een plaats; zij zijn
279 Pred 3:20| naar een plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren
280 Pred 3:20| uit het stof, en zij keren allen weder tot het stof. ~
281 Pred 4:16| einde van al het volk, van allen, die voor hen geweest zijn;
282 Pred 5:8 | voordeel des aardrijks is voor allen: de koning zelfs wordt van
283 Pred 6:6 | niet zag; gaan zij niet allen naar een plaats? ~
284 Pred 7:28| maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden. ~
285 Pred 9:3 | geschiedt, dat enerlei ding allen wedervaart, en dat ook het
286 Pred 9:8 | Laat uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op
287 Pred 11:8 | en verblijdt zich in die allen, zo laat hem ook gedenken
288 Pred 12:13| geboden, want dit betaamt allen mensen. ~
289 Jes 2:12 | heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen
290 Jes 2:12 | hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd
291 Jes 2:15 | 15 En tegen allen hogen toren, en tegen allen
292 Jes 2:15 | allen hogen toren, en tegen allen vasten muur; ~
293 Jes 3:1 | wegnemen den stok en den staf, allen stok des broods, en allen
294 Jes 3:1 | allen stok des broods, en allen stok des waters; ~
295 Jes 7:19 | zij zullen komen, en zij allen zullen rusten in de woeste
296 Jes 8:9 | verbroken; en neemt ter ore, allen gij, die in verre landen
297 Jes 9:16 | ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en
298 Jes 14:18 | koningen der heidenen, zij allen liggen neder met eer, een
299 Jes 18:3 | 3 Allen gij ingezetenen der wereld,
300 Jes 19:8 | vissers zullen treuren, en allen, die den angel in de stromen
301 Jes 19:10 | fondamenten verbrijzeld worden, allen, die voor loon lustige staande
302 Jes 22:3 | van de schutters gebonden, allen, die in u gevonden zijn,
303 Jes 24:7 | treurt, de wijnstok kweelt, allen die blijhartig waren, zuchten. ~
304 Jes 25:6 | heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd
305 Jes 28:19 | hij ulieden wegnemen, want allen morgen zal hij doortrekken,
306 Jes 29:7 | Ariel strijden zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar
307 Jes 29:20 | bespotter uit zal zijn, en dat allen, die tot ongerechtigheid
308 Jes 30:5 | 5 Hij zal hen allen beschaamd maken door een
309 Jes 30:17 | schelden van vijf zult gij allen vlieden; totdat gij overgelaten
310 Jes 30:18 | welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten. ~
311 Jes 30:25 | 25 En er zullen op allen hogen berg, en op allen
312 Jes 30:25 | allen hogen berg, en op allen verhevenen heuvel beekjes
313 Jes 33:2 | U gewacht; wees hun arm allen morgen, daartoe onze behoudenis
314 Jes 37:36 | vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen. ~
315 Jes 41:11 | beschaamd en te schande worden, allen, die tegen u ontstoken zijn;
316 Jes 42:22 | geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en
317 Jes 43:14 | Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen,
318 Jes 45:16 | tot schande worden, zij allen; te zamen zullen zij met
319 Jes 45:24 | zullen beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken
320 Jes 48:14 | 14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen
321 Jes 50:4 | tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het
322 Jes 50:11 | 11 Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt,
323 Jes 53:6 | 6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden
324 Jes 57:10 | 10 Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij
325 Jes 57:10 | blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij
326 Jes 57:11 | niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg,
327 Jes 58:5 | in de eikenbossen, onder allen groenen boom; slachtende
328 Jes 58:13 | redden; doch de wind zal hen allen wegvoeren, de ijdelheid
329 Jes 60:11 | 11 Wij brommen allen gelijk als de beren, en
330 Jes 61:4 | ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen
331 Jes 61:6 | van Midian en Hefa; zij allen uit Scheba zullen komen;
332 Jes 61:14 | u onderdrukt hebben, en allen, die u gelasterd hebben
333 Jes 61:21 | 21 En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen
334 Jes 62:9 | in het midden der volken; allen, die hen zien zullen, zullen
335 Jes 65:6 | 6 Doch wij allen zijn als een onreine, en
336 Jes 65:6 | wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad,
337 Jes 65:8 | onze pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk. ~
338 Jes 65:9 | zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk. ~
339 Jes 66:8 | doen, dat Ik hen niet allen verderve. ~
340 Jes 66:12 | zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting zult krommen,
341 Jes 67:10 | over haar met vreugde, gij allen, die over haar zijt treurig
342 Jes 67:24 | worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen. ~
343 Jer 2:3 | eerstelingen Zijner inkomste; allen, die hem opaten, werden
344 Jer 2:20 | zal niet dienen; maar op allen hogen heuvel en onder allen
345 Jer 2:20 | allen hogen heuvel en onder allen groenen boom loopt gij om,
346 Jer 2:24 | haar ontmoeting afkeren? Allen, die haar zoeken, zullen
347 Jer 2:29 | gij tegen Mij? Gij hebt allen tegen Mij overtreden, spreekt
348 Jer 3:6 | heeft? Zij ging henen op allen hogen berg, en tot onder
349 Jer 3:6 | hogen berg, en tot onder allen groenen boom, en hoereerde
350 Jer 3:13 | hebt tot de vreemden, onder allen groenen boom, maar gij zijt
351 Jer 6:28 | 28 Zij zijn allen de afvalligsten der afvalligen,
352 Jer 9:2 | hen trekken; want zij zijn allen overspelers, een trouweloze
353 Jer 9:26 | Ammons, en over Moab, en over allen, die aan de hoeken afgekort
354 Jer 12:1 | waarom hebben zij rust, allen, die trouwelooslijk trouweloosheid
355 Jer 16:16 | zullen hen jagen, van op allen berg, en van op allen
356 Jer 16:16 | op allen berg, en van op allen heuvel, ja, uit de
357 Jer 17:13 | HEERE, Israels Verwachting! allen, die U verlaten, zullen
358 Jer 23:14 | iegelijk van zijn boosheid; zij allen zijn Mij als Sodom, en haar
359 Jer 24:9 | een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde;
360 Jer 25:20 | gansen gemengden hoop, en allen koningen des lands van Uz;
361 Jer 25:20 | koningen des lands van Uz; en allen koningen van der Filistijnen
362 Jer 25:22 | 22 En allen koningen van Tyrus, en allen
363 Jer 25:22 | allen koningen van Tyrus, en allen koningen van Sidon; en den
364 Jer 25:23 | Dedan, en Thema, en Buz, en allen, die aan de hoeken afgekort
365 Jer 25:24 | 24 En allen koningen van Arabie; en
366 Jer 25:24 | koningen van Arabie; en allen koningen des gemengden hoops,
367 Jer 25:25 | 25 En allen koningen van Zimri, en allen
368 Jer 25:25 | allen koningen van Zimri, en allen koningen van Elam, en allen
369 Jer 25:25 | allen koningen van Elam, en allen koningen van Medie; ~
370 Jer 25:26 | 26 En allen koningen van het noorden,
371 Jer 25:26 | een met den anderen; ja, allen koninkrijken der aarde,
372 Jer 26:6 | Ik stellen tot een vloek allen volken der aarde. ~
373 Jer 28:4 | Jojakim, koning van Juda, en allen, die gevankelijk weggevoerd
374 Jer 28:6 | van des HEEREN huis, en allen, die gevankelijk zijn
375 Jer 29:4 | heirscharen, de God Israels, tot allen, die gevankelijk zijn weggevoerd,
376 Jer 29:18 | overgeven tot een beroering, allen koninkrijken der aarde,
377 Jer 29:20 | hoort des HEEREN woord, gij allen, die gevankelijk zijt weggevoerd,
378 Jer 29:26 | in des HEEREN huis over allen man, die onzinnig is, en
379 Jer 29:31 | 31 Zend henen tot allen, die gevankelijk weggevoerd
380 Jer 30:16 | 16 Daarom, allen, die u opeten, zullen opgegeten
381 Jer 30:16 | uw wederpartijders, zij allen zullen gaan in gevangenis;
382 Jer 30:16 | zullen ter beroving zijn, en allen, die u plunderen, zal
383 Jer 31:1 | spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israels tot een
384 Jer 31:34 | HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste
385 Jer 34:17 | overgeven ter beroering allen koninkrijken der aarde. ~
386 Jer 36:9 | aangezicht uitriepen, allen volke te Jeruzalem, mitsgaders
387 Jer 36:9 | te Jeruzalem, mitsgaders allen volke, die uit de steden
388 Jer 44:12 | verkeren; en zij zullen allen in Egypteland verteerd
389 Jer 47:4 | verstoren, om Tyrus en Sidon allen overgeblevenen helper af
390 Jer 48:17 | 17 Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem zijt, en
391 Jer 48:17 | die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam kent; zegt:
392 Jer 48:39 | schaamte gewend! Alzo zal Moab allen, die rondom hem zijn, tot
393 Jer 49:5 | HEERE der heirscharen, van allen, die rondom u zijn, en gijlieden
394 Jer 50:7 | 7 Allen, die hen vonden, aten hen
395 Jer 50:10 | Chaldea zal ten roof zijn; allen, die het beroven, zullen
396 Jer 50:14 | tegen Babel rondom, gij allen, die den boog spant! schiet
397 Jer 50:29 | Babel, gij schutters! gij allen, die den boog spant! legert
398 Jer 50:33 | zamen verdrukt geweest; en allen, die hen gevangen hadden,
399 Jer 51:24 | Maar Ik zal Babel en allen inwoneren van Chaldea vergelden
400 Klaa 1:8 | afgezonderde vrouw geworden; allen, die haar eerden, achten
401 Klaa 1:12| het ulieden niet aan, gij allen, die over weg gaat? Schouwt
402 Klaa 1:37| 15 Samech. Allen, die over weg gaan, klappen
403 Klaa 1:67| 23 Cheth. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is
404 Eze 6:13 | der bergen, en onder allen groenen boom, en onder alle
405 Eze 7:16 | zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven
406 Eze 12:14 | 14 En allen, die rondom hem zijn tot
407 Eze 14:5 | hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij
408 Eze 16:37 | vermengd zijt geweest, en allen, die gij liefgehad hebt,
409 Eze 16:37 | gij liefgehad hebt, met allen, die gij gehaat hebt; en
410 Eze 20:28 | geven, zo zagen zij naar allen hogen heuvel, en alle dicht
411 Eze 20:40 | in het land dienen, zij allen; daar zal Ik welgevallen
412 Eze 20:47 | aansteken, hetwelk in u allen groenen boom en allen dorren
413 Eze 20:47 | u allen groenen boom en allen dorren boom verteren
414 Eze 22:4 | overgegeven tot een smaad, en allen landen tot een spot. ~
415 Eze 22:18 | schuim geworden; zij zijn allen koper, of tin, of ijzer,
416 Eze 22:19 | Heere HEERE: Omdat gijlieden allen tot schuim geworden zijt,
417 Eze 23:7 | hoererijen met dezelve, die allen de keure der kinderen van
418 Eze 23:7 | van Assur waren; en met allen, op dewelke zij verliefd
419 Eze 23:15 | hoeden op hun hoofden, die allen in het aanzien hoofdmannen
420 Eze 23:23 | gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn,
421 Eze 23:23 | en vermaarde lieden, die allen te paard rijden. ~
422 Eze 26:17 | hunlieder schrik gaven aan allen, die in haar woonden! ~
423 Eze 27:29 | 29 En allen, die den riem handelen,
424 Eze 28:19 | 19 Allen, die u kennen onder de volken,
425 Eze 28:24 | distel meer hebben, van allen, die rondom hen zijn, die
426 Eze 28:26 | zal hebben geoefend tegen allen, die henlieden beroofd
427 Eze 31:14 | hun hoogte; want zij zijn allen overgegeven ter dood, tot
428 Eze 32:15 | als Ik geslagen zal hebben allen, die daarin wonen; alzo
429 Eze 32:22 | zijn rondom hem; zij zijn allen verslagen, gevallen door
430 Eze 32:23 | rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, gevallen door
431 Eze 32:24 | rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, de gevallenen
432 Eze 32:25 | zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, verslagenen
433 Eze 32:26 | zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, verslagenen
434 Eze 32:30 | geweldigen van het Noorden, zij allen, en alle Sidoniers, die
435 Eze 34:6 | dolen op alle bergen en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen
436 Eze 37:22 | bergen Israels; en zij zullen allen te zamen een enigen Koning
437 Eze 37:24 | hen zijn; en zij zullen allen te zamen een Herder hebben;
438 Eze 39:4 | roofvogelen, aan het gevogelte van allen vleugel, en aan het gedierte
439 Eze 39:17 | Zeg tot het gevogelte van allen vleugel, en tot al het gedierte
440 Dan 1:19 | hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden, gelijk
441 Dan 4:12 | spijze aan denzelve voor allen; onder hem vond het gedierte
442 Dan 4:21 | waar spijze aan was voor allen, onder wien het gedierte
443 Dan 9:16 | volk tot versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn. ~
444 Dan 11:2 | versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk
445 Dan 11:36 | verheffen, en groot maken boven allen God, en hij zal tegen den
446 Hos 5:2 | slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn. ~
447 Hos 7:7 | 7 Zij zijn allen te zamen verhit als een
448 Hos 9:4 | hun zijn als treurbrood; allen, die dat zouden eten, zouden
449 Amos 9:1 | posten beven, en doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal
450 Amos 9:5 | aanroert, dat het versmelte, en allen, die daarin wonen, treuren;
451 Nah 1:5 | aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin wonen. ~
452 Nah 3:7 | het zal geschieden, dat allen, die u zien, van u wegvlieden
453 Nah 3:19 | uw plage is smartelijk; allen, die het gerucht van u horen,
454 Zep 1:8 | kinderen des konings, en over allen, die zich kleden met
455 Zep 3:5 | Hij doet geen onrecht; allen morgen geeft Hij Zijn recht
456 Zep 3:9 | spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen,
457 Zac 12:2 | drinkschaal der zwijmeling allen volken rondom; ja, ook zal
458 Zac 12:3 | zal tot een lastigen steen allen volken; allen, die zich
459 Zac 12:3 | lastigen steen allen volken; allen, die zich daarmede beladen,
460 Zac 14:21 | heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren willen, zullen
461 Mal 2:10 | 10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een
462 Matt 4:24| en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren,
463 Matt 5:15| kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn; ~
464 Matt 8:16| den woorde, en Hij genas allen, die kwalijk gesteld waren; ~
465 Matt 10:22| 22 En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam;
466 Matt 11:28| Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt,
467 Matt 12:15| volgden Hem, en Hij genas ze allen. ~
468 Matt 13:56| Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan
469 Matt 14:20| 20 En zij aten allen en werden verzadigd, en
470 Matt 14:35| land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren; ~
471 Matt 15:37| 37 En zij aten allen en werden verzadigd, en
472 Matt 19:11| Doch Hij zeide tot hen: Allen vatten dit woord niet, maar
473 Matt 21:12| tempel Gods, en dreef uit allen, die verkochten en kochten
474 Matt 21:26| schare; want zij houden allen Johannes voor een profeet. ~
475 Matt 22:10| op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden
476 Matt 22:27| 27 Ten laatste na allen, is ook de vrouw gestorven. ~
477 Matt 22:28| zeven, want zij hebben ze allen gehad? ~
478 Matt 23:8 | namelijk Christus; en gij zijt allen broeders. ~
479 Matt 24:14| worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde
480 Matt 24:39| de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn
481 Matt 25:5 | bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in
482 Matt 26:27| hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; ~
483 Matt 26:31| Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden
484 Matt 26:33| tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer
485 Matt 26:52| weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen
486 Matt 26:70| Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet,
487 Matt 27:22| wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd
488 Mark 1:5 | van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier
489 Mark 1:27| 27 En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder
490 Mark 1:32| onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld, en
491 Mark 1:37| zeiden tot Hem: Zij zoeken U allen. ~
492 Mark 2:12| tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten en verheerlijkten
493 Mark 5:20| en zij verwonderden zich allen. ~
494 Mark 5:40| Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij
495 Mark 6:39| gebood hun, dat zij hen allen zouden doen nederzitten
496 Mark 6:41| twee vissen deelde Hij voor allen. ~
497 Mark 6:42| 42 En zij aten allen, en zijn verzadigd geworden. ~
498 Mark 6:50| 50 Want zij zagen Hem allen, en werden ontroerd; en
499 Mark 7:14| zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen en verstaat. ~
500 Mark 8:25| werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar. ~
1-500 | 501-818 |