Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
9501 2Kro 19:25 | 25 De koning van Israel nu zeide: Neemt Micha, 9502 2Kro 19:28 | 28 Alzo toog de koning van Israel, en Josafat, de koning 9503 2Kro 19:28 | Israel, en Josafat, de koning van Juda, op naar Ramoth in 9504 2Kro 19:29 | 29 En de koning van Israel zeide tot Josafat: 9505 2Kro 19:29 | verstelde zich de koning van Israel, en zij kwamen in 9506 2Kro 19:30 | 30 De koning nu van Syrie had geboden aan de 9507 2Kro 19:30 | groten, maar tegen den koning van Israel alleen. ~ 9508 2Kro 19:31 | zeiden: Die is de koning van Israel; en zij togen rondom 9509 2Kro 19:31 | hielp hem, en God wendde hen van hem af. ~ 9510 2Kro 19:32 | zagen, dat het de koning van Israel niet was, dat zij 9511 2Kro 19:32 | Israel niet was, dat zij van achter hem afkeerden. ~ 9512 2Kro 19:33 | eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen de gespen 9513 2Kro 19:34 | dien dag toe, en de koning van Israel deed zich met den 9514 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda, keerde met vrede weder 9515 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging 9516 2Kro 20:2 | liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN 9517 2Kro 20:4 | wederom uit door het volk, van Ber-seba af tot het gebergte 9518 2Kro 20:4 | Ber-seba af tot het gebergte van Efraim toe, en deed hen 9519 2Kro 20:5 | land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad. ~ 9520 2Kro 20:5 | alle vaste steden van Juda, van stad tot stad. ~ 9521 2Kro 20:6 | Hij is bij u in de zaak van het gericht. ~ 9522 2Kro 20:7 | onrecht, noch aanneming van personen, noch ontvanging 9523 2Kro 20:7 | personen, noch ontvanging van geschenken. ~ 9524 2Kro 20:8 | Josafat ook te Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren, 9525 2Kro 20:8 | enige van de Levieten, en van de priesteren, en van de 9526 2Kro 20:8 | en van de priesteren, en van de hoofden der vaderen van 9527 2Kro 20:8 | van de hoofden der vaderen van Israel, over het gericht 9528 2Kro 20:10 | in alle geschil, hetwelk van uw broederen, die in hun 9529 2Kro 20:11 | HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het 9530 2Kro 20:11 | zoon van Ismael, de vorst van het huis van Juda, in alle 9531 2Kro 20:11 | Ismael, de vorst van het huis van Juda, in alle zaak des konings; 9532 2Kro 21:2 | een grote menigte tegen u van gene zijde der zee, uit 9533 2Kro 21:4 | Juda werd vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; 9534 2Kro 21:4 | kwamen zij uit alle steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~ 9535 2Kro 21:5 | Josafat stond in de gemeente van Juda en Jeruzalem, in het 9536 2Kro 21:7 | de inwoners dezes lands van voor het aangezicht van 9537 2Kro 21:7 | van voor het aangezicht van Uw volk Israel verdreven, 9538 2Kro 21:7 | verdreven, en dat aan het zaad van Abraham, Uw liefhebber, 9539 2Kro 21:10 | Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir, door 9540 2Kro 21:10 | Egypteland togen, maar zij weken van hen, en verdelgden hen niet; ~ 9541 2Kro 21:14 | gemeente, op Jahaziel, den zoon van Zecharja, den zoon van Benaja, 9542 2Kro 21:14 | zoon van Zecharja, den zoon van Benaja, den zoon van Jehiel, 9543 2Kro 21:14 | zoon van Benaja, den zoon van Jehiel, den zoon van Matthanja, 9544 2Kro 21:14 | zoon van Jehiel, den zoon van Matthanja, den Leviet, uit 9545 2Kro 21:14 | den Leviet, uit de zonen van Asaf; ~ 9546 2Kro 21:15 | geheel Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem, en gij, koning 9547 2Kro 21:16 | komen op bij den opgang van Ziz; en gij zult hen vinden 9548 2Kro 21:16 | dals, voor aan de woestijn van Jeruel. ~ 9549 2Kro 21:18 | gans Juda en de inwoners van Jeruzalem vielen neder voor 9550 2Kro 21:20 | togen uit naar de woestijn van Thekoa; en als zij uittogen, 9551 2Kro 21:20 | o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem! Gelooft in den 9552 2Kro 21:22 | kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen 9553 2Kro 21:23 | stonden op tegen de inwoners van het gebergte Seir, om te 9554 2Kro 21:23 | als zij met de inwoners van Seir een einde gemaakt hadden, 9555 2Kro 21:26 | vergaderden zij zich in het dal van Beracha, want daar loofden 9556 2Kro 21:26 | dierzelver plaats het dal van Beracha, tot op dezen dag. ~ 9557 2Kro 21:27 | Daarna keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, 9558 2Kro 21:27 | Josafat in de voorspitse van hen, om wederom met blijdschap 9559 2Kro 21:29 | HEERE tegen de vijanden van Israel gestreden had. ~ 9560 2Kro 21:30 | Alzo was het koninkrijk van Josafat stil; en zijn God 9561 2Kro 21:31 | moeder was Azuba, een dochter van Silhi. ~ 9562 2Kro 21:32 | hij wandelde in den weg van zijn vader Asa, en hij week 9563 2Kro 21:34 | overige nu der geschiedenissen van Josafat, de eerste en de 9564 2Kro 21:34 | geschreven in de geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, 9565 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, die men hem optekenen 9566 2Kro 21:34 | in het boek der koningen van Israel. ~ 9567 2Kro 21:35 | zich Josafat, de koning van Juda, met Ahazia, den koning 9568 2Kro 21:35 | met Ahazia, den koning van Israel; die handelde goddelooslijk 9569 2Kro 21:37 | 37 Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde 9570 2Kro 21:37 | Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde tegen 9571 2Kro 22:2 | deze allen waren zonen van Josafat, den koning van 9572 2Kro 22:2 | van Josafat, den koning van Israel. ~ 9573 2Kro 22:3 | had hun vele gaven gegeven van zilver, en van goud, en 9574 2Kro 22:3 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, 9575 2Kro 22:3 | zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met vaste 9576 2Kro 22:4 | zwaard, mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 9577 2Kro 22:4 | ook enige van de vorsten van Israel. ~ 9578 2Kro 22:6 | wandelde in de weg der koningen van Israel, gelijk als het huis 9579 2Kro 22:6 | Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want hij had 9580 2Kro 22:6 | want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; en 9581 2Kro 22:8 | dagen vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, 9582 2Kro 22:8 | af van onder het gebied van Juda, en zij maakten over 9583 2Kro 22:10 | Evenwel vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, 9584 2Kro 22:10 | af van onder het gebied van Juda, tot op dezen dag; 9585 2Kro 22:10 | zelfder tijd viel Libna af, van onder zijn gebied, want 9586 2Kro 22:11 | hij hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners 9587 2Kro 22:11 | en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, ja, 9588 2Kro 22:12 | kwam een schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: 9589 2Kro 22:12 | Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Omdat gij 9590 2Kro 22:12 | David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, en in 9591 2Kro 22:12 | Josafat, en in de wegen van Asa, den koning van Juda, 9592 2Kro 22:12 | wegen van Asa, den koning van Juda, niet gewandeld hebt; ~ 9593 2Kro 22:13 | in den weg der koningen van Israel, en hebt Juda en 9594 2Kro 22:13 | hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, 9595 2Kro 22:13 | achtervolgens het hoereren van het huis van Achab; en ook 9596 2Kro 22:13 | het hoereren van het huis van Achab; en ook uw broederen, 9597 2Kro 22:13 | Achab; en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood 9598 2Kro 22:19 | 19 Dit geschiedde van jaar tot jaar, zodat, wanneer 9599 2Kro 22:19 | zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren 9600 2Kro 22:19 | uitgingen, dat hij stierf van boze krankheden; en zijn 9601 2Kro 22:22 | deze allen waren zonen van Josafat, den koning van 9602 2Kro 22:22 | van Josafat, den koning van Israel. ~ 9603 2Kro 22:23 | had hun vele gaven gegeven van zilver, en van goud, en 9604 2Kro 22:23 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, 9605 2Kro 22:23 | zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met vaste 9606 2Kro 22:24 | zwaard, mitsgaders ook enige van de vorsten van Israel. ~ 9607 2Kro 22:24 | ook enige van de vorsten van Israel. ~ 9608 2Kro 22:26 | wandelde in de weg der koningen van Israel, gelijk als het huis 9609 2Kro 22:26 | Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want hij had 9610 2Kro 22:26 | want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; en 9611 2Kro 22:28 | dagen vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, 9612 2Kro 22:28 | af van onder het gebied van Juda, en zij maakten over 9613 2Kro 22:30 | Evenwel vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, 9614 2Kro 22:30 | af van onder het gebied van Juda, tot op dezen dag; 9615 2Kro 22:30 | zelfder tijd viel Libna af, van onder zijn gebied, want 9616 2Kro 22:31 | hij hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners 9617 2Kro 22:31 | en hij deed de inwoners van Jeruzalem hoereren, ja, 9618 2Kro 22:32 | kwam een schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: 9619 2Kro 22:32 | Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Omdat gij 9620 2Kro 22:32 | David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, en in 9621 2Kro 22:32 | Josafat, en in de wegen van Asa, den koning van Juda, 9622 2Kro 22:32 | wegen van Asa, den koning van Juda, niet gewandeld hebt; ~ 9623 2Kro 22:33 | in den weg der koningen van Israel, en hebt Juda en 9624 2Kro 22:33 | hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, 9625 2Kro 22:33 | achtervolgens het hoereren van het huis van Achab; en ook 9626 2Kro 22:33 | het hoereren van het huis van Achab; en ook uw broederen, 9627 2Kro 22:33 | Achab; en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood 9628 2Kro 22:39 | 19 Dit geschiedde van jaar tot jaar, zodat, wanneer 9629 2Kro 22:39 | zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren 9630 2Kro 22:39 | uitgingen, dat hij stierf van boze krankheden; en zijn 9631 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem maakten Ahazia, 9632 2Kro 23:1 | gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning van Juda, 9633 2Kro 23:1 | zoon van Joram, de koning van Juda, regeerde. ~ 9634 2Kro 23:2 | was Athalia, een dochter van Omri. ~ 9635 2Kro 23:3 | wandelde ook in de wegen van het huis van Achab; want 9636 2Kro 23:3 | in de wegen van het huis van Achab; want zijn moeder 9637 2Kro 23:4 | HEEREN, gelijk het huis van Achab; want zij waren zijn 9638 2Kro 23:5 | henen met Joram, den zoon van Achab, den koning van Israel, 9639 2Kro 23:5 | zoon van Achab, den koning van Israel, tot den strijd tegen 9640 2Kro 23:5 | tegen Hazael, den koning van Syrie, bij Ramoth in Gilead; 9641 2Kro 23:6 | tegen Hazael, den koning van Syrie; en Azarja, de zoon 9642 2Kro 23:6 | Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning van Juda, 9643 2Kro 23:6 | zoon van Joram, den koning van Juda, kwam af, om Joram, 9644 2Kro 23:6 | kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, 9645 2Kro 23:7 | 7 De vertreding nu van Ahazia was van God, dat 9646 2Kro 23:7 | vertreding nu van Ahazia was van God, dat hij tot Joram kwam; 9647 2Kro 23:7 | Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de HEERE 9648 2Kro 23:7 | gezalfd had, om het huis van Achab uit te roeien. ~ 9649 2Kro 23:8 | uitvoerde tegen het huis van Achab, dat hij de vorsten 9650 2Kro 23:8 | Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen 9651 2Kro 23:8 | en de zonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, 9652 2Kro 23:9 | zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE met 9653 2Kro 23:9 | gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand, die kracht 9654 2Kro 23:10 | Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon 9655 2Kro 23:10 | al het koninklijke zaad van het huis van Juda om. ~ 9656 2Kro 23:10 | koninklijke zaad van het huis van Juda om. ~ 9657 2Kro 23:11 | konings, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit 9658 2Kro 23:11 | stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood 9659 2Kro 23:11 | hem Jozabath, de dochter van den koning Joram, de huisvrouw 9660 2Kro 23:11 | koning Joram, de huisvrouw van den priester Jojada (want 9661 2Kro 23:11 | want zij was de zuster van Ahazia), voor Athalia, dat 9662 2Kro 23:14 | honderden, Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, den zoon 9663 2Kro 23:14 | Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, den 9664 2Kro 23:14 | Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den zoon 9665 2Kro 23:14 | Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den zoon 9666 2Kro 23:14 | Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, met zich in een 9667 2Kro 23:15 | Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden der 9668 2Kro 23:15 | en de hoofden der vaderen van Israel, en zij kwamen naar 9669 2Kro 23:16 | zijn, gelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken 9670 2Kro 23:16 | als de HEERE van de zonen van David gesproken heeft. ~ 9671 2Kro 23:17 | doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, 9672 2Kro 23:17 | die op den sabbat ingaan, van de priesteren en van de 9673 2Kro 23:17 | ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen tot 9674 2Kro 23:18 | zal in de voorhoven zijn van het huis des HEEREN. ~ 9675 2Kro 23:22 | rondassen, en de schilden, die van den koning David geweest 9676 2Kro 23:23 | zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het 9677 2Kro 23:23 | hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde 9678 2Kro 23:23 | huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar, 9679 2Kro 23:28 | zij ging naar den ingang van de Paardenpoort, naar het 9680 2Kro 23:30 | al het volk in het huis van Baal, en braken dat af; 9681 2Kro 23:30 | en Matthan, den priester van Baal, sloegen zij dood voor 9682 2Kro 23:31 | offeren, gelijk in de wet van Mozes geschreven is, met 9683 2Kro 23:31 | gezang, naar de instelling van David. ~ 9684 2Kro 23:32 | poortiers aan de poorten van het huis des HEEREN, opdat 9685 2Kro 23:33 | lands, en bracht den koning van het huis des HEEREN af, 9686 2Kro 24:1 | zijner moeder was Zibja, van Ber-seba. ~ 9687 2Kro 24:2 | des HEEREN, al de dagen van den priester Jojada. ~ 9688 2Kro 24:4 | dezen, dat het in het hart van Joas was, het huis des HEEREN 9689 2Kro 24:5 | Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert geld 9690 2Kro 24:5 | Juda, en vergadert geld van het ganse Israel, om het 9691 2Kro 24:5 | huis uws Gods te beteren van jaar tot jaar; en gijlieden, 9692 2Kro 24:6 | inbrengen zouden de schatting van Mozes, den knecht des HEEREN, 9693 2Kro 24:6 | den knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, 9694 2Kro 24:6 | HEEREN, en van de gemeente van Israel, voor de tent der 9695 2Kro 24:7 | zelfs alle geheiligde dingen van het huis des HEEREN besteed 9696 2Kro 24:8 | die buiten aan de poort van het huis des HEEREN. ~ 9697 2Kro 24:9 | inbrengen zou de schatting van Mozes, den knecht Gods, 9698 2Kro 24:11 | konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, en de 9699 2Kro 24:11 | haar plaats; alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden 9700 2Kro 24:12 | aan dengenen, die het werk van den dienst van het huis 9701 2Kro 24:12 | het werk van den dienst van het huis des HEEREN verzorgden; 9702 2Kro 24:13 | 13 Zo deden de verzorgers van het werk, dat de betering 9703 2Kro 24:14 | huis des HEEREN al de dagen van Jojada. ~ 9704 2Kro 24:15 | En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf; hij was 9705 2Kro 24:17 | 17 Maar na den dood van Jojada kwamen de vorsten 9706 2Kro 24:17 | Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich neder 9707 2Kro 24:20 | toog Zacharia aan, den zoon van Jojada, den priester, die 9708 2Kro 24:21 | konings, in het voorhof van het huis des HEEREN. ~ 9709 2Kro 24:23 | jaars, dat de heirkracht van Syrie tegen hem optoog, 9710 2Kro 24:23 | hun roof tot den koning van Damaskus. ~ 9711 2Kro 24:24 | 24 Hoewel de heirkracht van Syrie met weinig mannen 9712 2Kro 24:24 | hun hand een heirkracht van grote menigte, dewijl zij 9713 2Kro 24:25 | 25 En toen zij van hem getogen waren (want 9714 2Kro 24:25 | om het bloed der zonen van den priester Jojada, een 9715 2Kro 24:26 | maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, 9716 2Kro 24:26 | Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~ 9717 2Kro 24:27 | zijn zonen, en de grootheid van den last, hem opgelegd, 9718 2Kro 24:27 | opgelegd, en het gebouw van het huis Gods, ziet, zij 9719 2Kro 24:27 | geschreven in de historie van het boek der koningen; en 9720 2Kro 25:1 | zijner moeder was Joaddan, van Jeruzalem. ~ 9721 2Kro 25:4 | gelijk in de wet, in het boek van Mozes, geschreven is, waar 9722 2Kro 25:5 | der vaderen, tot oversten van duizenden en tot oversten 9723 2Kro 25:5 | duizenden en tot oversten van honderden, door gans Juda 9724 2Kro 25:5 | Benjamin; en hij monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven, 9725 2Kro 25:7 | O, koning! laat het heir van Israel met u niet gaan; 9726 2Kro 25:7 | Israel, met alle kinderen van Efraim. ~ 9727 2Kro 25:9 | talenten, die ik aan de benden van Israel gegeven heb? En de 9728 2Kro 25:11 | in het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir tien 9729 2Kro 25:11 | en sloeg van de kinderen van Seir tien duizend. ~ 9730 2Kro 25:12 | Daartoe vingen de kinderen van Juda tien duizend levend, 9731 2Kro 25:12 | steenrots, en stieten hen van de spits der steenrots af, 9732 2Kro 25:13 | deden een inval in de steden van Juda, van Samaria af tot 9733 2Kro 25:13 | inval in de steden van Juda, van Samaria af tot Beth-horon 9734 2Kro 25:13 | Beth-horon toe, en sloegen van hen drie duizend, en roofden 9735 2Kro 25:14 | geschiedde nu, nadat Amazia van het slaan der Edomieten 9736 2Kro 25:14 | hij de goden der kinderen van Seir medegebracht had, dat 9737 2Kro 25:15 | Waarom hebt gij de goden van dat volk gezocht, die hun 9738 2Kro 25:17 | 17 En Amazia, de koning van Juda, werd te rade, dat 9739 2Kro 25:17 | zond tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, 9740 2Kro 25:17 | zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, 9741 2Kro 25:17 | zoon van Jehu, den koning van Israel, om te zeggen: Kom, 9742 2Kro 25:18 | 18 Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, 9743 2Kro 25:18 | zond tot Amazia, den koning van Juda, om te zeggen: De distel, 9744 2Kro 25:20 | hoorde niet, want het was van God, opdat Hij hen in hun 9745 2Kro 25:21 | Zo toog Joas, de koning van Israel, op, en hij en Amazia, 9746 2Kro 25:21 | hij en Amazia, de koning van Juda, zagen elkanders aangezichten 9747 2Kro 25:22 | geslagen voor het aangezicht van Israel; en zij vloden een 9748 2Kro 25:23 | 23 En Joas, de koning van Israel, greep Amazia, den 9749 2Kro 25:23 | greep Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, 9750 2Kro 25:23 | koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, 9751 2Kro 25:23 | zoon van Joas, den zoon van Joahaz, te Beth-Semes; en 9752 2Kro 25:23 | en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort 9753 2Kro 25:23 | den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot 9754 2Kro 25:23 | Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, 9755 2Kro 25:24 | Obed-Edom, en de schatten van het huis des konings, mitsgaders 9756 2Kro 25:25 | 25 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, 9757 2Kro 25:25 | zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na den dood 9758 2Kro 25:25 | Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, 9759 2Kro 25:25 | dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, 9760 2Kro 25:25 | zoon van Joahaz, den koning van Israel, vijftien jaren. ~ 9761 2Kro 25:26 | overige nu der geschiedenissen van Amazia, de eerste en de 9762 2Kro 25:26 | in het boek der koningen van Juda en Israel? ~ 9763 2Kro 25:27 | 27 Van den tijd nu af, dat Amazia 9764 2Kro 25:27 | dat Amazia afgeweken was van achter den HEERE, zo maakten 9765 2Kro 25:28 | zijn vaderen in de stad van Juda. ~  ~ 9766 2Kro 26:1 | Toen nam het ganse volk van Juda Uzzia (die nu zestien 9767 2Kro 26:1 | hem koning in de plaats van zijn vader Amazia. ~ 9768 2Kro 26:3 | zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. ~ 9769 2Kro 26:5 | God te zoeken, in de dagen van Zacharia, die verstandig 9770 2Kro 26:6 | Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, 9771 2Kro 26:6 | muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; 9772 2Kro 26:6 | muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij 9773 2Kro 26:8 | naam ging tot den ingang van Egypte, want hij sterkte 9774 2Kro 26:10 | want hij was een liefhebber van den land bouw. ~ 9775 2Kro 26:11 | had Uzzia een heirkracht van geoefenden ten oorlog, uittrekkende 9776 2Kro 26:11 | monstering, daar de hand van Jeiel, den schrijver, en 9777 2Kro 26:11 | den ambtman; onder de hand van Hananja, een van de vorsten 9778 2Kro 26:11 | de hand van Hananja, een van de vorsten des konings. ~ 9779 2Kro 26:12 | 12 Het gehele getal van de hoofden der vaderen, 9780 2Kro 26:13 | hand was een krijgsheir van driehonderd zeven duizend 9781 2Kro 26:15 | kunstige werken, bedenking van kunstige werkmeesters, dat 9782 2Kro 26:18 | zal u niet tot eer zijn van den HEERE God. ~ 9783 2Kro 26:19 | in het huis des HEEREN, van boven het reukaltaar. ~ 9784 2Kro 26:20 | stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook 9785 2Kro 26:21 | afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN afgesneden; 9786 2Kro 26:22 | overige nu der geschiedenissen van Uzzia, de eerste en de laatste, 9787 2Kro 26:22 | profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. ~ 9788 2Kro 26:23 | zijn vaderen, in het veld van de begrafenis, die van de 9789 2Kro 26:23 | veld van de begrafenis, die van de koningen was; want zij 9790 2Kro 27:1 | was Jerusa, een dochter van Zadok. ~ 9791 2Kro 27:3 | bouwde ook veel aan den muur van Ofel. ~ 9792 2Kro 27:4 | hij steden op het gebergte van Juda; en in de wouden bouwde 9793 2Kro 27:7 | overige nu der geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, 9794 2Kro 27:7 | in het boek der koningen van Israel en Juda. ~ 9795 2Kro 28:2 | in de wegen der koningen van Israel; daartoe maakte hij 9796 2Kro 28:3 | ook in het dal des zoons van Hinnom; en hij brandde zijn 9797 2Kro 28:5 | in de hand des konings van Syrie, dat zij hem sloegen, 9798 2Kro 28:5 | dat zij hem sloegen, en van hem gevankelijk wegvoerden 9799 2Kro 28:5 | wegvoerden een grote menigte van gevangenen, die zij te Damaskus 9800 2Kro 28:5 | gegeven in de hand des konings van Israel, die hem sloeg met 9801 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda honderd 9802 2Kro 28:7 | Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den 9803 2Kro 28:8 | kinderen Israels voerden van hun broederen gevankelijk 9804 2Kro 28:8 | plunderden ook veel roofs van hen; en zij brachten den 9805 2Kro 28:10 | denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot 9806 2Kro 28:11 | gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk 9807 2Kro 28:11 | weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN toorn is over 9808 2Kro 28:12 | Toen maakten zich mannen op van de hoofden der kinderen 9809 2Kro 28:12 | de hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon 9810 2Kro 28:12 | Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, de zoon 9811 2Kro 28:12 | Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en Jehizkia, 9812 2Kro 28:12 | Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon 9813 2Kro 28:12 | Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, die 9814 2Kro 28:15 | gevangenen, en kleedden van den roof al hun naakten; 9815 2Kro 28:16 | koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat zij hem helpen 9816 2Kro 28:18 | der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden 9817 2Kro 28:19 | vernederde Juda, om der wille van Achaz, den koning Israels; 9818 2Kro 28:20 | Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, kwam tot hem; doch 9819 2Kro 28:21 | Want Achaz nam een deel van het huis des HEEREN, en 9820 2Kro 28:21 | het huis des HEEREN, en van het huis des konings en 9821 2Kro 28:21 | hetwelk hij den koning van Assyrie gaf; maar hij hielp 9822 2Kro 28:23 | Want hij offerde den goden van Damaskus, die hem geslagen 9823 2Kro 28:23 | Omdat de goden der koningen van Syrie hen helpen, zal ik 9824 2Kro 28:24 | Achaz verzamelde de vaten van het huis Gods, en hieuw 9825 2Kro 28:24 | Gods, en hieuw de vaten van het huis Gods in stukken, 9826 2Kro 28:24 | stukken, en sloot de deuren van het huis des HEEREN toe; 9827 2Kro 28:24 | zich altaren in alle hoeken van Jeruzalem. ~ 9828 2Kro 28:25 | maakte hij in elke stad van Juda hoogten, om anderen 9829 2Kro 28:26 | in het boek der koningen van Juda en Israel. ~ 9830 2Kro 28:27 | in de graven der koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia 9831 2Kro 29:1 | moeder was Abia, een dochter van Zacharia. ~ 9832 2Kro 29:3 | eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN open, 9833 2Kro 29:5 | brengt de onreinigheid uit van het heiligdom. ~ 9834 2Kro 29:6 | hebben hun aangezichten van den tabernakel des HEEREN 9835 2Kro 29:7 | Ook hebben zij de deuren van het voorhuis toegesloten, 9836 2Kro 29:10 | opdat de hitte Zijns toorns van ons afkere. ~ 9837 2Kro 29:12 | Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de zoon 9838 2Kro 29:12 | Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen 9839 2Kro 29:12 | Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; 9840 2Kro 29:12 | kinderen der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, 9841 2Kro 29:12 | Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, de zoon van 9842 2Kro 29:12 | van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon 9843 2Kro 29:12 | Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, 9844 2Kro 29:12 | de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de 9845 2Kro 29:12 | Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon 9846 2Kro 29:12 | Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~ 9847 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan, 9848 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan, Simri en Jeiel; 9849 2Kro 29:13 | Elizafan, Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja 9850 2Kro 29:13 | Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja en Mattanja; ~ 9851 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman, Jehiel 9852 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman, Jehiel en Simei; 9853 2Kro 29:14 | Heman, Jehiel en Simei; en van de kinderen van Jeduthun, 9854 2Kro 29:14 | Simei; en van de kinderen van Jeduthun, Semaja en Uzziel. ~ 9855 2Kro 29:16 | brachten uit in het voorhof van het huis des HEEREN al de 9856 2Kro 29:21 | en hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat 9857 2Kro 29:25 | en harpen, naar het gebod van David, en van Gad, den ziener 9858 2Kro 29:25 | het gebod van David, en van Gad, den ziener des konings, 9859 2Kro 29:25 | den ziener des konings, en van Nathan, den profeet; want 9860 2Kro 29:25 | profeet; want dit gebod was van de hand des HEEREN, door 9861 2Kro 29:26 | stonden met de instrumenten van David, en de priesters met 9862 2Kro 29:27 | trompetten en met de instrumenten van David, den koning van Israel. ~ 9863 2Kro 29:27 | instrumenten van David, den koning van Israel. ~ 9864 2Kro 29:30 | loven zouden, met de woorden van David en van Asaf, den ziener; 9865 2Kro 29:30 | de woorden van David en van Asaf, den ziener; en zij 9866 2Kro 29:31 | lofofferen en alle vrijwilligen van harte brandofferen. ~ 9867 2Kro 29:34 | 34 Doch van de priesteren waren er te 9868 2Kro 29:34 | de Levieten waren rechter van hart, om zich te heiligen, 9869 2Kro 29:35 | brandofferen; alzo werd de dienst van het huis des HEEREN besteld. ~ 9870 2Kro 30:5 | een stem door gans Israel, van Ber-seba tot Dan, zou laten 9871 2Kro 30:6 | gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner 9872 2Kro 30:6 | u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, 9873 2Kro 30:6 | uit de hand der koningen van Assyrie. ~ 9874 2Kro 30:8 | zal de hitte Zijns toorns van u afkeren. ~ 9875 2Kro 30:9 | barmhartig, en zal het aangezicht van u niet afwenden, zo gij 9876 2Kro 30:10 | Zo gingen de lopers door, van stad tot stad, door het 9877 2Kro 30:10 | tot stad, door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon 9878 2Kro 30:11 | verootmoedigden zich sommigen van Aser, en Manasse, en van 9879 2Kro 30:11 | van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem. ~ 9880 2Kro 30:16 | naar hun wijze, naar de wet van Mozes, den man Gods; de 9881 2Kro 30:18 | menigte des volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar 9882 2Kro 30:22 | Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten, die verstand 9883 2Kro 30:24 | Want Jehizkia, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend 9884 2Kro 30:25 | 25 En de ganse gemeente van Juda verblijdde zich, mitsgaders 9885 2Kro 30:25 | vreemdelingen, die uit het land van Israel gekomen waren, en 9886 2Kro 30:26 | blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, den 9887 2Kro 30:26 | Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, den zoon van David, 9888 2Kro 30:26 | dagen van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel, 9889 2Kro 30:26 | zoon van David, den koning van Israel, was desgelijks in 9890 2Kro 31:1 | werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de opgerichte 9891 2Kro 31:2 | om te prijzen in de poort van de legers des HEEREN; ~ 9892 2Kro 31:3 | Ook het deel des konings van zijn have tot de brandofferen, 9893 2Kro 31:4 | het volk, tot de inwoners van Jeruzalem, dat zij het deel 9894 2Kro 31:5 | Israels vele eerstelingen van koren, most, en olie, en 9895 2Kro 31:5 | most, en olie, en honig, en van al de inkomsten des velds; 9896 2Kro 31:5 | brachten zij de tienden van alles in met menigte. ~ 9897 2Kro 31:6 | 6 En de kinderen van Israel en Juda, die in de 9898 2Kro 31:6 | en Juda, die in de steden van Juda woonden, brachten ook 9899 2Kro 31:7 | maand begonnen zij den grond van die hopen te leggen, en 9900 2Kro 31:10 | Azaria, de hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak 9901 2Kro 31:10 | hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot hem en 9902 2Kro 31:10 | sprak tot hem en zeide: Van dat men deze heffing begonnen 9903 2Kro 31:13 | opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn 9904 2Kro 31:13 | broeder; door het bevel van den koning Jehizkia en van 9905 2Kro 31:13 | van den koning Jehizkia en van Azaria, den overste van 9906 2Kro 31:13 | van Azaria, den overste van het huis Gods. ~ 9907 2Kro 31:14 | 14 En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de poortier 9908 2Kro 31:17 | vaderen, ook de Levieten van twintig jaren oud en daarboven, 9909 2Kro 31:19 | waren onder de kinderen van Aaron, de priesteren, op 9910 2Kro 31:21 | hij begon in den dienst van het huis Gods, en in de 9911 2Kro 32:1 | kwam Sanherib, de koning van Assyrie, en toog in Juda, 9912 2Kro 32:4 | Waarom zouden de koningen van Assyrie komen, en veel waters 9913 2Kro 32:7 | het aangezicht des konings van Assyrie, noch voor het aangezicht 9914 2Kro 32:8 | volk steunde op de woorden van Jehizkia, den koning van 9915 2Kro 32:8 | van Jehizkia, den koning van Juda. ~ 9916 2Kro 32:9 | zond Sanherib, de koning van Assyrie, zijn knechten naar 9917 2Kro 32:9 | tot Jehizkia, den koning van Juda, en tot het ganse Juda, 9918 2Kro 32:10 | zegt Sanherib, de koning van Assyrie: Waarom vertrouwt 9919 2Kro 32:11 | uit de hand des konings van Assyrie redden? ~ 9920 2Kro 32:13 | landen? Hebben de goden van de natien dier landen hun 9921 2Kro 32:15 | hem niet; want geen god van enige natie en koninkrijk 9922 2Kro 32:17 | zeggende: Gelijk de goden van de natien der landen, die 9923 2Kro 32:17 | hebben, alzo zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn 9924 2Kro 32:18 | het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur 9925 2Kro 32:19 | 19 En zij spraken van den God van Jeruzalem, als 9926 2Kro 32:19 | zij spraken van den God van Jeruzalem, als van de goden 9927 2Kro 32:19 | den God van Jeruzalem, als van de goden der volkeren der 9928 2Kro 32:19 | volkeren der aarde, een werk van mensenhanden. ~ 9929 2Kro 32:20 | profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, en 9930 2Kro 32:21 | in het leger des konings van Assyrie verdelgde. Zo is 9931 2Kro 32:22 | Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem, uit de hand van 9932 2Kro 32:22 | van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, den koning van 9933 2Kro 32:22 | van Sanherib, den koning van Assyrie, en uit de hand 9934 2Kro 32:22 | Assyrie, en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen 9935 2Kro 32:23 | tot Jehizkia, den koning van Juda, zodat hij daarna voor 9936 2Kro 32:23 | hij daarna voor de ogen van alle heidenen verheven werd. ~ 9937 2Kro 32:26 | harten, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de grote 9938 2Kro 32:26 | hen niet kwam in de dagen van Jehizkia. ~ 9939 2Kro 32:28 | schathuizen voor de inkomsten van koren, en most, en olie; 9940 2Kro 32:29 | gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; 9941 2Kro 32:30 | opperuitgang der wateren van Gihon, en leidde ze recht 9942 2Kro 32:31 | de gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden 9943 2Kro 32:32 | overige nu der geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, 9944 2Kro 32:32 | geschreven in het gezicht van den profeet Jesaja, den 9945 2Kro 32:32 | profeet Jesaja, den zoon van Amoz, en in het boek der 9946 2Kro 32:32 | in het boek der koningen van Juda en Israel. ~ 9947 2Kro 32:33 | begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van 9948 2Kro 32:33 | van de graven der zonen van David; daartoe deden gans 9949 2Kro 32:33 | gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in 9950 2Kro 33:4 | in het huis des HEEREN, van hetwelk de HEERE gezegd 9951 2Kro 33:5 | hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN. ~ 9952 2Kro 33:6 | gaan, in het dal des zoons van Hinnom, en pleegde guichelarij, 9953 2Kro 33:7 | stelde ook de gelijkenis van een gesneden beeld, die 9954 2Kro 33:7 | gemaakt had, in het huis Gods, van hetwelk God gezegd had tot 9955 2Kro 33:7 | dat Ik uit alle stammen van Israel verkoren heb, zal 9956 2Kro 33:8 | 8 En Ik zal den voet van Israel niet meer doen wijken 9957 2Kro 33:8 | Israel niet meer doen wijken van het land, dat Ik uw vaderen 9958 2Kro 33:8 | en rechten, door de hand van Mozes. ~ 9959 2Kro 33:11 | krijgsoversten, die de koning van Assyrie had, dewelke Manasse 9960 2Kro 33:12 | zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, ~ 9961 2Kro 33:13 | bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden, en hoorde 9962 2Kro 33:14 | Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal, en tot 9963 2Kro 33:14 | het dal, en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde 9964 2Kro 33:15 | gebouwd had op den berg van het huis des HEEREN, en 9965 2Kro 33:18 | overige nu der geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot 9966 2Kro 33:18 | gesproken hebben in den Naam van den HEERE, den God Israels, 9967 2Kro 33:18 | geschiedenissen der koningen van Israel; ~ 9968 2Kro 33:19 | zijn gebed, en hoe God Zich van hem heeft laten verbidden, 9969 2Kro 34:2 | en wandelde in de wegen van zijn vader David, en week 9970 2Kro 34:3 | begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten en de bossen, 9971 2Kro 34:6 | 6 Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, 9972 2Kro 34:7 | hij af in het ganse land van Israel; daarna keerde hij 9973 2Kro 34:8 | zond hij Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja, den 9974 2Kro 34:8 | stad, en Joha, den zoon van Joahaz, den kanselier, om 9975 2Kro 34:9 | vergaderd hadden uit de hand van Manasse en Efraim, en uit 9976 2Kro 34:9 | uit het ganse overblijfsel van Israel, en uit gans Juda 9977 2Kro 34:10 | in de hand der verzorgers van het werk, die besteld waren 9978 2Kro 34:11 | zolderen, die de koningen van Juda verdorven hadden. ~ 9979 2Kro 34:12 | Jahath en Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, 9980 2Kro 34:12 | Levieten van de kinderen van Merari, mitsgaders Zacharia 9981 2Kro 34:12 | mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten, 9982 2Kro 34:12 | verstandig op instrumenten van muziek. ~ 9983 2Kro 34:13 | lastdragers, en de voortdrijvers van allen, die in enig werk 9984 2Kro 34:14 | HEEREN, gegeven door de hand van Mozes. ~ 9985 2Kro 34:20 | Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den zoon 9986 2Kro 34:20 | Safan, en Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den schrijver, 9987 2Kro 34:22 | profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tokhath, 9988 2Kro 34:22 | huisvrouw van Sallum, den zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, 9989 2Kro 34:22 | zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, den klederbewaarder. 9990 2Kro 34:24 | het aangezicht des konings van Juda gelezen heeft. ~ 9991 2Kro 34:26 | 26 Maar tot den koning van Juda, die ulieden gezonden 9992 2Kro 34:29 | verzamelde alle oudsten van Juda en Jeruzalem. ~ 9993 2Kro 34:30 | HEEREN, en al de mannen van Juda en de inwoners van 9994 2Kro 34:30 | van Juda en de inwoners van Jeruzalem, mitsgaders de 9995 2Kro 34:30 | Levieten, en al het volk, van den grote tot den kleine 9996 2Kro 34:30 | voor hun oren al de woorden van het boek des verbonds, dat 9997 2Kro 34:32 | werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem deden naar het 9998 2Kro 34:32 | Jeruzalem deden naar het verbond van God, den God hunner vaderen. ~ 9999 2Kro 34:33 | dagen weken zij niet af van den HEERE, den God hunner 10000 2Kro 35:2 | sterkte hen tot den dienst van het huis des HEEREN. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License