Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
jerubbeseth 1
jeruel 1
jerusa 2
jeruzalem 803
jeruzalems 14
jesaja 59
jesana 1
Frequency    [«  »]
821 indien
818 allen
804 noch
803 jeruzalem
800 hart
792 21
787 af

Bijbel

IntraText - Concordances

jeruzalem

1-500 | 501-803

    Book Chapter: Verse
1 Joz 10:1 | Adoni-Zedek, de koning van Jeruzalem, gehoord had, dat Jozua 2 Joz 10:3 | Adoni-Zedek, koning van Jeruzalem, tot Hoham, den koning van 3 Joz 10:5 | Amorieten, de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de 4 Joz 10:23 | spelonk: den koning van Jeruzalem, den koning van Hebron, 5 Joz 12:10 | 10 De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, 6 Joz 15:8 | van het zuiden, dezelve is Jeruzalem; en deze landpale zal opwaarts 7 Joz 15:63 | Jebusieten, inwoners van Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden 8 Joz 15:63 | de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag toe. ~  ~ 9 Joz 18:28 | Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien 10 Ric 1:7 | En zij brachten hem te Jeruzalem, en hij stierf aldaar. ~ 11 Ric 1:8 | kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem gestreden, en hadden haar 12 Ric 1:21 | hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; 13 Ric 1:21 | kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag. ~ 14 Ric 18:10 | tegenover Jebus (dewelke is Jeruzalem), en met hem het paar gezadelde 15 1Sa 17:54 | Filistijn, en bracht het naar Jeruzalem; maar zijn wapenen legde 16 2Sa 5:5 | jaren en zes maanden; en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig 17 2Sa 5:6 | toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de Jebusieten, die 18 2Sa 5:13 | bijwijven, en vrouwen van Jeruzalem, nadat hij van Hebron gekomen 19 2Sa 5:14 | namen dergenen, die hem te Jeruzalem geboren zijn: Schammua, 20 2Sa 8:7 | geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem. ~ 21 2Sa 9:13 | Alzo woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at 22 2Sa 10:14 | kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem. ~ 23 2Sa 11:1 | zouden. Doch David bleef te Jeruzalem. ~ 24 2Sa 11:12 | afzenden. Alzo bleef Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen 25 2Sa 12:31 | al het volk, weder naar Jeruzalem. ~ 26 2Sa 14:23 | en hij bracht Absalom te Jeruzalem. ~ 27 2Sa 14:28 | Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, dat hij des konings aangezicht 28 2Sa 15:8 | HEERE mij zekerlijk weder te Jeruzalem zal brengen, zo zal ik den 29 2Sa 15:11 | er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd mannen, genodigd 30 2Sa 15:14 | knechten, die met hem te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat 31 2Sa 15:29 | Abjathar, de ark Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar. ~ 32 2Sa 15:37 | stad; en Absalom kwam te Jeruzalem. ~ 33 2Sa 16:3 | koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal 34 2Sa 16:15 | mannen van Israel, kwamen te Jeruzalem, en Achitofel met hem. ~ 35 2Sa 17:20 | keerden zij weder naar Jeruzalem. ~ 36 2Sa 19:19 | mijn heer de koning uit Jeruzalem uitging, dat het de koning 37 2Sa 19:25 | het geschiedde, als hij te Jeruzalem den koning tegemoet kwam, 38 2Sa 19:33 | en ik zal u bij mij te Jeruzalem onderhouden. ~ 39 2Sa 19:34 | koning zou optrekken naar Jeruzalem? ~ 40 2Sa 20:2 | van de Jordaan af tot aan Jeruzalem. ~ 41 2Sa 20:3 | nu David in zijn huis te Jeruzalem kwam, nam de koning de tien 42 2Sa 20:7 | helden. Dezen togen uit van Jeruzalem, om Seba, den zoon van Bichri, 43 2Sa 20:22 | en Joab keerde weder naar Jeruzalem tot den koning. ~ 44 2Sa 24:8 | twintig dagen kwamen zij te Jeruzalem. ~ 45 2Sa 24:16 | zijn hand uitstrekte over Jeruzalem, om haar te verderven, berouwde 46 1Kon 2:11 | geregeerd in Hebron, en in Jeruzalem heeft hij drie en dertig 47 1Kon 2:36 | hem: Bouw u een huis in Jeruzalem, en woon aldaar; en ga van 48 1Kon 2:38 | doen. En Simei woonde te Jeruzalem vele dagen. ~ 49 1Kon 2:41 | aangezegd, dat Simei uit Jeruzalem naar Gath getogen, en wedergekomen 50 1Kon 3:1 | HEEREN, en den muur van Jeruzalem rondom. ~ 51 1Kon 3:15 | een droom. En hij kwam te Jeruzalem, en stond voor de ark des 52 1Kon 8:1 | tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds 53 1Kon 9:15 | en Millo, en den muur van Jeruzalem, mitsgaders Hazor, en Megiddo, 54 1Kon 9:19 | Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, en in 55 1Kon 10:2 | 2 En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, 56 1Kon 10:26 | wagensteden en bij den koning in Jeruzalem. ~ 57 1Kon 10:27 | koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de 58 1Kon 11:7 | Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het 59 1Kon 11:29 | dier tijd, als Jerobeam uit Jeruzalem uitging, dat de profeet 60 1Kon 11:36 | Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren 61 1Kon 11:42 | tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem over het ganse Israel regeerde, 62 1Kon 12:18 | te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~ 63 1Kon 12:21 | 21 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde 64 1Kon 12:27 | in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks 65 1Kon 12:28 | veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, 66 1Kon 14:21 | regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE 67 1Kon 14:25 | van Egypte, optoog tegen Jeruzalem. ~ 68 1Kon 15:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 69 1Kon 15:4 | zijn God, hem een lamp in Jeruzalem, verwekkende zijn zoon na 70 1Kon 15:4 | na hem, en bevestigende Jeruzalem. ~ 71 1Kon 15:10 | een en veertig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder 72 1Kon 22:42 | vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 73 2Kon 8:17 | hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 74 2Kon 8:26 | en regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 75 2Kon 9:28 | knechten voerden hem naar Jeruzalem, en zij begroeven hem in 76 2Kon 12:1 | regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 77 2Kon 12:17 | zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~ 78 2Kon 12:18 | Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~ 79 2Kon 13:1 | regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 80 2Kon 13:17 | zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~ 81 2Kon 13:18 | Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~ 82 2Kon 15:2 | negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 83 2Kon 15:2 | zijner moeder was Joaddan van Jeruzalem. ~ 84 2Kon 15:13 | te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan den muur 85 2Kon 15:13 | hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim 86 2Kon 15:19 | verbintenis tegen hem te Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; 87 2Kon 15:20 | paarden; en hij werd te Jeruzalem begraven, bij zijn vaderen, 88 2Kon 16:2 | twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 89 2Kon 16:2 | moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~ 90 2Kon 16:33 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 91 2Kon 17:2 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht 92 2Kon 17:5 | koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden 93 2Kon 18:2 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht 94 2Kon 18:5 | koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en zij belegerden 95 2Kon 20:2 | negen en twintig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder 96 2Kon 20:17 | met een zwaar heir naar Jeruzalem; en zij togen op, en kwamen 97 2Kon 20:17 | togen op, en kwamen naar Jeruzalem. En als zij optogen en gekomen 98 2Kon 20:22 | heeft, en tot Juda en tot Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar 99 2Kon 20:22 | altaar zult gij u buigen te Jeruzalem? ~ 100 2Kon 20:35 | gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand redden zou? ~ 101 2Kon 21:10 | gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings 102 2Kon 21:21 | bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter 103 2Kon 21:31 | 31 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, 104 2Kon 23:1 | vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 105 2Kon 23:4 | de HEERE gezegd had: te Jeruzalem zal Ik Mijn Naam zetten. ~ 106 2Kon 23:7 | Salomo: In dit huis, en in Jeruzalem, die Ik uit alle stammen 107 2Kon 23:12 | Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem en Juda brengen, dat een 108 2Kon 23:13 | 13 En Ik zal over Jeruzalem het meetsnoer van Samaria 109 2Kon 23:13 | huis van Achab; en Ik zal Jeruzalem uitwissen, gelijk als men 110 2Kon 23:16 | onschuldig bloed, totdat hij Jeruzalem van het ene einde tot het 111 2Kon 23:19 | hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 112 2Kon 24:1 | regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 113 2Kon 24:14 | klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede deel), en 114 2Kon 25:1 | al de oudsten van Juda en Jeruzalem. ~ 115 2Kon 25:2 | met hem alle inwoners van Jeruzalem, en de priesters en de profeten, 116 2Kon 25:4 | hij verbrandde dat buiten Jeruzalem in de velden van Kidron, 117 2Kon 25:5 | steden van Juda, en rondom Jeruzalem, mitsgaders, die voor Baal, 118 2Kon 25:6 | huis des HEEREN weg, buiten Jeruzalem, tot de beek Kidron, en 119 2Kon 25:9 | het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar zij aten ongezuurde 120 2Kon 25:13 | hoogten ook, die vooraan Jeruzalem waren, dewelke waren ter 121 2Kon 25:20 | Daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~ 122 2Kon 25:23 | dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. ~ 123 2Kon 25:24 | het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden; opdat