1-500 | 501-778
Book Chapter: Verse
1 Gen 14:25 | deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in
2 Gen 14:28 | 4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem,
3 Gen 20:11 | 11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams
4 Gen 27:69 | och ja, het zij naar uw woord! ~
5 Gen 29:19 | zeggende: Naar ditzelfde woord zult gij spreken tot Ezau,
6 Gen 34:14 | kudde, en breng mij een woord wederom. Zo zond hij hem
7 Gen 37:28 | 28 Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao gesproken
8 Gen 37:37 | 37 En dit woord was goed in de ogen van
9 Gen 40:2 | En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij gesproken had. ~
10 Gen 40:18 | laat toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren
11 Gen 43:30 | zeide: Ik zal doen naar uw woord! ~
12 Exo 8:10 | hij zeide: Het zij naar uw woord, opdat gij weet, dat er
13 Exo 8:13 | En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen
14 Exo 8:31 | En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en de vermenging
15 Exo 9:20 | Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die deed zijn knechten
16 Exo 9:21 | niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn knechten
17 Exo 12:35 | nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van
18 Exo 14:12 | 12 Is dit niet het woord, dat wij in Egypte tot u
19 Exo 16:16 | 16 Dit is het woord, dat de HEERE geboden heeft:
20 Exo 16:32 | zeide Mozes: Dit is het woord, hetwelk de HEERE bevolen
21 Exo 32:28 | van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen
22 Exo 33:28 | van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen
23 Exo 34:4 | Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen zij leed;
24 Exo 35:4 | Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE geboden heeft,
25 Lev 10:7 | u. En zij deden naar het woord van Mozes. ~
26 Lev 17:2 | zeg tot hen: Dit is het woord, hetwelk de HEERE geboden
27 Num 11:23 | Gij zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren zal, of niet. ~
28 Num 14:20 | heb hun vergeven naar uw woord. ~
29 Num 15:31 | 31 Want zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn
30 Num 22:35 | mannen; maar alleenlijk dat woord, wat Ik tot u spreken zal,
31 Num 22:38 | iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God in mijn mond
32 Num 23:5 | Toen legde de HEERE het woord in den mond van Bileam,
33 Num 23:16 | ontmoet was, zo legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide:
34 Num 30:2 | verbintenis verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen;
35 Num 35:6 | 6 Dit is het woord, dat de HEERE van de dochteren
36 Deu 1:14 | gij mij, en zeidet: Dit woord is goed, dat gij gesproken
37 Deu 1:32 | 32 Maar door dit woord geloofdet gij niet aan den
38 Deu 4:2 | 2 Gij zult tot dit woord, dat ik u gebiede, niet
39 Deu 5:5 | tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij
40 Deu 9:5 | de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE,
41 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden gebiede,
42 Deu 17:11 | zult niet afwijken van het woord, dat zij u zullen aanzeggen,
43 Deu 18:20 | handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik
44 Deu 18:21 | zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE niet
45 Deu 18:22 | hebben gesproken, en dat woord geschiedt niet, en komt
46 Deu 18:22 | en komt niet; dat is het woord, dat de HEERE niet gesproken
47 Deu 22:20 | 20 Maar indien ditzelve woord waarachtig is, dat de maagdom
48 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond,
49 Deu 32:47 | Want dat is geen vergeefs woord voor ulieden; maar het is
50 Deu 32:47 | leven; en door ditzelve woord zult gij de dagen verlengen
51 Deu 33:9 | want zij onderhielden Uw woord, en bewaarden Uw verbond. ~
52 Joz 1:13 | 13 Gedenkt aan het woord, hetwelk Mozes, de knecht
53 Joz 6:10 | niet laten horen, en geen woord zal er uit uw mond uitgaan,
