Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
6001 2Sa 9:1 | iemand die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik 6002 2Sa 9:1 | overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid 6003 2Sa 9:2 | 2 Het huis van Saul nu had een knecht, 6004 2Sa 9:3 | zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat ik 6005 2Sa 9:3 | nog iemand van het huis van Saul, dat ik Gods weldadigheid 6006 2Sa 9:3 | koning: Er is nog een zoon van Jonathan, die geslagen is 6007 2Sa 9:4 | Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon van Ammiel, 6008 2Sa 9:4 | huis van Machir, den zoon van Ammiel, te Lodebar. ~ 6009 2Sa 9:5 | hij nam hem uit het huis van Machir, den zoon van Ammiel, 6010 2Sa 9:5 | huis van Machir, den zoon van Ammiel, van Lodebar. ~ 6011 2Sa 9:5 | Machir, den zoon van Ammiel, van Lodebar. ~ 6012 2Sa 9:6 | Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, 6013 2Sa 9:6 | zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, 6014 2Sa 9:7 | en ik zal u alle akkers van uw vader Saul wedergeven; 6015 2Sa 9:11 | aan mijn tafel, als een van des konings zonen zijn. ~ 6016 2Sa 9:12 | en allen, die in het huis van Ziba woonden, waren knechten 6017 2Sa 9:12 | woonden, waren knechten van Mefiboseth. ~ 6018 2Sa 10:2 | doen aan Hanun, den zoon van Nahas, gelijk als zijn vader 6019 2Sa 10:2 | zijn vader. En de knechten van David kwamen in het land 6020 2Sa 10:2 | David kwamen in het land van de kinderen Ammons. ~ 6021 2Sa 10:6 | Ammons heen, en huurden van de Syriers van Beth-Rechob, 6022 2Sa 10:6 | en huurden van de Syriers van Beth-Rechob, en van de Syriers 6023 2Sa 10:6 | Syriers van Beth-Rechob, en van de Syriers van Zoba, twintig 6024 2Sa 10:6 | Beth-Rechob, en van de Syriers van Zoba, twintig duizend voetvolks, 6025 2Sa 10:6 | twintig duizend voetvolks, en van den koning van Maacha duizend 6026 2Sa 10:6 | voetvolks, en van den koning van Maacha duizend man, en van 6027 2Sa 10:6 | van Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf 6028 2Sa 10:6 | duizend man, en van de mannen van Tob twaalf duizend man. ~ 6029 2Sa 10:8 | der poort; maar de Syriers van Zoba, en Rechob, en de mannen 6030 2Sa 10:8 | en Rechob, en de mannen van Tob en Maacha waren bijzonder 6031 2Sa 10:9 | slagorde tegen hem was, van voren en van achteren, zo 6032 2Sa 10:9 | tegen hem was, van voren en van achteren, zo verkoos hij 6033 2Sa 10:9 | hij uit alle uitgelezenen van Israel, en stelde hen in 6034 2Sa 10:10 | volks gaf hij onder de hand van zijn broeder Abisai, die 6035 2Sa 10:14 | ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de 6036 2Sa 10:14 | stad. En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam 6037 2Sa 10:18 | aangezicht, en David versloeg van de Syriers zevenhonderd 6038 2Sa 11:1 | geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als 6039 2Sa 11:2 | den avondtijd, dat David van zijn leger opstond, en wandelde 6040 2Sa 11:2 | en wandelde op het dak van het koningshuis, en zag 6041 2Sa 11:2 | het koningshuis, en zag van het dak een vrouw, zich 6042 2Sa 11:2 | vrouw nu was zeer schoon van aanzien. ~ 6043 2Sa 11:3 | niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw van 6044 2Sa 11:3 | van Eliam, de huisvrouw van Uria, den Hethiet? ~ 6045 2Sa 11:4 | bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd), 6046 2Sa 11:7 | David naar den welstand van Joab, en naar den welstand 6047 2Sa 11:9 | zich neder voor de deur van des konings huis, met al 6048 2Sa 11:10 | tot Uria: Komt gij niet van de reis? Waarom zijt gij 6049 2Sa 11:14 | hij zond dien door de hand van Uria. ~ 6050 2Sa 11:15 | sterksten strijd, en keer van achter hem af, opdat hij 6051 2Sa 11:17 | Joab streden, vielen er van het volk, van Davids knechten, 6052 2Sa 11:17 | vielen er van het volk, van Davids knechten, en Uria, 6053 2Sa 11:18 | David den gansen handel van dezen strijd weten. ~ 6054 2Sa 11:19 | hebben den gansen handel van dezen strijd tot den koning 6055 2Sa 11:20 | Wist gij niet, dat zij van den muur zouden schieten? ~ 6056 2Sa 11:21 | sloeg Abimelech, den zoon van Jerubbeseth? Wierp niet 6057 2Sa 11:21 | niet een vrouw een stuk van een molensteen op hem van 6058 2Sa 11:21 | van een molensteen op hem van den muur, dat hij te Thebez 6059 2Sa 11:24 | Toen schoten de schutters van den muur af op uw knechten, 6060 2Sa 11:24 | af op uw knechten, dat er van des konings knechten dood 6061 2Sa 11:26 | 26 Als nu de huisvrouw van Uria hoorde, dat haar man 6062 2Sa 12:3 | kinderen tegelijk; het at van zijn bete, en dronk van 6063 2Sa 12:3 | van zijn bete, en dronk van zijn beker, en sliep in 6064 2Sa 12:4 | verschoonde hij te nemen van zijn schapen en van zijn 6065 2Sa 12:4 | nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om voor den 6066 2Sa 12:8 | schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda gegeven; 6067 2Sa 12:9 | hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen. ~ 6068 2Sa 12:10 | 10 Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot 6069 2Sa 12:10 | veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, den Hethiet, genomen 6070 2Sa 12:15 | het kind, dat de huisvrouw van Uria David gebaard had, 6071 2Sa 12:17 | maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem, om 6072 2Sa 12:17 | om hem te doen opstaan van de aarde; maar hij wilde 6073 2Sa 12:20 | 20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde 6074 2Sa 12:25 | En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde 6075 2Sa 12:30 | nam de kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht 6076 2Sa 13:3 | naam was Jonadab, een zoon van Simea, Davids broeder; en 6077 2Sa 13:4 | tot hem: Waarom zijt gij van morgen tot morgen zo mager, 6078 2Sa 13:4 | Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom, lief. ~ 6079 2Sa 13:5 | opdat ik het aanzie, en van haar hand ete. ~ 6080 2Sa 13:6 | mijn ogen toemake, en ik van haar hand ete. ~ 6081 2Sa 13:7 | Ga toch heen in het huis van uw broeder Amnon, en maak 6082 2Sa 13:8 | Thamar ging heen in het huis van haar broeder Amnon, (hij 6083 2Sa 13:9 | Amnon zeide: Doet alle man van mij uitgaan. En alle man 6084 2Sa 13:9 | uitgaan. En alle man ging van hem uit. ~ 6085 2Sa 13:10 | spijze in de kamer, dat ik van uw hand ete; zo nam Thamar 6086 2Sa 13:13 | koning, want hij zal mij van u niet onthouden. ~ 6087 2Sa 13:17 | en zeide: Drijf nu deze van mij uit naar buiten, en 6088 2Sa 13:20 | was eenzaam in het huis van haar broeder Absalom. ~ 6089 2Sa 13:28 | als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden 6090 2Sa 13:30 | geslagen, en er is niet een van hen overgelaten. ~ 6091 2Sa 13:32 | 32 Maar Jonadab, de zoon van Simea, Davids broeder, antwoordde 6092 2Sa 13:32 | Absalom is er op toegelegd, van den dag af, dat hij zijn 6093 2Sa 13:34 | ziet, er kwam veel volks van den weg achter hem, aan 6094 2Sa 13:34 | achter hem, aan de zijde van het gebergte. ~ 6095 2Sa 13:37 | toog tot Thalmai, den zoon van Ammihur, koning van Gesur.) 6096 2Sa 13:37 | zoon van Ammihur, koning van Gesur.) En hij droeg rouw 6097 2Sa 13:39 | 39 Toen verlangde de ziel van den koning David zeer om 6098 2Sa 14:1 | 1 Als nu Joab, de zoon van Zeruja, merkte, dat des 6099 2Sa 14:2 | heen naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; en 6100 2Sa 14:11 | HEERE leeft, indien er een van de haren uws zoons op de 6101 2Sa 14:14 | Hij den verstotene niet van Zich verstote. ~ 6102 2Sa 14:16 | zijn dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft 6103 2Sa 14:16 | mij en mijn zoon te zamen van Gods erve te verdelgen. ~ 6104 2Sa 14:19 | linkerhand zou kunnen afwijken van alles, wat mijn heer de 6105 2Sa 14:20 | is wijs, naar de wijsheid van een Engel Gods, om te merken 6106 2Sa 14:22 | Omdat de koning het woord van zijn knecht gedaan heeft. ~ 6107 2Sa 14:25 | Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool af tot zijn 6108 2Sa 14:26 | geschiedde het ten einde van elk jaar, dat hij het beschoor, 6109 2Sa 14:27 | deze was een vrouw, schoon van aanzien. ~ 6110 2Sa 14:30 | knechten: Ziet, het stuk akkers van Joab is aan de zijde van 6111 2Sa 14:30 | van Joab is aan de zijde van het mijne, en hij heeft 6112 2Sa 14:32 | te zeggen: Waarom ben ik van Gesur gekomen? Het ware 6113 2Sa 15:2 | op, en stond aan de zijde van den weg der poort. En het 6114 2Sa 15:3 | gij hebt geen verhoorder van des konings wege. ~ 6115 2Sa 15:6 | Absalom het hart der mannen van Israel. ~ 6116 2Sa 15:7 | 7 Ten einde nu van veertig jaren is het geschied, 6117 2Sa 15:10 | uitgezonden in alle stammen van Israel, om te zeggen: Als 6118 2Sa 15:11 | En er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd mannen, 6119 2Sa 15:11 | eenvoudigheid, want zij wisten van geen zaak. ~ 6120 2Sa 15:13 | David, zeggende: Het hart van een iegelijk in Israel volgt 6121 2Sa 15:18 | Gethieten, zeshonderd man, die van Gath te voet gekomen waren, 6122 2Sa 15:24 | dragende de ark des verbonds van God, en zij zetten de ark 6123 2Sa 15:28 | woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, dat men mij 6124 2Sa 15:34 | ben wel uws vaders knecht van te voren geweest, maar nu 6125 2Sa 15:34 | zo zoudt gij mij den raad van Achitofel te niet maken. ~ 6126 2Sa 16:1 | Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, 6127 2Sa 16:5 | Bahurim kwam, ziet, toen kwam van daar een man uit, van het 6128 2Sa 16:5 | kwam van daar een man uit, van het geslacht van het huis 6129 2Sa 16:5 | man uit, van het geslacht van het huis van Saul, wiens 6130 2Sa 16:5 | het geslacht van het huis van Saul, wiens naam was Simei, 6131 2Sa 16:5 | naam was Simei, de zoon van Gera; hij ging steeds voort, 6132 2Sa 16:6 | mitsgaders alle knechten van den koning David, hoewel 6133 2Sa 16:8 | wederkomen al het bloed van Sauls huis, in wiens plaats 6134 2Sa 16:8 | koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie nu, 6135 2Sa 16:9 | Toen zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot den koning: 6136 2Sa 16:10 | met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; 6137 2Sa 16:11 | knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, 6138 2Sa 16:11 | te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, 6139 2Sa 16:13 | vloekte, en wierp met stenen van tegenover hem, en stoof 6140 2Sa 16:15 | en al het volk, de mannen van Israel, kwamen te Jeruzalem, 6141 2Sa 16:18 | dit volk, en alle mannen van Israel, diens zal ik zijn, 6142 2Sa 16:21 | zijt geworden, en de handen van allen, die met u zijn, zullen 6143 2Sa 16:22 | zijns vaders, voor de ogen van het ganse Israel. ~ 6144 2Sa 16:23 | had; alzo was alle raad van Achitofel, zo bij David 6145 2Sa 17:2 | daar hij moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken, 6146 2Sa 17:3 | is gelijk het wederkeren van allen; zo zal al het volk 6147 2Sa 17:4 | Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten Israels. ~ 6148 2Sa 17:8 | helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, 6149 2Sa 17:8 | zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is in 6150 2Sa 17:11 | verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als 6151 2Sa 17:12 | aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de mannen, 6152 2Sa 17:12 | valt; en er zal van hem, en van al de mannen, die met hem 6153 2Sa 17:14 | zeide Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai, 6154 2Sa 17:14 | man van Israel: De raad van Husai, den Archiet, is beter 6155 2Sa 17:14 | geboden, om den goeden raad van Achitofel te vernietigen, 6156 2Sa 17:15 | Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo 6157 2Sa 17:19 | een deksel over het opene van den put, en strooide gort 6158 2Sa 17:24 | Jordaan, hij en alle mannen van Israel met hem. ~ 6159 2Sa 17:25 | was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, 6160 2Sa 17:25 | dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~ 6161 2Sa 17:26 | legerden zich in het land van Gilead. ~ 6162 2Sa 17:27 | gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen 6163 2Sa 17:27 | Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, 6164 2Sa 17:27 | Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en 6165 2Sa 17:27 | Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de 6166 2Sa 17:27 | Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim, ~ 6167 2Sa 18:1 | stelde over hen oversten van duizenden, en oversten van 6168 2Sa 18:1 | van duizenden, en oversten van honderden. ~ 6169 2Sa 18:2 | derde deel onder de hand van Joab, en een derde deel 6170 2Sa 18:2 | derde deel onder de hand van Abisai, den zoon van Zeruja, 6171 2Sa 18:2 | hand van Abisai, den zoon van Zeruja, Joabs broeder, en 6172 2Sa 18:2 | derde deel onder de hand van Ithai, den Gethiet. En de 6173 2Sa 18:3 | stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het 6174 2Sa 18:4 | koning nu stond aan de zijde van de poort, en al het volk 6175 2Sa 18:5 | koning aan al de oversten van Absaloms zaak gebood. ~ 6176 2Sa 18:7 | 7 En het volk van Israel werd aldaar voor 6177 2Sa 18:7 | aldaar voor het aangezicht van Davids knechten geslagen; 6178 2Sa 18:7 | dienzelven dage een grote slag, van twintig duizend. ~ 6179 2Sa 18:8 | het woud verteerde meer van het volk, dan die het zwaard 6180 2Sa 18:9 | kwam onder de dichte takken van een groten eik, zo werd 6181 2Sa 18:12 | Hoedt u, wie gij zijt, van den jongeling, van Absalom. ~ 6182 2Sa 18:12 | zijt, van den jongeling, van Absalom. ~ 6183 2Sa 18:13 | ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen. ~ 6184 2Sa 18:14 | levend was in het midden van den eik. ~ 6185 2Sa 18:15 | tien jongens, wapendragers van Joab, omringden hem, en 6186 2Sa 18:16 | en al het volk keerde af van Israel achterna te jagen, 6187 2Sa 18:19 | HEERE hem recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden. ~ 6188 2Sa 18:23 | En Ahimaaz liep den weg van het effen veld, en kwam 6189 2Sa 18:27 | eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen 6190 2Sa 18:31 | heden heeft recht gedaan van de hand van al degenen, 6191 2Sa 18:31 | recht gedaan van de hand van al degenen, die tegen u 6192 2Sa 18:32 | Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en 6193 2Sa 19:5 | beschaamd het aangezicht van al uw knechten, die uw ziel, 6194 2Sa 19:7 | kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd af tot nu toe. ~ 6195 2Sa 19:9 | het volk, in alle stammen van Israel, was onder zich twistende, 6196 2Sa 19:9 | De koning heeft ons gered van de hand onzer vijanden en 6197 2Sa 19:9 | en hij heeft ons bevrijd van de hand der Filistijnen, 6198 2Sa 19:10 | waarom zwijgt gijlieden van den koning weder te halen? ~ 6199 2Sa 19:11 | Spreekt tot de oudsten van Juda, zeggende: Waarom zoudt 6200 2Sa 19:11 | zijn huis? (Want de rede van het ganse Israel was tot 6201 2Sa 19:14 | hij het hart aller mannen van Juda, als van een enigen 6202 2Sa 19:14 | aller mannen van Juda, als van een enigen man; en zij zonden 6203 2Sa 19:16 | 16 En Simei, de zoon van Gera, een zoon van Jemini, 6204 2Sa 19:16 | zoon van Gera, een zoon van Jemini, die van Bahurim 6205 2Sa 19:16 | een zoon van Jemini, die van Bahurim was, haastte zich, 6206 2Sa 19:16 | en kwam af met de mannen van Juda, den koning David tegemoet; ~ 6207 2Sa 19:17 | 17 En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, 6208 2Sa 19:17 | hem; ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien 6209 2Sa 19:18 | zo viel Simei, de zoon van Gera, neder voor het aangezicht 6210 2Sa 19:20 | heden gekomen, de eerste van het ganse huis van Jozef, 6211 2Sa 19:20 | eerste van het ganse huis van Jozef, om mijn heer den 6212 2Sa 19:21 | antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan 6213 2Sa 19:22 | ulieden te doen, gij zonen van Zeruja! Dat gij mij heden 6214 2Sa 19:24 | zijn klederen gewassen, van dien dag af, dat de koning 6215 2Sa 19:29 | Waarom spreekt gij meer van uw zaken? Ik heb gezegd: 6216 2Sa 19:31 | de Gileadiet, kwam ook af van Rogelim; en hij toog met 6217 2Sa 19:32 | nu was zeer oud, een man van tachtig jaren; en hij had 6218 2Sa 19:40 | hem voort; en al het volk van Juda had den koning overgevoerd, 6219 2Sa 19:40 | overgevoerd, als ook een gedeelte van het volk Israels. ~ 6220 2Sa 19:41 | 41 En ziet, alle mannen van Israel kwamen tot den koning; 6221 2Sa 19:41 | onze broeders, de mannen van Juda, gestolen, en hebben 6222 2Sa 19:42 | antwoordden alle mannen van Juda tegen de mannen van 6223 2Sa 19:42 | van Juda tegen de mannen van Israel: Omdat de koning 6224 2Sa 19:42 | wij dan enigszins gegeten van des konings kost, of heeft 6225 2Sa 19:43 | 43 En de mannen van Israel antwoordden den mannen 6226 2Sa 19:43 | Israel antwoordden den mannen van Juda, en zeiden: Wij hebben 6227 2Sa 19:43 | Maar het woord der mannen van Juda was harder dan het 6228 2Sa 19:43 | dan het woord der mannen van Israel. ~ 6229 2Sa 20:1 | naam was Seba, een zoon van Bichri, een man van Jemini; 6230 2Sa 20:1 | zoon van Bichri, een man van Jemini; die blies met de 6231 2Sa 20:1 | geen erfenis aan den zoon van Isai, een iegelijk naar 6232 2Sa 20:2 | 2 Toen toog alle man van Israel op van achter David, 6233 2Sa 20:2 | toog alle man van Israel op van achter David, Seba, den 6234 2Sa 20:2 | achter David, Seba, den zoon van Bichri, achterna; maar de 6235 2Sa 20:2 | achterna; maar de mannen van Juda kleefden hun koning 6236 2Sa 20:2 | kleefden hun koning aan, van de Jordaan af tot aan Jeruzalem. ~ 6237 2Sa 20:3 | en deed ze in een huis van bewaring, en onderhield 6238 2Sa 20:3 | opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende 6239 2Sa 20:4 | Amasa: Roep mij de mannen van Juda te zamen, tegen den 6240 2Sa 20:6 | Nu zal ons Seba, de zoon van Bichri, meer kwaads doen, 6241 2Sa 20:7 | hem achterna, de mannen van Joab, en de Krethi, en de 6242 2Sa 20:7 | helden. Dezen togen uit van Jeruzalem, om Seba, den 6243 2Sa 20:7 | Jeruzalem, om Seba, den zoon van Bichri, achterna te jagen. ~ 6244 2Sa 20:9 | de rechterhand den baard van Amasa, om hem te kussen. ~ 6245 2Sa 20:10 | broeder Abisai, Seba, den zoon van Bichri, achterna. ~ 6246 2Sa 20:11 | 11 Maar een man, van Joabs jongens, bleef bij 6247 2Sa 20:12 | bleef, zo deed hij Amasa weg van de straat in het veld, en 6248 2Sa 20:13 | 13 Toen hij nu van de straat weggenomen was, 6249 2Sa 20:13 | Joab na, om Seba, den zoon van Bichri, achterna te jagen. ~ 6250 2Sa 20:14 | toog heen door alle stammen van Israel, naar Abel, te weten, 6251 2Sa 20:19 | 19 Ik ben een van de vreedzamen, van de getrouwen 6252 2Sa 20:19 | ben een van de vreedzamen, van de getrouwen in Israel, 6253 2Sa 20:20 | zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden, 6254 2Sa 20:21 | niet alzo; maar een man van het gebergte van Efraim, 6255 2Sa 20:21 | een man van het gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, 6256 2Sa 20:21 | wiens naam is Seba, de zoon van Bichri, heeft zijn hand 6257 2Sa 20:21 | lever hem alleen, zo zal ik van deze stad aftrekken. Toen 6258 2Sa 20:22 | zij hieuwen Seba, den zoon van Bichri, het hoofd af, en 6259 2Sa 20:22 | en zij verstrooiden zich van de stad, een iegelijk naar 6260 2Sa 20:23 | was over het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon 6261 2Sa 20:23 | Israel; en Benaja, de zoon van Jojada, over de Krethi en 6262 2Sa 20:24 | schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~ 6263 2Sa 21:2 | Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israels, maar 6264 2Sa 21:2 | de kinderen Israels, maar van het overblijfsel der Amorieten; 6265 2Sa 21:2 | zijn ijver voor de kinderen van Israel en Juda.) ~ 6266 2Sa 21:5 | bestaan in enige landpale van Israel; ~ 6267 2Sa 21:6 | 6 Laat ons zeven mannen van zijn zonen gegeven worden, 6268 2Sa 21:7 | verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, 6269 2Sa 21:7 | zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, 6270 2Sa 21:8 | koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, 6271 2Sa 21:8 | zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard 6272 2Sa 21:8 | Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, 6273 2Sa 21:8 | die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, 6274 2Sa 21:9 | werden gedood in de dagen van den oogst, in de eerste 6275 2Sa 21:9 | eerste dagen, in het begin van den gersteoogst. ~ 6276 2Sa 21:10 | Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande 6277 2Sa 21:10 | zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, 6278 2Sa 21:10 | rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water 6279 2Sa 21:10 | totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het 6280 2Sa 21:10 | daags, noch het gedierte van het veld des nachts. ~ 6281 2Sa 21:11 | aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, gedaan 6282 2Sa 21:12 | henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van 6283 2Sa 21:12 | van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van 6284 2Sa 21:12 | van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in 6285 2Sa 21:12 | zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve 6286 2Sa 21:12 | dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, alwaar 6287 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de beenderen van 6288 2Sa 21:13 | van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van 6289 2Sa 21:13 | van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook 6290 2Sa 21:14 | zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan 6291 2Sa 21:14 | zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het 6292 2Sa 21:14 | Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden 6293 2Sa 21:16 | 16 En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, 6294 2Sa 21:16 | Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht 6295 2Sa 21:17 | 17 Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg 6296 2Sa 21:17 | Toen zwoeren hem de mannen van David, zeggende: Gij zult 6297 2Sa 21:17 | strijde, opdat gij de lamp van Israel niet uitblust. ~ 6298 2Sa 21:18 | de Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa was. ~ 6299 2Sa 21:18 | Saf, die van de kinderen van Rafa was. ~ 6300 2Sa 21:19 | Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim, sloeg Beth-Halachmi, 6301 2Sa 21:21 | maar Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, sloeg 6302 2Sa 21:22 | zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner 6303 2Sa 22:1 | verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit 6304 2Sa 22:1 | vijanden, en uit de hand van Saul. ~ 6305 2Sa 22:3 | Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost! ~ 6306 2Sa 22:4 | prijzen is, en ik werd verlost van mijn vijanden. ~ 6307 2Sa 22:9 | 9 Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit 6308 2Sa 22:13 | 13 Van den glans voor Hem henen 6309 2Sa 22:14 | 14 De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste 6310 2Sa 22:16 | het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds van 6311 2Sa 22:16 | van het geblaas des winds van Zijn neus. ~ 6312 2Sa 22:17 | 17 Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, 6313 2Sa 22:18 | 18 Hij verloste mij van mijn sterken vijand, van 6314 2Sa 22:18 | van mijn sterken vijand, van mijn haters, omdat zij machtiger 6315 2Sa 22:22 | HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk 6316 2Sa 22:44 | hebt Gij mij uitgeholpen van de twisten mijns volks, 6317 2Sa 22:45 | onderworpen; zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij 6318 2Sa 22:49 | 49 En Die mij uitvoert van mijn vijanden; en Gij verhoogt 6319 2Sa 22:49 | mij opstaan; Gij redt mij van den man alles gewelds. ~ 6320 2Sa 23:1 | zijn dit de laatste woorden van David. David, de zoon van 6321 2Sa 23:1 | van David. David, de zoon van Isai zegt, en de man, die 6322 2Sa 23:1 | is opgericht, de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk 6323 2Sa 23:1 | en liefelijk in psalmen van Israel, zegt: ~ 6324 2Sa 23:4 | morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de 6325 2Sa 23:8 | Joscheb Baschebeth, de zoon van Tachkemoni, de voornaamste 6326 2Sa 23:8 | stelde tegen achthonderd, die van hem verslagen werden op 6327 2Sa 23:9 | hem was Eleazar, de zoon van Dodo, zoon van Ahohi, deze 6328 2Sa 23:9 | de zoon van Dodo, zoon van Ahohi, deze was onder de 6329 2Sa 23:9 | verzameld waren, en de mannen van Israel waren opgetogen. ~ 6330 2Sa 23:11 | hem nu was Samma, de zoon van Age, de Harariet. Toen de 6331 2Sa 23:12 | stelde hij zich in het midden van dat stuk, en verloste dat, 6332 2Sa 23:13 | 13 Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen 6333 2Sa 23:13 | tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der 6334 2Sa 23:17 | En zeide: Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik dit 6335 2Sa 23:17 | heengegaan zijn met gevaar van hun leven? En hij wilde 6336 2Sa 23:18 | Joabs broeder, de zoon van Zeruja, die was ook een 6337 2Sa 23:18 | Zeruja, die was ook een hoofd van drieen; en die hief zijn 6338 2Sa 23:18 | op tegen driehonderd, die van hem verslagen werden; en 6339 2Sa 23:19 | hij niet de heerlijkste van die drie? Daarom was hij 6340 2Sa 23:20 | 20 Voorts Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een 6341 2Sa 23:20 | zoon van Jojada, de zoon van een dapperen man, groot 6342 2Sa 23:20 | een dapperen man, groot van daden, van Kabzeel; die 6343 2Sa 23:20 | dapperen man, groot van daden, van Kabzeel; die sloeg twee 6344 2Sa 23:20 | sloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en 6345 2Sa 23:20 | een leeuw in het midden van een kuil in den sneeuwtijd. ~ 6346 2Sa 23:21 | Egyptischen man, een man van aanzien; en in de hand des 6347 2Sa 23:22 | dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een 6348 2Sa 23:23 | 23 Hij was de heerlijkste van de dertig, maar tot die 6349 2Sa 23:24 | dertig; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~ 6350 2Sa 23:24 | Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~ 6351 2Sa 23:26 | de Paltiet; Ira, de zoon van Ikes, de Thekoiet; ~ 6352 2Sa 23:29 | 29 Heleb, de zoon van Baena, de Netofathiet; Ithai, 6353 2Sa 23:29 | Netofathiet; Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen 6354 2Sa 23:29 | Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~ 6355 2Sa 23:30 | de Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas; ~ 6356 2Sa 23:30 | Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas; ~ 6357 2Sa 23:32 | Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan; ~ 6358 2Sa 23:32 | Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan; ~ 6359 2Sa 23:33 | Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet; ~ 6360 2Sa 23:34 | 34 Elifelet, de zoon van Ahasbai, de zoon van een 6361 2Sa 23:34 | zoon van Ahasbai, de zoon van een Maachathiet; Eliam, 6362 2Sa 23:34 | Maachathiet; Eliam, de zoon van Achitofel, de Giloniet; ~ 6363 2Sa 23:36 | 36 Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, 6364 2Sa 23:36 | Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet; ~ 6365 2Sa 23:37 | Beerothiet, de wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~ 6366 2Sa 23:37 | wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~ 6367 2Sa 24:2 | nu om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba 6368 2Sa 24:2 | alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en 6369 2Sa 24:3 | honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning het 6370 2Sa 24:4 | met de oversten des heirs, van des konings aangezicht, 6371 2Sa 24:5 | stad, die in het midden is van de beek van Gad, en aan 6372 2Sa 24:5 | het midden is van de beek van Gad, en aan Jaezer. ~ 6373 2Sa 24:7 | zij kwamen tot de vesting van Tyrus, en alle steden der 6374 2Sa 24:7 | kwamen uit aan het zuiden van Juda te Ber-seba. ~ 6375 2Sa 24:8 | ganse land; en ten einde van negen maanden en twintig 6376 2Sa 24:9 | 9 En Joab gaf de som van het getelde volk aan den 6377 2Sa 24:9 | uittrokken, en de mannen van Juda waren vijfhonderd duizend 6378 2Sa 24:13 | tot hem: Zal u een honger van zeven jaren in uw land komen? 6379 2Sa 24:14 | maar laat mij in de hand van mensen niet vallen. ~ 6380 2Sa 24:15 | een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den gezetten 6381 2Sa 24:15 | tijd toe; en er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba 6382 2Sa 24:15 | er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig 6383 2Sa 24:16 | nu was bij den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet. ~ 6384 2Sa 24:18 | altaar op, op den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet. ~ 6385 2Sa 24:19 | David op naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE 6386 2Sa 24:21 | zeide: Om dezen dorsvloer van u te kopen, om den HEERE 6387 2Sa 24:21 | deze plage opgehouden worde van over het volk. ~ 6388 2Sa 24:24 | maar ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs; 6389 2Sa 24:25 | verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden. ~ 6390 1Kon 1:3 | dochter in alle landpalen van Israel; en zij vonden Abisag, 6391 1Kon 1:5 | 5 Adonia nu, de zoon van Haggith, verhief zich, zeggende: 6392 1Kon 1:6 | vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom 6393 1Kon 1:6 | ook was hij zeer schoon van gedaante, en Haggith had 6394 1Kon 1:7 | waren met Joab, den zoon van Zeruja, en met Abjathar, 6395 1Kon 1:8 | priester, en Benaja, de zoon van Jojada, en Nathan, de profeet, 6396 1Kon 1:9 | konings, en alle mannen van Juda, des konings knechten. ~ 6397 1Kon 1:11 | tot Bathseba, de moeder van Salomo, zeggende: Hebt gij 6398 1Kon 1:11 | gehoord, dat Adonia, de zoon van Haggith, koning is? En onze 6399 1Kon 1:12 | dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. ~ 6400 1Kon 1:20 | mijn heer koning, de ogen van het ganse Israel zijn op 6401 1Kon 1:20 | geven, wie op den troon van mijn heer den koning na 6402 1Kon 1:26 | priester, en Benaja, den zoon van Jojada, en Salomo, uw knecht, 6403 1Kon 1:27 | 27 Is deze zaak van mijn heer den koning geschied? 6404 1Kon 1:27 | gemaakt, wie op den troon van mijn heer den koning na 6405 1Kon 1:32 | profeet, en Benaja, den zoon van Jojada; en zij kwamen voor 6406 1Kon 1:36 | antwoordde Benaja, de zoon van Jojada, den koning, en zeide: 6407 1Kon 1:36 | alzo zegge de HEERE, de God van mijn heer den koning! ~ 6408 1Kon 1:37 | troon groter dan den troon van mijn heer den koning David! ~ 6409 1Kon 1:38 | profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en 6410 1Kon 1:38 | rijden op de muilezelin van den koning David, en geleidden 6411 1Kon 1:40 | blijdschap, zodat de aarde van hun geluid spleet. ~ 6412 1Kon 1:42 | zo kwam Jonathan, de zoon van Abjathar, den priester; 6413 1Kon 1:44 | profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en 6414 1Kon 1:45 | koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, zodat 6415 1Kon 1:47 | zeggende: Uw God make den naam van Salomo beter dan uw naam, 6416 1Kon 1:52 | zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de aarde vallen; 6417 1Kon 1:53 | en zij deden hem afgaan van het altaar; en hij kwam, 6418 1Kon 2:1 | 1 Als nu de dagen van David nabij waren, dat hij 6419 1Kon 2:3 | geschreven is in de wet van Mozes; opdat gij verstandelijk 6420 1Kon 2:4 | Hij, u afgesneden worden van den troon Israels. ~ 6421 1Kon 2:5 | gij ook, wat Joab, de zoon van Zeruja, mij gedaan heeft, 6422 1Kon 2:5 | aan de twee krijgsoversten van Israel, Abner, den zoon 6423 1Kon 2:5 | Israel, Abner, den zoon van Ner, en Amasa, den zoon 6424 1Kon 2:5 | Ner, en Amasa, den zoon van Jether, dien hij gedood 6425 1Kon 2:7 | 7 Maar aan de zonen van Barzillai, den Gileadiet, 6426 1Kon 2:7 | vluchtte voor het aangezicht van uw broeder Absalom. ~ 6427 1Kon 2:8 | bij u is Simei, de zoon van Gera, de zoon van Jemini, 6428 1Kon 2:8 | de zoon van Gera, de zoon van Jemini, uit Bahurim, die 6429 1Kon 2:12 | Salomo zat op den troon van zijn vader David; en zijn 6430 1Kon 2:13 | Toen kwam Adonia, de zoon van Haggith, tot Bathseba, de 6431 1Kon 2:13 | tot Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: Is 6432 1Kon 2:15 | geworden is; want het is van den HEERE hem geworden. ~ 6433 1Kon 2:16 | 16 En nu begeer ik van u een enige begeerte; wijs 6434 1Kon 2:20 | Toen zeide zij: Ik begeer van u een enige kleine begeerte, 6435 1Kon 2:22 | en voor Joab, den zoon van Zeruja. ~ 6436 1Kon 2:24 | doen zitten op den troon van mijn vader David, en Die 6437 1Kon 2:25 | Salomo zond door de hand van Benaja, den zoon van Jojada; 6438 1Kon 2:25 | hand van Benaja, den zoon van Jojada; die viel op hem 6439 1Kon 2:26 | HEEREN voor het aangezicht van mijn vader David gedragen 6440 1Kon 2:27 | hetwelk Hij over het huis van Eli te Silo gesproken had. ~ 6441 1Kon 2:29 | Salomo Benaja, den zoon van Jojada, zeggende: Ga heen, 6442 1Kon 2:31 | hem, opdat gij wegdoet, van mij en van mijns vaders 6443 1Kon 2:31 | gij wegdoet, van mij en van mijns vaders huis, dat bloed, 6444 1Kon 2:32 | niet wist, Abner, den zoon van Ner, den krijgsoverste van 6445 1Kon 2:32 | van Ner, den krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon 6446 1Kon 2:32 | Israel, en Amasa, den zoon van Jether, den krijgsoverste 6447 1Kon 2:32 | Jether, den krijgsoverste van Juda. ~ 6448 1Kon 2:33 | wederkeren op het hoofd van Joab, en op het hoofd van 6449 1Kon 2:33 | van Joab, en op het hoofd van zijn zaad in eeuwigheid; 6450 1Kon 2:33 | zijn troon zal vrede hebben van den HEERE tot in eeuwigheid. ~ 6451 1Kon 2:34 | 34 En Benaja, de zoon van Jojada, ging op, en viel 6452 1Kon 2:35 | koning zette Benaja, den zoon van Jojada, in zijn plaats over 6453 1Kon 2:35 | zette de koning in de plaats van Abjathar. ~ 6454 1Kon 2:36 | Jeruzalem, en woon aldaar; en ga van daar niet uit herwaarts 6455 1Kon 2:37 | zal geschieden ten dage van uw uitgaan, als gij over 6456 1Kon 2:39 | geschiedde met het einde van drie jaren, dat twee knechten 6457 1Kon 2:39 | jaren, dat twee knechten van Simei wegliepen tot Achis, 6458 1Kon 2:39 | wegliepen tot Achis, den zoon van Maacha, den koning van Gath; 6459 1Kon 2:39 | zoon van Maacha, den koning van Gath; en men gaf het Simei 6460 1Kon 2:40 | en bracht zijn knechten van Gath. ~ 6461 1Kon 2:42 | betuigd, zeggende: Ten dage van uw uitgaan, als gij zult 6462 1Kon 2:45 | is gezegend; en de troon van David zal bevestigd zijn 6463 1Kon 2:46 | gebood Benaja, den zoon van Jojada; die ging uit, en 6464 1Kon 2:46 | koninkrijk bevestigd in de hand van Salomo. ~  ~ 6465 1Kon 3:1 | zich met Farao, den koning van Egypte; en nam de dochter 6466 1Kon 3:1 | Egypte; en nam de dochter van Farao, en bracht ze in de 6467 1Kon 3:1 | voleind zou hebben het bouwen van zijn huis en het huis des 6468 1Kon 3:1 | des HEEREN, en den muur van Jeruzalem rondom. ~ 6469 1Kon 3:3 | wandelende in de inzettingen van zijn vader David; alleenlijk 6470 1Kon 3:7 | koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik 6471 1Kon 3:8 | knecht is in het midden van Uw volk, dat Gij verkoren 6472 1Kon 3:20 | middernacht op, en nam mijn zoon van bij mij, als uw dienstmaagd 6473 1Kon 4:2 | hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman. ~ 6474 1Kon 4:3 | Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, waren schrijvers; 6475 1Kon 4:3 | schrijvers; Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier. ~ 6476 1Kon 4:4 | 4 En Benaja, de zoon van Jojada, was over het heir; 6477 1Kon 4:5 | 5 En Azaria, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; 6478 1Kon 4:5 | bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, 6479 1Kon 4:6 | hofmeester; en Adoniram, de zoon van Abda, was over de schatting. ~ 6480 1Kon 4:8 | zijn hun namen: de zoon van Hur was in het gebergte 6481 1Kon 4:8 | Hur was in het gebergte van Efraim. ~ 6482 1Kon 4:9 | 9 De zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, 6483 1Kon 4:10 | 10 De zoon van Hesed in Arubboth; hij had 6484 1Kon 4:11 | 11 De zoon van Abinadab had de ganse landstreek 6485 1Kon 4:11 | had de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de 6486 1Kon 4:11 | deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw. ~ 6487 1Kon 4:12 | 12 Baana, de zoon van Ahilud, had Taanach, en 6488 1Kon 4:12 | is bij Zartana, beneden van Jizreel, van Beth-Sean aan 6489 1Kon 4:12 | Zartana, beneden van Jizreel, van Beth-Sean aan tot Abel-Mehola, 6490 1Kon 4:12 | Abel-Mehola, tot op gene zijde van Jokmeam. ~ 6491 1Kon 4:13 | 13 De zoon van Geber was te Ramoth in Gilead; 6492 1Kon 4:13 | Gilead; hij had de dorpen van Jair, den zoon van Manasse, 6493 1Kon 4:13 | dorpen van Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; 6494 1Kon 4:13 | zijn; ook had hij de streek van Argob, welke is in Basan, 6495 1Kon 4:14 | 14 Abinadab, de zoon van Iddo, was te Mahanaim. ~ 6496 1Kon 4:16 | 16 Baana, de zoon van Husai, was in Aser en in 6497 1Kon 4:17 | 17 Josafath, de zoon van Paruah, in Issaschar. ~ 6498 1Kon 4:18 | 18 Simei, de zoon van Ela, in Benjamin. ~ 6499 1Kon 4:19 | 19 Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, 6500 1Kon 4:19 | het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License