Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
9001 1Kro 25:20 | Van de overige kinderen van Levi nu, was van de kinderen 9002 1Kro 25:20 | kinderen van Levi nu, was van de kinderen van Amram Subael, 9003 1Kro 25:20 | nu, was van de kinderen van Amram Subael, van de kinderen 9004 1Kro 25:20 | kinderen van Amram Subael, van de kinderen van Subael was 9005 1Kro 25:20 | Subael, van de kinderen van Subael was Jechdeja. ~ 9006 1Kro 25:21 | 21 Aangaande Rehabja: van de kinderen van Rehabja 9007 1Kro 25:21 | Rehabja: van de kinderen van Rehabja was Jissia het hoofd. ~ 9008 1Kro 25:22 | 22 Van de Jizharieten was Selomoth; 9009 1Kro 25:22 | Jizharieten was Selomoth; van de kinderen van Selomoth 9010 1Kro 25:22 | Selomoth; van de kinderen van Selomoth was Jahath. ~ 9011 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron was 9012 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron was Jeria de eerste, 9013 1Kro 25:24 | 24 Van de kinderen van Uzziel was 9014 1Kro 25:24 | 24 Van de kinderen van Uzziel was Micha; van de 9015 1Kro 25:24 | kinderen van Uzziel was Micha; van de kinderen van Micha was 9016 1Kro 25:24 | was Micha; van de kinderen van Micha was Samir; ~ 9017 1Kro 25:25 | 25 De broeder van Micha was Jissia; van de 9018 1Kro 25:25 | broeder van Micha was Jissia; van de kinderen van Jissia was 9019 1Kro 25:25 | Jissia; van de kinderen van Jissia was Zecharja. ~ 9020 1Kro 25:26 | 26 De kinderen van Merari waren Maheli en Musi. 9021 1Kro 25:26 | Maheli en Musi. De kinderen van Jaazia waren Beno. ~ 9022 1Kro 25:27 | 27 De kinderen van Merari van Jaazia waren 9023 1Kro 25:27 | 27 De kinderen van Merari van Jaazia waren Beno, en Soham, 9024 1Kro 25:28 | 28 Van Maheli was Eleazar; en die 9025 1Kro 25:29 | Aangaande Kis: de kinderen van Kis waren Jerahmeel. ~ 9026 1Kro 25:30 | 30 En de kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, 9027 1Kro 25:31 | hun broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht 9028 1Kro 25:31 | Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en Zadok, 9029 1Kro 25:31 | Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen onder 9030 1Kro 26:1 | scheidde af tot den dienst, van de kinderen van Asaf, en 9031 1Kro 26:1 | dienst, van de kinderen van Asaf, en van Heman, en van 9032 1Kro 26:1 | de kinderen van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun, 9033 1Kro 26:1 | van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun, die met harpen, 9034 1Kro 26:1 | mannen, bekwaam tot het werk van hun dienst. ~ 9035 1Kro 26:2 | 2 Van de kinderen van Asaf waren 9036 1Kro 26:2 | 2 Van de kinderen van Asaf waren Zakkur, en Jozef, 9037 1Kro 26:2 | Nethanja, en Asarela, kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf, 9038 1Kro 26:2 | kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings 9039 1Kro 26:3 | Aangaande Jeduthun: de kinderen van Jeduthun waren Gedalja, 9040 1Kro 26:3 | Mattithja, zes; aan de handen van hun vader Jeduthun, op harpen 9041 1Kro 26:4 | Aangaande Heman: de kinderen van Heman waren Bukkia, Mattanja, 9042 1Kro 26:5 | Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des konings, 9043 1Kro 26:6 | vaders gesteld tot het gezang van het huis des HEEREN, op 9044 1Kro 26:6 | en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen 9045 1Kro 26:6 | huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, 9046 1Kro 26:6 | de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman. ~ 9047 1Kro 26:6 | van Asaf, Jeduthun, en van Heman. ~ 9048 1Kro 27:1 | verdelingen der poortiers: van de Korahieten was Meselemja, 9049 1Kro 27:1 | Korahieten was Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen van 9050 1Kro 27:1 | Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen van Asaf. ~ 9051 1Kro 27:1 | van Kore, van de kinderen van Asaf. ~ 9052 1Kro 27:7 | 7 De kinderen van Semaja waren Othni, en Refael, 9053 1Kro 27:8 | allen waren uit de kinderen van Obed-Edom; zij, en hun kinderen, 9054 1Kro 27:8 | waren er twee en zestig van Obed-Edom. ~ 9055 1Kro 27:10 | En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri 9056 1Kro 27:11 | de kinderen en broederen van Hosa waren dertien. ~ 9057 1Kro 27:19 | verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten, 9058 1Kro 27:19 | Korahieten, en der kinderen van Merari. ~ 9059 1Kro 27:20 | 20 Ook was, van de Levieten, Ahia over de 9060 1Kro 27:20 | Levieten, Ahia over de schatten van het huis Gods, en over de 9061 1Kro 27:21 | 21 Van de kinderen van Ladan, kinderen 9062 1Kro 27:21 | 21 Van de kinderen van Ladan, kinderen van den 9063 1Kro 27:21 | kinderen van Ladan, kinderen van den Gersonieten Ladan; van 9064 1Kro 27:21 | van den Gersonieten Ladan; van Ladan, den Gersoniet, waren 9065 1Kro 27:22 | 22 De kinderen van Jehieli waren Zetham en 9066 1Kro 27:22 | dezen waren over de schatten van het huis des HEEREN. ~ 9067 1Kro 27:23 | 23 Voor de Amramieten, van de Jizharieten, van de Hebronieten, 9068 1Kro 27:23 | Amramieten, van de Jizharieten, van de Hebronieten, van de Uzzielieten, ~ 9069 1Kro 27:23 | Jizharieten, van de Hebronieten, van de Uzzielieten, ~ 9070 1Kro 27:24 | 24 En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, 9071 1Kro 27:24 | zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over 9072 1Kro 27:25 | 25 Maar zijn broeders van Eliezer waren dezen: Rehabja 9073 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit 9074 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit hadden zij het 9075 1Kro 27:28 | geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van 9076 1Kro 27:28 | van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van 9077 1Kro 27:28 | van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd 9078 1Kro 27:28 | geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen. ~ 9079 1Kro 27:29 | 29 Van de Jizharieten waren Chenanja 9080 1Kro 27:30 | 30 Van de Hebronieten was Hasabja, 9081 1Kro 27:30 | zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van 9082 1Kro 27:30 | van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, 9083 1Kro 27:31 | 31 Van de Hebronieten was Jeria 9084 1Kro 27:31 | Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten 9085 1Kro 27:31 | veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en 9086 1Kro 28:1 | verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot maand in al de 9087 1Kro 28:2 | maand was Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling 9088 1Kro 28:3 | Hij was uit de kinderen van Perez, het hoofd van al 9089 1Kro 28:3 | kinderen van Perez, het hoofd van al de oversten der heiren 9090 1Kro 28:5 | maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman; 9091 1Kro 28:6 | Deze Benaja was een held van de dertig, en over de dertig; 9092 1Kro 28:7 | was Asahel, de broeder van Joab, en na hem Zebadja, 9093 1Kro 28:9 | maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; in zijn 9094 1Kro 28:10 | Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling 9095 1Kro 28:11 | Sibbechai, de Husathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling 9096 1Kro 28:12 | Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn 9097 1Kro 28:13 | Maharai, de Nethofathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling 9098 1Kro 28:14 | Benaja, de Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; 9099 1Kro 28:14 | Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling 9100 1Kro 28:15 | Heldai, de Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling 9101 1Kro 28:16 | 16 Doch over de stammen van Israel waren dezen: over 9102 1Kro 28:16 | Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; over 9103 1Kro 28:16 | Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; ~ 9104 1Kro 28:17 | Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten 9105 1Kro 28:18 | Elihu, uit de broederen van David; over Issaschar was 9106 1Kro 28:18 | Issaschar was Omri, de zoon van Michael; ~ 9107 1Kro 28:19 | Zebulon was Jismaja, de zoon van Obadja; over Nafthali was 9108 1Kro 28:19 | Nafthali was Jerimoth, de zoon van Azriel; ~ 9109 1Kro 28:20 | 20 Over de kinderen van Efraim was Hosea, de zoon 9110 1Kro 28:20 | Efraim was Hosea, de zoon van Azarja; over den halven 9111 1Kro 28:20 | Azarja; over den halven stam van Manasse was Joel, de zoon 9112 1Kro 28:20 | Manasse was Joel, de zoon van Pedaja; ~ 9113 1Kro 28:21 | Gilead, was Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin 9114 1Kro 28:21 | Benjamin was Jaasiel, de zoon van Abner; ~ 9115 1Kro 28:22 | Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dezen waren de 9116 1Kro 28:22 | de oversten der stammen van Israel. ~ 9117 1Kro 28:23 | Maar David nam het getal van die niet op, die twintig 9118 1Kro 28:24 | 24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te 9119 1Kro 28:24 | de rekening der kronieken van den koning David. ~ 9120 1Kro 28:25 | konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten 9121 1Kro 28:25 | torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia. ~ 9122 1Kro 28:26 | landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~ 9123 1Kro 28:27 | Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam tot 9124 1Kro 28:29 | laagten, was Safat, de zoon van Adlai. ~ 9125 1Kro 28:32 | schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen 9126 1Kro 28:34 | Achitofel was Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; maar 