1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
9001 1Kro 25:20 | Van de overige kinderen van Levi nu, was van de kinderen
9002 1Kro 25:20 | kinderen van Levi nu, was van de kinderen van Amram Subael,
9003 1Kro 25:20 | nu, was van de kinderen van Amram Subael, van de kinderen
9004 1Kro 25:20 | kinderen van Amram Subael, van de kinderen van Subael was
9005 1Kro 25:20 | Subael, van de kinderen van Subael was Jechdeja. ~
9006 1Kro 25:21 | 21 Aangaande Rehabja: van de kinderen van Rehabja
9007 1Kro 25:21 | Rehabja: van de kinderen van Rehabja was Jissia het hoofd. ~
9008 1Kro 25:22 | 22 Van de Jizharieten was Selomoth;
9009 1Kro 25:22 | Jizharieten was Selomoth; van de kinderen van Selomoth
9010 1Kro 25:22 | Selomoth; van de kinderen van Selomoth was Jahath. ~
9011 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron was
9012 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron was Jeria de eerste,
9013 1Kro 25:24 | 24 Van de kinderen van Uzziel was
9014 1Kro 25:24 | 24 Van de kinderen van Uzziel was Micha; van de
9015 1Kro 25:24 | kinderen van Uzziel was Micha; van de kinderen van Micha was
9016 1Kro 25:24 | was Micha; van de kinderen van Micha was Samir; ~
9017 1Kro 25:25 | 25 De broeder van Micha was Jissia; van de
9018 1Kro 25:25 | broeder van Micha was Jissia; van de kinderen van Jissia was
9019 1Kro 25:25 | Jissia; van de kinderen van Jissia was Zecharja. ~
9020 1Kro 25:26 | 26 De kinderen van Merari waren Maheli en Musi.
9021 1Kro 25:26 | Maheli en Musi. De kinderen van Jaazia waren Beno. ~
9022 1Kro 25:27 | 27 De kinderen van Merari van Jaazia waren
9023 1Kro 25:27 | 27 De kinderen van Merari van Jaazia waren Beno, en Soham,
9024 1Kro 25:28 | 28 Van Maheli was Eleazar; en die
9025 1Kro 25:29 | Aangaande Kis: de kinderen van Kis waren Jerahmeel. ~
9026 1Kro 25:30 | 30 En de kinderen van Musi waren Maheli, en Eder,
9027 1Kro 25:31 | hun broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht
9028 1Kro 25:31 | Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en Zadok,
9029 1Kro 25:31 | Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen onder
9030 1Kro 26:1 | scheidde af tot den dienst, van de kinderen van Asaf, en
9031 1Kro 26:1 | dienst, van de kinderen van Asaf, en van Heman, en van
9032 1Kro 26:1 | de kinderen van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun,
9033 1Kro 26:1 | van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun, die met harpen,
9034 1Kro 26:1 | mannen, bekwaam tot het werk van hun dienst. ~
9035 1Kro 26:2 | 2 Van de kinderen van Asaf waren
9036 1Kro 26:2 | 2 Van de kinderen van Asaf waren Zakkur, en Jozef,
9037 1Kro 26:2 | Nethanja, en Asarela, kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf,
9038 1Kro 26:2 | kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings
9039 1Kro 26:3 | Aangaande Jeduthun: de kinderen van Jeduthun waren Gedalja,
9040 1Kro 26:3 | Mattithja, zes; aan de handen van hun vader Jeduthun, op harpen
9041 1Kro 26:4 | Aangaande Heman: de kinderen van Heman waren Bukkia, Mattanja,
9042 1Kro 26:5 | Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des konings,
9043 1Kro 26:6 | vaders gesteld tot het gezang van het huis des HEEREN, op
9044 1Kro 26:6 | en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen
9045 1Kro 26:6 | huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun,
9046 1Kro 26:6 | de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman. ~
9047 1Kro 26:6 | van Asaf, Jeduthun, en van Heman. ~
9048 1Kro 27:1 | verdelingen der poortiers: van de Korahieten was Meselemja,
9049 1Kro 27:1 | Korahieten was Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen van
9050 1Kro 27:1 | Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen van Asaf. ~
9051 1Kro 27:1 | van Kore, van de kinderen van Asaf. ~
9052 1Kro 27:7 | 7 De kinderen van Semaja waren Othni, en Refael,
9053 1Kro 27:8 | allen waren uit de kinderen van Obed-Edom; zij, en hun kinderen,
9054 1Kro 27:8 | waren er twee en zestig van Obed-Edom. ~
9055 1Kro 27:10 | En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri
9056 1Kro 27:11 | de kinderen en broederen van Hosa waren dertien. ~
9057 1Kro 27:19 | verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten,
9058 1Kro 27:19 | Korahieten, en der kinderen van Merari. ~
9059 1Kro 27:20 | 20 Ook was, van de Levieten, Ahia over de
9060 1Kro 27:20 | Levieten, Ahia over de schatten van het huis Gods, en over de
9061 1Kro 27:21 | 21 Van de kinderen van Ladan, kinderen
9062 1Kro 27:21 | 21 Van de kinderen van Ladan, kinderen van den
9063 1Kro 27:21 | kinderen van Ladan, kinderen van den Gersonieten Ladan; van
9064 1Kro 27:21 | van den Gersonieten Ladan; van Ladan, den Gersoniet, waren
9065 1Kro 27:22 | 22 De kinderen van Jehieli waren Zetham en
9066 1Kro 27:22 | dezen waren over de schatten van het huis des HEEREN. ~
9067 1Kro 27:23 | 23 Voor de Amramieten, van de Jizharieten, van de Hebronieten,
9068 1Kro 27:23 | Amramieten, van de Jizharieten, van de Hebronieten, van de Uzzielieten, ~
9069 1Kro 27:23 | Jizharieten, van de Hebronieten, van de Uzzielieten, ~
9070 1Kro 27:24 | 24 En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes,
9071 1Kro 27:24 | zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over
9072 1Kro 27:25 | 25 Maar zijn broeders van Eliezer waren dezen: Rehabja
9073 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit
9074 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit hadden zij het
9075 1Kro 27:28 | geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van
9076 1Kro 27:28 | van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van
9077 1Kro 27:28 | van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd
9078 1Kro 27:28 | geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen. ~
9079 1Kro 27:29 | 29 Van de Jizharieten waren Chenanja
9080 1Kro 27:30 | 30 Van de Hebronieten was Hasabja,
9081 1Kro 27:30 | zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van
9082 1Kro 27:30 | van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen,
9083 1Kro 27:31 | 31 Van de Hebronieten was Jeria
9084 1Kro 27:31 | Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten
9085 1Kro 27:31 | veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en
9086 1Kro 28:1 | verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot maand in al de
9087 1Kro 28:2 | maand was Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling
9088 1Kro 28:3 | Hij was uit de kinderen van Perez, het hoofd van al
9089 1Kro 28:3 | kinderen van Perez, het hoofd van al de oversten der heiren
9090 1Kro 28:5 | maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman;
9091 1Kro 28:6 | Deze Benaja was een held van de dertig, en over de dertig;
9092 1Kro 28:7 | was Asahel, de broeder van Joab, en na hem Zebadja,
9093 1Kro 28:9 | maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; in zijn
9094 1Kro 28:10 | Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling
9095 1Kro 28:11 | Sibbechai, de Husathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling
9096 1Kro 28:12 | Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn
9097 1Kro 28:13 | Maharai, de Nethofathiet, van de Zerahieten; in zijn verdeling
9098 1Kro 28:14 | Benaja, de Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim;
9099 1Kro 28:14 | Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling
9100 1Kro 28:15 | Heldai, de Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling
9101 1Kro 28:16 | 16 Doch over de stammen van Israel waren dezen: over
9102 1Kro 28:16 | Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; over
9103 1Kro 28:16 | Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; ~
9104 1Kro 28:17 | Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten
9105 1Kro 28:18 | Elihu, uit de broederen van David; over Issaschar was
9106 1Kro 28:18 | Issaschar was Omri, de zoon van Michael; ~
9107 1Kro 28:19 | Zebulon was Jismaja, de zoon van Obadja; over Nafthali was
9108 1Kro 28:19 | Nafthali was Jerimoth, de zoon van Azriel; ~
9109 1Kro 28:20 | 20 Over de kinderen van Efraim was Hosea, de zoon
9110 1Kro 28:20 | Efraim was Hosea, de zoon van Azarja; over den halven
9111 1Kro 28:20 | Azarja; over den halven stam van Manasse was Joel, de zoon
9112 1Kro 28:20 | Manasse was Joel, de zoon van Pedaja; ~
9113 1Kro 28:21 | Gilead, was Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin
9114 1Kro 28:21 | Benjamin was Jaasiel, de zoon van Abner; ~
9115 1Kro 28:22 | Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dezen waren de
9116 1Kro 28:22 | de oversten der stammen van Israel. ~
9117 1Kro 28:23 | Maar David nam het getal van die niet op, die twintig
9118 1Kro 28:24 | 24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te
9119 1Kro 28:24 | de rekening der kronieken van den koning David. ~
9120 1Kro 28:25 | konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten
9121 1Kro 28:25 | torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia. ~
9122 1Kro 28:26 | landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~
9123 1Kro 28:27 | Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken kwam tot
9124 1Kro 28:29 | laagten, was Safat, de zoon van Adlai. ~
9125 1Kro 28:32 | schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen
9126 1Kro 28:34 | Achitofel was Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; maar
9127 1Kro 29:1 | Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der
9128 1Kro 29:1 | honderden, en de oversten van alle have en vee des konings
9129 1Kro 29:4 | vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen
9130 1Kro 29:8 | 8 Nu dan, voor de ogen van het ganse Israel, de gemeente
9131 1Kro 29:9 | indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar
9132 1Kro 29:11 | zoon Salomo een voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen,
9133 1Kro 29:11 | en zijn binnenkameren, en van het huis des verzoendeksels; ~
9134 1Kro 29:12 | 12 En een voorbeeld van alles, wat bij hem door
9135 1Kro 29:12 | den Geest was, namelijk van de voorhoven van het huis
9136 1Kro 29:12 | namelijk van de voorhoven van het huis des HEEREN, en
9137 1Kro 29:12 | het huis des HEEREN, en van alle kameren rondom; tot
9138 1Kro 29:12 | rondom; tot de schatten van het huis Gods, en tot de
9139 1Kro 29:13 | 13 En van de verdelingen der priesteren
9140 1Kro 29:13 | priesteren en der Levieten, en van alle werk van den dienst
9141 1Kro 29:13 | Levieten, en van alle werk van den dienst van het huis
9142 1Kro 29:13 | alle werk van den dienst van het huis des HEEREN, en
9143 1Kro 29:13 | het huis des HEEREN, en van alle vaten van den dienst
9144 1Kro 29:13 | HEEREN, en van alle vaten van den dienst van het huis
9145 1Kro 29:13 | alle vaten van den dienst van het huis des HEEREN. ~
9146 1Kro 29:14 | goudgewicht, tot alle vaten van elken dienst; ook zilver
9147 1Kro 29:14 | gewicht, tot al de vaten van elken dienst; ~
9148 1Kro 29:15 | lampen, naar het gewicht van elken kandelaar en zijn
9149 1Kro 29:15 | kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen,
9150 1Kro 29:15 | lampen, naar den dienst van elken kandelaar. ~
9151 1Kro 29:19 | geschrift te verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten
9152 1Kro 29:20 | het werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult
9153 1Kro 29:21 | Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u
9154 1Kro 30:4 | duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven
9155 1Kro 30:4 | talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten
9156 1Kro 30:6 | de oversten der stammen van Israel, en de oversten der
9157 1Kro 30:6 | honderden, en de oversten van het werk des konings; ~
9158 1Kro 30:7 | zij gaven, tot den dienst van het huis Gods, vijf duizend
9159 1Kro 30:8 | die gaven zij in den schat van het huis des HEEREN, onder
9160 1Kro 30:8 | des HEEREN, onder de hand van Jehiel, den Gersoniet. ~
9161 1Kro 30:10 | Geloofd zijt Gij, HEERE, God van onzen vader Israel, van
9162 1Kro 30:10 | van onzen vader Israel, van eeuwigheid tot in eeuwigheid! ~
9163 1Kro 30:14 | dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit
9164 1Kro 30:16 | Uwer heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles
9165 1Kro 30:18 | in den zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt
9166 1Kro 30:21 | brandofferen, des anderen morgens van dien dag, duizend varren,
9167 1Kro 30:22 | maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male koning,
9168 1Kro 30:24 | helden, ja, ook al de zonen van den koning David, gaven
9169 1Kro 30:25 | ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf
9170 1Kro 30:25 | zodanige aan geen koning van Israel voor hem geweest
9171 1Kro 30:26 | heeft dan David, de zoon van Isai, geregeerd over gans
9172 1Kro 30:28 | in goeden ouderdom, zat van dagen, rijkdom en eer; en
9173 1Kro 30:29 | 29 De geschiedenissen nu van den koning David, de eerste
9174 1Kro 30:29 | geschreven in de geschiedenissen van Samuel, den ziener, en in
9175 1Kro 30:29 | en in de geschiedenissen van den profeet Nathan, en in
9176 1Kro 30:29 | en in de geschiedenissen van Gad, den ziener; ~
9177 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd versterkt in
9178 2Kro 1:4 | Maar de ark Gods had David van Kirjath-Jearim opgebracht,
9179 2Kro 1:5 | altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt
9180 2Kro 1:5 | de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar
9181 2Kro 1:10 | dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga;
9182 2Kro 1:13 | kwam Salomo te Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon
9183 2Kro 1:13 | hoogte, die te Gibeon is, van voor de tent der samenkomst;
9184 2Kro 1:17 | en voerden een wagen uit van Egypte voor zeshonderd sikkelen
9185 2Kro 1:17 | Hethieten, en voor de koningen van Syrie. ~ ~
9186 2Kro 2:3 | zond tot Huram, den koning van Tyrus, zeggende: Gelijk
9187 2Kro 2:8 | dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen;
9188 2Kro 2:11 | 11 Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift,
9189 2Kro 2:13 | nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi; ~
9190 2Kro 2:14 | ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens vader een
9191 2Kro 2:14 | vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken
9192 2Kro 2:14 | uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David. ~
9193 2Kro 2:17 | mannen, die in het land van Israel waren, achtervolgens
9194 2Kro 3:1 | toebereid had, op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. ~
9195 2Kro 3:2 | dag, in het vierde jaar van zijn koninkrijk. ~
9196 2Kro 3:3 | deze zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods
9197 2Kro 3:4 | lengte, naar de breedte van het huis, twintig ellen,
9198 2Kro 3:4 | en twintig; hetwelk hij van binnen overtrok met louter
9199 2Kro 3:6 | versiering; het goud nu was goud van Parvaim. ~
9200 2Kro 3:8 | Verder maakte hij het huis van het heilige der heiligen,
9201 2Kro 3:8 | lengte, naar de breedte van het huis, was twintig ellen,
9202 2Kro 3:10 | maakte hij, in het huis van het heilige der heiligen,
9203 2Kro 3:10 | heiligen, twee cherubim van uittrekkend werk, en hij
9204 2Kro 3:11 | ellen; des enen vleugel was van vijf ellen, rakende aan
9205 2Kro 3:11 | ellen, rakende aan den wand van het huis, en de andere vleugel
9206 2Kro 3:11 | huis, en de andere vleugel van vijf ellen, rakende aan
9207 2Kro 3:12 | vleugel des anderen cherubs van vijf ellen, rakende aan
9208 2Kro 3:12 | ellen, rakende aan den wand van het huis; en de andere vleugel
9209 2Kro 3:12 | en de andere vleugel was van vijf ellen, klevende aan
9210 2Kro 3:14 | maakte ook den voorhang van hemelsblauw, en purper,
9211 2Kro 3:15 | voor het huis twee pilaren, van vijf en dertig ellen in
9212 2Kro 3:15 | derzelver hoofd was, was van vijf ellen. ~
9213 2Kro 3:17 | en hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den
9214 2Kro 3:17 | rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz. ~ ~
9215 2Kro 4:1 | ook een koperen altaar, van twintig ellen in zijn lengte,
9216 2Kro 4:2 | maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij, van
9217 2Kro 4:2 | van tien ellen was zij, van haar enen rand tot haar
9218 2Kro 4:2 | anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte,
9219 2Kro 4:2 | hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. ~
9220 2Kro 4:3 | dezelve nu was de gelijkenis van runderen, rondom henen,
9221 2Kro 4:5 | en haar rand als het werk van den rand eens bekers of
9222 2Kro 4:13 | twee netten: twee rijen van granaatappelen tot elk net,
9223 2Kro 4:16 | voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. ~
9224 2Kro 4:17 | 17 In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning,
9225 2Kro 4:20 | kandelaren met hun lampen, van gesloten goud, om die naar
9226 2Kro 4:21 | lampen, en de snuiters, van goud; het was het volmaaktste
9227 2Kro 4:22 | rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten goud; aangaande
9228 2Kro 4:22 | goud; aangaande den ingang van het huis, zijn binnenste
9229 2Kro 4:22 | zijn binnenste deuren, van het heilige der heiligen,
9230 2Kro 4:22 | der heiligen, en de deuren van het huis des tempels waren
9231 2Kro 4:22 | het huis des tempels waren van goud. ~ ~
9232 2Kro 5:1 | Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David; en het
9233 2Kro 5:1 | legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~
9234 2Kro 5:2 | vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden
9235 2Kro 5:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden zich
9236 2Kro 5:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de Levieten
9237 2Kro 5:6 | en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd
9238 2Kro 5:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige
9239 2Kro 5:8 | de ark en haar handbomen van boven. ~
9240 2Kro 5:12 | Levieten, die zangers waren van hen allen, van Asaf, van
9241 2Kro 5:12 | zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun,
9242 2Kro 5:12 | van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en
9243 2Kro 5:12 | allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen,
9244 2Kro 5:12 | Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen,
9245 2Kro 5:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn linnen
9246 2Kro 6:1 | Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David; en het
9247 2Kro 6:1 | legde hij onder de schatten van het huis Gods. ~
9248 2Kro 6:2 | vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden
9249 2Kro 6:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden zich
9250 2Kro 6:4 | 4 En al de oudsten van Israel kwamen, en de Levieten
9251 2Kro 6:6 | en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd
9252 2Kro 6:7 | tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige
9253 2Kro 6:8 | de ark en haar handbomen van boven. ~
9254 2Kro 6:12 | Levieten, die zangers waren van hen allen, van Asaf, van
9255 2Kro 6:12 | zangers waren van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun,
9256 2Kro 6:12 | van hen allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en
9257 2Kro 6:12 | allen, van Asaf, van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen,
9258 2Kro 6:12 | Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen,
9259 2Kro 6:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn linnen
9260 2Kro 7:3 | zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente
9261 2Kro 7:3 | Israel; en de ganse gemeente van Israel stond. ~
9262 2Kro 7:4 | Geloofd zij de HEERE, de God van Israel, Die met Zijn mond
9263 2Kro 7:5 | 5 Van dien dag af, dat Ik Mijn
9264 2Kro 7:5 | verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen,
9265 2Kro 7:7 | Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis
9266 2Kro 7:7 | Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
9267 2Kro 7:10 | ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik
9268 2Kro 7:10 | en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE
9269 2Kro 7:10 | Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
9270 2Kro 7:12 | tegenover de ganse gemeente van Israel; en hij breidde zijn
9271 2Kro 7:13 | knieen voor de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn
9272 2Kro 7:14 | En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God gelijk
9273 2Kro 7:16 | 16 En nu, HEERE, God van Israel, houd Uw knecht,
9274 2Kro 7:16 | zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden
9275 2Kro 7:16 | die zitte op den troon van Israel; alleenlijk zo uw
9276 2Kro 7:17 | 17 Nu dan, o HEERE, God van Israel! Laat Uw woord waar
9277 2Kro 7:20 | dit huis, over de plaats, van dewelke Gij gezegd hebt,
9278 2Kro 7:21 | Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht, en van Uw volk
9279 2Kro 7:21 | smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze
9280 2Kro 7:25 | hemel, en vergeef de zonden van Uw volk Israel, en breng
9281 2Kro 7:26 | en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren
9282 2Kro 7:27 | zonden Uwer knechten en van Uw volk Israel, als Gij
9283 2Kro 7:28 | wezen zullen, als iemand van zijn vijanden in het land
9284 2Kro 7:29 | gebed, alle smeking, die van enig mens, of van al Uw
9285 2Kro 7:29 | smeking, die van enig mens, of van al Uw volk Israel geschieden
9286 2Kro 7:30 | Gij alleen kent het hart van de kinderen der mensen. ~
9287 2Kro 7:32 | aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zijn
9288 2Kro 7:42 | gedenk der weldadigheden van David, Uw knecht. ~ ~
9289 2Kro 8:1 | bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde
9290 2Kro 8:5 | Salomo offerde slachtofferen van runderen, twee en twintig
9291 2Kro 8:5 | twee en twintig duizend, en van schapen, honderd en twintig
9292 2Kro 8:8 | een zeer grote gemeente, van den ingang af van Hamath,
9293 2Kro 8:8 | gemeente, van den ingang af van Hamath, tot de rivier van
9294 2Kro 8:8 | van Hamath, tot de rivier van Egypte. ~
9295 2Kro 8:14 | zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik
9296 2Kro 8:20 | Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen,
9297 2Kro 9:1 | geschiedde nu ten einde van twintig jaren, in dewelke
9298 2Kro 9:6 | ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerd had te bouwen,
9299 2Kro 9:7 | volk, dat overgebleven was van de Hethieten, en de Amorieten,
9300 2Kro 9:11 | Salomo nu deed de dochter van Farao opkomen uit de stad
9301 2Kro 9:11 | Mijn vrouw zal in het huis van David, den koning van Israel,
9302 2Kro 9:11 | huis van David, den koning van Israel, niet wonen, omdat
9303 2Kro 9:13 | 13 Zelfs naar den eis van elken dag, offerende, naar
9304 2Kro 9:13 | offerende, naar het gebod van Mozes, op de sabbatten,
9305 2Kro 9:13 | in het jaar; op het feest van de ongezuurde broden, en
9306 2Kro 9:14 | te dienen, naar den eis van elken dag; en de poortiers
9307 2Kro 9:14 | want alzo was het gebod van David, den man Gods. ~
9308 2Kro 9:15 | 15 En men week niet van des konings gebod aan de
9309 2Kro 9:16 | 16 Alzo werd al het werk van Salomo bereid tot den dag
9310 2Kro 9:16 | den dag der grondlegging van het huis des HEEREN, en
9311 2Kro 9:16 | HEEREN, en tot het volbrengen van hetzelve, dat het huis des
9312 2Kro 9:18 | mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zij gingen met
9313 2Kro 9:18 | naar Ofir, en zij haalden van daar vierhonderd en vijftig
9314 2Kro 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo
9315 2Kro 10:1 | koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, kwam zij,
9316 2Kro 10:3 | 3 Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van
9317 2Kro 10:3 | van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat
9318 2Kro 10:5 | in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~
9319 2Kro 10:5 | gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~
9320 2Kro 10:6 | hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid
9321 2Kro 10:9 | specerij, die de koningin van Scheba den koning Salomo
9322 2Kro 10:11 | 11 En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen
9323 2Kro 10:11 | was te voren in het land van Juda niet geweest. ~
9324 2Kro 10:12 | koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen,
9325 2Kro 10:13 | 13 Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo
9326 2Kro 10:14 | 14 Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden
9327 2Kro 10:14 | ook brachten alle koningen van Arabie, en de vorsten deszelven
9328 2Kro 10:15 | Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd
9329 2Kro 10:15 | goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen
9330 2Kro 10:16 | Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; driehonderd
9331 2Kro 10:16 | ze in het huis des wouds van den Libanon. ~
9332 2Kro 10:18 | trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast
9333 2Kro 10:20 | Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud,
9334 2Kro 10:20 | drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten van
9335 2Kro 10:20 | van goud, en alle vaten van het huis des wouds van den
9336 2Kro 10:20 | vaten van het huis des wouds van den Libanon waren van gesloten
9337 2Kro 10:20 | wouds van den Libanon waren van gesloten goud; het zilver
9338 2Kro 10:20 | het zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht. ~
9339 2Kro 10:21 | Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren
9340 2Kro 10:21 | jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud,
9341 2Kro 10:24 | paarden, en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. ~
9342 2Kro 10:24 | en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. ~
9343 2Kro 10:26 | heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land
9344 2Kro 10:26 | en tot aan de landpale van Egypte. ~
9345 2Kro 10:29 | overige nu der geschiedenissen van Salomo, der eerste en der
9346 2Kro 10:29 | geschreven in de woorden van Nathan, den profeet, en
9347 2Kro 10:29 | profeet, en in de profetie van Ahia, den Siloniet, en in
9348 2Kro 10:29 | Siloniet, en in de gezichten van Jedi, den ziener, aangaande
9349 2Kro 10:29 | aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~
9350 2Kro 11:2 | nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve
9351 2Kro 11:2 | was in Egypte, alwaar hij van het aangezicht van den koning
9352 2Kro 11:2 | alwaar hij van het aangezicht van den koning Salomo gevloden
9353 2Kro 11:6 | hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij
9354 2Kro 11:15 | want deze omwending was van God, opdat de HEERE Zijn
9355 2Kro 11:15 | hetwelk Hij door den dienst van Ahia, den Siloniet, gesproken
9356 2Kro 11:15 | had tot Jerobeam, den zoon van Nebat. ~
9357 2Kro 11:16 | hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder naar uw
9358 2Kro 11:17 | Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden
9359 2Kro 11:17 | Israel, die in de steden van Juda woonden, over die regeerde
9360 2Kro 11:19 | Alzo vielen de Israelieten van het huis van David af, tot
9361 2Kro 11:19 | Israelieten van het huis van David af, tot op dezen dag. ~ ~
9362 2Kro 12:1 | vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, eenhonderd
9363 2Kro 12:3 | Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda,
9364 2Kro 12:3 | zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse Israel
9365 2Kro 12:4 | huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden
9366 2Kro 12:4 | HEEREN, en zij keerden weder van tegen Jerobeam te trekken. ~
9367 2Kro 12:11 | oversten daarin, en schatten van spijs, en olie, en wijn; ~
9368 2Kro 12:14 | zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom des HEEREN
9369 2Kro 12:16 | kwamen ook uit alle stammen van Israel te Jeruzalem, die
9370 2Kro 12:17 | sterkten zij het koninkrijk van Juda, en bekrachtigden Rehabeam,
9371 2Kro 12:17 | bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; want
9372 2Kro 12:17 | wandelden zij in den weg van David, en Salomo. ~
9373 2Kro 12:18 | benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van David,
9374 2Kro 12:18 | dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe Abihail,
9375 2Kro 12:18 | vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~
9376 2Kro 12:18 | dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~
9377 2Kro 12:20 | nam hij Maacha, de dochter van Absalom; deze baarde hem
9378 2Kro 12:22 | Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een hoofd, om
9379 2Kro 12:23 | handelde verstandelijk, dat hij van al zijn zonen, door alle
9380 2Kro 12:23 | zonen, door alle landen van Juda en Benjamin, in alle
9381 2Kro 12:23 | hij begeerde de veelheid van vrouwen. ~ ~
9382 2Kro 13:2 | het, in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat
9383 2Kro 13:2 | Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem
9384 2Kro 13:5 | Rehabeam en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld
9385 2Kro 13:5 | verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot
9386 2Kro 13:5 | ook verlaten in de hand van Sisak. ~
9387 2Kro 13:6 | verootmoedigden zich de oversten van Israel en de koning, en
9388 2Kro 13:7 | over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten
9389 2Kro 13:8 | Mijn dienst, en den dienst van de koninkrijken der landen. ~
9390 2Kro 13:9 | Zo toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen Jeruzalem;
9391 2Kro 13:9 | en hij nam de schatten van het huis des HEEREN en de
9392 2Kro 13:9 | des HEEREN en de schatten van het huis des konings weg;
9393 2Kro 13:10 | Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en
9394 2Kro 13:10 | beval die onder de hand van de oversten der trawanten,
9395 2Kro 13:10 | der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. ~
9396 2Kro 13:12 | keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat Hij hem niet
9397 2Kro 13:13 | de HEERE uit alle stammen van Israel verkoren had, om
9398 2Kro 13:15 | 15 De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de
9399 2Kro 13:15 | geschreven in de woorden van Semaja, den profeet, en
9400 2Kro 13:15 | geslachtsregisteren; daartoe de krijgen van Rehabeam en Jerobeam in
9401 2Kro 14:1 | 1 In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo
9402 2Kro 14:2 | was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er
9403 2Kro 14:2 | Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen
9404 2Kro 14:3 | strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd
9405 2Kro 14:4 | 4 En Abia maakte zich op van boven den berg Zemaraim,
9406 2Kro 14:4 | dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort
9407 2Kro 14:6 | Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo,
9408 2Kro 14:6 | zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David,
9409 2Kro 14:6 | knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en heeft
9410 2Kro 14:7 | tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong
9411 2Kro 14:7 | Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen
9412 2Kro 14:8 | in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een
9413 2Kro 14:9 | priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven,
9414 2Kro 14:10 | HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn
9415 2Kro 14:11 | elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen,
9416 2Kro 14:13 | achterlage omwenden, om van achter hen te komen; zo
9417 2Kro 14:13 | zij voor het aangezicht van Juda, en de achterlage was
9418 2Kro 14:15 | 15 En de mannen van Juda maakten een alarmgeschrei;
9419 2Kro 14:15 | geschiedde, als de mannen van Juda een alarmgeschrei maakten,
9420 2Kro 14:16 | vloden voor het aangezicht van Juda; en God gaf hen in
9421 2Kro 14:18 | dier tijd; maar de kinderen van Juda werden machtig, dewijl
9422 2Kro 14:19 | Jerobeam achterna, en nam van hem de steden, Beth-El met
9423 2Kro 14:20 | kracht meer in de dagen van Abia; maar de HEERE sloeg
9424 2Kro 14:22 | overige nu der geschiedenissen van Abia, zo zijn wegen als
9425 2Kro 14:22 | beschreven in de historie van den profeet Iddo. ~ ~ ~
9426 2Kro 15:5 | ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden;
9427 2Kro 15:8 | 8 Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit
9428 2Kro 15:9 | tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend, en
9429 2Kro 15:13 | toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen
9430 2Kro 15:15 | zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg
9431 2Kro 16:1 | Gods op Azaria, den zoon van Oded. ~
9432 2Kro 16:2 | zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar
9433 2Kro 16:4 | Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. ~
9434 2Kro 16:5 | waren over al de inwoners van die landen; ~
9435 2Kro 16:8 | woorden hoorde, en de profetie van den profeet Oded, sterkte
9436 2Kro 16:8 | verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit
9437 2Kro 16:8 | en uit de steden, die hij van het gebergte van Efraim
9438 2Kro 16:8 | die hij van het gebergte van Efraim genomen had, en vernieuwde
9439 2Kro 16:10 | in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. ~
9440 2Kro 16:10 | jaar van het koninkrijk van Asa. ~
9441 2Kro 16:11 | den HEERE ten zelfden dage van den roof, dien zij gebracht
9442 2Kro 16:13 | zoeken, zou gedood worden, van den kleine tot den grote,
9443 2Kro 16:13 | kleine tot den grote, en van den man tot de vrouw toe. ~
9444 2Kro 16:15 | Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de HEERE
9445 2Kro 16:16 | Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij zette
9446 2Kro 16:17 | weggenomen uit Israel, het hart van Asa nochtans was volkomen
9447 2Kro 16:19 | het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. ~ ~
9448 2Kro 16:19 | jaar van het koninkrijk van Asa. ~ ~
9449 2Kro 17:1 | het zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa,
9450 2Kro 17:1 | jaar van het koninkrijk van Asa, toog Baesa, de koning
9451 2Kro 17:1 | Asa, toog Baesa, de koning van Israel, op tegen Juda, en
9452 2Kro 17:1 | komen tot Asa, den koning van Juda. ~
9453 2Kro 17:2 | goud voort, uit de schatten van het huis des HEEREN en van
9454 2Kro 17:2 | van het huis des HEEREN en van het huis des konings, en
9455 2Kro 17:2 | tot Benhadad, den koning van Syrie, die te Damaskus woonde,
9456 2Kro 17:3 | niet met Baesa, den koning van Israel, dat hij van tegen
9457 2Kro 17:3 | koning van Israel, dat hij van tegen mij aftrekke. ~
9458 2Kro 17:4 | hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen Ijon,
9459 2Kro 17:4 | Abel-Maim, en alle schatsteden van Nafthali. ~
9460 2Kro 17:5 | zulks hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn
9461 2Kro 17:6 | zij droegen weg de stenen van Rama, en het hout daarvan,
9462 2Kro 17:7 | Hanani tot Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem:
9463 2Kro 17:7 | gesteund hebt op den koning van Syrie, en niet gesteund
9464 2Kro 17:7 | is het heir des konings van Syrie uit uw hand ontkomen. ~
9465 2Kro 17:9 | hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen
9466 2Kro 17:11 | ziet, de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste,
9467 2Kro 17:11 | in het boek der koningen van Juda en Israel.
9468 2Kro 17:12 | negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk, krank aan
9469 2Kro 17:14 | had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar
9470 2Kro 18:2 | krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen
9471 2Kro 18:2 | bezettingen in het land van Juda, en in de steden van
9472 2Kro 18:2 | van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa
9473 2Kro 18:4 | geboden, en niet naar het doen van Israel. ~
9474 2Kro 18:7 | men zou leren in de steden van Juda. ~
9475 2Kro 18:9 | gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het
9476 2Kro 18:11 | 11 En van de Filistijnen brachten
9477 2Kro 18:13 | veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke
9478 2Kro 18:16 | hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig
9479 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren toog hij af
9480 2Kro 19:3 | 3 Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat,
9481 2Kro 19:3 | tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan
9482 2Kro 19:4 | zeide Josafat tot den koning van Israel: Vraag toch als heden
9483 2Kro 19:5 | Toen vergaderde de koning van Israel de profeten, vierhonderd
9484 2Kro 19:6 | profeet des HEEREN, dat wij van hem vragen mochten? ~
9485 2Kro 19:7 | 7 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Er is
9486 2Kro 19:7 | deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide:
9487 2Kro 19:8 | 8 Toen riep de koning van Israel een kamerling, en
9488 2Kro 19:8 | haastelijk Micha, den zoon van Jimla. ~
9489 2Kro 19:9 | 9 De koning van Israel nu en Josafat, de
9490 2Kro 19:9 | nu en Josafat, de koning van Juda, zaten elk op zijn
9491 2Kro 19:9 | plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten
9492 2Kro 19:10 | 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich ijzeren
9493 2Kro 19:12 | uw woord zij, gelijk als van een uit hen, en spreek het
9494 2Kro 19:17 | 17 Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Heb
9495 2Kro 19:19 | Wie zal Achab, den koning van Israel, overreden, dat hij
9496 2Kro 19:21 | leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij
9497 2Kro 19:22 | leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven,
9498 2Kro 19:23 | Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha
9499 2Kro 19:23 | weg is de Geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan
9500 2Kro 19:24 | dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |