1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
8501 1Kro 6:65 | zij gaven ze bij het lot, van den stam der kinderen van
8502 1Kro 6:65 | van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der
8503 1Kro 6:65 | der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van
8504 1Kro 6:65 | van den stam der kinderen van Simeon, en van den stam
8505 1Kro 6:65 | kinderen van Simeon, en van den stam der kinderen van
8506 1Kro 6:65 | van den stam der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke
8507 1Kro 6:66 | huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden steden
8508 1Kro 6:66 | steden hunner landpale, van den stam van Efraim. ~
8509 1Kro 6:66 | hunner landpale, van den stam van Efraim. ~
8510 1Kro 6:67 | 67 Want zij gaven hun van de vrijsteden, Sichem en
8511 1Kro 6:67 | voorsteden op het gebergte van Efraim, en Gezer en haar
8512 1Kro 6:70 | 70 En uit den halven stam van Manasse: Aner en haar voorsteden,
8513 1Kro 6:70 | huisgezinnen der overige kinderen van Kahath hadden deze steden: ~
8514 1Kro 6:71 | 71 De kinderen van Gerson hadden van de huisgezinnen
8515 1Kro 6:71 | kinderen van Gerson hadden van de huisgezinnen van den
8516 1Kro 6:71 | hadden van de huisgezinnen van den halven stam van Manasse:
8517 1Kro 6:71 | huisgezinnen van den halven stam van Manasse: Golan in Basan
8518 1Kro 6:72 | 72 En van den stam van Issaschar:
8519 1Kro 6:72 | 72 En van den stam van Issaschar: Kedes en haar
8520 1Kro 6:74 | 74 En van den stam van Aser: Masal
8521 1Kro 6:74 | 74 En van den stam van Aser: Masal en haar voorsteden,
8522 1Kro 6:76 | 76 En van den stam van Nafthali: Kedes
8523 1Kro 6:76 | 76 En van den stam van Nafthali: Kedes in Galilea,
8524 1Kro 6:77 | 77 De overige kinderen van Merari hadden van den stam
8525 1Kro 6:77 | kinderen van Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono
8526 1Kro 6:77 | Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono en haar
8527 1Kro 6:78 | 78 En aan gene zijde van de Jordaan tegen Jericho,
8528 1Kro 6:78 | het oosten aan de Jordaan, van den stam van Ruben: Bezer
8529 1Kro 6:78 | de Jordaan, van den stam van Ruben: Bezer in de woestijn,
8530 1Kro 6:80 | 80 En van den stam van Gad: Ramoth
8531 1Kro 6:80 | 80 En van den stam van Gad: Ramoth in Gilead, en
8532 1Kro 7:1 | 1 De kinderen van Issaschar waren Thola en
8533 1Kro 7:2 | 2 De kinderen van Thola nu waren Uzzi, en
8534 1Kro 7:2 | Jibsam, en Samuel; hoofden van de huizen hunner vaderen,
8535 1Kro 7:2 | de huizen hunner vaderen, van Thola, kloeke helden in
8536 1Kro 7:2 | hun getal was in de dagen van David twee en twintig duizend
8537 1Kro 7:3 | 3 En de kinderen van Uzzi waren Jizrahja; en
8538 1Kro 7:3 | Jizrahja; en de kinderen van Jizrahja waren Michael,
8539 1Kro 7:5 | broeders, in alle huisgezinnen van Issaschar, kloeke helden,
8540 1Kro 7:6 | 6 De kinderen van Benjamin waren Bela, en
8541 1Kro 7:7 | 7 En de kinderen van Bela waren Ezbon, en Uzzi,
8542 1Kro 7:8 | 8 De kinderen van Becher nu waren Zemira,
8543 1Kro 7:8 | deze allen waren kinderen van Becher. ~
8544 1Kro 7:10 | 10 De kinderen van Jediael nu waren Bilhan;
8545 1Kro 7:10 | waren Bilhan; en de kinderen van Bilhan waren Jeus en Benjamin,
8546 1Kro 7:11 | Alle dezen waren kinderen van Jediael, tot hoofden der
8547 1Kro 7:12 | en Huppim waren kinderen van Ir, en Husim, kinderen van
8548 1Kro 7:12 | van Ir, en Husim, kinderen van Aher. ~
8549 1Kro 7:13 | 13 De kinderen van Nafthali waren Jahziel,
8550 1Kro 7:13 | Jezer, en Sallum, kinderen van Bilha. ~
8551 1Kro 7:14 | 14 De kinderen van Manasse waren Asriel, welken
8552 1Kro 7:14 | Asriel, welken de vrouw van Gilead baarde; doch zijn
8553 1Kro 7:14 | baarde Machir, den vader van Gilead. ~
8554 1Kro 7:15 | tot een vrouw de zuster van Huppim en Suppim, en haar
8555 1Kro 7:16 | En Maacha, de huisvrouw van Machir, baarde een zoon,
8556 1Kro 7:17 | 17 De kinderen van Ulam nu waren Bedan; dezen
8557 1Kro 7:17 | dezen zijn de kinderen van Gilead, den zoon van Machir,
8558 1Kro 7:17 | kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse. ~
8559 1Kro 7:17 | zoon van Machir, den zoon van Manasse. ~
8560 1Kro 7:19 | 19 De kinderen van Semida nu waren Ahjan, en
8561 1Kro 7:20 | 20 En de kinderen van Efraim waren Suthelah; en
8562 1Kro 7:21 | Ezer, en Elad. En de mannen van Gath, die in het land geboren
8563 1Kro 7:29 | aan de zijden der kinderen van Manasse was Beth-Sean en
8564 1Kro 7:29 | deze hebben de kinderen van Jozef, den zoon van Israel,
8565 1Kro 7:29 | kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. ~
8566 1Kro 7:30 | 30 De kinderen van Aser waren Jimna, en Jisva,
8567 1Kro 7:31 | 31 De kinderen van Beria nu waren Heber en
8568 1Kro 7:31 | Malchiel; hij is de vader van Birzavith. ~
8569 1Kro 7:33 | 33 De kinderen van Jaflet nu waren Pasach,
8570 1Kro 7:33 | Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet. ~
8571 1Kro 7:34 | 34 En de zonen van Semer waren Ahi en Rohega,
8572 1Kro 7:35 | 35 En de kinderen van zijn broeder Helem waren
8573 1Kro 7:36 | 36 De kinderen van Zofah waren Suah, en Harnefer,
8574 1Kro 7:38 | 38 De kinderen van Jether nu waren Jefunne,
8575 1Kro 7:39 | 39 En de kinderen van Ulla waren Arah, en Hanniel,
8576 1Kro 7:40 | Deze allen waren kinderen van Aser, hoofden der vaderlijke
8577 1Kro 8:6 | Dezen nu zijn de kinderen van Ehud; dezen waren hoofden
8578 1Kro 8:6 | waren hoofden der vaderen van de inwoners te Geba, en
8579 1Kro 8:8 | gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve
8580 1Kro 8:12 | 12 De kinderen van Elpaal nu waren Eber, en
8581 1Kro 8:13 | waren hoofden der vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen
8582 1Kro 8:13 | dezen hebben de inwoners van Gath verdreven. ~
8583 1Kro 8:16 | en Joha waren kinderen van Beria. ~
8584 1Kro 8:18 | Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal. ~
8585 1Kro 8:21 | en Simrath waren kinderen van Simei. ~
8586 1Kro 8:25 | Jifdeja, en Pnuel waren zonen van Sasak. ~
8587 1Kro 8:27 | Elia, en Zichri waren zonen van Jeroham. ~
8588 1Kro 8:29 | te Gibeon woonde de vader van Gibeon; en de naam zijner
8589 1Kro 8:35 | 35 De kinderen van Micha nu waren Pithon, en
8590 1Kro 8:38 | Hanan. Al dezen waren zonen van Azel. ~
8591 1Kro 8:39 | 39 En de zonen van Esek, zijn broeder, waren
8592 1Kro 8:40 | 40 En de zonen van Ulam waren mannen, kloeke
8593 1Kro 8:40 | vijftig. Al dezen waren van de kinderen van Benjamin. ~ ~ ~
8594 1Kro 8:40 | dezen waren van de kinderen van Benjamin. ~ ~ ~
8595 1Kro 9:1 | in het boek der koningen van Israel. En die van Juda
8596 1Kro 9:1 | koningen van Israel. En die van Juda waren weggevoerd naar
8597 1Kro 9:3 | Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en
8598 1Kro 9:3 | woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen
8599 1Kro 9:3 | de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin,
8600 1Kro 9:3 | Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen
8601 1Kro 9:3 | kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en
8602 1Kro 9:3 | Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse; ~
8603 1Kro 9:4 | 4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri,
8604 1Kro 9:4 | zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri,
8605 1Kro 9:4 | zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani,
8606 1Kro 9:4 | zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van
8607 1Kro 9:4 | Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den
8608 1Kro 9:4 | van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van Juda. ~
8609 1Kro 9:4 | kinderen van Perez, den zoon van Juda. ~
8610 1Kro 9:5 | 5 En van de Silonieten was Asaja,
8611 1Kro 9:6 | 6 En van de kinderen van Zerah was
8612 1Kro 9:6 | 6 En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van
8613 1Kro 9:6 | van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd
8614 1Kro 9:7 | 7 En van de kinderen van Benjamin
8615 1Kro 9:7 | 7 En van de kinderen van Benjamin waren Sallu, de
8616 1Kro 9:7 | Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja,
8617 1Kro 9:7 | zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua; ~
8618 1Kro 9:7 | zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua; ~
8619 1Kro 9:8 | 8 En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon
8620 1Kro 9:8 | Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri;
8621 1Kro 9:8 | zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de
8622 1Kro 9:8 | Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel,
8623 1Kro 9:8 | zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija; ~
8624 1Kro 9:8 | zoon van Reuel, den zoon van Jibnija; ~
8625 1Kro 9:10 | 10 Van de priesteren nu, Jedaja,
8626 1Kro 9:11 | 11 En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam,
8627 1Kro 9:11 | zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok,
8628 1Kro 9:11 | zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth,
8629 1Kro 9:11 | zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub,
8630 1Kro 9:11 | zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van het
8631 1Kro 9:11 | zoon van Ahitub, overste van het huis Gods; ~
8632 1Kro 9:12 | 12 En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pashur,
8633 1Kro 9:12 | zoon van Jeroham, den zoon van Pashur, den zoon van Malchija;
8634 1Kro 9:12 | zoon van Pashur, den zoon van Malchija; en Massi, de zoon
8635 1Kro 9:12 | Malchija; en Massi, de zoon van Adiel, den zoon van Jahzera,
8636 1Kro 9:12 | zoon van Adiel, den zoon van Jahzera, den zoon van Mesullam,
8637 1Kro 9:12 | zoon van Jahzera, den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith,
8638 1Kro 9:12 | zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon van
8639 1Kro 9:12 | van Mesillemith, den zoon van Immer. ~
8640 1Kro 9:13 | kloeke helden aan het werk van den dienst van het huis
8641 1Kro 9:13 | het werk van den dienst van het huis Gods. ~
8642 1Kro 9:14 | 14 Van de Levieten nu waren Semaja,
8643 1Kro 9:14 | nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam,
8644 1Kro 9:14 | zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja,
8645 1Kro 9:14 | zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen
8646 1Kro 9:14 | Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen van Merari; ~
8647 1Kro 9:14 | Hasabja, van de kinderen van Merari; ~
8648 1Kro 9:15 | Galal, en Mattanja, de zoon van Micha, den zoon van Zichri,
8649 1Kro 9:15 | zoon van Micha, den zoon van Zichri, den zoon van Asaf; ~
8650 1Kro 9:15 | zoon van Zichri, den zoon van Asaf; ~
8651 1Kro 9:16 | 16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal,
8652 1Kro 9:16 | zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun;
8653 1Kro 9:16 | zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, de
8654 1Kro 9:16 | Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana,
8655 1Kro 9:16 | de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig in de
8656 1Kro 9:18 | onder de legers der kinderen van Levi. ~
8657 1Kro 9:19 | 19 En Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf,
8658 1Kro 9:19 | zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah,
8659 1Kro 9:19 | zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, en zijn broeders
8660 1Kro 9:19 | Korah, en zijn broeders van het huis zijns vaders, de
8661 1Kro 9:19 | Korathieten, waren over het werk van den dienst, wachters der
8662 1Kro 9:19 | geweest waren bewaarders van den ingang; ~
8663 1Kro 9:20 | 20 Als Pinehas, de zoon van Eleazar, te voren voorganger
8664 1Kro 9:21 | 21 Zacharja, de zoon van Meselemja, was poortier
8665 1Kro 9:21 | was poortier aan de deur van de tent der samenkomst. ~
8666 1Kro 9:23 | zonen waren aan de poorten van het huis des HEEREN, in
8667 1Kro 9:25 | inkomende ten zevenden dage van tijd tot tijd, om met hen
8668 1Kro 9:26 | kameren en over de schatten van het huis Gods. ~
8669 1Kro 9:28 | 28 En enigen van hen waren over de vaten
8670 1Kro 9:28 | hen waren over de vaten van den dienst; want bij getal
8671 1Kro 9:30 | priesteren waren de bereiders van het reukwerk der specerijen. ~
8672 1Kro 9:31 | dewelke was de eerstgeborene van Sallum, den Korahiet, was
8673 1Kro 9:35 | gewoond Jeiel, de vader van Gibeon; de naam zijner zuster
8674 1Kro 9:40 | 40 En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal
8675 1Kro 9:41 | 41 De kinderen van Micha nu waren Pithon, en
8676 1Kro 10:1 | tegen Israel, en de mannen van Israel vloden voor het aangezicht
8677 1Kro 10:2 | en Malchi-sua, de zonen van Saul. ~
8678 1Kro 10:7 | 7 Als al de mannen van Israel, die in het dal waren,
8679 1Kro 10:10 | hechtten zij in het huis van Dagon. ~
8680 1Kro 10:12 | en zij namen het lichaam van Saul, en de lichamen zijner
8681 1Kro 10:14 | koninkrijk tot David, den zoon van Isai. ~ ~
8682 1Kro 11:2 | gij zult voorganger zijn van Mijn volk Israel.
8683 1Kro 11:3 | in Israel tot den koning van Hebron, en David maakte
8684 1Kro 11:3 | HEEREN, door den dienst van Samuel. ~
8685 1Kro 11:5 | 5 En de inwoners van Jebus zeiden tot David:
8686 1Kro 11:6 | Toen beklom Joab, de zoon van Zeruja, dien het eerst;
8687 1Kro 11:8 | hij bouwde de stad rondom, van Millo af, en rondom henen;
8688 1Kro 11:11 | 11 Dezen nu zijn van het getal der helden, die
8689 1Kro 11:11 | David had: Jasobam, de zoon van Hachmoni, was het hoofd
8690 1Kro 11:12 | hem was Eleazar, de zoon van Dodo, de Ahohiet; hij was
8691 1Kro 11:14 | stelden zich in het midden van dat stuk, en beschermden
8692 1Kro 11:15 | tot David in de spelonk van Adullam; en het leger der
8693 1Kro 11:19 | Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te doen!
8694 1Kro 11:19 | God verre van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het
8695 1Kro 11:20 | 20 Abisai nu, de broeder van Joab, was ook het hoofd
8696 1Kro 11:20 | Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende
8697 1Kro 11:22 | 22 Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen
8698 1Kro 11:22 | zoon eens dapperen mans van Kabzeel, was groot van daden;
8699 1Kro 11:22 | mans van Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg twee
8700 1Kro 11:22 | versloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en
8701 1Kro 11:23 | Egyptischen man, een man van grote lengte, van vijf ellen;
8702 1Kro 11:23 | een man van grote lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar
8703 1Kro 11:24 | dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een
8704 1Kro 11:25 | hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam
8705 1Kro 11:26 | waren: Asahel, de broeder van Joab; Elhanan, de zoon van
8706 1Kro 11:26 | van Joab; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~
8707 1Kro 11:26 | Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~
8708 1Kro 11:28 | 28 Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer,
8709 1Kro 11:30 | Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet; ~
8710 1Kro 11:31 | 31 Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen
8711 1Kro 11:31 | Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins;
8712 1Kro 11:32 | 32 Hurai, van de beken van Gaas; Abiel;
8713 1Kro 11:32 | 32 Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet; ~
8714 1Kro 11:34 | 34 Van de kinderen van Hasem, den
8715 1Kro 11:34 | 34 Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was
8716 1Kro 11:34 | Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet; ~
8717 1Kro 11:35 | 35 Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; Elifal,
8718 1Kro 11:35 | Harariet; Elifal, de zoon van Ur; ~
8719 1Kro 11:37 | Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai; ~
8720 1Kro 11:38 | 38 Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon
8721 1Kro 11:38 | Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~
8722 1Kro 11:39 | de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
8723 1Kro 11:39 | wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
8724 1Kro 11:41 | Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai; ~
8725 1Kro 11:42 | 42 Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het
8726 1Kro 11:43 | 43 Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat, de Mithniet; ~
8727 1Kro 11:44 | Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, den Aroeriet; ~
8728 1Kro 11:45 | 45 Jediael, de zoon van Simri, en Joha, zijn broeder,
8729 1Kro 11:46 | Jeribai, en Josavia, de zonen van Elnaam; en Jithma, de Moabiet; ~
8730 1Kro 11:47 | Eliel, en Obed, en Jaaziel van Mezobaja. ~
8731 1Kro 12:1 | was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis;
8732 1Kro 12:1 | aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder
8733 1Kro 12:2 | uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit
8734 1Kro 12:2 | zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin. ~
8735 1Kro 12:3 | Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna
8736 1Kro 12:3 | daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en
8737 1Kro 12:7 | Joela en Zebadja, de zonen van Jeroham, van Gedor. ~
8738 1Kro 12:7 | Zebadja, de zonen van Jeroham, van Gedor. ~
8739 1Kro 12:8 | 8 Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David,
8740 1Kro 12:14 | 14 Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden
8741 1Kro 12:14 | Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden des heirs;
8742 1Kro 12:14 | hoofden des heirs; een van de kleinsten was over honderd,
8743 1Kro 12:16 | 16 Er kwamen ook van de kinderen van Benjamin
8744 1Kro 12:16 | kwamen ook van de kinderen van Benjamin en Juda op de vesting
8745 1Kro 12:18 | met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij u,
8746 1Kro 12:19 | 19 Er vielen ook van Manasse tot David, toen
8747 1Kro 12:19 | raad, zeggende: Met gevaar van onze hoofden zou hij tot
8748 1Kro 12:23 | kwamen, om het koninkrijk van Saul tot hem te wenden,
8749 1Kro 12:24 | 24 Van de kinderen van Juda, die
8750 1Kro 12:24 | 24 Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen
8751 1Kro 12:25 | 25 Van de kinderen van Simeon,
8752 1Kro 12:25 | 25 Van de kinderen van Simeon, kloeke helden ten
8753 1Kro 12:26 | 26 Van de kinderen van Levi, vier
8754 1Kro 12:26 | 26 Van de kinderen van Levi, vier duizend en zeshonderd; ~
8755 1Kro 12:29 | 29 En van de kinderen van Benjamin,