9127 1Kro 29:1 | Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der 9128 1Kro 29:1 | honderden, en de oversten van alle have en vee des konings 9129 1Kro 29:4 | vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen 9130 1Kro 29:8 | 8 Nu dan, voor de ogen van het ganse Israel, de gemeente 9131 1Kro 29:9 | indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar 9132 1Kro 29:11 | zoon Salomo een voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen, 9133 1Kro 29:11 | en zijn binnenkameren, en van het huis des verzoendeksels; ~ 9134 1Kro 29:12 | 12 En een voorbeeld van alles, wat bij hem door 9135 1Kro 29:12 | den Geest was, namelijk van de voorhoven van het huis 9136 1Kro 29:12 | namelijk van de voorhoven van het huis des HEEREN, en 9137 1Kro 29:12 | het huis des HEEREN, en van alle kameren rondom; tot 9138 1Kro 29:12 | rondom; tot de schatten van het huis Gods, en tot de 9139 1Kro 29:13 | 13 En van de verdelingen der priesteren 9140 1Kro 29:13 | priesteren en der Levieten, en van alle werk van den dienst 9141 1Kro 29:13 | Levieten, en van alle werk van den dienst van het huis 9142 1Kro 29:13 | alle werk van den dienst van het huis des HEEREN, en 9143 1Kro 29:13 | het huis des HEEREN, en van alle vaten van den dienst 9144 1Kro 29:13 | HEEREN, en van alle vaten van den dienst van het huis 9145 1Kro 29:13 | alle vaten van den dienst van het huis des HEEREN. ~ 9146 1Kro 29:14 | goudgewicht, tot alle vaten van elken dienst; ook zilver 9147 1Kro 29:14 | gewicht, tot al de vaten van elken dienst; ~ 9148 1Kro 29:15 | lampen, naar het gewicht van elken kandelaar en zijn 9149 1Kro 29:15 | kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen, 9150 1Kro 29:15 | lampen, naar den dienst van elken kandelaar. ~ 9151 1Kro 29:19 | geschrift te verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten 9152 1Kro 29:20 | het werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult 9153 1Kro 29:21 | Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u 9154 1Kro 30:4 | duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven 9155 1Kro 30:4 | talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten 9156 1Kro 30:6 | de oversten der stammen van Israel, en de oversten der 9157 1Kro 30:6 | honderden, en de oversten van het werk des konings; ~ 9158 1Kro 30:7 | zij gaven, tot den dienst van het huis Gods, vijf duizend 9159 1Kro 30:8 | die gaven zij in den schat van het huis des HEEREN, onder 9160 1Kro 30:8 | des HEEREN, onder de hand van Jehiel, den Gersoniet. ~ 9161 1Kro 30:10 | Geloofd zijt Gij, HEERE, God van onzen vader Israel, van 9162 1Kro 30:10 | van onzen vader Israel, van eeuwigheid tot in eeuwigheid! ~ 9163 1Kro 30:14 | dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit 9164 1Kro 30:16 | Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles 9165 1Kro 30:18 | in den zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt 9166 1Kro 30:21 | brandofferen, des anderen morgens van dien dag, duizend varren, 9167 1Kro 30:22 | maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male koning, 9168 1Kro 30:24 | helden, ja, ook al de zonen van den koning David, gaven 9169 1Kro 30:25 | ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf 9170 1Kro 30:25 | zodanige aan geen koning van Israel voor hem geweest 9171 1Kro 30:26 | heeft dan David, de zoon van Isai, geregeerd over gans 9172 1Kro 30:28 | in goeden ouderdom, zat van dagen, rijkdom en eer; en 9173 1Kro 30:29 | 29 De geschiedenissen nu van den koning David, de eerste 9174 1Kro 30:29 | geschreven in de geschiedenissen van Samuel, den ziener, en in 9175 1Kro 30:29 | en in de geschiedenissen van den profeet Nathan, en in 9176 1Kro 30:29 | en in de geschiedenissen van Gad, den ziener; ~ 9177 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd versterkt in 9178 2Kro 1:4 | Maar de ark Gods had David van Kirjath-Jearim opgebracht, 9179 2Kro 1:5 | altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt 9180 2Kro 1:5 | de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar 9181 2Kro 1:10 | dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga; 9182 2Kro 1:13 | kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon 9183 2Kro 1:13 | hoogte, die te Gibeon is, van voor de tent der samenkomst; 9184 2Kro 1:17 | en voerden een wagen uit van Egypte voor zeshonderd sikkelen 9185 2Kro 1:17 | Hethieten, en voor de koningen van Syrie. ~  ~ 9186 2Kro 2:3 | zond tot Huram, den koning van Tyrus, zeggende: Gelijk 9187 2Kro 2:8 | dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; 9188 2Kro 2:11 | 11 Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift, 9189 2Kro 2:13 | nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi; ~ 9190 2Kro 2:14 | ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens vader een 9191 2Kro 2:14 | vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken 9192 2Kro 2:14 | uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David. ~ 9193 2Kro 2:17 | mannen, die in het land van Israel waren, achtervolgens 9194 2Kro 3:1 | toebereid had, op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~ 9195 2Kro 3:2 | dag, in het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~ 9196 2Kro 3:3 | deze zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods 9197 2Kro 3:4 | lengte, naar de breedte van het huis, twintig ellen, 9198 2Kro 3:4 | en twintig; hetwelk hij van binnen overtrok met louter 9199 2Kro 3:6 | versiering; het goud nu was goud van Parvaim. ~ 9200 2Kro 3:8 | Verder maakte hij het huis van het heilige der heiligen, 9201 2Kro 3:8 | lengte, naar de breedte van het huis, was twintig ellen, 9202 2Kro 3:10 | maakte hij, in het huis van het heilige der heiligen, 9203 2Kro 3:10 | heiligen, twee cherubim van uittrekkend werk, en hij 9204 2Kro 3:11 | ellen; des enen vleugel was van vijf ellen, rakende aan 9205 2Kro 3:11 | ellen, rakende aan den wand van het huis, en de andere vleugel 9206 2Kro 3:11 | huis, en de andere vleugel van vijf ellen, rakende aan 9207 2Kro 3:12 | vleugel des anderen cherubs van vijf ellen, rakende aan 9208 2Kro 3:12 | ellen, rakende aan den wand van het huis; en de andere vleugel 9209 2Kro 3:12 | en de andere vleugel was van vijf ellen, klevende aan 9210 2Kro 3:14 | maakte ook den voorhang van hemelsblauw, en purper, 9211 2Kro 3:15 | voor het huis twee pilaren, van vijf en dertig ellen in 9212 2Kro 3:15 | derzelver hoofd was, was van vijf ellen. ~ 9213 2Kro 3:17 | en hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den 9214 2Kro 3:17 | rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz. ~  ~ 9215 2Kro 4:1 | ook een koperen altaar, van twintig ellen in zijn lengte, 9216 2Kro 4:2 | maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, van 9217 2Kro 4:2 | van tien ellen was zij, van haar enen rand tot haar 9218 2Kro 4:2 | anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, 9219 2Kro 4:2 | hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~ 9220 2Kro 4:3 | dezelve nu was de gelijkenis van runderen, rondom henen, 9221 2Kro 4:5 | en haar rand als het werk van den rand eens bekers of 9222 2Kro 4:13 | twee netten: twee rijen van granaatappelen tot elk net, 9223 2Kro 4:16 | voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. ~ 9224 2Kro 4:17 | 17 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning, 9225 2Kro 4:20 | kandelaren met hun lampen, van gesloten goud, om die naar 9226 2Kro 4:21 | lampen, en de snuiters, van goud; het was het volmaaktste 9227 2Kro 4:22 | rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten goud; aangaande 9228 2Kro 4:22 | goud; aangaande den ingang van het huis, zijn binnenste 9229 2Kro 4:22 | zijn binnenste deuren, van het heilige der heiligen, 9230 2Kro 4:22 | der heiligen, en de deuren van het huis des tempels waren 9231 2Kro 4:22 | het huis des tempels waren van goud. ~  ~ 9232 2Kro 5:1 | Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David; en het 9233 2Kro 5:1 | legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~ 9234 2Kro 5:2 | vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden 9235 2Kro 5:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden zich 9236 2Kro 5:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de Levieten 9237 2Kro 5:6 | en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd 9238 2Kro 5:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige 9239 2Kro 5:8 | de ark en haar handbomen van boven. ~ 9240 2Kro 5:12 | Levieten, die zangers waren van hen allen, van Asaf, van 9241 2Kro 5:12 | zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, 9242 2Kro 5:12 | van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en 9243 2Kro 5:12 | allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, 9244 2Kro 5:12 | Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, 9245 2Kro 5:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn linnen 9246 2Kro 6:1 | Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David; en het 9247 2Kro 6:1 | legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~ 9248 2Kro 6:2 | vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden 9249 2Kro 6:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden zich 9250 2Kro 6:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de Levieten 9251 2Kro 6:6 | en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd 9252 2Kro 6:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige 9253 2Kro 6:8 | de ark en haar handbomen van boven. ~ 9254 2Kro 6:12 | Levieten, die zangers waren van hen allen, van Asaf, van 9255 2Kro 6:12 | zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, 9256 2Kro 6:12 | van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en 9257 2Kro 6:12 | allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, 9258 2Kro 6:12 | Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, 9259 2Kro 6:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn linnen 9260 2Kro 7:3 | zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente 9261 2Kro 7:3 | Israel; en de ganse gemeente van Israel stond. ~ 9262 2Kro 7:4 | Geloofd zij de HEERE, de God van Israel, Die met Zijn mond 9263 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn 9264 2Kro 7:5 | verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, 9265 2Kro 7:7 | Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis 9266 2Kro 7:7 | Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 9267 2Kro 7:10 | ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik 9268 2Kro 7:10 | en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE 9269 2Kro 7:10 | Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 9270 2Kro 7:12 | tegenover de ganse gemeente van Israel; en hij breidde zijn 9271 2Kro 7:13 | knieen voor de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn 9272 2Kro 7:14 | En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God gelijk 9273 2Kro 7:16 | 16 En nu, HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, 9274 2Kro 7:16 | zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden 9275 2Kro 7:16 | die zitte op den troon van Israel; alleenlijk zo uw 9276 2Kro 7:17 | 17 Nu dan, o HEERE, God van Israel! Laat Uw woord waar 9277 2Kro 7:20 | dit huis, over de plaats, van dewelke Gij gezegd hebt, 9278 2Kro 7:21 | Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht, en van Uw volk 9279 2Kro 7:21 | smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze 9280 2Kro 7:25 | hemel, en vergeef de zonden van Uw volk Israel, en breng 9281 2Kro 7:26 | en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren 9282 2Kro 7:27 | zonden Uwer knechten en van Uw volk Israel, als Gij 9283 2Kro 7:28 | wezen zullen, als iemand van zijn vijanden in het land 9284 2Kro 7:29 | gebed, alle smeking, die van enig mens, of van al Uw 9285 2Kro 7:29 | smeking, die van enig mens, of van al Uw volk Israel geschieden 9286 2Kro 7:30 | Gij alleen kent het hart van de kinderen der mensen. ~ 9287 2Kro 7:32 | aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zijn 9288 2Kro 7:42 | gedenk der weldadigheden van David, Uw knecht. ~  ~ 9289 2Kro 8:1 | bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde 9290 2Kro 8:5 | Salomo offerde slachtofferen van runderen, twee en twintig 9291 2Kro 8:5 | twee en twintig duizend, en van schapen, honderd en twintig 9292 2Kro 8:8 | een zeer grote gemeente, van den ingang af van Hamath, 9293 2Kro 8:8 | gemeente, van den ingang af van Hamath, tot de rivier van 9294 2Kro 8:8 | van Hamath, tot de rivier van Egypte. ~ 9295 2Kro 8:14 | zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik 9296 2Kro 8:20 | Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen, 9297 2Kro 9:1 | geschiedde nu ten einde van twintig jaren, in dewelke 9298 2Kro 9:6 | ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, 9299 2Kro 9:7 | volk, dat overgebleven was van de Hethieten, en de Amorieten, 9300 2Kro 9:11 | Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen uit de stad 9301 2Kro 9:11 | Mijn vrouw zal in het huis van David, den koning van Israel, 9302 2Kro 9:11 | huis van David, den koning van Israel, niet wonen, omdat 9303 2Kro 9:13 | 13 Zelfs naar den eis van elken dag, offerende, naar 9304 2Kro 9:13 | offerende, naar het gebod van Mozes, op de sabbatten, 9305 2Kro 9:13 | in het jaar; op het feest van de ongezuurde broden, en 9306 2Kro 9:14 | te dienen, naar den eis van elken dag; en de poortiers 9307 2Kro 9:14 | want alzo was het gebod van David, den man Gods. ~ 9308 2Kro 9:15 | 15 En men week niet van des konings gebod aan de 9309 2Kro 9:16 | 16 Alzo werd al het werk van Salomo bereid tot den dag 9310 2Kro 9:16 | den dag der grondlegging van het huis des HEEREN, en 9311 2Kro 9:16 | HEEREN, en tot het volbrengen van hetzelve, dat het huis des 9312 2Kro 9:18 | mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zij gingen met 9313 2Kro 9:18 | naar Ofir, en zij haalden van daar vierhonderd en vijftig 9314 2Kro 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo 9315 2Kro 10:1 | koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, kwam zij, 9316 2Kro 10:3 | 3 Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van 9317 2Kro 10:3 | van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat 9318 2Kro 10:5 | in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~ 9319 2Kro 10:5 | gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~ 9320 2Kro 10:6 | hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid 9321 2Kro 10:9 | specerij, die de koningin van Scheba den koning Salomo 9322 2Kro 10:11 | 11 En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen 9323 2Kro 10:11 | was te voren in het land van Juda niet geweest. ~ 9324 2Kro 10:12 | koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, 9325 2Kro 10:13 | 13 Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo 9326 2Kro 10:14 | 14 Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden 9327 2Kro 10:14 | ook brachten alle koningen van Arabie, en de vorsten deszelven 9328 2Kro 10:15 | Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd 9329 2Kro 10:15 | goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen 9330 2Kro 10:16 | Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; driehonderd 9331 2Kro 10:16 | ze in het huis des wouds van den Libanon. ~ 9332 2Kro 10:18 | trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast 9333 2Kro 10:20 | Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, 9334 2Kro 10:20 | drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten van 9335 2Kro 10:20 | van goud, en alle vaten van het huis des wouds van den 9336 2Kro 10:20 | vaten van het huis des wouds van den Libanon waren van gesloten 9337 2Kro 10:20 | wouds van den Libanon waren van gesloten goud; het zilver 9338 2Kro 10:20 | het zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht. ~ 9339 2Kro 10:21 | Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren 9340 2Kro 10:21 | jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, 9341 2Kro 10:24 | paarden, en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. ~ 9342 2Kro 10:24 | en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. ~ 9343 2Kro 10:26 | heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land 9344 2Kro 10:26 | en tot aan de landpale van Egypte. ~ 9345 2Kro 10:29 | overige nu der geschiedenissen van Salomo, der eerste en der 9346 2Kro 10:29 | geschreven in de woorden van Nathan, den profeet, en 9347 2Kro 10:29 | profeet, en in de profetie van Ahia, den Siloniet, en in 9348 2Kro 10:29 | Siloniet, en in de gezichten van Jedi, den ziener, aangaande 9349 2Kro 10:29 | aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~ 9350 2Kro 11:2 | nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve 9351 2Kro 11:2 | was in Egypte, alwaar hij van het aangezicht van den koning 9352 2Kro 11:2 | alwaar hij van het aangezicht van den koning Salomo gevloden 9353 2Kro 11:6 | hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij 9354 2Kro 11:15 | want deze omwending was van God, opdat de HEERE Zijn 9355 2Kro 11:15 | hetwelk Hij door den dienst van Ahia, den Siloniet, gesproken 9356 2Kro 11:15 | had tot Jerobeam, den zoon van Nebat. ~ 9357 2Kro 11:16 | hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder naar uw 9358 2Kro 11:17 | Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden 9359 2Kro 11:17 | Israel, die in de steden van Juda woonden, over die regeerde 9360 2Kro 11:19 | Alzo vielen de Israelieten van het huis van David af, tot 9361 2Kro 11:19 | Israelieten van het huis van David af, tot op dezen dag. ~  ~ 9362 2Kro 12:1 | vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, eenhonderd 9363 2Kro 12:3 | Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, 9364 2Kro 12:3 | zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse Israel 9365 2Kro 12:4 | huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden 9366 2Kro 12:4 | HEEREN, en zij keerden weder van tegen Jerobeam te trekken. ~ 9367 2Kro 12:11 | oversten daarin, en schatten van spijs, en olie, en wijn; ~ 9368 2Kro 12:14 | zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom des HEEREN 9369 2Kro 12:16 | kwamen ook uit alle stammen van Israel te Jeruzalem, die 9370 2Kro 12:17 | sterkten zij het koninkrijk van Juda, en bekrachtigden Rehabeam, 9371 2Kro 12:17 | bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want 9372 2Kro 12:17 | wandelden zij in den weg van David, en Salomo. ~ 9373 2Kro 12:18 | benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van David, 9374 2Kro 12:18 | dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe Abihail, 9375 2Kro 12:18 | vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~ 9376 2Kro 12:18 | dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~ 9377 2Kro 12:20 | nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze baarde hem 9378 2Kro 12:22 | Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een hoofd, om 9379 2Kro 12:23 | handelde verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door alle 9380 2Kro 12:23 | zonen, door alle landen van Juda en Benjamin, in alle 9381 2Kro 12:23 | hij begeerde de veelheid van vrouwen.   ~  ~  9382 2Kro 13:2 | het, in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat 9383 2Kro 13:2 | Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem 9384 2Kro 13:5 | Rehabeam en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld 9385 2Kro 13:5 | verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot 9386 2Kro 13:5 | ook verlaten in de hand van Sisak. ~ 9387 2Kro 13:6 | verootmoedigden zich de oversten van Israel en de koning, en 9388 2Kro 13:7 | over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten 9389 2Kro 13:8 | Mijn dienst, en den dienst van de koninkrijken der landen. ~ 9390 2Kro 13:9 | Zo toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen Jeruzalem; 9391 2Kro 13:9 | en hij nam de schatten van het huis des HEEREN en de 9392 2Kro 13:9 | des HEEREN en de schatten van het huis des konings weg; 9393 2Kro 13:10 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en 9394 2Kro 13:10 | beval die onder de hand van de oversten der trawanten, 9395 2Kro 13:10 | der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. ~ 9396 2Kro 13:12 | keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat Hij hem niet 9397 2Kro 13:13 | de HEERE uit alle stammen van Israel verkoren had, om 9398 2Kro 13:15 | 15 De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de 9399 2Kro 13:15 | geschreven in de woorden van Semaja, den profeet, en 9400 2Kro 13:15 | geslachtsregisteren; daartoe de krijgen van Rehabeam en Jerobeam in 9401 2Kro 14:1 | 1 In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo 9402 2Kro 14:2 | was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er 9403 2Kro 14:2 | Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen 9404 2Kro 14:3 | strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd 9405 2Kro 14:4 | 4 En Abia maakte zich op van boven den berg Zemaraim, 9406 2Kro 14:4 | dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort 9407 2Kro 14:6 | Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo, 9408 2Kro 14:6 | zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, 9409 2Kro 14:6 | knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en heeft 9410 2Kro 14:7 | tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong 9411 2Kro 14:7 | Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen 9412 2Kro 14:8 | in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een 9413 2Kro 14:9 | priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, 9414 2Kro 14:10 | HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn 9415 2Kro 14:11 | elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, 9416 2Kro 14:13 | achterlage omwenden, om van achter hen te komen; zo 9417 2Kro 14:13 | zij voor het aangezicht van Juda, en de achterlage was 9418 2Kro 14:15 | 15 En de mannen van Juda maakten een alarmgeschrei; 9419 2Kro 14:15 | geschiedde, als de mannen van Juda een alarmgeschrei maakten, 9420 2Kro 14:16 | vloden voor het aangezicht van Juda; en God gaf hen in 9421 2Kro 14:18 | dier tijd; maar de kinderen van Juda werden machtig, dewijl 9422 2Kro 14:19 | Jerobeam achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met 9423 2Kro 14:20 | kracht meer in de dagen van Abia; maar de HEERE sloeg 9424 2Kro 14:22 | overige nu der geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als 9425 2Kro 14:22 | beschreven in de historie van den profeet Iddo. ~  ~  ~  9426 2Kro 15:5 | ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden; 9427 2Kro 15:8 | 8 Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit 9428 2Kro 15:9 | tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend, en 9429 2Kro 15:13 | toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen 9430 2Kro 15:15 | zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg 9431 2Kro 16:1 | Gods op Azaria, den zoon van Oded. ~ 9432 2Kro 16:2 | zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar 9433 2Kro 16:4 | Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. ~ 9434 2Kro 16:5 | waren over al de inwoners van die landen; ~ 9435 2Kro 16:8 | woorden hoorde, en de profetie van den profeet Oded, sterkte 9436 2Kro 16:8 | verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit 9437 2Kro 16:8 | en uit de steden, die hij van het gebergte van Efraim 9438 2Kro 16:8 | die hij van het gebergte van Efraim genomen had, en vernieuwde 9439 2Kro 16:10 | in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. ~ 9440 2Kro 16:10 | jaar van het koninkrijk van Asa. ~ 9441 2Kro 16:11 | den HEERE ten zelfden dage van den roof, dien zij gebracht 9442 2Kro 16:13 | zoeken, zou gedood worden, van den kleine tot den grote, 9443 2Kro 16:13 | kleine tot den grote, en van den man tot de vrouw toe. ~ 9444 2Kro 16:15 | Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de HEERE 9445 2Kro 16:16 | Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij zette 9446 2Kro 16:17 | weggenomen uit Israel, het hart van Asa nochtans was volkomen 9447 2Kro 16:19 | het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. ~  ~ 9448 2Kro 16:19 | jaar van het koninkrijk van Asa. ~  ~ 9449 2Kro 17:1 | het zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa, 9450 2Kro 17:1 | jaar van het koninkrijk van Asa, toog Baesa, de koning 9451 2Kro 17:1 | Asa, toog Baesa, de koning van Israel, op tegen Juda, en 9452 2Kro 17:1 | komen tot Asa, den koning van Juda. ~ 9453 2Kro 17:2 | goud voort, uit de schatten van het huis des HEEREN en van 9454 2Kro 17:2 | van het huis des HEEREN en van het huis des konings, en 9455 2Kro 17:2 | tot Benhadad, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde, 9456 2Kro 17:3 | niet met Baesa, den koning van Israel, dat hij van tegen 9457 2Kro 17:3 | koning van Israel, dat hij van tegen mij aftrekke. ~ 9458 2Kro 17:4 | hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen Ijon, 9459 2Kro 17:4 | Abel-Maim, en alle schatsteden van Nafthali. ~ 9460 2Kro 17:5 | zulks hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn 9461 2Kro 17:6 | zij droegen weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, 9462 2Kro 17:7 | Hanani tot Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem: 9463 2Kro 17:7 | gesteund hebt op den koning van Syrie, en niet gesteund 9464 2Kro 17:7 | is het heir des konings van Syrie uit uw hand ontkomen. ~ 9465 2Kro 17:9 | hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen 9466 2Kro 17:11 | ziet, de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, 9467 2Kro 17:11 | in het boek der koningen van Juda en Israel. 9468 2Kro 17:12 | negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan 9469 2Kro 17:14 | had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar 9470 2Kro 18:2 | krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen 9471 2Kro 18:2 | bezettingen in het land van Juda, en in de steden van 9472 2Kro 18:2 | van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa 9473 2Kro 18:4 | geboden, en niet naar het doen van Israel. ~ 9474 2Kro 18:7 | men zou leren in de steden van Juda. ~ 9475 2Kro 18:9 | gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het 9476 2Kro 18:11 | 11 En van de Filistijnen brachten 9477 2Kro 18:13 | veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke 9478 2Kro 18:16 | hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig 9479 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren toog hij af 9480 2Kro 19:3 | 3 Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, 9481 2Kro 19:3 | tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan 9482 2Kro 19:4 | zeide Josafat tot den koning van Israel: Vraag toch als heden 9483 2Kro 19:5 | Toen vergaderde de koning van Israel de profeten, vierhonderd 9484 2Kro 19:6 | profeet des HEEREN, dat wij van hem vragen mochten? ~ 9485 2Kro 19:7 | 7 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Er is 9486 2Kro 19:7 | deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: 9487 2Kro 19:8 | 8 Toen riep de koning van Israel een kamerling, en 9488 2Kro 19:8 | haastelijk Micha, den zoon van Jimla. ~ 9489 2Kro 19:9 | 9 De koning van Israel nu en Josafat, de 9490 2Kro 19:9 | nu en Josafat, de koning van Juda, zaten elk op zijn 9491 2Kro 19:9 | plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten 9492 2Kro 19:10 | 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich ijzeren 9493 2Kro 19:12 | uw woord zij, gelijk als van een uit hen, en spreek het 9494 2Kro 19:17 | 17 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Heb 9495 2Kro 19:19 | Wie zal Achab, den koning van Israel, overreden, dat hij 9496 2Kro 19:21 | leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij 9497 2Kro 19:22 | leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven, 9498 2Kro 19:23 | Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha 9499 2Kro 19:23 | weg is de Geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan 9500 2Kro 19:24 | dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License