hij 124 2Kon 25:27 | heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren 125 2Kon 25:30 | Megiddo, en brachten hem te Jeruzalem, en begroeven hem in zijn 126 2Kon 25:31 | regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 127 2Kon 25:33 | van Hamath, opdat hij te Jeruzalem niet regeren zou; en hij 128 2Kon 25:36 | en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 129 2Kon 26:4 | vergoten had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vervuld 130 2Kon 26:8 | regeerde drie maanden te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 131 2Kon 26:8 | dochter van Elnathan, van Jeruzalem. ~ 132 2Kon 26:10 | den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad werd belegerd. ~ 133 2Kon 26:14 | 14 En hij voerde gans Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, 134 2Kon 26:15 | bracht hij gevankelijk van Jeruzalem naar Babel; ~ 135 2Kon 26:18 | hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 136 2Kon 26:20 | den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij 137 2Kon 27:1 | koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, 138 2Kon 27:8 | des konings van Babel, te Jeruzalem. ~ 139 2Kon 27:9 | mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten 140 2Kon 27:10 | trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. ~ 141 1Kro 3:4 | dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. ~ 142 1Kro 3:5 | 5 Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Simea, en Sobab, 143 1Kro 6:10 | het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had. ~ 144 1Kro 6:15 | mede, als de HEERE Juda en Jeruzalem gevankelijk wegvoerde door 145 1Kro 6:32 | Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en zij stonden naar 146 1Kro 8:28 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 147 1Kro 8:32 | tegenover hun broederen te Jeruzalem, met hun broederen. ~ 148 1Kro 9:3 | 3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen 149 1Kro 9:34 | geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. ~ 150 1Kro 9:38 | Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem, tegenover hun broederen, 151 1Kro 11:4 | henen, en gans Israel, naar Jeruzalem, welke is Jebus; want daar 152 1Kro 14:3 | David nam meer vrouwen te Jeruzalem, en David gewon meer zonen 153 1Kro 14:4 | der kinderen, die hij te Jeruzalem had: Sammua, en Sobab, Nathan 154 1Kro 15:3 | vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des HEEREN op 155 1Kro 18:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 156 1Kro 19:7 | waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~ 157 1Kro 20:15 | de stad; en Joab kwam te Jeruzalem. ~ 158 1Kro 21:1 | Rabba; maar David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en 159 1Kro 21:3 | wederom met al het volk naar Jeruzalem. ~ 160 1Kro 22:4 | daarna kwam hij weder te Jeruzalem. ~ 161 1Kro 22:15 | God zond een engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en 162 1Kro 22:16 | zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem; toen viel David, en de 163 1Kro 24:25 | rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen tot in eeuwigheid. ~ 164 1Kro 29:1 | Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, 165 1Kro 30:27 | regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. ~ 166 2Kro 1:4 | had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen.) ~ 167 2Kro 1:13 | 13 Alzo kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon 168 2Kro 1:14 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 169 2Kro 1:15 | het zilver en het goud in Jeruzalem te zijn als stenen, en de 170 2Kro 2:7 | bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David beschikt 171 2Kro 2:16 | zult het laten ophalen naar Jeruzalem. ~ 172 2Kro 3:1 | des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op den berg Moria, die 173 2Kro 5:2 | de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds 174 2Kro 6:2 | de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds 175 2Kro 7:6 | 6 Maar Ik heb Jeruzalem verkoren, dat Mijn Naam 176 2Kro 9:6 | begeerd had te bouwen, in Jeruzalem, en in den Libanon, en in 177 2Kro 10:1 | raadselen te verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, 178 2Kro 10:25 | wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~ 179 2Kro 10:27 | de koning het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de 180 2Kro 10:30 | 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israel, veertig 181 2Kro 11:18 | te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~ 182 2Kro 12:1 | 1 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde 183 2Kro 12:5 | 5 Rehabeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot 184 2Kro 12:14 | en kwamen in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen 185 2Kro 12:16 | alle stammen van Israel te Jeruzalem, die hun hart begaven, om 186 2Kro 13:2 | koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden 187 2Kro 13:4 | Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. ~ 188 2Kro 13:5 | oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren, uit oorzaak 189 2Kro 13:7 | dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet 190 2Kro 13:9 | koning van Egypte, op tegen Jeruzalem; en hij nam de schatten 191 2Kro 13:13 | zich de koning Rehabeam in Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam 192 2Kro 13:13 | regeerde zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit 193 2Kro 14:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 194 2Kro 15:15 | kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ~  ~ 195 2Kro 16:10 | zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, in het 196 2Kro 18:13 | krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem. ~ 197 2Kro 20:1 | weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~ 198 2Kro 20:4 | 4 Josafat nu woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit 199 2Kro 20:8 | Daartoe stelde Josafat ook te Jeruzalem enige van de Levieten, en 200 2Kro 20:8 | rechtsgeschillen, als zij weder te Jeruzalem gekomen waren. ~ 201 2Kro 21:5 | de gemeente van Juda en Jeruzalem, in het huis des HEEREN, 202 2Kro 21:15 | Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem, en gij, koning Josafat! 203 2Kro 21:17 | HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest niet, en ontzet 204 2Kro 21:18 | Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen neder voor het aangezicht 205 2Kro 21:20 | Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem! Gelooft in den HEERE, uw 206 2Kro 21:27 | alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de 207 2Kro 21:27 | wederom met blijdschap tot Jeruzalem te komen; want de HEERE 208 2Kro 21:28 | 28 En zij kwamen te Jeruzalem, met luiten, en met harpen, 209 2Kro 21:31 | vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 210 2Kro 22:5 | hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 211 2Kro 22:11 | hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef 212 2Kro 22:13 | Juda en de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, achtervolgens 213 2Kro 22:20 | en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder 214 2Kro 22:25 | hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. ~ 215 2Kro 22:31 | hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, ja, hij dreef 216 2Kro 22:33 | Juda en de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, achtervolgens 217 2Kro 22:40 | en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder 218 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem maakten Ahazia, zijn kleinsten 219 2Kro 23:2 | hij regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 220 2Kro 23:15 | Israel, en zij kwamen naar Jeruzalem. ~ 221 2Kro 24:1 | regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 222 2Kro 24:6 | dat zij uit Juda en uit Jeruzalem inbrengen zouden de schatting 223 2Kro 24:9 | uitroeping in Juda en in Jeruzalem, dat men den HEERE inbrengen 224 2Kro 24:18 | toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. ~ 225 2Kro 24:23 | en zij kwamen tot Juda en Jeruzalem, en verdierven uit het volk 226 2Kro 25:1 | negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 227 2Kro 25:1 | moeder was Joaddan, van Jeruzalem. ~ 228 2Kro 25:23 | Beth-Semes; en hij bracht hem te Jeruzalem, en hij brak aan den muur 229 2Kro 25:23 | hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim 230 2Kro 25:27 | HEERE, zo maakten zij in Jeruzalem een verbintenis tegen hem; 231 2Kro 26:3 | twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 232 2Kro 26:3 | moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~ 233 2Kro 26:9 | Daartoe bouwde Uzzia torens te Jeruzalem, aan de Hoekpoort en aan 234 2Kro 26:15 | 15 Hij maakte ook te Jeruzalem kunstige werken, bedenking 235 2Kro 27:1 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 236 2Kro 27:8 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem. ~ 237 2Kro 28:1 | regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht 238 2Kro 28:10 | de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen 239 2Kro 28:24 | altaren in alle hoeken van Jeruzalem. ~ 240 2Kro 28:27 | begroeven hem in de stad te Jeruzalem; maar zij brachten hem niet 241 2Kro 29:1 | negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder 242 2Kro 29:8 | des HEEREN over Juda en Jeruzalem geweest; en Hij heeft hen 243 2Kro 30:1 | tot het huis des HEEREN te Jeruzalem, om den HEERE, den God Israels, 244 2Kro 30:2 | en de ganse gemeente te Jeruzalem, om het pascha te houden, 245 2Kro 30:3 | zich niet verzameld had te Jeruzalem. ~ 246 2Kro 30:5 | God Israels, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in 247 2Kro 30:11 | van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem. ~ 248 2Kro 30:13 | 13 En te Jeruzalem verzamelde zich veel volks, 249 2Kro 30:14 | namen de altaren weg, die te Jeruzalem waren; daartoe namen zij 250 2Kro 30:21 | kinderen Israels, die te Jeruzalem gevonden werden, het feest 251 2Kro 30:26 | was er grote blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, 252 2Kro 30:26 | Israel, was desgelijks in Jeruzalem niet geweest. ~ 253 2Kro 31:4 | volk, tot de inwoners van Jeruzalem, dat zij het deel der priesteren 254 2Kro 32:2 | was tot den krijg tegen Jeruzalem; ~ 255 2Kro 32:9 | Assyrie, zijn knechten naar Jeruzalem,, doch hij zelf was voor 256 2Kro 32:9 | tot het ganse Juda, dat te Jeruzalem was, zeggende: ~ 257 2Kro 32:10 | vertrouwt gij, dat gij te Jeruzalem blijft in de vesting? ~ 258 2Kro 32:12 | weggenomen, en tot Juda en tot Jeruzalem gesproken, zeggende: Voor 259 2Kro 32:18 | Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om 260 2Kro 32:19 | spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren 261 2Kro 32:22 | Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, 262 2Kro 32:23 | geschenken tot den HEERE te Jeruzalem, en kostelijkheden tot Jehizkia, 263 2Kro 32:25 | over hem, en over Juda en Jeruzalem, een grote toornigheid. ~ 264 2Kro 32:26 | hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de grote toornigheid 265 2Kro 32:33 | Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; 266 2Kro 33:1 | vijf en vijftig jaren te Jeruzalem. ~ 267 2Kro 33:4 | de HEERE gezegd had: Te Jeruzalem zal Mijn Naam zijn tot in 268 2Kro 33:7 | Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem, dat Ik uit alle stammen 269 2Kro 33:9 | Manasse Juda en de inwoners te Jeruzalem dwalen, dat zij erger deden 270 2Kro 33:13 | Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen 271 2Kro 33:15 | het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten 272 2Kro 33:21 | en regeerde twee jaren te Jeruzalem. ~ 273 2Kro 34:1 | regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. ~ 274 2Kro 34:3 | twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten en de bossen, 275 2Kro 34:5 | en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~ 276 2Kro 34:7 | daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~ 277 2Kro 34:9 | Juda en Benjamin, en te Jeruzalem wedergekomen waren; ~ 278 2Kro 34:22 | klederbewaarder. Zij nu woonde te Jeruzalem in het tweede deel; en zij 279 2Kro 34:29 | alle oudsten van Juda en Jeruzalem. ~ 280 2Kro 34:30 | Juda en de inwoners van Jeruzalem, mitsgaders de priesters 281 2Kro 34:32 | En hij deed allen, die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden 282 2Kro 34:32 | staan; en de inwoners van Jeruzalem deden naar het verbond van 283 2Kro 35:1 | het pascha den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha 284 2Kro 35:18 | werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~ 285 2Kro 35:24 | had, en brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd 286 2Kro 35:24 | vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~ 287 2Kro 36:1 | het pascha den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha 288 2Kro 36:18 | werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~ 289 2Kro 36:24 | had, en brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd 290 2Kro 36:24 | vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~ 291 2Kro 37:1 | zijns vaders plaats, te Jeruzalem. ~ 292 2Kro 37:2 | regeerde drie maanden te Jeruzalem. ~ 293 2Kro 37:3 | van Egypte zette hem af te Jeruzalem; en hij legde het land een 294 2Kro 37:4 | Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam 295 2Kro 37:5 | en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was 296 2Kro 37:9 | maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in 297 2Kro 37:10 | Zedekia koning over Juda en Jeruzalem. ~ 298 2Kro 37:11 | en regeerde elf jaren te Jeruzalem. ~ 299 2Kro 37:14 | dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. ~ 300 2Kro 37:19 | zij braken den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan 301 2Kro 37:23 | Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is; wie 302 Ezra 1:2 | Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is. ~ 303 Ezra 1:3 | hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij 304 Ezra 1:3 | Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. ~ 305 Ezra 1:4 | voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont. ~ 306 Ezra 1:5 | huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont. ~ 307 Ezra 1:7 | HEEREN, die Nebukadnezar uit Jeruzalem had uitgevoerd, en had gesteld 308 Ezra 1:11 | opgevoerd werden, van Babel naar Jeruzalem. ~  ~ 309 Ezra 2:1 | had naar Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn wedergekeerd, 310 Ezra 2:68 | huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont, gaven vrijwilliglijk 311 Ezra 3:1 | volk, als een enig man, te Jeruzalem. ~ 312 Ezra 3:8 | aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen 313 Ezra 3:8 | die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden 314 Ezra 4:6 | de inwoners van Juda en Jeruzalem. ~ 315 Ezra 4:8 | schreven een brief tegen Jeruzalem, aan den koning Arthahsasta, 316 Ezra 4:12 | tot ons gekomen zijn te Jeruzalem, bouwende die rebelle en 317 Ezra 4:20 | machtige koningen geweest over Jeruzalem, die geheerst hebben overal 318 Ezra 4:23 | togen zij in haast naar Jeruzalem tot de Joden, en beletten 319 Ezra 4:24 | van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op 320 Ezra 5:1 | Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den naam Gods 321 Ezra 5:2 | bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten 322 Ezra 5:14 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve 323 Ezra 5:15 | afvoeren in den tempel, die te Jeruzalem is, en laat het huis Gods 324 Ezra 5:16 | van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en er is van toen 325 Ezra 5:17 | zij, om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men des 326 Ezra 6:3 | bevel: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden, 327 Ezra 6:5 | Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, heeft weggevoerd, en 328 Ezra 6:5 | naar den tempel, die te Jeruzalem is, aan zijn plaats, en 329 Ezra 6:9 | zeggen der priesteren, die te Jeruzalem zijn, dat het hun dag bij 330 Ezra 6:12 | verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het 331 Ezra 6:18 | den dienst Gods, Die te Jeruzalem is, naar het voorschrift 332 Ezra 7:7 | Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van 333 Ezra 7:8 | 8 En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat 334 Ezra 7:9 | vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns 335 Ezra 7:13 | Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga. ~ 336 Ezra 7:14 | te doen in Judea, en te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die 337 Ezra 7:15 | Israels, Wiens woning te Jeruzalem is; ~ 338 Ezra 7:16 | huize huns Gods, dat te Jeruzalem is; 339 Ezra 7:17 | van ulieder God, dat te Jeruzalem is. ~ 340 Ezra 7:19 | weder voor den God van Jeruzalem. ~ 341 Ezra 7:27 | huis des HEEREN, dat te Jeruzalem is. ~ 342 Ezra 8:29 | der vaderen van Israel, te Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN 343 Ezra 8:30 | vaten, om te brengen te Jeruzalem, ten huize onzes Gods. ~ 344 Ezra 8:31 | eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was 345 Ezra 8:32 | 32 En wij kwamen te Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie 346 Ezra 9:9 | tuin te geven in Juda en te Jeruzalem. ~ 347 Ezra 10:7 | stem doorgaan door Juda en Jeruzalem, aan al de kinderen der 348 Ezra 10:7 | gevangenis, dat zij zich te Jeruzalem zouden verzamelen. ~ 349 Ezra 10:9 | van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de 350 Neh 1:2 | de gevangenis), en naar Jeruzalem. ~ 351 Neh 2:11 | 11 En ik kwam te Jeruzalem, en was daar drie dagen. ~ 352 Neh 2:12 | hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen; en er was geen 353 Neh 2:13 | ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke verscheurd waren, 354 Neh 2:17 | ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten 355 Neh 2:20 | gerechtigheid, noch gedachtenis in Jeruzalem ~  ~ 356 Neh 3:8 | apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur. ~ 357 Neh 3:9 | overste des halven deels van Jeruzalem. ~ 358 Neh 3:12 | het andere halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. ~ 359 Neh 4:7 | verbetering aan de muren van Jeruzalem toenam, dat de scheuren 360 Neh 4:8 | zij zouden komen om tegen Jeruzalem te strijden, en een verbijstering 361 Neh 4:22 | vernachte met zijn jongen binnen Jeruzalem, opdat zij ons des nachts 362 Neh 6:7 | hebt besteld, om van u te Jeruzalem uit te roepen, zeggende: 363 Neh 7:2 | overste van den burg te Jeruzalem, want hij was als een man 364 Neh 7:3 | hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat 365 Neh 7:3 | wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, 366 Neh 7:6 | die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk 367 Neh 8:16 | door al hun steden, en te Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het 368 Neh 11:1 | de oversten des volks te Jeruzalem; maar het overige des volks 369 Neh 11:1 | die in de heilige stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen 370 Neh 11:2 | vrijwilliglijk aanboden te Jeruzalem te wonen. ~ 371 Neh 11:3 | van het landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden 372 Neh 11:4 | 4 Te Jeruzalem dan woonden sommigen van 373 Neh 11:6 | kinderen van Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd 374 Neh 11:22 | der Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, 375 Neh 12:27 | plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding 376 Neh 12:28 | uit het vlakke veld rondom Jeruzalem, als uit de dorpen van de 377 Neh 12:29 | zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem. ~ 378 Neh 12:43 | zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. ~ 379 Neh 13:6 | dit alles was ik niet te Jeruzalem; want in het twee en dertigste 380 Neh 13:7 | 7 En ik kwam te Jeruzalem, en verstond van het kwaad, 381 Neh 13:15 | allen last, dien zij te Jeruzalem inbrachten op den sabbatdag; 382 Neh 13:16 | kinderen van Juda en te Jeruzalem. ~ 383 Neh 13:19 | geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den 384 Neh 13:20 | alle koopwaren, buiten voor Jeruzalem, eens of tweemaal. ~ 385 Est 2:6 | 6 Die weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, die 386 Psa 51:20 | welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op. ~ 387 Psa 68:30 | 30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk 388 Psa 79:1 | verontreinigd; zij hebben Jeruzalem tot steenhopen gesteld. ~ 389 Psa 79:3 | hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten; en er 390 Psa 102:22 | te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem; ~ 391 Psa 116:19 | in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah! ~  ~ 392 Psa 122:2 | staande in uw poorten, o Jeruzalem! ~ 393 Psa 122:6 | 6Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die 394 Psa 125:2 | 2Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de 395 Psa 128:5 | en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen 396 Psa 135:21 | de HEERE uit Sion, Die te Jeruzalem woont. Hallelujah! ~  ~ 397 Psa 137:5 | 5Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand 398 Psa 137:6 | aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het 399 Psa 137:7 | van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot 400 Psa 147:2 | 2 De HEERE bouwt Jeruzalem; Hij vergadert Israels verdrevenen. 401 Psa 147:12 | 12 O Jeruzalem! roem den HEERE; o Sion! 402 Pred 1:1 | van David, den koning te Jeruzalem. ~ 403 Pred 1:12 | was koning over Israel te Jeruzalem. ~ 404 Pred 1:16 | boven allen, die voor mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart 405 Pred 2:7 | dan allen, die voor mij te Jeruzalem geweest waren. ~ 406 Pred 2:9 | iemand, die voor mij te Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn 407 Hoo 1:5 | liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van 408 Hoo 2:7 | bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen, of bij 409 Hoo 3:5 | bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen of bij 410 Hoo 3:10 | liefde van de dochteren van Jeruzalem. ~ 411 Hoo 5:8 | bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste 412 Hoo 5:16 | Vriend, gij dochters van Jeruzalem! ~  ~ ~ 413 Hoo 6:4 | gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als slagorden 414 Hoo 8:4 | bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! dat gij die liefde niet 415 Jes 1:1 | hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, 416 Jes 2:1 | gezien heeft over Juda en Jeruzalem. ~ 417 Jes 2:3 | en des HEEREN woord uit Jeruzalem. ~ 418 Jes 3:1 | der heirscharen, zal van Jeruzalem en van Juda wegnemen den 419 Jes 3:8 | 8      Want Jeruzalem heeft aangestoten, en Juda 420 Jes 4:3 | Sion, en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, 421 Jes 4:3 | geschreven is ten leven te Jeruzalem; ~ 422 Jes 4:4 | en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit 423 Jes 5:3 | Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem, en gij mannen van Juda, 424 Jes 7:1 | van Israel, optoog naar Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; 425 Jes 8:14 | net den      inwoners te Jeruzalem. ~ 426 Jes 10:10 | beter zijn, dan die van Jeruzalem, en dan die van Samaria; ~ 427 Jes 10:11 | alzo niet kunnen doen aan Jeruzalem en aan haar afgoden? ~ 428 Jes 10:12 | werk op den berg Sion en te Jeruzalem, dan zal Ik te huis zoeken 429 Jes 10:32 | van Sion, den heuvel van Jeruzalem. ~ 430 Jes 22:10 | Gij zult ook de huizen van Jeruzalem tellen; en gij zult huizen 431 Jes 22:21 | hij zal den inwoneren te Jeruzalem en den huize van      Juda 432 Jes 24:23 | zal op den berg Sion en te Jeruzalem, en voor zijn oudsten zal      433 Jes 27:13 | op den heiligen berg te Jeruzalem. ~ 434 Jes 28:14 | heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! ~ 435 Jes 30:19 | volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem; gij zult ganselijk niet 436 Jes 31:5 | de HEERE der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende 437 Jes 31:9 | die te Sion vuur, en te Jeruzalem een oven heeft. ~  ~ 438 Jes 33:20 | bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, 439 Jes 36:2 | Rabsake van Lachis naar Jeruzalem tot den koning Hizkia, met 440 Jes 36:7 | en Die tot Juda en tot Jeruzalem      gezegd heeft: Voor 441 Jes 36:20 | gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand zou redden? ~ 442 Jes 37:10 | gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings 443 Jes 37:22 | bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter 444 Jes 37:32 | 32      Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, 445 Jes 40:2 | Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat 446 Jes 40:9 | klim op een hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster van goede 447 Jes 41:27 | Zie, zie ze daar! en tot Jeruzalem; Ik zal een blijden boodschapper 448 Jes 44:26 | boden volbrengt; Die tot Jeruzalem zegt: Gij zult bewoond worden; 449 Jes 44:28 | volbrengen; zeggende ook tot Jeruzalem: Word gebouwd; en tot den 450 Jes 51:17 | Waak op, waak op, sta op, Jeruzalem! gij, die gedronken hebt 451 Jes 52:1 | sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? want 452 Jes 52:2 | maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van de banden 453 Jes 52:9 | gij woeste plaatsen van Jeruzalem! want de HEERE heeft Zijn 454 Jes 52:9 | volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. ~ 455 Jes 63:6 | 6      O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren 456 Jes 63:7 | bevestige, en totdat Hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde. ~ 457 Jes 65:10 | is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting. ~ 458 Jes 66:18 | schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar 459 Jes 66:19 | Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn 460 Jes 67:10 | 10      Verblijdt u met Jeruzalem, en verheugt u over haar, 461 Jes 67:13 | troosten; ja, gij zult te Jeruzalem getroost worden. ~ 462 Jes 67:20 | heiligen berg toe, naar Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als 463 Jer 1:3 | koning van Juda; totdat      Jeruzalem gevankelijk werd weggevoerd 464 Jer 1:15 | deur der poorten van      Jeruzalem, en tegen al haar muren 465 Jer 2:2 | en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: 466 Jer 3:17 | Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; 467 Jer 3:17 | des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet      468 Jer 4:3 | mannen van Juda, en tot Jeruzalem: Braakt ulieden een braakland, 469 Jer 4:4 | van Juda en inwoners van Jeruzalem! opdat Mijner grimmigheid 470 Jer 4:5 | Juda, en laat het horen te Jeruzalem, en zegt het; ja, blaast 471 Jer 4:10 | waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: 472 Jer 4:11 | zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd worden: Een dorre 473 Jer 4:14 | uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden wordt; 474 Jer 4:16 | ziet, doet het horen tegen Jeruzalem; daar komen hoeders uit 475 Jer 5:1 | Gaat om door de wijken van Jeruzalem, en ziet nu toe, en verneemt, 476 Jer 6:1 | Benjamin! uit het midden van Jeruzalem, en blaast de bazuin te 477 Jer 6:6 | en werpt een wal op tegen Jeruzalem; zij is de stad, die bezocht 478 Jer 6:8 | 8      Laat u tuchtigen, Jeruzalem! opdat Mijn ziel niet van 479 Jer 7:17 | Juda, en op de straten van Jeruzalem? ~ 480 Jer 7:29 | Scheer uw hoofdhaar af, o Jeruzalem! en werp het weg, en verhef 481 Jer 7:34 | Juda en uit de straten van Jeruzalem doen ophouden de stem der 482 Jer 8:1 | beenderen der inwoners van Jeruzalem, uit hun graven uithalen. ~ 483 Jer 8:5 | Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem af met een altoosdurende 484 Jer 9:11 | 11      En Ik zal Jeruzalem stellen tot steen hopen, 485 Jer 11:2 | en tot de inwoners van Jeruzalem; ~ 486 Jer 11:6 | Juda, en in de straten van Jeruzalem, zeggende: Hoort de woorden 487 Jer 11:9 | en onder de inwoners van Jeruzalem. ~ 488 Jer 11:12 | Juda en de inwoners van Jeruzalem henengaan, en roepen tot 489 Jer 11:13 | het getal der straten van Jeruzalem hebt gijlieden altaren gesteld 490 Jer 13:9 | die grote hovaardij van Jeruzalem. ~ 491 Jer 13:13 | en alle      inwoners van Jeruzalem, opvullen met dronkenschap. ~ 492 Jer 13:27 | verfoeiselen gezien; wee u, Jeruzalem! zult gij niet rein worden? 493 Jer 14:16 | zullen op de straten van Jeruzalem weggeworpen zijn vanwege 494 Jer 15:4 | Juda, om hetgeen hij te Jeruzalem gedaan heeft. ~ 495 Jer 15:5 | wie zou u verschonen, o Jeruzalem? of wie zou medelijden met 496 Jer 17:19 | in alle      poorten van Jeruzalem; ~ 497 Jer 17:20 | Juda, en alle inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat! ~ 498 Jer 17:21 | brengt in door de poorten van Jeruzalem. ~ 499 Jer 17:25 | en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond 500 Jer 17:26 | en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin,


1-500 | 501-803

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License