54 Joz 8:8 | vuur aansteken; naar het woord des HEEREN zult gijlieden
55 Joz 8:27 | derzelver stad, naar het woord des HEEREN, dat Hij Jozua
56 Joz 8:35 | 35 Daar was niet een woord van al hetgeen Mozes geboden
57 Joz 11:15 | Jozua; hij deed er niet een woord af van alles, wat de HEERE
58 Joz 14:6 | zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes,
59 Joz 14:10 | sedert dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken heeft,
60 Joz 22:18 | 45 Er viel niet een woord van al de goede woorden,
61 Joz 24:14 | ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede
62 Joz 24:14 | van dezelve niet een enig woord gevallen. ~
63 Ric 3:20 | zo zeide Ehud: Ik heb een woord Gods aan u. Toen stond hij
64 Ric 7:3 | van hem af, als hij dit woord sprak. ~
65 Ric 10:10 | indien wij niet alzo naar uw woord doen. ~
66 Ric 12:17 | wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen. ~
67 Ric 19:7 | geeft hier voor ulieden woord en raad! ~
68 1Sa 1:23 | HEERE bevestige naar Zijn woord! Alzo bleef de vrouw, en
69 1Sa 3:1 | aangezicht van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar
70 1Sa 3:7 | de HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog
71 1Sa 3:17 | En hij zeide: Wat is het woord, dat Hij tot u gesproken
72 1Sa 3:17 | daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt van al
73 1Sa 3:21 | Samuel te Silo, door het woord des HEEREN. ~ ~ ~
74 1Sa 4:1 | 1 En het woord van Samuel geschiedde aan
75 1Sa 8:6 | 6 Maar dit woord was kwaad in de ogen van
76 1Sa 9:10 | Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan.
77 1Sa 9:27 | nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen. ~ ~
78 1Sa 15:10 | 10 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende: ~
79 1Sa 15:13 | HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd. ~
80 1Sa 15:23 | beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft
81 1Sa 15:26 | wederkeren; omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt,
82 1Sa 17:27 | het volk achtervolgens dat woord, zeggende: Alzo zal men
83 1Sa 17:30 | zeide achtervolgens dat woord; en het volk gaf hem weder
84 1Sa 18:8 | ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen,
85 1Sa 25:36 | daarom gaf zij hem niet een woord, klein noch groot, te kennen,
86 2Sa 3:11 | kon Abner verder niet een woord antwoorden, omdat hij hem
87 2Sa 7:4 | denzelfden nacht, dat het woord des HEEREN tot Nathan geschiedde,
88 2Sa 7:7 | gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken met een der stammen
89 2Sa 7:25 | dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht
90 2Sa 12:9 | Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende
91 2Sa 13:35 | konings komen; naar het woord uws knechts, alzo is het
92 2Sa 14:3 | spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde de woorden
93 2Sa 14:12 | toch uw dienstmaagd een woord tot mijn heer den koning
94 2Sa 14:13 | daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij
95 2Sa 14:15 | gekomen ben, om ditzelve woord tot den koning, mijn heer,
96 2Sa 14:15 | misschien zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen. ~
97 2Sa 14:17 | zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings,
98 2Sa 14:22 | koning! Omdat de koning het woord van zijn knecht gedaan heeft. ~
99 2Sa 15:28 | woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, dat men
100 2Sa 16:23 | raadde, als of men naar Gods woord gevraagd had; alzo was alle
101 2Sa 17:4 | 4 Dit woord nu was recht in Absaloms
102 2Sa 17:6 | gesproken; zullen wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij. ~
103 2Sa 19:43 | dan gering geacht, dat ons woord niet het eerste geweest
104 2Sa 19:43 | weder te halen? Maar het woord der mannen van Juda was
105 2Sa 19:43 | Juda was harder dan het woord der mannen van Israel. ~
106 2Sa 24:4 | 4 Doch des konings woord nam de overhand tegen Joab,
107 2Sa 24:11 | opstond, zo geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet
108 2Sa 24:19 | Alzo ging David op naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE
109 1Kon 2:4 | de HEERE bevestige Zijn woord, dat Hij over mij gesproken
110 1Kon 2:14| Daarna zeide hij: Ik heb een woord aan u. En zij zeide: Spreek. ~
111 1Kon 2:23| voorzeker Adonia zal dat woord tegen zijn leven gesproken
112 1Kon 2:27| ware, om te vervullen het woord des HEEREN, hetwelk Hij
113 1Kon 2:38| zeide tot den koning: Dat woord is goed; gelijk als mijn
114 1Kon 2:42| gij zeidet tot mij: Dat woord is goed, dat ik gehoord
115 1Kon 6:11| 11 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Salomo, zeggende: ~
116 1Kon 6:12| dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik
117 1Kon 8:20| de HEERE bevestigd Zijn woord, dat Hij gesproken had;
118 1Kon 8:26| van Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij
119 1Kon 8:56| gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn
120 1Kon 10:6 | zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat
121 1Kon 12:15| den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde, hetwelk de HEERE
122 1Kon 12:22| 22 Doch het woord van God geschiedde tot Semaja,
123 1Kon 12:24| geschied. En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder,
124 1Kon 12:24| weg te trekken naar het woord des HEEREN. ~
125 1Kon 13:1 | kwam uit Juda, door het woord des HEEREN tot Beth-El;
126 1Kon 13:2 | tegen het altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar,
127 1Kon 13:4 | geschiedde nu, als de koning het woord van den man Gods hoorde,
128 1Kon 13:5 | Gods gegeven had, door het woord des HEEREN. ~
129 1Kon 13:9 | HEERE geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult geen
130 1Kon 13:17| 17 Want een woord is tot mij geschied door
131 1Kon 13:17| tot mij geschied door het woord des HEEREN: Gij zult aldaar
132 1Kon 13:18| tot mij gesproken door het woord des HEEREN, zeggende: Breng
133 1Kon 13:20| de tafel zaten, dat het woord des HEEREN geschiedde tot
134 1Kon 13:26| hem gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot
135 1Kon 13:32| geschieden, die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft
136 1Kon 14:18| beklaagde hem; naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
137 1Kon 15:29| hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
138 1Kon 16:1 | 1 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jehu, den
139 1Kon 16:7 | Alzo geschiedde ook het woord des HEEREN, door den dienst
140 1Kon 16:12| huis van Baesa, naar het woord des HEEREN, dat Hij over
141 1Kon 16:34| poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door
142 1Kon 17:1 | zal, tenzij dan naar mijn woord! ~
143 1Kon 17:2 | 2 Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
144 1Kon 17:5 | dan heen, en deed naar het woord des HEEREN; want hij ging
145 1Kon 17:8 | 8 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
146 1Kon 17:13| niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst
147 1Kon 17:15| ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en
148 1Kon 17:16| fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
149 1Kon 17:24| man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid
150 1Kon 18:1 | gebeurde na vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot
151 1Kon 18:21| antwoordde hem niet een woord. ~
152 1Kon 18:24| antwoordde en zeide: Dat woord is goed. ~
153 1Kon 18:31| kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was,
154 1Kon 18:36| ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. ~
155 1Kon 19:9 | vernachtte aldaar; en ziet, het woord des HEEREN geschiedde tot
156 1Kon 20:4 | antwoordde en zeide: Naar uw woord, mijn heer de koning, ik
157 1Kon 20:12| geschiedde, als hij dit woord hoorde, daar hij was drinkende,
158 1Kon 20:35| tot zijn naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch.
159 1Kon 21:4 | gemelijk en toornig over het woord, dat Naboth, de Jizreeliet,
160 1Kon 21:17| 17 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot
161 1Kon 21:28| 28 En het woord des HEEREN geschiedde tot
162 1Kon 22:5 | toch als heden naar het woord des HEEREN. ~
163 1Kon 22:13| den koning; dat toch uw woord zij, gelijk als het woord
164 1Kon 22:13| woord zij, gelijk als het woord van een uit hen, en spreek
165 1Kon 22:19| zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE,
166 1Kon 22:38| hoeren wiesen, naar het woord des HEEREN,, dat Hij gesproken
167 2Kon 1:16| God in Israel is, om Zijn woord te vragen?); daarom, van
168 2Kon 1:17| Alzo stierf hij, naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken
169 2Kon 2:22| tot op dezen dag, naar het woord van Elisa, dat hij gesproken
170 2Kon 3:12| Josafat zeide: Des HEEREN woord is bij hem. Zo togen tot
171 2Kon 4:44| zij hielden over, naar het woord des HEEREN. ~ ~
172 2Kon 5:14| Jordaan zevenmaal, naar het woord van den man Gods; en zijn
173 2Kon 6:18| verblindheden, naar het woord van Elisa. ~
174 2Kon 7:1 | Toen zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE:
175 2Kon 7:16| voor een sikkel, naar het woord des HEEREN. ~
176 2Kon 7:19| maakte, zou het ook naar dit woord geschieden kunnen? En hij
177 2Kon 8:2 | en had gedaan naar het woord van den man Gods; want zij
178 2Kon 9:5 | en hij zeide: Ik heb een woord aan u, o hoofdman! En Jehu
179 2Kon 9:26| dat stuk land, naar het woord des HEEREN. ~
180 2Kon 9:36| en hij zeide: Dit is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
181 2Kon 10:10| Weet nu, dat niets van het woord des HEEREN, hetwelk de HEERE
182 2Kon 10:17| hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot
183 2Kon 15:25| het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van
184 2Kon 16:12| 12 Dit was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
185 2Kon 20:20| Gij zegt (doch het is een woord der lippen): Er is raad
186 2Kon 20:28| sprak en zeide: Hoort het woord des groten konings, des
187 2Kon 20:36| antwoordde hem niet een woord; want het gebod des konings
188 2Kon 21:21| 21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken
189 2Kon 22:4 | niet gegaan was, dat het woord des HEEREN tot hem geschiedde,
190 2Kon 22:9 | HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft,
191 2Kon 22:16| Hizkia: Hoor des HEEREN woord. ~
192 2Kon 22:19| Hizkia zeide tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken
193 2Kon 25:16| verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods
194 2Kon 26:2 | dat te verderven, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
195 1Kro 10:13| tegen den HEERE, tegen het woord des HEEREN hetwelk hij niet
196 1Kro 11:3 | koning over Israel, naar het woord des HEEREN, door den dienst
197 1Kro 11:10| koning te maken, naar het woord des HEEREN over Israel. ~
198 1Kro 12:32| hun broeders pasten op hun woord; ~
199 1Kro 15:15| Mozes geboden had naar het woord des HEEREN. ~
200 1Kro 17:3 | denzelven nacht, dat het woord Gods tot Nathan kwam, zeggende: ~
201 1Kro 17:6 | geheel Israel, heb Ik wel een woord gesproken tot een van de
202 1Kro 17:23| 23 Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht
203 1Kro 22:4 | 4 Doch het woord des konings nam de overhand
204 1Kro 22:6 | dezelve niet; want des konings woord was Joab een gruwel. ~
205 1Kro 22:19| ging dan David op naar het woord van Gad, dat hij in den
206 1Kro 23:8 | 8 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot
207 2Kro 1:9 | 9 Nu, HEERE God, laat Uw woord waar worden, gedaan aan
208 2Kro 7:10| 10 Zo heeft de HEERE Zijn woord bevestigd, dat Hij gesproken
209 2Kro 7:17| God van Israel! Laat Uw woord waar worden, hetwelk Gij
210 2Kro 10:5 | koning: Het is een waarachtig woord geweest, dat ik in mijn
211 2Kro 11:15| God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde, hetwelk Hij
212 2Kro 12:2 | 2 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot
213 2Kro 13:7 | verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semaja, zeggende:
214 2Kro 19:4 | toch als heden naar het woord des HEEREN. ~
215 2Kro 19:12| den koning; dat nu toch uw woord zij, gelijk als van een
216 2Kro 19:18| zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE,
217 2Kro 30:12| vorsten deden, naar het woord des HEEREN. ~
218 2Kro 31:5 | 5 Toen nu dat woord uitbrak, brachten de kinderen
219 2Kro 34:21| niet hebben gehouden het woord des HEEREN, om te doen naar
220 2Kro 35:6 | broederen, doende naar het woord des HEEREN, door de hand
221 2Kro 36:6 | broederen, doende naar het woord des HEEREN, door de hand
222 2Kro 37:21| 21 Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd,
223 2Kro 37:22| opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond
224 Ezra 1:1 | opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, uit den mond
225 Ezra 6:11| dat al dengene, die dit woord zal veranderen, een hout
226 Ezra 10:5 | te zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. ~
227 Neh 5:12 | zij doen zouden naar dit woord. ~
228 Neh 5:13 | God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen, uit
229 Neh 5:13 | En het volk deed naar dit woord. ~
230 Est 1:12 | weigerde te komen op het woord des konings, hetwelk door
231 Est 1:15 | zij niet gedaan had het woord van den koning Ahasveros,
232 Est 1:21 | 21 Dit woord nu was goed in de ogen des
233 Est 1:21 | de koning deed naar het woord van Memuchan. ~
234 Est 3:1 | geschiedde nu, toen het woord des konings en zijn wet
235 Est 16:15 | voortgedrongen zijnde door het woord des konings, en de wet werd
236 Est 17:15 | voortgedrongen zijnde door het woord des konings, en de wet werd
237 Est 30:10 | konings zit; en laat niet een woord vallen van alles, wat gij
238 Est 40 | bij mij in het huis? Het woord ging uit des konings mond,
239 Est 49:7 | aangedreven zijnde door het woord des konings. Deze wet nu
240 Est 49:10 | plaatse, waar des konings woord en zijn wet aankwam, daar
241 Est 50:1 | derzelve, toen des konings woord en zijn wet nabij gekomen
242 Job 2:13 | niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de
243 Job 4:2 | 2 Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij
244 Job 4:12 | 12 Voorts is tot mij een woord heimelijk gebracht, en mijn
245 Job 29:22 | 22 Na mijn woord spraken zij niet weder,
246 Psa 17:4 | mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor
247 Psa 33:4 | 4 Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn werk
248 Psa 33:6 | 6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen
249 Psa 34:4 | 4 Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn werk
250 Psa 34:6 | 6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen
251 Psa 45:5 | Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige
252 Psa 56:5 | 5 In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op
253 Psa 56:11 | 11 In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal
254 Psa 56:11 | in den HEERE zal ik het woord prijzen. ~
255 Psa 59:13 | zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen
256 Psa 64:4 | als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl; ~
257 Psa 103:20 | krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem
258 Psa 105:19 | Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede
259 Psa 105:28 | duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. ~
260 Psa 105:42 | Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. ~
261 Psa 106:24 | land; zij geloofden Zijn woord niet. ~
262 Psa 107:20 | 20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte
263 Psa 119:9 | Als hij dat houdt naar Uw woord. ~
264 Psa 119:16 | vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten. ~
265 Psa 119:17 | knecht, dat ik leve en Uw woord beware. ~
266 Psa 119:25 | maak mij levend naar Uw woord. ~
267 Psa 119:28 | treurigheid; richt mij op naar Uw woord. ~
268 Psa 119:42 | want ik vertrouw op Uw woord. ~
269 Psa 119:43 | 43 En ruk het woord der waarheid van mijn mond
270 Psa 119:65 | goed gedaan, HEERE, naar Uw woord. ~
271 Psa 119:67 | maar nu onderhoud ik Uw woord. ~
272 Psa 119:74 | verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. ~
273 Psa 119:81 | verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt. ~
274 Psa 119:89 | 89 Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid
275 Psa 119:101| kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden. ~
276 Psa 119:105| 105 Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet,
277 Psa 119:107| maak mij levend naar Uw woord. ~
278 Psa 119:114| Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt. ~
279 Psa 119:133| mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid
280 Psa 119:140| 140 Uw woord is zeer gelouterd, en Uw
281 Psa 119:147| geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt. ~
282 Psa 119:158| verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden. ~
283 Psa 119:161| hart heeft gevreesd voor Uw woord. ~
284 Psa 119:169| maak mij verstandig naar Uw woord. ~
285 Psa 130:5 | verwacht, en ik hoop op Zijn Woord. ~
286 Psa 138:2 | vanwege Uwgansen Naam Uw woord groot gemaakt. ~
287 Psa 139:4 | 4 Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE!
288 Psa 147:15 | Zijn bevel op aarde; Zijn woord loopt zeer snel. ~
289 Psa 147:18 | 18 Hij zendt Zijn woord, en doet ze smelten; Hij
290 Psa 148:8 | gij stormwind, die Zijn woord doet! ~
291 Spre 12:25| het neder; maar een goed woord verblijdt het. ~
292 Spre 13:13| 13 Die het woord veracht, die zal verdorven
293 Spre 14:15| De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt
294 Spre 14:23| arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen
295 Spre 15:1 | grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. ~
296 Spre 15:23| monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! ~
297 Spre 16:20| 20 Die op het woord verstandelijk let, zal het
298 Pred 5:1 | uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods
299 Pred 8:4 | 4 Waar het woord des konings is, daar is
300 Pred 10:20| gevleugelde zou het woord te kennen geven. ~ ~ ~ ~ ~
301 Jes 1:10 | 10 Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom!
302 Jes 2:1 | 1 Het woord, dat Jesaja, de zoon van
303 Jes 2:3 | wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. ~
304 Jes 8:10 | vernietigd worden; spreekt een woord, doch het zal niet bestaan;
305 Jes 8:20 | zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen
306 Jes 9:7 | De Heere heeft een woord gezonden in Jakob, en het
307 Jes 16:13 | 13 Dit is het woord, dat de HEERE tegen Moab
308 Jes 24:3 | want de HEERE heeft dit woord gesproken. ~
309 Jes 28:13 | 13 Zo zal hun het woord des HEEREN zijn; gebod op
310 Jes 28:14 | Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers
311 Jes 29:21 | mens schuldig maken om een woord, en leggen dien strikken,
312 Jes 30:12 | Israels: Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt op
313 Jes 30:21 | uw oren zullen horen het woord desgenen, die achter u is,
314 Jes 36:5 | zeggen (doch het is een woord der lippen): Er is raad
315 Jes 36:21 | antwoordden hem niet een woord; want het gebod des konings
316 Jes 37:22 | 22 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken
317 Jes 38:4 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: ~
318 Jes 38:7 | HEERE, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft,
319 Jes 39:5 | Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEEREN der heirscharen. ~
320 Jes 39:8 | Hizkia zeide tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken
321 Jes 40:8 | bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der
322 Jes 44:26 | 26 Die het woord Zijns knechts bevestigt,
323 Jes 45:23 | bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijn
324 Jes 50:4 | Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken;
325 Jes 55:11 | 11 Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat,
326 Jes 56:11 | 11 Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat,
327 Jes 59:13 | lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt; ~
328 Jes 67:2 | geest, en die voor Mijn woord beeft. ~
329 Jes 67:5 | 5 Hoort des HEEREN woord, gij, die voor Zijn woord
330 Jes 67:5 | woord, gij, die voor Zijn woord beeft! Uw broeders, die
331 Jer 1:2 | 2 Tot welken het woord des HEEREN geschiedde, in
332 Jer 1:4 | 4 Het woord des HEEREN dan geschiedde
333 Jer 1:11 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet
334 Jer 1:12 | zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen. ~
335 Jer 1:13 | 13 En des HEEREN woord geschiedde ten tweeden male
336 Jer 2:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
337 Jer 2:4 | 4 Hoort des HEEREN woord, gij huis van Jakob, en
338 Jer 2:31 | toch gijlieden des HEEREN woord! Ben Ik Israel een woestijn
339 Jer 5:13 | tot wind worden, want het woord is niet bij hen; hun zelven
340 Jer 5:14 | alzo, omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn
341 Jer 6:10 | toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN is hun tot een
342 Jer 7:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
343 Jer 7:2 | huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort des HEEREN
344 Jer 7:2 | en zeg: Hoort des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door
345 Jer 8:9 | ziet, zij hebben des HEEREN woord verworpen, wat wijsheid
346 Jer 9:20 | Hoort dan des HEEREN woord, gij vrouwen! en uw oor
347 Jer 9:20 | en uw oor ontvange het woord Zijns monds, en leert uw
348 Jer 10:1 | 1 Hoort het woord, dat de HEERE tot ulieden
349 Jer 11:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
350 Jer 13:2 | kocht een gordel naar het woord des HEEREN, en ik deed dien
351 Jer 13:3 | Toen geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot mij,
352 Jer 13:8 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
353 Jer 13:12 | 12 Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE,
354 Jer 14:1 | 1 Het woord des HEEREN, dat tot Jeremia
355 Jer 14:17 | Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen
356 Jer 15:16 | heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde
357 Jer 16:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
358 Jer 17:15 | zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN? Laat het nu
359 Jer 17:20 | tot hen: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda,
360 Jer 18:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
361 Jer 18:5 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
362 Jer 18:18 | van den wijze, noch het woord van den profeet; komt
363 Jer 19:3 | En zeg: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda en
364 Jer 20:8 | verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad
365 Jer 21:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE geschied
366 Jer 21:11 | van Juda, hoort des HEEREN woord. ~
367 Jer 22:1 | Juda, en spreek aldaar dit woord. ~
368 Jer 22:2 | 2 En zeg: Hoor het woord des HEEREN, gij koning van
369 Jer 22:29 | land, land! hoor des HEEREN woord! ~
370 Jer 23:18 | HEEREN raad gestaan, en Zijn woord gezien of gehoord? Wie heeft
371 Jer 23:18 | gehoord? Wie heeft Zijn woord aangemerkt en gehoord? ~
372 Jer 23:28 | droom; en bij welken Mijn woord is, die spreke Mijn woord
373 Jer 23:28 | woord is, die spreke Mijn woord waarachtiglijk; wat heeft
374 Jer 23:29 | 29 Is Mijn woord niet alzo, als een vuur?
375 Jer 23:36 | iegelijk zal zijn eigen woord een last zijn, dewijl gij
376 Jer 23:38 | de HEERE: Omdat gij dit woord zegt: Des HEEREN last, daar
377 Jer 24:4 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
378 Jer 25:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
379 Jer 25:3 | twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied;
380 Jer 26:1 | van Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende: ~
381 Jer 26:2 | spreken, doe er niet een woord af. ~
382 Jer 27:1 | van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den HEERE,
383 Jer 27:18 | profeten zijn, en zo des HEEREN woord bij hen is, laat hen nu
384 Jer 28:7 | 7 Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren,
385 Jer 28:9 | hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, dan
386 Jer 28:12 | 12 Doch des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia (
387 Jer 29:10 | bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u wederbrengende
388 Jer 29:20 | Gij dan, hoort des HEEREN woord, gij allen, die gevankelijk
389 Jer 29:23 | naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn Naam,
390 Jer 29:30 | Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende: ~
391 Jer 30:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
392 Jer 31:10 | 10 Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt
393 Jer 31:23 | heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog zeggen in
394 Jer 32:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
395 Jer 32:6 | Jeremia dan zeide: Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende: ~
396 Jer 32:8 | ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof
397 Jer 32:8 | merkte ik, dat het des HEEREN woord was. ~
398 Jer 32:26 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende: ~
399 Jer 33:1 | Voorts geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremia,
400 Jer 33:14 | HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot
401 Jer 33:19 | 19 En des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia,
402 Jer 33:23 | Voorts geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende: ~
403 Jer 34:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
404 Jer 34:4 | Maar hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda!
405 Jer 34:5 | heer! want Ik heb het woord gesproken, spreekt de HEERE. ~
406 Jer 34:8 | 8 Het woord, dat tot Jeremia geschied
407 Jer 34:12 | Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE,
408 Jer 35:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschied
409 Jer 35:12 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende: ~
410 Jer 36:1 | koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde van
411 Jer 36:27 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, nadat de koning
412 Jer 37:6 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot den profeet Jeremia,
413 Jer 37:17 | en zeide: Is er ook een woord van den HEERE? En Jeremia
414 Jer 38:21 | uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij heeft
415 Jer 39:15 | 15 Het woord des HEEREN was ook tot Jeremia
416 Jer 40:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE geschied
417 Jer 42:4 | zal geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u zal
418 Jer 42:4 | maken, ik zal u niet een woord onthouden. ~
419 Jer 42:5 | indien wij niet naar alle woord, met hetwelk u de HEERE,
420 Jer 42:7 | tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia geschiedde. ~
421 Jer 42:15 | daarom hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel van Juda!
422 Jer 43:8 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia te Tachpanhes,
423 Jer 44:1 | 1 Het woord, dat tot Jeremia geschiedde
424 Jer 44:16 | 16 Aangaande het woord, dat gij tot ons in des
425 Jer 44:24 | vrouwen: Hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
426 Jer 44:26 | Daarom hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland
427 Jer 44:28 | verkeren, zullen weten, wiens woord bestaan zal, het Mijn of
428 Jer 45:1 | 1 Het woord, dat de profeet Jeremia
429 Jer 46:1 | 1 Het woord des HEEREN, dat tot den
430 Jer 46:13 | 13 Het woord, dat de HEERE tot den profeet
431 Jer 47:1 | 1 Het woord des HEEREN, dat tot den
432 Jer 49:34 | 34 Het woord des HEEREN, dat tot den
433 Jer 50:1 | 1 Het woord, dat de HEERE gesproken
434 Jer 51:59 | 59 Het woord, dat de profeet Jeremia
435 Klaa 1:39| gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen
436 Eze 1:3 | 3 Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk
437 Eze 3:16 | van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde,
438 Eze 3:17 | Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en
439 Eze 6:1 | 1 En het woord des HEEREN geschiedde tot
440 Eze 6:3 | bergen Israels, hoort het woord des Heeren HEEREN! Zo zegt
441 Eze 7:1 | Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
442 Eze 11:14 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
443 Eze 12:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
444 Eze 12:8 | des morgens geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
445 Eze 12:17 | Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
446 Eze 12:21 | Wederom geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
447 Eze 12:23 | zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht. ~
448 Eze 12:25 | HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal niet meer uitgesteld
449 Eze 12:25 | wederspannig huis, zal Ik een woord spreken, en hetzelve doen,
450 Eze 12:26 | Verder geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
451 Eze 12:28 | meer uitgesteld worden; het woord, hetwelk Ik gesproken heb,
452 Eze 13:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
453 Eze 13:2 | profeteren: Hoort des HEEREN woord. ~
454 Eze 13:6 | en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen. ~
455 Eze 14:2 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
456 Eze 14:12 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
457 Eze 15:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
458 Eze 16:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
459 Eze 16:35 | o hoer, hoor des HEEREN woord. ~
460 Eze 17:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
461 Eze 17:11 | Daarna geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
462 Eze 18:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
463 Eze 20:2 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
464 Eze 20:45 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
465 Eze 20:47 | zuiderwoud: Hoor des HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE:
466 Eze 21:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
467 Eze 21:8 | Wederom geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
468 Eze 21:18 | Wederom geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
469 Eze 22:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
470 Eze 22:17 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
471 Eze 22:23 | Voorts geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
472 Eze 23:1 | Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
473 Eze 24:1 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, in het negende
474 Eze 24:15 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
475 Eze 24:20 | En ik zeide tot hen: Het woord des HEEREN is tot mij geschied,
476 Eze 25:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
477 Eze 25:3 | Hoort des Heeren HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE:
478 Eze 26:1 | der maand, dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~
479 Eze 27:1 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
480 Eze 28:1 | Voorts geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
481 Eze 28:11 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
482 Eze 28:20 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
483 Eze 29:1 | maand, geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
484 Eze 29:17 | eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde,
485 Eze 30:1 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
486 Eze 30:20 | zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde,
487 Eze 31:1 | der maand, dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~
488 Eze 32:1 | eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde,
489 Eze 32:17 | vijftienden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde,
490 Eze 33:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
491 Eze 33:7 | Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en
492 Eze 33:23 | Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
493 Eze 33:30 | Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. ~
494 Eze 34:1 | 1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
495 Eze 34:7 | herders! hoort des HEEREN woord! ~
496 Eze 34:9 | herders! hoort des HEEREN woord! ~
497 Eze 35:1 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
498 Eze 36:1 | Israels! hoort des HEEREN woord. ~
499 Eze 36:4 | bergen Israels! hoort het woord des Heeren HEEREN: Zo zegt
500 Eze 36:16 | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
1-500 | 501-778 |