8756 1Kro 12:29 | 29 En van de kinderen van Benjamin, de broederen van
8757 1Kro 12:29 | van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want
8758 1Kro 12:29 | tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis
8759 1Kro 12:29 | hen, die het met het huis van Saul hielden; ~
8760 1Kro 12:30 | 30 En van de kinderen van Efraim,
8761 1Kro 12:30 | 30 En van de kinderen van Efraim, twintig duizend
8762 1Kro 12:30 | achthonderd, kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner
8763 1Kro 12:31 | 31 En van den halven stam van Manasse
8764 1Kro 12:31 | 31 En van den halven stam van Manasse achttien duizend,
8765 1Kro 12:32 | 32 En van de kinderen van Issaschar,
8766 1Kro 12:32 | 32 En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren
8767 1Kro 12:32 | ervaren waren in het verstand van de tijden, om te weten wat
8768 1Kro 12:37 | 37 En van gene zijde van de Jordaan,
8769 1Kro 12:37 | 37 En van gene zijde van de Jordaan, van de Rubenieten,
8770 1Kro 12:37 | gene zijde van de Jordaan, van de Rubenieten, en Gadieten,
8771 1Kro 12:37 | Gadieten, en den halven stam van Manasse, met allerlei krijgsgereedschap
8772 1Kro 12:38 | En ook was al het overige van Israel een hart, om David
8773 1Kro 13:2 | zeide tot de ganse gemeente van Israel: Indien het ulieden
8774 1Kro 13:2 | het ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te
8775 1Kro 13:2 | broeders, in alle landen van Israel, en de priesters
8776 1Kro 13:3 | wij hebben ze in de dagen van Saul niet gezocht. ~
8777 1Kro 13:5 | dan vergaderde gans Israel van het Egyptische Sichor af,
8778 1Kro 13:5 | om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jearim. ~
8779 1Kro 13:6 | hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de ark Gods,
8780 1Kro 13:7 | nieuwen wagen uit het huis van Abinadab. Uza nu en Ahio
8781 1Kro 13:9 | Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen waren, zo
8782 1Kro 13:13 | ze afwijken in het huis van Obed-Edom, den Gethiet. ~
8783 1Kro 13:14 | ark Gods bij het huisgezin van Obed-Edom, in zijn huis,
8784 1Kro 13:14 | de HEERE zegende het huis van Obed-Edom, en alles, wat
8785 1Kro 14:1 | Toen zond Hiram, de koning van Tyrus, boden tot David,
8786 1Kro 14:9 | zij zich uit in de laagte van Refaim. ~
8787 1Kro 14:14 | heen; maar omsingel hen van boven, en kom tot hen tegenover
8788 1Kro 14:15 | als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der
8789 1Kro 14:16 | het heir der Filistijnen van Gibeon af tot aan Gezer. ~
8790 1Kro 15:4 | David verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten. ~
8791 1Kro 15:5 | 5 Van de kinderen van Kehath was
8792 1Kro 15:5 | 5 Van de kinderen van Kehath was Uriel overste,
8793 1Kro 15:5 | Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd
8794 1Kro 15:6 | 6 Van de kinderen van Merari was
8795 1Kro 15:6 | 6 Van de kinderen van Merari was Asaja overste,
8796 1Kro 15:6 | Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd
8797 1Kro 15:7 | 7 Van de kinderen van Gersom was
8798 1Kro 15:7 | 7 Van de kinderen van Gersom was Joel overste,
8799 1Kro 15:7 | Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd
8800 1Kro 15:8 | 8 Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja,
8801 1Kro 15:8 | Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren tweehonderd. ~
8802 1Kro 15:9 | 9 Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste,
8803 1Kro 15:10 | 10 Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste,
8804 1Kro 15:12 | ark des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, ter plaatse,
8805 1Kro 15:14 | ark des HEEREN, des Gods van Israel, op te brengen. ~
8806 1Kro 15:17 | Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen
8807 1Kro 15:17 | broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de zonen
8808 1Kro 15:17 | Berechja; en uit de zonen van Merari, hun broederen, Ethan,
8809 1Kro 15:17 | broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; ~
8810 1Kro 15:18 | En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja,
8811 1Kro 15:25 | dat David en de oudsten van Israel, en de oversten der
8812 1Kro 15:25 | op te halen, uit het huis van Obed-Edom, met vreugde; ~
8813 1Kro 15:27 | was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de Levieten,
8814 1Kro 15:27 | en Chenanja, de overste van het opheffen der zangers;
8815 1Kro 15:27 | had David een lijfrok aan van linnen. ~
8816 1Kro 15:29 | dat Michal, de dochter van Saul, door een venster keek,
8817 1Kro 16:3 | een iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, een
8818 1Kro 16:6 | voor de ark des verbonds van God. ~
8819 1Kro 16:7 | te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen. ~
8820 1Kro 16:9 | Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderwerken. ~
8821 1Kro 16:13 | 13 Gij, zaad van Israel, Zijn dienaar, gij,
8822 1Kro 16:13 | Zijn dienaar, gij, kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen! ~
8823 1Kro 16:18 | Kanaan geven, een snoer van ulieder erfdeel; ~
8824 1Kro 16:20 | 20 En zij wandelden van volk tot volk, en van het
8825 1Kro 16:20 | wandelden van volk tot volk, en van het ene koninkrijk tot een
8826 1Kro 16:23 | aarde, boodschapt Zijn heil van dag tot dag. ~
8827 1Kro 16:32 | volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin
8828 1Kro 16:35 | verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw
8829 1Kro 16:36 | de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid tot eeuwigheid!
8830 1Kro 16:38 | stelde Obed-Edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;
8831 1Kro 16:42 | muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun waren aan de poort. ~
8832 1Kro 17:5 | heb in geen huis gewoond van dien dag af, dat Ik Israel
8833 1Kro 17:5 | toe; maar Ik ben gegaan van tent tot tent, en van tabernakel
8834 1Kro 17:5 | gegaan van tent tot tent, en van tabernakel tot tabernakel. ~
8835 1Kro 17:6 | woord gesproken tot een van de richters van Israel,
8836 1Kro 17:6 | tot een van de richters van Israel, denwelken Ik gebood
8837 1Kro 17:7 | der heirscharen: Ik heb u van de schaapskooi genomen,
8838 1Kro 17:7 | de schaapskooi genomen, van achter de schapen, opdat
8839 1Kro 17:8 | al uw vijanden uitgeroeid van voor uw aangezicht; en Ik
8840 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik geboden
8841 1Kro 17:13 | goedertierenheid zal Ik van hem niet wenden, gelijk
8842 1Kro 17:13 | als Ik die weggenomen heb van dien, die voor u geweest
8843 1Kro 17:17 | o God! daarom hebt Gij van het huis Uws knechts tot
8844 1Kro 17:17 | het huis Uws knechts tot van verre heen gesproken, en
8845 1Kro 17:21 | dat Gij U een Naam maaktet van grote en verschrikkelijke
8846 1Kro 17:21 | de heidenen uit te stoten van het aangezicht Uws volks,
8847 1Kro 17:24 | der heirscharen, de God van Israel, is Israels God;
8848 1Kro 17:24 | Israels God; en het huis van David, Uw knecht, zij bestendig
8849 1Kro 18:3 | ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen
8850 1Kro 18:5 | 5 En de Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer,
8851 1Kro 18:5 | om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David
8852 1Kro 18:5 | helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig
8853 1Kro 18:6 | legde bezetting in Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers
8854 1Kro 18:8 | Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan heeft
8855 1Kro 18:9 | 9 Toen Thou, de koning van Hamath, hoorde, dat David
8856 1Kro 18:9 | David de ganse heirkracht van Hadar-ezer, den koning van
8857 1Kro 18:9 | van Hadar-ezer, den koning van Zoba, geslagen had; ~
8858 1Kro 18:11 | hetwelk hij medegebracht had van al de heidenen: van de Edomieten,
8859 1Kro 18:11 | had van al de heidenen: van de Edomieten, en van de
8860 1Kro 18:11 | heidenen: van de Edomieten, en van de Moabieten, en van de
8861 1Kro 18:11 | en van de Moabieten, en van de kinderen Ammons, en van
8862 1Kro 18:11 | van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van de
8863 1Kro 18:11 | en van de Filistijnen, en van de Amalekieten. ~
8864 1Kro 18:12 | Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in
8865 1Kro 18:15 | 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir;
8866 1Kro 18:15 | heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~
8867 1Kro 18:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de
8868 1Kro 18:16 | Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters,
8869 1Kro 18:17 | 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de Krethi
8870 1Kro 18:17 | en Plethi; maar de zonen van David waren de eersten aan
8871 1Kro 19:3 | ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen
8872 1Kro 19:5 | 5 En de Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer,
8873 1Kro 19:5 | om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David
8874 1Kro 19:5 | helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig
8875 1Kro 19:6 | legde bezetting in Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers
8876 1Kro 19:8 | Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan heeft
8877 1Kro 19:9 | 9 Toen Thou, de koning van Hamath, hoorde, dat David
8878 1Kro 19:9 | David de ganse heirkracht van Hadar-ezer, den koning van
8879 1Kro 19:9 | van Hadar-ezer, den koning van Zoba, geslagen had; ~
8880 1Kro 19:11 | hetwelk hij medegebracht had van al de heidenen: van de Edomieten,
8881 1Kro 19:11 | had van al de heidenen: van de Edomieten, en van de
8882 1Kro 19:11 | heidenen: van de Edomieten, en van de Moabieten, en van de
8883 1Kro 19:11 | en van de Moabieten, en van de kinderen Ammons, en van
8884 1Kro 19:11 | van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van de
8885 1Kro 19:11 | en van de Filistijnen, en van de Amalekieten. ~
8886 1Kro 19:12 | Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in
8887 1Kro 19:15 | 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir;
8888 1Kro 19:15 | heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~
8889 1Kro 19:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de
8890 1Kro 19:16 | Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters,
8891 1Kro 19:17 | 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de Krethi
8892 1Kro 19:17 | en Plethi; maar de zonen van David waren de eersten aan
8893 1Kro 20:2 | doen aan Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader heeft
8894 1Kro 20:2 | vader. Toen de knechten van David in het land der kinderen
8895 1Kro 20:4 | Daarom nam Hanun de knechten van David, en hij beschoor hen,
8896 1Kro 20:5 | en men boodschapte David van deze mannen; en hij zond
8897 1Kro 20:7 | duizend wagenen; en de koning van Maacha en zijn volk kwamen
8898 1Kro 20:10 | dat de spits der slagorde van voren en van achteren tegen
8899 1Kro 20:10 | der slagorde van voren en van achteren tegen hem was,
8900 1Kro 20:11 | volks gaf hij in de hand van zijn broeder Abisai, en
8901 1Kro 20:15 | ook voor het aangezicht van Abisai, zijn broeder, en
8902 1Kro 20:16 | zij voor het aangezicht van Israel geslagen waren, zo
8903 1Kro 20:16 | Sofach, de krijgsoverste van Hadar-ezer, toog voor hun
8904 1Kro 20:18 | vloden voor het aangezicht van Israel, en David versloeg
8905 1Kro 20:18 | Israel, en David versloeg van de Syriers zeven duizend
8906 1Kro 20:19 | 19 Toen de knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij
8907 1Kro 20:19 | waren, voor het aangezicht van Israel, zo maakten zij vrede
8908 1Kro 21:1 | geschiedde nu ten tijde van de wederkomst des jaars,
8909 1Kro 21:2 | nam de kroon huns konings van zijn hoofd, en hij bevond
8910 1Kro 21:4 | de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa was;
8911 1Kro 21:4 | Sippai, die van de kinderen van Rafa was; en zij werdenten
8912 1Kro 21:5 | Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg Lachmi, den
8913 1Kro 21:5 | versloeg Lachmi, den broeder van Goliath, den Gethiet, wiens
8914 1Kro 21:6 | twintig, en hij was ook van Rafa geboren; ~
8915 1Kro 21:7 | maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David,
8916 1Kro 21:7 | zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem. ~
8917 1Kro 21:8 | 8Dezen waren van Rafa geboren te Gath; en
8918 1Kro 21:8 | zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner
8919 1Kro 22:2 | Gaat heen, telt Israel van Ber-seba tot Dan toe, en
8920 1Kro 22:5 | En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans
8921 1Kro 22:9 | sprak tot Gad, den ziener van David, zeggende: ~
8922 1Kro 22:12 | HEEREN in al de landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat
8923 1Kro 22:14 | in Israel; en er vielen van Israel zeventig duizend
8924 1Kro 22:15 | stond bij den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~
8925 1Kro 22:18 | richten op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~
8926 1Kro 22:19 | David op naar het woord van Gad, dat hij in den Naam
8927 1Kro 22:22 | deze plage opgehouden worde van over het volk. ~
8928 1Kro 22:25 | zeshonderd gouden sikkelen van gewicht. ~
8929 1Kro 22:28 | geantwoord had op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo
8930 1Kro 22:30 | verschrikt voor het zwaard van den engel des HEEREN. ~ ~
8931 1Kro 23:9 | want Ik zal hem rust geven van al zijn vijanden rondom
8932 1Kro 23:11 | bouwen, gelijk als Hij van u gesproken heeft. ~
8933 1Kro 23:17 | gebood David aan alle vorsten van Israel, dat zij zijn zoon
8934 1Kro 24:1 | nu David oud was en zat van dagen, maakte hij zijn zoon
8935 1Kro 24:2 | vergaderde al de vorsten van Israel, ook de priesters
8936 1Kro 24:3 | Levieten werden geteld, van dertig jaren af en daarboven;
8937 1Kro 24:4 | twintig duizend om het werk van het huis des HEEREN aan
8938 1Kro 24:6 | verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson, Kehath en
8939 1Kro 24:8 | 8 De kinderen van Ladan waren dezen: Jehiel,
8940 1Kro 24:9 | 9 De kinderen van Simei waren Selomith, en
8941 1Kro 24:9 | waren de hoofden der vaderen van Ladan. ~
8942 1Kro 24:10 | 10 De kinderen van Simei nu waren Jahath, Zina,
8943 1Kro 24:10 | dezen waren de kinderen van Simei; vier. ~
8944 1Kro 24:11 | het vaderlijke huis maar van een telling. ~
8945 1Kro 24:12 | 12 De kinderen van Kehath waren Amram, Jizhar,
8946 1Kro 24:13 | 13 De kinderen van Amram waren Aaron en Mozes.
8947 1Kro 24:14 | werden genoemd onder den stam van Levi. ~
8948 1Kro 24:15 | 15 De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer. ~
8949 1Kro 24:16 | 16 Van de kinderen van Gersom was
8950 1Kro 24:16 | 16 Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd. ~
8951 1Kro 24:17 | 17 De kinderen van Eliezer nu waren dezen:
8952 1Kro 24:17 | kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden ten
8953 1Kro 24:18 | 18 Van de kinderen van Jizhar was
8954 1Kro 24:18 | 18 Van de kinderen van Jizhar was Selomith het
8955 1Kro 24:19 | 19 Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het hoofd,
8956 1Kro 24:20 | 20 Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het hoofd,
8957 1Kro 24:21 | 21 De kinderen van Merari waren Maheli en Musi;
8958 1Kro 24:21 | Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en
8959 1Kro 24:22 | dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders, namen
8960 1Kro 24:23 | 23 De kinderen van Musi waren Maheli, en Eder,
8961 1Kro 24:24 | 24 Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis hunner
8962 1Kro 24:24 | hoofden, doende het werk van den dienst van het huis
8963 1Kro 24:24 | het werk van den dienst van het huis des HEEREN van
8964 1Kro 24:24 | van het huis des HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~
8965 1Kro 24:26 | den tabernakel, noch enig van deszelfs gereedschap, tot
8966 1Kro 24:27 | naar de laatste woorden van David werden de kinderen
8967 1Kro 24:27 | David werden de kinderen van Levi geteld, van twintig
8968 1Kro 24:27 | kinderen van Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~
8969 1Kro 24:28 | was aan de hand der zonen van Aaron in den dienst van
8970 1Kro 24:28 | van Aaron in den dienst van het huis des HEEREN, over
8971 1Kro 24:28 | kameren, en over de reiniging van alle heilige dingen, en
8972 1Kro 24:28 | heilige dingen, en het werk van den dienst van het huis
8973 1Kro 24:28 | het werk van den dienst van het huis Gods; ~
8974 1Kro 24:32 | 32 En dat zij de wacht van de tent der samenkomst zouden
8975 1Kro 24:32 | heiligdoms, en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen, in
8976 1Kro 24:32 | broederen, in den dienst van het huis des HEEREN. ~ ~
8977 1Kro 25:1 | Aangaande nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen.
8978 1Kro 25:1 | hun verdelingen. De zonen van Aaron waren Nadab, en Abihu,
8979 1Kro 25:3 | en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit
8980 1Kro 25:3 | Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in
8981 1Kro 25:4 | 4 En van de kinderen van Eleazar
8982 1Kro 25:4 | 4 En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden
8983 1Kro 25:4 | hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar,
8984 1Kro 25:4 | mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden;
8985 1Kro 25:4 | als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar
8986 1Kro 25:4 | afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden
8987 1Kro 25:4 | vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar,
8988 1Kro 25:4 | huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke
8989 1Kro 25:5 | Gods waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen
8990 1Kro 25:5 | kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar. ~
8991 1Kro 25:5 | Eleazar en van de kinderen van Ithamar. ~
8992 1Kro 25:6 | 6 En Semaja, de zoon van Nethaneel, de schrijver,
8993 1Kro 25:6 | aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den priester
8994 1Kro 25:6 | konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok, en van
8995 1Kro 25:6 | van den priester Zadok, en van Achimelech, den zoon van
8996 1Kro 25:6 | van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de hoofden
8997 1Kro 25:6 | den zoon van Abjathar, en van de hoofden der vaderen onder
8998 1Kro 25:19 | 19 Het ambt van dezen in hun dienst was
8999 1Kro 25:19 | hun ordening door de hand van Aaron, huns vaders; gelijk
9000 1Kro 25:20 | 20 Van de overige kinderen van
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |