1-500 | 501-800
Book Chapter: Verse
1 Gen 6:6 | het smartte Hem aan Zijn hart. ~
2 Gen 8:21 | en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem
3 Gen 8:21 | gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan;
4 Gen 16:17 | lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren
5 Gen 17:5 | broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij
6 Gen 23:45 | geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit,
7 Gen 25:41 | had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns
8 Gen 28:20 | Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier, overmits
9 Gen 28:26 | gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt, en mijn
10 Gen 31:3 | lief, en sprak naar het hart van de jonge dochter. ~
11 Gen 38:28 | zak! Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, de
12 Gen 41:26 | Egypteland! Toen bezweek zijn hart, want hij geloofde hen niet. ~
13 Gen 46:21 | hij hen, en sprak naar hun hart. ~
14 Exo 4:14 | ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn. ~
15 Exo 4:21 | gesteld heb; doch Ik zal zijn hart verstokken, dat hij het
16 Exo 7:3 | 3 Doch Ik zal Farao's hart verharden; en Ik zal Mijn
17 Exo 7:13 | 13 Doch Farao's hart verstokte, zodat hij naar
18 Exo 7:14 | HEERE tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij weigert het
19 Exo 7:22 | bezweringen; zodat Farao's hart verstokte, en hij hoorde
20 Exo 7:23 | huis; en hij zette zijn hart daar ook niet op. ~
21 Exo 8:15 | was, verzwaarde hij zijn hart, dat hij naar hen niet hoorde,
22 Exo 8:19 | Gods vinger! Doch Farao's hart verstijfde, zodat hij naar
23 Exo 8:32 | Doch Farao verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet
24 Exo 9:7 | toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard,
25 Exo 9:12 | HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde,
26 Exo 9:14 | Ik al Mijn plagen in uw hart zenden, en over uw knechten,
27 Exo 9:21 | 21 Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN
28 Exo 9:34 | en hij verzwaarde zijn hart, hij en zijn knechten. ~
29 Exo 9:35 | 35 Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de kinderen
30 Exo 10:1 | Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard, ook het hart
31 Exo 10:1 | hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik
32 Exo 10:20 | HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israels
33 Exo 10:27 | HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet laten
34 Exo 11:10 | HEERE verhardde Farao's hart, dat hij de kinderen Israels
35 Exo 14:4 | 4 En Ik zal Farao's hart verstokken, dat hij hen
36 Exo 14:5 | volk vluchtte, zo is het hart van Farao en van zijn knechten
37 Exo 14:8 | Want de HEERE verstokte het hart van Farao, den koning van
38 Exo 14:17 | 17 En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verstokken,
39 Exo 15:8 | zijn stof geworden in het hart der zee. ~
40 Exo 25:2 | nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen
41 Exo 28:3 | tot allen, die wijs van hart zijn, die Ik met de geest
42 Exo 28:29 | borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het heilige
43 Exo 28:30 | Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn, als hij
44 Exo 28:30 | Israels geduriglijk op zijn hart dragen, voor het aangezicht
45 Exo 31:6 | stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs
46 Exo 31:6 | een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven;
47 Exo 35:5 | HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen,
48 Exo 35:10 | 10 En allen, die wijs van hart zijn onder ulieden, zullen
49 Exo 35:21 | kwamen, alle man, wiens hart hem bewoog, en een ieder,
50 Exo 35:22 | vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en
51 Exo 35:25 | alle vrouwen, die wijs van hart waren, sponnen met haar
52 Exo 35:26 | En alle vrouwen, welker hart haar bewoog in wijsheid,
53 Exo 35:29 | Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig bewoog te
54 Exo 35:34 | Hij heeft hem ook in zijn hart gegeven anderen te onderwijzen,
55 Exo 36:1 | en alle man, die wijs van hart was, in denwelken de HEERE
56 Exo 36:2 | en alle man, die wijs van hart was, in wiens hart God wijsheid
57 Exo 36:2 | wijs van hart was, in wiens hart God wijsheid gegeven had,
58 Exo 36:2 | wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen had, dat hij
59 Exo 36:8 | maakte een ieder wijze van hart, onder degenen, die het
60 Lev 19:17 | Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw
61 Lev 25:36 | overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een wekigheid in de landen
62 Lev 25:41 | hebben. Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan
63 Num 15:39 | doet; en gij zult naar uw hart, en naar uw ogen niet sporen,
64 Num 16:28 | zij niet uit mijn eigen hart zijn. ~
65 Num 24:13 | of kwaad uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken zal,
66 Num 31:60 | Waarom toch zult gij het hart der kinderen Israels breken,
67 Num 31:62 | bezagen, zo braken zij het hart der kinderen Israels, dat
68 Deu 1:28 | Onze broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende:
69 Deu 2:30 | geest, en verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand
70 Deu 4:9 | en dat zij niet van uw hart wijken, al de dagen uws
71 Deu 4:29 | zoeken zult met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
72 Deu 4:39 | gij heden weten, en in uw hart hervatten, dat de HEERE
73 Deu 5:29 | 29 Och, dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vrezen,
74 Deu 6:5 | liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en
75 Deu 6:6 | heden gebiede, zullen in uw hart zijn. ~
76 Deu 7:17 | 17 Zo gij in uw hart zeidet: Deze volken zijn
77 Deu 8:2 | om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden
78 Deu 8:5 | 5 Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u
79 Deu 8:14 | 14 Uw hart zich alsdan verheffe, dat
80 Deu 8:17 | 17 En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de
81 Deu 9:4 | uitgestoten, zo spreek niet in uw hart, zeggende: De HEERE heeft
82 Deu 10:12 | te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel; ~
83 Deu 11:13 | te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel; ~
84 Deu 11:16 | Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat
85 Deu 11:18 | deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt
86 Deu 13:3 | God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
87 Deu 15:7 | geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven, noch uw
88 Deu 15:9 | 9 Wacht u, dat in uw hart geen Belials-woord zij,
89 Deu 15:10 | hem mildelijk geven, en uw hart zal niet boos zijn, als
90 Deu 17:17 | vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke; hij zal ook
91 Deu 17:20 | 20 Dat zijn hart zich niet verheffe boven
92 Deu 18:21 | 21 Zo gij dan in uw hart zoudt mogen zeggen: Hoe
93 Deu 19:6 | doodslager niet najage, als zijn hart verhit is, en hem achterhale,
94 Deu 20:3 | strijd tegen uw vijanden; uw hart worde niet week, vreest
95 Deu 20:8 | vreesachtig en week van hart is? Die ga henen en kere
96 Deu 20:8 | naar zijn huis; opdat het hart zijner broederen niet smelte,
97 Deu 20:8 | niet smelte, gelijk zijn hart. ~
98 Deu 26:16 | doet dezelve, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
99 Deu 28:65 | zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der
100 Deu 29:4 | ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen
101 Deu 29:18 | huisgezin, of stam, die zijn hart heden wende van den HEERE,
102 Deu 29:19 | zichzelven zegene in zijn hart, zeggende: Ik zal vrede
103 Deu 30:2 | uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
104 Deu 30:6 | de HEERE, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van
105 Deu 30:6 | uw hart besnijden, en het hart van uw zaad, om den HEERE,
106 Deu 30:6 | lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat
107 Deu 30:10 | HEERE, uw God, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
108 Deu 30:14 | u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen. ~
109 Deu 30:17 | 17 Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij
110 Deu 32:46 | zeide hij tot hen: Zet uw hart op al de woorden, die ik
111 Joz 2:11 | hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed
112 Joz 5:1 | gegaan waren; zo versmolt hun hart, en er was geen moed meer
113 Joz 7:5 | afgang. Toen versmolt het hart des volks, en het werd tot
114 Joz 14:7 | gelijk als het in mijn hart was. ~
115 Joz 14:8 | opgegaan waren, deden het hart des volks smelten; doch
116 Joz 23:5 | gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
117 Joz 24:14 | en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat
118 Ric 4:33 | 9 Mijn hart is tot wetgevers van Israel,
119 Ric 8:3 | dezelve woorden; en hun hart neigde zich naar Abimelech;
120 Ric 15:15 | Ik heb u lief, daar uw hart niet met mij is? Gij hebt
121 Ric 15:17 | verklaarde hij haar zijn ganse hart, en zeide tot haar: Er is
122 Ric 15:18 | dat hij haar zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij
123 Ric 15:18 | hij heeft mij zijn ganse hart verklaard. En de vorsten
124 Ric 15:25 | het geschiedde, als hun hart vrolijk was, dat zij zeiden:
125 Ric 17:20 | 20 Toen werd het hart van den priester vrolijk,
126 Ric 18:3 | toog haar na, om naar haar hart te spreken, om haar weder
127 Ric 18:5 | zijn schoonzoon: Sterk uw hart met een bete broods, en
128 Ric 18:6 | en vernacht, en laat uw hart vrolijk zijn. ~
129 Ric 18:8 | jonge vrouw: Sterk toch uw hart. En zij vertoefden, totdat
130 Ric 18:9 | vernacht hier, en laat uw hart vrolijk zijn, en maak u
131 Ric 18:22 | 22 Toen zij nu hun hart vrolijk maakten, ziet, zo
132 Ric 18:30 | tot op dezen dag; legt uw hart daarop, geeft raad en spreekt! ~ ~
133 Rut 2:13 | en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken
134 Rut 3:7 | en gedronken had, en zijn hart vrolijk was, zo kwam hij
135 1Sa 1:8 | gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik
136 1Sa 1:13 | Want Hanna sprak in haar hart; alleenlijk roerden zich
137 1Sa 2:1 | bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in
138 1Sa 2:35 | doen, gelijk als in Mijn hart en in Mijn ziel zijn zal;
139 1Sa 4:13 | weg, uitziende; want zijn hart was sidderende vanwege de
140 1Sa 6:6 | toch zoudt gijlieden uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars
141 1Sa 6:6 | Egyptenaars en Farao hun hart verzwaard hebben? Hebben
142 1Sa 7:3 | gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo
143 1Sa 7:3 | Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient
144 1Sa 9:19 | gaan, en alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven.
145 1Sa 9:20 | dag verloren hebt, zet uw hart daarop niet, want zij zijn
146 1Sa 10:9 | veranderde God hem het hart in een ander; en al die
147 1Sa 10:26 | heir gingen met hem, welker hart God geroerd had. ~
148 1Sa 12:20 | dient den HEERE met uw ganse hart. ~
149 1Sa 12:24 | trouwelijk met uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen
150 1Sa 13:14 | een man gezocht naar Zijn hart, en de HEERE heeft hem geboden
151 1Sa 14:7 | tot hem: Doe al, wat in uw hart is; wend u, zie ik ben met
152 1Sa 14:7 | zie ik ben met u, naar uw hart. ~
153 1Sa 16:7 | maar de HEERE ziet het hart aan. ~
154 1Sa 17:32 | Aan geen mens ontvalle het hart, om zijnentwil. Uw knecht
155 1Sa 21:12 | legde deze woorden in zijn hart; en hij was zeer bevreesd
156 1Sa 24:6 | geschiedde daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat hij de
157 1Sa 25:25 | Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belials man,
158 1Sa 25:36 | konings maaltijd; en het hart van Nabal was vrolijk op
159 1Sa 25:37 | kennen. Toen bestierf zijn hart in het binnenste van hem,
160 1Sa 27:1 | 1 David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen
161 1Sa 28:5 | zo vreesde hij, en zijn hart beefde zeer. ~
162 2Sa 6:16 | verachtte zij hem in haar hart. ~
163 2Sa 7:3 | Ga heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met
164 2Sa 7:21 | Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen
165 2Sa 7:27 | heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot
166 2Sa 13:20 | hij is uw broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo
167 2Sa 13:28 | Let er nu op, als Amnons hart vrolijk is van den wijn,
168 2Sa 13:33 | koning de zaak niet in zijn hart, denkende: al des konings
169 2Sa 14:1 | merkte, dat des konings hart over Absalom was; ~
170 2Sa 15:6 | kwamen. Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israel. ~
171 2Sa 15:13 | tot David, zeggende: Het hart van een iegelijk in Israel
172 2Sa 17:10 | een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart,
173 2Sa 18:3 | male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja,
174 2Sa 18:3 | ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar
175 2Sa 18:14 | en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was
176 2Sa 19:7 | uit, en spreek naar het hart uwer knechten; want ik zweer
177 2Sa 19:14 | 14 Alzo neigde hij het hart aller mannen van Juda, als
178 2Sa 24:10 | 10 En Davids hart sloeg hem, nadat hij het
179 1Kon 2:4 | trouwelijk, met hun ganse hart en met hun ganse ziel te
180 1Kon 2:44| weet al de boosheid, die uw hart weet, die gij aan mijn vader
181 1Kon 3:9 | Uw knecht een verstandig hart, om Uw volk te richten,
182 1Kon 3:12| u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke
183 1Kon 8:17| 17 Het was ook in het hart van mijn vader David, een
184 1Kon 8:18| vader: Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een
185 1Kon 8:18| welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~
186 1Kon 8:23| aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
187 1Kon 8:39| zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent
188 1Kon 8:39| want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen; ~
189 1Kon 8:47| weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij
190 1Kon 8:48| U bekeren, met hun ganse hart, en met hun ganse ziel,
191 1Kon 8:58| 58 Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te
192 1Kon 8:61| 61 En ulieder hart volkomen zij met den HEERE,
193 1Kon 9:3 | zette; en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar zijn te allen
194 1Kon 10:2 | sprak tot hem al wat in haar hart was. ~
195 1Kon 10:24| te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~
196 1Kon 11:2 | zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen;
197 1Kon 11:3 | zijn vrouwen neigden zijn hart. ~
198 1Kon 11:4 | ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden;
199 1Kon 11:4 | goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met den
200 1Kon 11:4 | HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David. ~
201 1Kon 11:9 | tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den HEERE,
202 1Kon 12:26| En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder
203 1Kon 12:27| te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer,
204 1Kon 12:33| maand, dewelke hij uit zijn hart verdacht had; zo maakte
205 1Kon 14:8 | en die Mij met zijn ganse hart navolgde, om te doen alleen
206 1Kon 15:3 | hem gedaan had; en zijn hart was niet volkomen met den
207 1Kon 15:3 | HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David. ~
208 1Kon 15:14| weggenomen; nochtans was het hart van Asa volkomen met den
209 1Kon 18:37| God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt.
210 1Kon 21:7 | Sta op, eet brood, en uw hart zij vrolijk; ik zal u den
211 2Kon 5:26| tot hem: Ging niet mijn hart mede, als die man zich omkeerde
212 2Kon 6:11| 11 Toen werd het hart des konings van Syrie onstuimig
213 2Kon 9:24| armen, dat de pijl door zijn hart uitging; en hij kromde zich
214 2Kon 10:15| hij zeide tot hem: Is uw hart recht, gelijk als mijn hart
215 2Kon 10:15| hart recht, gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab
216 2Kon 10:15| gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide: Het
217 2Kon 10:30| naar alles, wat in Mijn hart was, zullen u zonen tot
218 2Kon 10:31| van Israel, met zijn ganse hart; hij week niet van de zonden
219 2Kon 12:4 | het geld, dat in ieders hart komt, om dat te brengen
220 2Kon 13:4 | het geld, dat in ieders hart komt, om dat te brengen
221 2Kon 15:10| geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer,
222 2Kon 22:3 | waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in
223 2Kon 24:19| 19 Omdat uw hart week geworden is, en gij
224 2Kon 25:25| den HEERE, met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel,
225 1Kro 12:17| mij te helpen, zo zal mijn hart tegelijk over ulieden zijn;
226 1Kro 12:33| houden met een onwankelbaar hart; ~
227 1Kro 12:38| kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning
228 1Kro 12:38| het overige van Israel een hart, om David tot koning te
229 1Kro 15:29| verachtte zij hem in haar hart. ~
230 1Kro 16:10| heiligheid; dat zich het hart dergenen, die den HEERE
231 1Kro 17:2 | David: Doe alles, wat in uw hart is, want God is met u. ~
232 1Kro 17:19| knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al dezen grote
233 1Kro 17:25| heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, om voor Uw aangezicht
234 1Kro 23:7 | aangaat, het was in mijn hart den Naam des HEEREN, mijns
235 1Kro 23:19| 19 Zo begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken
236 1Kro 29:2 | mijn volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de
237 1Kro 29:9 | dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel;
238 1Kro 30:9 | zij gaven met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en
239 1Kro 30:17| weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen
240 1Kro 30:18| zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt hun
241 1Kro 30:18| Uws volks, en richt hun hart tot U. ~
242 1Kro 30:19| zoon Salomo een volkomen hart, om te houden Uw geboden,
243 2Kro 1:11| Salomo: Daarom, dat dit in uw hart geweest is, en gij niet
244 2Kro 7:7 | 7 Het was ook in het hart van mijn vader David, een
245 2Kro 7:8 | David: Dewijl dat in uw hart geweest is, Mijn Naam een
246 2Kro 7:8 | welgedaan, dat het in uw hart geweest is. ~
247 2Kro 7:14| aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
248 2Kro 7:30| zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent
249 2Kro 7:30| want Gij alleen kent het hart van de kinderen der mensen. ~
250 2Kro 7:37| weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij
251 2Kro 7:38| U bekeren, met hun ganse hart en met hun ganse ziel, in
252 2Kro 8:11| konings; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in het huis
253 2Kro 8:16| eeuwigheid en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar te allen dage
254 2Kro 10:1 | sprak met hem al wat in haar hart was. ~
255 2Kro 10:23| te horen, die God in zijn hart gegeven had. ~
256 2Kro 12:16| Israel te Jeruzalem, die hun hart begaven, om den HEERE, den
257 2Kro 13:14| kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, om den HEERE
258 2Kro 14:7 | Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen
259 2Kro 16:12| zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel. ~
260 2Kro 16:15| zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun gansen
261 2Kro 16:17| weggenomen uit Israel, het hart van Asa nochtans was volkomen
262 2Kro 17:9 | bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem; gij
263 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in de wegen
264 2Kro 20:3 | het land weggedaan, en uw hart gericht om God te zoeken. ~
265 2Kro 20:9 | getrouwheid en met een volkomen hart. ~
266 2Kro 21:33| want het volk had nog zijn hart niet geschikt tot den God
267 2Kro 23:9 | den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft. Zo had het
268 2Kro 24:4 | na dezen, dat het in het hart van Joas was, het huis des
269 2Kro 25:2 | doch niet met een volkomen hart. ~
270 2Kro 25:19| geslagen; daarom heeft uw hart u verheven, om te roemen;
271 2Kro 26:16| geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe, en hij
272 2Kro 29:10| 10 Nu is het in mijn hart een verbond te maken met
273 2Kro 29:34| Levieten waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan
274 2Kro 30:12| Gods in Juda, hun enerlei hart gevende, dat zij het gebod
275 2Kro 30:19| 19 Die zijn ganse hart gericht heeft, om God den
276 2Kro 30:22| Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten, die verstand
277 2Kro 31:21| deed hij met zijn ganse hart, en had voorspoed. ~ ~ ~
278 2Kro 32:6 | stadspoort, en sprak naar hun hart, zeggende: ~
279 2Kro 32:25| hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd; daarom werd
280 2Kro 32:31| te weten al wat in zijn hart was. ~
281 2Kro 34:27| 27 Omdat uw hart week geworden is, en gij
282 2Kro 34:31| inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel,
283 2Kro 37:13| zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde
284 Ezra 6:22| had hen verblijd, en het hart des konings van Assur tot
285 Ezra 7:10| 10 Want Ezra had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN
286 Ezra 7:27| vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven heeft,
287 Neh 2:12 | kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem
288 Neh 4:6 | zijn helft toe; want het hart des volks was om te werken. ~
289 Neh 5:7 | 7 En mijn hart beraadslaagde in mij; daarna
290 Neh 6:8 | maar gij versiert ze uit uw hart. ~
291 Neh 7:5 | Zo gaf mijn God in mijn hart, dat ik de edelen, en de
292 Neh 9:8 | 8 En Gij hebt zijn hart getrouw gevonden voor Uw
293 Est 1:10 | zevenden dag, toen des konings hart vrolijk was van den wijn,
294 Est 30:6 | Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft de koning
295 Est 37 | waar is diezelve, die zijn hart vervuld heeft, om alzo te
296 Job 1:5 | gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job
297 Job 7:17 | groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet? ~
298 Job 8:10 | tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? ~
299 Job 9:4 | 4 Hij is wijs van hart, en sterk van kracht; wie
300 Job 10:13 | hebt Gij verborgen in Uw hart; ik weet, dat dit bij U
301 Job 11:13 | 13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw
302 Job 12:3 | 3 Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht
303 Job 12:24 | 24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks
304 Job 15:12 | 12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken
305 Job 17:4 | 4 Want hun hart hebt Gij van kloek verstand
306 Job 22:22 | en leg Zijn redenen in uw hart. ~
307 Job 23:16 | 16 Want God heeft mijn hart week gemaakt, en de Almachtige
308 Job 27:6 | ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van
309 Job 29:13 | ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk
310 Job 31:7 | weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is,
311 Job 31:9 | 9 Zo mijn hart verlokt is geweest tot een
312 Job 31:27 | 27 En mijn hart verlokt is geweest in het
313 Job 34:14 | 14 Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest
314 Job 36:13 | 13 En die met het hart huichelachtig zijn, leggen
315 Job 36:34 | Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn
316 Job 40:15 | 15 Zijn hart is vast gelijk een steen;
317 Psa 4:5 | niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil.
318 Psa 4:8 | 8Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd,
319 Psa 7:11 | God, Die de oprechten van hart behoudt. ~
320 Psa 9:2 | HEERE loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen. ~
321 Psa 10:6 | 6 Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet wankelen; want
322 Psa 10:11 | 11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten,
323 Psa 10:13 | goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken? ~
324 Psa 10:17 | zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken; ~
325 Psa 12:3 | zij spreken met een dubbel hart. ~
326 Psa 13:3 | ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn
327 Psa 13:6 | Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw
328 Psa 14:1 | opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven
329 Psa 15:2 | gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt; ~
330 Psa 16:9 | 9 Daarom is mijn hart verblijd, en mijn eer verheugt
331 Psa 17:3 | 3 Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht,
332 Psa 19:9 | recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is
333 Psa 20:5 | 5 Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad. ~
334 Psa 22:15 | vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten
335 Psa 22:27 | die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven.
336 Psa 24:4 | van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft
337 Psa 26:2 | toets mijn nieren en mijn hart. ~
338 Psa 27:3 | een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon
339 Psa 27:8 | 8 Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek
340 Psa 27:14 | zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op
341 Psa 28:3 | naasten, maar kwaad is in hun hart. ~
342 Psa 28:7 | Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen;
343 Psa 28:7 | geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem
344 Psa 31:13 | 13 Ik ben uit het hart vergeten als een dode; ik
345 Psa 31:25 | sterk, en Hij zal ulieder hart versterken, allen gij, die
346 Psa 33:15 | 15 Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken. ~
347 Psa 33:21 | 21 Want ons hart is in Hem verblijd, omdat
348 Psa 34:15 | 15 Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken. ~
349 Psa 34:21 | 21 Want ons hart is in Hem verblijd, omdat
350 Psa 36:25 | Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen
351 Psa 37:2 | in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor
352 Psa 37:11 | gerechtigheid over de oprechten van hart. ~
353 Psa 38:15 | zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen
354 Psa 38:31 | wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet
355 Psa 39:11 | 11 Mijn hart keert om en om, mijn kracht
356 Psa 40:4 | 4 Mijn hart werd heet in mijn binnenste,
357 Psa 41:13 | haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. ~
358 Psa 42:7 | hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht;
359 Psa 44:19 | 19 Ons hart is niet achterwaarts gekeerd,
360 Psa 45:2 | 2 Mijn hart geeft een goede rede op;
361 Psa 45:6 | vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden. ~
362 Psa 46:3 | de bergen verzet in het hart der zeeen; ~
363 Psa 48:14 | 14 Zet uw hart op haar vesting; beschouwt
364 Psa 51:12 | 12 Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het
365 Psa 51:19 | een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten. ~
366 Psa 53:2 | 2De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven
367 Psa 55:5 | 5 Mijn hart smart in het binnenste van
368 Psa 55:22 | gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn
369 Psa 57:8 | 8 Mijn hart is bereid, o God! mijn hart
370 Psa 57:8 | hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen,
371 Psa 58:3 | ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer
372 Psa 61:3 | lands roep ik tot U als mijn hart overstelpt is; leid mij
373 Psa 62:9 | gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht;
374 Psa 62:11 | overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op. ~
375 Psa 64:7 | eens mans, en het diepe hart. ~
376 Psa 64:11 | betrouwen; en alle oprechten van hart zullen zich beroemen. ~
377 Psa 66:18 | ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet
378 Psa 69:21 | versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer
379 Psa 69:33 | die God zoekt, ulieder hart zal leven. ~
380 Psa 73:13 | Immers heb ik tevergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen
381 Psa 73:21 | 21 Als mijn hart opgezwollen was, en ik in
382 Psa 73:26 | Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen
383 Psa 74:8 | 8 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen
384 Psa 77:7 | nacht overlegde ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht: ~
385 Psa 78:8 | een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest
386 Psa 78:18 | zij verzochten God in hun hart, begerende spijs naar hun
387 Psa 78:37 | 37 Want hun hart was niet recht met Hem,
388 Psa 83:6 | 6 Want zij hebben in het hart te zamen geraadslaagd; tegen
389 Psa 84:3 | voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit
390 Psa 84:6 | sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. ~
391 Psa 86:11 | waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. ~
392 Psa 86:12 | ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam
393 Psa 90:12 | tellen, dat wij een wijs hart bekomen. ~
394 Psa 94:15 | gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen. ~
395 Psa 95:8 | 8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba,
396 Psa 95:10 | zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen
397 Psa 97:11 | vrolijkheid voor de oprechten van hart. ~
398 Psa 101:4 | 4Het verkeerde hart zal van mij wijken; den
399 Psa 101:5 | van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen. ~
400 Psa 102:5 | 5 Mijn hart is geslagen en verdord als
401 Psa 104:15 | 15 En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende
402 Psa 104:15 | olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt. ~
403 Psa 105:3 | Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE
404 Psa 105:25 | 25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten,
405 Psa 107:12 | 12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd
406 Psa 108:2 | 2 O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen
407 Psa 109:16 | vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden. ~
408 Psa 109:22 | en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van
409 Psa 112:7 | gerucht vrezen; Nun. zijn hart is vast, betrouwende op
410 Psa 112:8 | 8 Samech. Zijn hart, wel ondersteund zijnde,
411 Psa 119:10 | Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden
412 Psa 119:11 | Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen
413 Psa 119:32 | geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben. ~
414 Psa 119:36 | 36 Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en
415 Psa 119:70 | 70 Hun hart is vet als smeer; maar ik
416 Psa 119:80 | 80 Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen,
417 Psa 119:112| 112 Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen
418 Psa 119:161| zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord. ~
419 Psa 131:1 | van David. O HEERE! mijn hart is niet verheven, en mijn
420 Psa 138:1 | U loven met mijn gehele hart; in de tegenwoordigheid
421 Psa 139:23 | mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn
422 Psa 140:3 | 3 Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen
423 Psa 141:4 | 4 Neig mijn hart niet tot een kwade zaak,
424 Psa 143:4 | overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden
425 Psa 147:3 | geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in
426 Spre 2:2 | doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt; ~
427 Spre 2:10| Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de
428 Spre 3:1 | vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden. ~
429 Spre 3:5 | op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand
430 Spre 4:4 | mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast,
431 Spre 4:23| 23 Behoed uw hart boven al wat te bewaren
432 Spre 5:12| de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! ~
433 Spre 6:14| 14 In zijn hart zijn verkeerdheden, hij
434 Spre 6:18| 18 Een hart, dat ondeugdzame gedachten
435 Spre 6:21| Bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals. ~
436 Spre 6:25| haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen
437 Spre 7:10| hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede; ~
438 Spre 7:25| 25 Laat uw hart tot haar wegen niet wijken,
439 Spre 8:5 | zotten! verstaat met het hart. ~
440 Spre 10:8 | 8 Die wijs van hart is, neemt de geboden aan;
441 Spre 10:20| is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig
442 Spre 11:20| 20 De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel;
443 Spre 11:29| zijn desgenen, die wijs van hart is. ~
444 Spre 12:8 | is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen. ~
445 Spre 12:20| 20 Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad smeden;
446 Spre 12:23| de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid
447 Spre 12:25| Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder;
448 Spre 13:12| uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt,
449 Spre 14:10| 10 Het hart kent zijn eigen bittere
450 Spre 14:13| 13 Het hart zal ook in het lachen smart
451 Spre 14:14| 14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd
452 Spre 14:30| 30 Een gezond hart is het leven des vleses;
453 Spre 14:33| Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat
454 Spre 15:7 | wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. ~
455 Spre 15:13| 13 Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde
456 Spre 15:14| 14 Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken;
457 Spre 15:15| kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd. ~
458 Spre 15:28| 28 Het hart des rechtvaardigen bedenkt
459 Spre 15:30| licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt
460 Spre 16:5 | Al wie hoog is van hart, is den HEERE een gruwel;
461 Spre 16:9 | 9 Het hart des mensen overdenkt zijn
462 Spre 16:21| 21 De wijze van hart zal verstandig genoemd worden;
463 Spre 16:23| 23 Het hart eens wijzen maakt zijn mond
464 Spre 17:20| Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden;
465 Spre 17:22| 22 Een blij hart zal een medicijn goed maken;
466 Spre 18:2 | verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt. ~
467 Spre 18:12| verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid
468 Spre 18:15| 15 Het hart der verstandigen bekomt
469 Spre 19:3 | zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE
470 Spre 19:21| 21 In het hart des mans zijn veel gedachten;
471 Spre 20:5 | 5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren;
472 Spre 20:9 | kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van
473 Spre 21:1 | 1 Des konings hart is in de hand des HEEREN
474 Spre 22:15| De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de
475 Spre 22:17| woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; ~
476 Spre 23:7 | Eet en drink! maar zijn hart is niet met u; ~
477 Spre 23:12| 12 Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren
478 Spre 23:15| 15 Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde
479 Spre 23:15| zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. ~
480 Spre 23:17| 17 Uw hart zij niet nijdig over de
481 Spre 23:19| en word wijs, en richt uw hart op den weg. ~
482 Spre 23:26| Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen
483 Spre 23:33| vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken. ~
484 Spre 23:34| gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk
485 Spre 24:2 | 2 Want hun hart bedenkt verwoesting, en
486 Spre 24:17| nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen; ~
487 Spre 25:3 | diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding. ~
488 Spre 25:20| liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een
489 Spre 26:23| Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf
490 Spre 26:25| zeven gruwelen zijn in zijn hart. ~
491 Spre 27:9 | en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van
492 Spre 27:11| mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat
493 Spre 27:19| aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. ~
494 Spre 27:23| schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. ~
495 Spre 28:14| geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad
496 Spre 28:26| 26 Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot;
497 Spre 30:19| weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens
498 Spre 31:11| 11 Beth. Het hart haars heren vertrouwt op
499 Pred 1:13| 13 En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken,
500 Pred 1:16| 16 Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid
1-500 | 501-800 |