1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
8001 2Kon 23:18 | werd begraven in den hof van zijn huis, in den hof van
8002 2Kon 23:18 | van zijn huis, in den hof van Uzza; en zijn zoon Amon
8003 2Kon 23:19 | Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~
8004 2Kon 23:19 | Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~
8005 2Kon 23:23 | 23 En de knechten van Amon maakten een verbintenis
8006 2Kon 23:25 | overige nu der geschiedenissen van Amon, wat hij gedaan heeft,
8007 2Kon 23:25 | der kronieken der koningen van Juda? ~
8008 2Kon 23:26 | in zijn graf, in den hof van Uzza; en zijn zoon Josia
8009 2Kon 24:1 | was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath. ~
8010 2Kon 24:1 | een dochter van Adaja, van Bozkath. ~
8011 2Kon 24:2 | hij wandelde in al den weg van zijn vader David, en week
8012 2Kon 24:3 | nu in het achttiende jaar van den koning Josia, dat de
8013 2Kon 24:3 | schrijver Safan, den zoon van Azalia, den zoon van Mesullam,
8014 2Kon 24:3 | zoon van Azalia, den zoon van Mesullam, zond in het huis
8015 2Kon 24:4 | de wachters des dorpels van het volk verzameld hebben; ~
8016 2Kon 24:5 | in de hand der verzorgers van het werk, die besteld zijn
8017 2Kon 24:5 | HEEREN is, om de breuken van het huis te beteren; ~
8018 2Kon 24:7 | hen geen rekening gehouden van het geld, dat in hun hand
8019 2Kon 24:9 | in de hand der verzorgers van het werk, die besteld waren
8020 2Kon 24:12 | priester, en Ahikam, den zoon van Safan, en Achbor, den zoon
8021 2Kon 24:12 | Safan, en Achbor, den zoon van Michaja, en Safan, den schrijver,
8022 2Kon 24:14 | profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva,
8023 2Kon 24:14 | huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva, den zoon van Harhas,
8024 2Kon 24:14 | zoon van Tikva, den zoon van Harhas, den klederbewaarder (
8025 2Kon 24:16 | des boeks, dat de koning van Juda gelezen heeft. ~
8026 2Kon 24:18 | 18 Maar tot den koning van Juda, die u gezonden heeft,
8027 2Kon 25:1 | verzamelden al de oudsten van Juda en Jeruzalem. ~
8028 2Kon 25:2 | en met hem alle inwoners van Jeruzalem, en de priesters
8029 2Kon 25:2 | profeten, en al het volk, van den minste tot den meeste;
8030 2Kon 25:2 | voor hun oren al de woorden van het boek des verbonds, dat
8031 2Kon 25:4 | Baal, en voor het beeld van het bos, en voor al het
8032 2Kon 25:4 | buiten Jeruzalem in de velden van Kidron, en liet het stof
8033 2Kon 25:5 | Chemarim af, die de koningen van Juda gesteld hadden, opdat
8034 2Kon 25:5 | de hoogten, in de steden van Juda, en rondom Jeruzalem,
8035 2Kon 25:6 | Hij bracht ook het beeld van het bos uit het huis des
8036 2Kon 25:7 | vrouwen huisjes voor het beeld van het bos weefden. ~
8037 2Kon 25:8 | priesters uit de steden van Juda, en verontreinigde
8038 2Kon 25:8 | priesters gerookt hadden, van Geba af tot Ber-seba toe;
8039 2Kon 25:8 | brak de hoogten der poort van Jozua, den overste der stad,
8040 2Kon 25:9 | ongezuurde broden in het midden van hun broederen. ~
8041 2Kon 25:10 | in het dal der kinderen van Hinnom is, opdat niemand
8042 2Kon 25:11 | paarden af, die de koningen van Juda voor de zon gesteld
8043 2Kon 25:11 | voor de zon gesteld hadden, van den ingang van het huis
8044 2Kon 25:11 | gesteld hadden, van den ingang van het huis des HEEREN, tot
8045 2Kon 25:11 | des HEEREN, tot de kamer van Nathan-Melech, den hoveling,
8046 2Kon 25:12 | op het dak der opperzaal van Achaz waren, die de koningen
8047 2Kon 25:12 | Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders
8048 2Kon 25:12 | Manasse in de twee voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt
8049 2Kon 25:12 | en hij verbrijzelde ze van daar, en wierp het stof
8050 2Kon 25:13 | dewelke waren ter rechterhand van de berg Mashith, die Salomo,
8051 2Kon 25:13 | Mashith, die Salomo, de koning van Israel, voor Astoreth, het
8052 2Kon 25:15 | hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen
8053 2Kon 25:17 | tot hem: Het is het graf van den man Gods, die uit Juda
8054 2Kon 25:17 | die gij tegen dit altaar van Beth-El gedaan hebt, uitgeroepen
8055 2Kon 25:18 | beenderen, met de beenderen van den profeet, die uit Samaria
8056 2Kon 25:19 | hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de koningen
8057 2Kon 25:19 | Samaria waren, die de koningen van Israel gemaakt hadden, om
8058 2Kon 25:22 | pascha was er geen gehouden, van de dagen der richteren af,
8059 2Kon 25:22 | al de dagen der koningen van Israel, noch der koningen
8060 2Kon 25:22 | Israel, noch der koningen van Juda. ~
8061 2Kon 25:23 | Maar in het achttiende jaar van den koning Josia, werd dit
8062 2Kon 25:24 | verfoeiselen, die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien
8063 2Kon 25:25 | ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na
8064 2Kon 25:26 | Nochtans keerde zich de HEERE van den brand Zijns groten toorns
8065 2Kon 25:27 | HEERE zeide: Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht wegdoen,
8066 2Kon 25:28 | overige nu der geschiedenissen van Josia, en al wat hij gedaan
8067 2Kon 25:28 | der kronieken der koningen van Juda? ~
8068 2Kon 25:29 | toog Farao Necho, de koning van Egypte, op tegen den koning
8069 2Kon 25:29 | Egypte, op tegen den koning van Assyrie, naar de rivier
8070 2Kon 25:30 | voerden hem dood op een wagen van Megiddo, en brachten hem
8071 2Kon 25:31 | was Hamutal, de dochter van Jeremia, van Libna. ~
8072 2Kon 25:31 | de dochter van Jeremia, van Libna. ~
8073 2Kon 25:33 | binden te Ribla in het land van Hamath, opdat hij te Jeruzalem
8074 2Kon 25:33 | legde het land een boete op van honderd talenten zilvers
8075 2Kon 25:34 | Necho Eljakim, den zoon van Josia, koning, in de plaats
8076 2Kon 25:34 | Josia, koning, in de plaats van zijn vader Josia, en veranderde
8077 2Kon 25:35 | dat geld naar het bevel van Farao te geven; een ieder
8078 2Kon 25:35 | hij het zilver en goud af van het volk des lands, om aan
8079 2Kon 25:36 | was Zebudda, een dochter van Pedaja, van Ruma. ~
8080 2Kon 25:36 | een dochter van Pedaja, van Ruma. ~
8081 2Kon 26:1 | Nebukadnezar, de koning van Babel, op, en Jojakim werd
8082 2Kon 26:3 | tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht wegdeed,
8083 2Kon 26:3 | aangezicht wegdeed, om de zonden van Manasse, naar alles, wat
8084 2Kon 26:5 | overige nu der geschiedenissen van Jojakim, en al wat hij gedaan
8085 2Kon 26:5 | der kronieken der koningen van Juda? ~
8086 2Kon 26:7 | 7 De koning nu van Egypte toog voortaan niet
8087 2Kon 26:7 | zijn land; want de koning van Babel had, van de rivier
8088 2Kon 26:7 | de koning van Babel had, van de rivier van Egypte af
8089 2Kon 26:7 | Babel had, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier
8090 2Kon 26:7 | Frath, ingenomen al wat van den koning van Egypte was. ~
8091 2Kon 26:7 | ingenomen al wat van den koning van Egypte was. ~
8092 2Kon 26:8 | was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. ~
8093 2Kon 26:8 | een dochter van Elnathan, van Jeruzalem. ~
8094 2Kon 26:10 | dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar, den koning
8095 2Kon 26:10 | Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en
8096 2Kon 26:11 | Nebukadnezar, de koning van Babel, tegen de stad, als
8097 2Kon 26:12 | ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning
8098 2Kon 26:12 | Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder,
8099 2Kon 26:12 | hovelingen; en de koning van Babel nam hem gevangen in
8100 2Kon 26:13 | 13 En hij bracht van daar uit al de schatten
8101 2Kon 26:13 | daar uit al de schatten van het huis des HEEREN, en
8102 2Kon 26:13 | des HEEREN, en de schatten van het huis des konings; en
8103 2Kon 26:13 | af, die Salomo, de koning van Israel, in den tempel des
8104 2Kon 26:15 | lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem naar Babel; ~
8105 2Kon 26:16 | dezen bracht de koning van Babel gevankelijk naar Babel. ~
8106 2Kon 26:17 | 17 En de koning van Babel maakte Mattanja, deszelfs
8107 2Kon 26:17 | deszelfs oom, koning in plaats van hem, en veranderde zijn
8108 2Kon 26:18 | was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~
8109 2Kon 26:18 | een dochter van Jeremia, van Libna. ~
8110 2Kon 26:20 | tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen
8111 2Kon 26:20 | rebelleerde tegen den koning van Babel. ~ ~
8112 2Kon 27:1 | Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem,
8113 2Kon 27:2 | belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. ~
8114 2Kon 27:5 | hem in de vlakke velden van Jericho, en zal zijn heir
8115 2Kon 27:5 | Jericho, en zal zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
8116 2Kon 27:6 | opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij
8117 2Kon 27:7 | En zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen,
8118 2Kon 27:8 | was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning
8119 2Kon 27:8 | Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan,
8120 2Kon 27:8 | trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. ~
8121 2Kon 27:9 | mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen
8122 2Kon 27:10 | trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. ~
8123 2Kon 27:11 | afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en
8124 2Kon 27:12 | 12 Maar van de armsten des lands liet
8125 2Kon 27:16 | HEEREN gemaakt had; het koper van al deze vaten was zonder
8126 2Kon 27:17 | 17 De hoogte van een pilaar was achttien
8127 2Kon 27:17 | kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had
8128 2Kon 27:19 | opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die
8129 2Kon 27:20 | bracht hij hen tot den koning van Babel, naar Ribla. ~
8130 2Kon 27:21 | 21 En de koning van Babel sloeg hen, en doodde
8131 2Kon 27:21 | hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit
8132 2Kon 27:22 | het volk, dat in het land van Juda overgebleven was, dat
8133 2Kon 27:22 | Nebukadnezar, de koning van Babel, had laten overblijven,
8134 2Kon 27:22 | stelde hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan. ~
8135 2Kon 27:22 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan. ~
8136 2Kon 27:23 | hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste
8137 2Kon 27:23 | namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan, de
8138 2Kon 27:23 | Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon
8139 2Kon 27:23 | Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet,
8140 2Kon 27:23 | Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en
8141 2Kon 27:24 | zeide tot hen: Vreest niet van te zijn knechten der Chaldeen,
8142 2Kon 27:24 | land, en dient den koning van Babel, zo zal het u wel
8143 2Kon 27:25 | maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama,
8144 2Kon 27:25 | zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk
8145 2Kon 27:25 | Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk zaad, kwam, en
8146 2Kon 27:26 | maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste,
8147 2Kon 27:27 | dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van
8148 2Kon 27:27 | van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand,
8149 2Kon 27:27 | Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als
8150 2Kon 27:27 | hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van
8151 2Kon 27:27 | van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis,
8152 2Kon 27:30 | gedurige tering werd hem van den koning gegeven, elk
8153 1Kro 1:5 | 5 De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog,
8154 1Kro 1:6 | 6 En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en
8155 1Kro 1:7 | 7 En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa,
8156 1Kro 1:8 | 8 De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim,
8157 1Kro 1:9 | 9 En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila,
8158 1Kro 1:9 | Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan. ~
8159 1Kro 1:12 | Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn
8160 1Kro 1:17 | 17 De kinderen van Sem waren Elam, en Assur,
8161 1Kro 1:23 | Alle dezen waren zonen van Joktan. ~
8162 1Kro 1:28 | 28 De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael. ~
8163 1Kro 1:29 | geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en
8164 1Kro 1:31 | Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael. ~
8165 1Kro 1:32 | 32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf:
8166 1Kro 1:32 | en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan. ~
8167 1Kro 1:33 | 33 De kinderen van Midian nu waren Efa, en
8168 1Kro 1:33 | Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura. ~
8169 1Kro 1:34 | nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel. ~
8170 1Kro 1:35 | 35 En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en
8171 1Kro 1:36 | 36 De kinderen van Elifaz waren Theman, en
8172 1Kro 1:37 | 37 De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah,
8173 1Kro 1:38 | 38 De kinderen van Seir nu waren Lotan, en
8174 1Kro 1:39 | 39 De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam;
8175 1Kro 1:39 | Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna. ~
8176 1Kro 1:40 | 40 De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath,
8177 1Kro 1:40 | en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana. ~
8178 1Kro 1:41 | 41 De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen
8179 1Kro 1:41 | waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban,
8180 1Kro 1:42 | 42 De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan,
8181 1Kro 1:42 | en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran. ~
8182 1Kro 1:43 | geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning
8183 1Kro 1:43 | kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner
8184 1Kro 1:44 | in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra. ~
8185 1Kro 1:44 | plaats, een zoon van Zerah, van Bozra. ~
8186 1Kro 1:46 | stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn
8187 1Kro 1:46 | Midianieten in het veld van Moab versloeg; en den naam
8188 1Kro 1:47 | Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn
8189 1Kro 1:48 | En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier,
8190 1Kro 1:49 | en Baal-Hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn
8191 1Kro 1:50 | was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab. ~
8192 1Kro 1:50 | dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab. ~
8193 1Kro 1:54 | Dezen waren de vorsten van Edom. ~ ~ ~
8194 1Kro 2:1 | 1 Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi
8195 1Kro 2:3 | 3 De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan,
8196 1Kro 2:3 | drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische;
8197 1Kro 2:3 | hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische;
8198 1Kro 2:3 | en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen
8199 1Kro 2:4 | Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf. ~
8200 1Kro 2:5 | 5 De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul. ~
8201 1Kro 2:6 | 6 En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan,
8202 1Kro 2:7 | 7 En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder
8203 1Kro 2:7 | waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het
8204 1Kro 2:8 | 8 De kinderen van Ethan nu waren Azaria. ~
8205 1Kro 2:9 | 9 En de kinderen van Hezron, die hem geboren
8206 1Kro 2:10 | den vorst der kinderen van Juda; ~
8207 1Kro 2:16 | Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en
8208 1Kro 2:17 | baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet. ~
8209 1Kro 2:18 | 18 Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit
8210 1Kro 2:18 | uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab,
8211 1Kro 2:21 | Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van Gilead,
8212 1Kro 2:21 | dochter van Machir, den vader van Gilead, en hij nam ze, toen
8213 1Kro 2:22 | twintig steden in het land van Gilead. ~
8214 1Kro 2:23 | en Aram, met de vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath,
8215 1Kro 2:23 | met de vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath, en
8216 1Kro 2:23 | steden. Deze allen zijn zonen van Machir, den vader van Gilead. ~
8217 1Kro 2:23 | zonen van Machir, den vader van Gilead. ~
8218 1Kro 2:24 | 24 En na den dood van Hezron, in Kaleb-Efratha,
8219 1Kro 2:24 | gebaard Aschur, de vader van Thekoa. ~
8220 1Kro 2:25 | 25 De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene
8221 1Kro 2:25 | Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene
8222 1Kro 2:26 | Atara; zij was de moeder van Onam. ~
8223 1Kro 2:27 | 27 En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van
8224 1Kro 2:27 | van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en
8225 1Kro 2:28 | 28 En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada.
8226 1Kro 2:28 | en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur. ~
8227 1Kro 2:29 | De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die
8228 1Kro 2:30 | 30 En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim;
8229 1Kro 2:31 | 31 En de kinderen van Appaim waren Jisei; en de
8230 1Kro 2:31 | waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de
8231 1Kro 2:31 | waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai. ~
8232 1Kro 2:32 | 32 En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai,
8233 1Kro 2:32 | kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en
8234 1Kro 2:33 | 33 De kinderen van Jonathan nu waren Peleth
8235 1Kro 2:33 | Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel. ~
8236 1Kro 2:42 | 42 De kinderen van Kaleb nu, den broeder van
8237 1Kro 2:42 | van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn
8238 1Kro 2:42 | eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van
8239 1Kro 2:42 | van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron. ~
8240 1Kro 2:42 | kinderen van Maresa, den vader van Hebron. ~
8241 1Kro 2:43 | 43 De kinderen van Hebron nu waren Korah, en
8242 1Kro 2:44 | nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon
8243 1Kro 2:45 | 45 De kinderen van Sammai nu waren Maon; en
8244 1Kro 2:45 | Maon; en Maon was de vader van Beth-Zur. ~
8245 1Kro 2:46 | 46 En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en
8246 1Kro 2:47 | 47 De kinderen van Jochdai nu waren Regem,
8247 1Kro 2:49 | 49 En de huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna,
8248 1Kro 2:49 | huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den
8249 1Kro 2:49 | baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van
8250 1Kro 2:49 | van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van
8251 1Kro 2:49 | van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa. ~
8252 1Kro 2:50 | 50 Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur,
8253 1Kro 2:50 | kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van
8254 1Kro 2:50 | van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader
8255 1Kro 2:50 | Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-Jearim; ~
8256 1Kro 2:51 | Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-Gader. ~
8257 1Kro 2:52 | 52 De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-Jearim,
8258 1Kro 2:52 | kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-Jearim, waren Haroe
8259 1Kro 2:53 | 53 En de geslachten van Kirjath-Jearim waren de
8260 1Kro 2:53 | Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de
8261 1Kro 2:54 | 54 De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten,
8262 1Kro 2:55 | Kenieten, die gekomen zijn van Hammath, den vader van het
8263 1Kro 2:55 | zijn van Hammath, den vader van het huis van Rechab. ~ ~
8264 1Kro 2:55 | den vader van het huis van Rechab. ~ ~
8265 1Kro 3:1 | Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron
8266 1Kro 3:1 | de eerstgeborene Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische;
8267 1Kro 3:1 | Jizreelietische; de tweede Daniel, van Abigail, de Karmelietische; ~
8268 1Kro 3:2 | De derde Absalom, de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai,
8269 1Kro 3:2 | zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, de koning te Gesur;
8270 1Kro 3:2 | de vierde Adonia, de zoon van Haggith; ~
8271 1Kro 3:3 | 3 De vijfde Sefatja, van Abital; de zesde Jithream,
8272 1Kro 3:3 | Abital; de zesde Jithream, van zijn huisvrouw Egla. ~
8273 1Kro 3:5 | en Salomo; deze vier zijn van Bath-Sua, de dochter van
8274 1Kro 3:5 | van Bath-Sua, de dochter van Ammiel; ~
8275 1Kro 3:9 | 9 Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen
8276 1Kro 3:15 | 15 De zonen van Josia nu waren dezen: de
8277 1Kro 3:16 | 16 De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia
8278 1Kro 3:17 | 17 En de kinderen van Jechonia waren Assir; zijn
8279 1Kro 3:19 | 19 De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel
8280 1Kro 3:19 | en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam
8281 1Kro 3:21 | 21 De kinderen van Hananja nu waren Pelatja
8282 1Kro 3:21 | Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen van
8283 1Kro 3:21 | van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja,
8284 1Kro 3:21 | kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van
8285 1Kro 3:21 | van Obadja, de kinderen van Sechanja. ~
8286 1Kro 3:22 | 22 De kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en
8287 1Kro 3:22 | waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en
8288 1Kro 3:23 | 23 En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en
8289 1Kro 3:24 | 24 En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva,
8290 1Kro 4:1 | 1 De kinderen van Juda waren Perez, Hezron
8291 1Kro 4:2 | 2 En Reaja, de zoon van Sobal, gewon Jahath, en
8292 1Kro 4:3 | 3 En dezen zijn van den vader Etam: Jizreel,
8293 1Kro 4:4 | 4 En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader
8294 1Kro 4:4 | Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen
8295 1Kro 4:4 | Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van
8296 1Kro 4:4 | van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem. ~
8297 1Kro 4:4 | eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem. ~
8298 1Kro 4:5 | 5 Asschur nu, de vader van Thekoa, had twee vrouwen,
8299 1Kro 4:6 | Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara. ~
8300 1Kro 4:7 | 7 En de kinderen van Hela waren Zereth, Jezohar,
8301 1Kro 4:8 | Hazobeba, en de huisgezinnen van Aharlel, den zoon van Harum. ~
8302 1Kro 4:8 | huisgezinnen van Aharlel, den zoon van Harum. ~
8303 1Kro 4:11 | 11 En Chelub, de broeder van Suha, gewon Mechir; hij
8304 1Kro 4:11 | Mechir; hij is de vader van Eston. ~
8305 1Kro 4:12 | Pasea, en Tehinna, den vader van Ir-nahas; dit zijn de mannen
8306 1Kro 4:12 | Ir-nahas; dit zijn de mannen van Recha. ~
8307 1Kro 4:13 | 13 En de kinderen van Kenaz waren Othniel en Seraja;
8308 1Kro 4:13 | en Seraja; en de kinderen van Othniel, Hathath. ~
8309 1Kro 4:15 | 15 De kinderen van Kaleb nu, den zoon van Jefunne,
8310 1Kro 4:15 | kinderen van Kaleb nu, den zoon van Jefunne, waren Iru, Ela
8311 1Kro 4:15 | en Naam; en de kinderen van Ela, te weten Kenaz. ~
8312 1Kro 4:16 | 16 En de kinderen van Jehalelel waren Zif en Zifa,
8313 1Kro 4:17 | 17 En de kinderen van Ezra waren Jether, en Mered,
8314 1Kro 4:17 | Sammai, en Isbah, den vader van Esthemoa. ~
8315 1Kro 4:18 | baarde Jered, den vader van Gedor, en Heber, den vader
8316 1Kro 4:18 | Gedor, en Heber, den vader van Socho, en Jekuthiel, den
8317 1Kro 4:18 | en Jekuthiel, den vader van Bitja, de dochter van Farao,
8318 1Kro 4:18 | vader van Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen
8319 1Kro 4:19 | 19 En de kinderen van de huisvrouw Hodija, de
8320 1Kro 4:19 | huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren Abi-Kehila,
8321 1Kro 4:20 | 20 En de kinderen van Simon nu waren Amnon en
8322 1Kro 4:20 | en Tilon; en de kinderen van Isei waren Zoheth en Ben-Zoheth. ~
8323 1Kro 4:21 | 21 De kinderen van Sela, den zoon van Juda,
8324 1Kro 4:21 | kinderen van Sela, den zoon van Juda, waren Er, de vader
8325 1Kro 4:21 | Juda, waren Er, de vader van Lecha, en Lada, de vader
8326 1Kro 4:21 | Lecha, en Lada, de vader van Maresa; en de huisgezinnen
8327 1Kro 4:21 | Maresa; en de huisgezinnen van het huis der linnenwerkers
8328 1Kro 4:22 | Daartoe Jokim, en de mannen van Chozeba, en Joas, en Saraf (
8329 1Kro 4:24 | 24 De kinderen van Simeon waren Nemuel en Jamin,
8330 1Kro 4:26 | 26 De kinderen van Misma waren dezen: Hammuel
8331 1Kro 4:27 | niet vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda. ~
8332 1Kro 4:27 | vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda. ~
8333 1Kro 4:34 | Jamlech, en Josa, de zoon van Amazia, ~
8334 1Kro 4:35 | En Joel, en Jehu, de zoon van Jesibja, den zoon van Saraja,
8335 1Kro 4:35 | zoon van Jesibja, den zoon van Saraja, den zoon van Asiel, ~
8336 1Kro 4:35 | zoon van Saraja, den zoon van Asiel, ~
8337 1Kro 4:37 | 37 En Ziza, de zoon van Sifei, den zoon van Allon,
8338 1Kro 4:37 | zoon van Sifei, den zoon van Allon, den zoon van Jedaja,
8339 1Kro 4:37 | zoon van Allon, den zoon van Jedaja, den zoon van Simri,
8340 1Kro 4:37 | zoon van Jedaja, den zoon van Simri, den zoon van Semaja; ~
8341 1Kro 4:37 | zoon van Simri, den zoon van Semaja; ~
8342 1Kro 4:39 | gingen tot aan den ingang van Gedor tot het oosten des
8343 1Kro 4:40 | weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust;
8344 1Kro 4:40 | stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren. ~
8345 1Kro 4:41 | zijn, kwamen in de dagen van Hizkia, den koning van Juda,
8346 1Kro 4:41 | dagen van Hizkia, den koning van Juda, en zij sloegen de
8347 1Kro 4:42 | te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen,
8348 1Kro 4:42 | mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja,
8349 1Kro 4:42 | Refaja, en Izziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden. ~
8350 1Kro 5:1 | 1 De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene
8351 1Kro 5:1 | Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de
8352 1Kro 5:1 | gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel;
8353 1Kro 5:1 | kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet alzo,
8354 1Kro 5:2 | doch de eerstgeboorte was van Jozef.) ~
8355 1Kro 5:3 | 3 De kinderen van Ruben, den eerstgeborene
8356 1Kro 5:3 | Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu,
8357 1Kro 5:4 | 4 De kinderen van Joel: zijn zoon Semaja;
8358 1Kro 5:6 | Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde;
8359 1Kro 5:8 | 8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema,
8360 1Kro 5:8 | zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel,
8361 1Kro 5:8 | zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer,
8362 1Kro 5:9 | den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want
8363 1Kro 5:9 | veel geworden in het land van Gilead. ~
8364 1Kro 5:10 | 10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen
8365 1Kro 5:10 | tegen de gehele oostzijde van Gilead. ~
8366 1Kro 5:11 | 11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen
8367 1Kro 5:11 | tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe. ~
8368 1Kro 5:14 | 14 Dezen zijn de kinderen van Abihail, den zoon van Huri,
8369 1Kro 5:14 | kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah,
8370 1Kro 5:14 | zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead,
8371 1Kro 5:14 | zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael,
8372 1Kro 5:14 | zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van Jesisai,
8373 1Kro 5:14 | zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo,
8374 1Kro 5:14 | zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van Buz. ~
8375 1Kro 5:14 | zoon van Jahdo, den zoon van Buz. ~
8376 1Kro 5:15 | 15 Ahi, de zoon van Abdiel, den zoon van Guni,
8377 1Kro 5:15 | zoon van Abdiel, den zoon van Guni, was het hoofd van
8378 1Kro 5:15 | van Guni, was het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
8379 1Kro 5:16 | en in al de voorsteden van Saron, tot aan hun uitgangen. ~
8380 1Kro 5:17 | geslachtsregisters geteld, in de dagen van Jotham, den koning van Juda,
8381 1Kro 5:17 | dagen van Jotham, den koning van Juda, en in de dagen van
8382 1Kro 5:17 | van Juda, en in de dagen van Jerobeam, den koning van
8383 1Kro 5:17 | van Jerobeam, den koning van Israel. ~
8384 1Kro 5:18 | 18 Van de kinderen van Ruben, en
8385 1Kro 5:18 | 18 Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten,
8386 1Kro 5:18 | de kinderen van Ruben, en van de Gadieten, en van den
8387 1Kro 5:18 | en van de Gadieten, en van den halven stam van Manasse,
8388 1Kro 5:18 | en van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste
8389 1Kro 5:18 | halven stam van Manasse, van de strijdbaarste mannen,
8390 1Kro 5:20 | krijg, zo liet Hij Zich van hen verbidden, dewijl zij
8391 1Kro 5:21 | hun vee gevankelijk weg; van hun kemelen vijftig duizend,
8392 1Kro 5:22 | verwonden, dewijl de strijd van God was; en zij woonden
8393 1Kro 5:23 | 23 De kinderen nu van den halven stam van Manasse
8394 1Kro 5:23 | kinderen nu van den halven stam van Manasse woonden in dat land.
8395 1Kro 5:23 | Zij werden vermenigvuldigd van Basan tot aan Baal-Hermon,
8396 1Kro 5:24 | en Jahdiel; mannen sterk van kracht, mannen van naam,
8397 1Kro 5:24 | sterk van kracht, mannen van naam, hoofden der huizen
8398 1Kro 5:26 | de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie,
8399 1Kro 5:26 | geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van
8400 1Kro 5:26 | van Assyrie, en den geest van Tiglath-Pilneser, den koning
8401 1Kro 5:26 | Tiglath-Pilneser, den koning van Assyrie, die voerde hen
8402 1Kro 5:26 | Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen
8403 1Kro 6:1 | 1 De kinderen van Levi waren Gerson, Kahath
8404 1Kro 6:2 | 2 De kinderen van Kahath nu waren Amram, Jizhar,
8405 1Kro 6:3 | 3 En de kinderen van Amram waren Aaron, en Mozes
8406 1Kro 6:3 | en Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en Abihu,
8407 1Kro 6:15 | gevankelijk wegvoerde door de hand van Nebukadnezar. ~
8408 1Kro 6:16 | Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en
8409 1Kro 6:17 | zijn de namen der zonen van Gerson: Libni en Simei. ~
8410 1Kro 6:18 | 18 En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar,
8411 1Kro 6:19 | 19 De kinderen van Merari waren Maheli en Musi.
8412 1Kro 6:20 | 20 Van Gerson: zijn zoon was Libni;
8413 1Kro 6:22 | 22 De kinderen van Kahath waren: zijn zoon
8414 1Kro 6:25 | 25 De kinderen van Elkana nu waren Amasia en
8415 1Kro 6:28 | 28 De zonen van Samuel nu waren dezen: zijn
8416 1Kro 6:29 | 29 De kinderen van Merari waren Maheli; zijn
8417 1Kro 6:32 | dienden voor den tabernakel van de tent der samenkomst met
8418 1Kro 6:33 | daar stonden met hun zonen; van de zonen der Kahathieten,
8419 1Kro 6:33 | Heman de zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~
8420 1Kro 6:33 | zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~
8421 1Kro 6:34 | 34 Den zoon van Elkana, den zoon van Jeroham,
8422 1Kro 6:34 | zoon van Elkana, den zoon van Jeroham, den zoon van Eliel,
8423 1Kro 6:34 | zoon van Jeroham, den zoon van Eliel, den zoon van Toah, ~
8424 1Kro 6:34 | zoon van Eliel, den zoon van Toah, ~
8425 1Kro 6:35 | 35 Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana,
8426 1Kro 6:35 | Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana, den zoon van Mahath,
8427 1Kro 6:35 | zoon van Elkana, den zoon van Mahath, den zoon van Amasai, ~
8428 1Kro 6:35 | zoon van Mahath, den zoon van Amasai, ~
8429 1Kro 6:36 | 36 Den zoon van Elkana, den zoon van Joel,
8430 1Kro 6:36 | zoon van Elkana, den zoon van Joel, den zoon van Azarja,
8431 1Kro 6:36 | zoon van Joel, den zoon van Azarja, den zoon van Zefanja, ~
8432 1Kro 6:36 | zoon van Azarja, den zoon van Zefanja, ~
8433 1Kro 6:37 | 37 Den zoon van Tahath, den zoon van Assir,
8434 1Kro 6:37 | zoon van Tahath, den zoon van Assir, den zoon van Ebjasaf,
8435 1Kro 6:37 | zoon van Assir, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, ~
8436 1Kro 6:37 | zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, ~
8437 1Kro 6:38 | 38 Den zoon van Jizhar, den zoon van Kahath,
8438 1Kro 6:38 | zoon van Jizhar, den zoon van Kahath, den zoon van Levi,
8439 1Kro 6:38 | zoon van Kahath, den zoon van Levi, den zoon van Israel. ~
8440 1Kro 6:38 | zoon van Levi, den zoon van Israel. ~
8441 1Kro 6:39 | zijde; Asaf was de zoon van Berechja, den zoon van Simea, ~
8442 1Kro 6:39 | zoon van Berechja, den zoon van Simea, ~
8443 1Kro 6:40 | 40 Den zoon van Michael, den zoon van Baeseja,
8444 1Kro 6:40 | zoon van Michael, den zoon van Baeseja, den zoon van Malchija, ~
8445 1Kro 6:40 | zoon van Baeseja, den zoon van Malchija, ~
8446 1Kro 6:41 | 41 Den zoon van Ethni, den zoon van Zerah,
8447 1Kro 6:41 | zoon van Ethni, den zoon van Zerah, den zoon van Adaja,
8448 1Kro 6:41 | zoon van Zerah, den zoon van Adaja,
8449 1Kro 6:42 | 42 Den zoon van Ethan, den zoon van Zimma,
8450 1Kro 6:42 | zoon van Ethan, den zoon van Zimma, den zoon van Simei,
8451 1Kro 6:42 | zoon van Zimma, den zoon van Simei,
8452 1Kro 6:43 | 43 Den zoon van Jahath, den zoon van Gerson,
8453 1Kro 6:43 | zoon van Jahath, den zoon van Gerson, den zoon van Levi. ~
8454 1Kro 6:43 | zoon van Gerson, den zoon van Levi. ~
8455 1Kro 6:44 | broeders nu, de kinderen van Merari, stonden aan de linker
8456 1Kro 6:44 | namelijk Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi,
8457 1Kro 6:44 | zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~
8458 1Kro 6:44 | zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~
8459 1Kro 6:45 | 45 Den zoon van Hasabja, den zoon van Amazia,
8460 1Kro 6:45 | zoon van Hasabja, den zoon van Amazia, den zoon van Hilkia, ~
8461 1Kro 6:45 | zoon van Amazia, den zoon van Hilkia, ~
8462 1Kro 6:46 | 46 Den zoon van Amzi, den zoon van Bani,
8463 1Kro 6:46 | zoon van Amzi, den zoon van Bani, den zoon van Semer, ~
8464 1Kro 6:46 | zoon van Bani, den zoon van Semer, ~
8465 1Kro 6:47 | 47 Den zoon van Maheli, den zoon van Musi,
8466 1Kro 6:47 | zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari,
8467 1Kro 6:47 | zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van Levi. ~
8468 1Kro 6:47 | zoon van Merari, den zoon van Levi. ~
8469 1Kro 6:48 | allerlei dienst des tabernakels van het huis Gods. ~
8470 1Kro 6:49 | besteld tot al het werk van het heilige der heiligen,
8471 1Kro 6:50 | Dit nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn
8472 1Kro 6:54 | hun landpalen, namelijk van de zonen van Aaron, van
8473 1Kro 6:54 | landpalen, namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin
8474 1Kro 6:54 | van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten,
8475 1Kro 6:55 | hun Hebron, in het land van Juda, en haar voorsteden
8476 1Kro 6:56 | gaven zij Kaleb, den zoon van Jefunne. ~
8477 1Kro 6:57 | 57 En den kinderen van Aaron gaven zij steden van
8478 1Kro 6:57 | van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron,
8479 1Kro 6:60 | 60 Van den stam van Benjamin nu:
8480 1Kro 6:60 | 60 Van den stam van Benjamin nu: Geba en haar
8481 1Kro 6:61 | 61 Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven
8482 1Kro 6:61 | overgebleven waren, hadden van het huisgezin van den stam,
8483 1Kro 6:61 | hadden van het huisgezin van den stam, uit den halven
8484 1Kro 6:61 | stam, uit den halven stam van half Manasse, bij het lot,
8485 1Kro 6:62 | 62 En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen,
8486 1Kro 6:62 | hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar,
8487 1Kro 6:62 | huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam
8488 1Kro 6:62 | den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van
8489 1Kro 6:62 | Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van
8490 1Kro 6:62 | van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en
8491 1Kro 6:62 | van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam
8492 1Kro 6:62 | den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in
8493 1Kro 6:62 | Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien
8494 1Kro 6:63 | 63 De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen,
8495 1Kro 6:63 | hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van
8496 1Kro 6:63 | huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam van
8497 1Kro 6:63 | van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van
8498 1Kro 6:63 | van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van
8499 1Kro 6:63 | van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij
8500 1Kro 6:63 | van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, twaalf
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |