1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
10001 2Kro 35:3 | hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van Israel,
10002 2Kro 35:3 | zoon van David, de koning van Israel, gebouwd heeft; gij
10003 2Kro 35:4 | verdelingen, naar het voorschrift van David, den koning van Israel,
10004 2Kro 35:4 | voorschrift van David, den koning van Israel, en naar de beschrijving
10005 2Kro 35:4 | en naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
10006 2Kro 35:5 | volk, en naar de afdeling van de vaderlijke huizen der
10007 2Kro 35:6 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
10008 2Kro 35:7 | Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en jonge
10009 2Kro 35:7 | getal dertig duizend; maar van runderen drie duizend; dit
10010 2Kro 35:7 | runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~
10011 2Kro 35:8 | en Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven den
10012 2Kro 35:12 | geschreven is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
10013 2Kro 35:14 | want de priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den
10014 2Kro 35:14 | de priesteren, de zonen van Aaron. ~
10015 2Kro 35:15 | En de zangers, de zonen van Asaf, waren in hun standplaats,
10016 2Kro 35:15 | standplaats, naar het gebod van David, en Asaf, en Heman,
10017 2Kro 35:15 | behoefden niet te wijken van hun dienst, overmits hun
10018 2Kro 35:16 | offeren, naar het gebod van den koning Josia. ~
10019 2Kro 35:18 | dat in Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den
10020 2Kro 35:18 | Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af;
10021 2Kro 35:18 | profeet, af; en geen koningen van Israel hadden zulk een pascha
10022 2Kro 35:18 | gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
10023 2Kro 35:19 | 19 In het achttiende jaar van het koninkrijk van Josia,
10024 2Kro 35:19 | jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
10025 2Kro 35:20 | had, toog Necho, de koning van Egypte, op, om te krijgen
10026 2Kro 35:21 | met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik
10027 2Kro 35:21 | mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat
10028 2Kro 35:22 | keerde zijn aangezicht niet van hem; maar hij verstelde
10029 2Kro 35:22 | hoorde niet naar de woorden van Necho uit den mond van God;
10030 2Kro 35:22 | woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om te
10031 2Kro 35:24 | zijn knechten namen hem weg van den wagen, en voerden hem
10032 2Kro 35:25 | spraken in hun klaagliederen van Josia, tot op dezen dag;
10033 2Kro 35:26 | overige nu der geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden,
10034 2Kro 35:27 | in het boek der koningen van Israel en van Juda. ~ ~
10035 2Kro 35:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~ ~
10036 2Kro 36:2 | sterkte hen tot den dienst van het huis des HEEREN. ~
10037 2Kro 36:3 | hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van Israel,
10038 2Kro 36:3 | zoon van David, de koning van Israel, gebouwd heeft; gij
10039 2Kro 36:4 | verdelingen, naar het voorschrift van David, den koning van Israel,
10040 2Kro 36:4 | voorschrift van David, den koning van Israel, en naar de beschrijving
10041 2Kro 36:4 | en naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
10042 2Kro 36:5 | volk, en naar de afdeling van de vaderlijke huizen der
10043 2Kro 36:6 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
10044 2Kro 36:7 | Josia gaf voor het volk, van klein vee, lammeren en jonge
10045 2Kro 36:7 | getal dertig duizend; maar van runderen drie duizend; dit
10046 2Kro 36:7 | runderen drie duizend; dit was van des konings have. ~
10047 2Kro 36:8 | en Jehiel, de oversten van het huis Gods, gaven den
10048 2Kro 36:12 | geschreven is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
10049 2Kro 36:14 | want de priesters, de zonen van Aaron, waren tot aan den
10050 2Kro 36:14 | de priesteren, de zonen van Aaron. ~
10051 2Kro 36:15 | En de zangers, de zonen van Asaf, waren in hun standplaats,
10052 2Kro 36:15 | standplaats, naar het gebod van David, en Asaf, en Heman,
10053 2Kro 36:15 | behoefden niet te wijken van hun dienst, overmits hun
10054 2Kro 36:16 | offeren, naar het gebod van den koning Josia. ~
10055 2Kro 36:18 | dat in Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den
10056 2Kro 36:18 | Israel gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af;
10057 2Kro 36:18 | profeet, af; en geen koningen van Israel hadden zulk een pascha
10058 2Kro 36:18 | gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
10059 2Kro 36:19 | 19 In het achttiende jaar van het koninkrijk van Josia,
10060 2Kro 36:19 | jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
10061 2Kro 36:20 | had, toog Necho, de koning van Egypte, op, om te krijgen
10062 2Kro 36:21 | met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik
10063 2Kro 36:21 | mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat
10064 2Kro 36:22 | keerde zijn aangezicht niet van hem; maar hij verstelde
10065 2Kro 36:22 | hoorde niet naar de woorden van Necho uit den mond van God;
10066 2Kro 36:22 | woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om te
10067 2Kro 36:24 | zijn knechten namen hem weg van den wagen, en voerden hem
10068 2Kro 36:25 | spraken in hun klaagliederen van Josia, tot op dezen dag;
10069 2Kro 36:26 | overige nu der geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden,
10070 2Kro 36:27 | in het boek der koningen van Israel en van Juda. ~
10071 2Kro 36:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~
10072 2Kro 37:1 | des lands Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten hem
10073 2Kro 37:3 | 3 Want de koning van Egypte zette hem af te Jeruzalem;
10074 2Kro 37:3 | legde het land een boete op van honderd talenten zilvers
10075 2Kro 37:4 | 4 En de koning van Egypte maakte zijn broeder
10076 2Kro 37:6 | Nebukadnezar, de koning van Babel, toog tegen hem op,
10077 2Kro 37:7 | Nebukadnezar bracht ook van de vaten van het huis des
10078 2Kro 37:7 | bracht ook van de vaten van het huis des HEEREN naar
10079 2Kro 37:8 | 8 Het overige nu van de geschiedenissen van Jojakim,
10080 2Kro 37:8 | nu van de geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen,
10081 2Kro 37:8 | in het boek der koningen van Israel en Juda; en Jojachin,
10082 2Kro 37:10 | met de kostelijke vaten van het huis des HEEREN; en
10083 2Kro 37:12 | niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia, sprekende
10084 2Kro 37:18 | 18 En alle vaten van het huis Gods, de grote
10085 2Kro 37:18 | de kleine, en de schatten van het huis des HEEREN, en
10086 2Kro 37:19 | en zij braken den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen
10087 2Kro 37:20 | En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg
10088 2Kro 37:20 | regeren des koninkrijks van Perzie; ~
10089 2Kro 37:21 | vervuld wierd, door den mond van Jeremia, totdat het land
10090 2Kro 37:22 | Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzie,
10091 2Kro 37:22 | eerste jaar van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht
10092 2Kro 37:22 | des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE
10093 2Kro 37:22 | verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie,
10094 2Kro 37:22 | geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem
10095 2Kro 37:23 | 23 Zo zegt Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God
10096 2Kro 37:23 | is; wie is onder ulieden van al Zijn volk? De HEERE,
10097 Ezra 1:1 | 1 In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzie,
10098 Ezra 1:1 | jaar nu van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht
10099 Ezra 1:1 | des HEEREN, uit den mond van Jeremia, verwekte de HEERE
10100 Ezra 1:1 | verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie,
10101 Ezra 1:1 | geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem
10102 Ezra 1:2 | 2 Zo zegt Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God
10103 Ezra 1:3 | 3 Wie is onder ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij
10104 Ezra 1:3 | huis des HEEREN, des Gods van Israel; Hij is de God, Die
10105 Ezra 1:5 | op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de
10106 Ezra 1:7 | koning Kores uit, de vaten van het huis des HEEREN, die
10107 Ezra 1:8 | 8 En Kores, de koning van Perzie, bracht ze uit door
10108 Ezra 1:8 | bracht ze uit door de hand van Mithredath, den schatmeester,
10109 Ezra 1:8 | aan Sesbazar, den vorst van Juda, toetelde. ~
10110 Ezra 1:11 | 11 Alle vaten van goud en van zilver waren
10111 Ezra 1:11 | 11 Alle vaten van goud en van zilver waren vijf duizend
10112 Ezra 1:11 | Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd
10113 Ezra 1:11 | gevangenis opgevoerd werden, van Babel naar Jeruzalem. ~ ~
10114 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen
10115 Ezra 2:1 | optogen uit de gevangenis, van de weggevoerden, die Nebukadnezar,
10116 Ezra 2:1 | die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had naar
10117 Ezra 2:2 | getal der mannen des volks van Israel. ~
10118 Ezra 2:3 | 3 De kinderen van Paros, twee duizend honderd
10119 Ezra 2:4 | 4 De kinderen van Sefatja, driehonderd twee
10120 Ezra 2:5 | 5 De kinderen van Arach, zevenhonderd vijf
10121 Ezra 2:6 | 6 De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen
10122 Ezra 2:6 | kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua-Joab,
10123 Ezra 2:6 | Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend
10124 Ezra 2:7 | 7 De kinderen van Elam, duizend tweehonderd
10125 Ezra 2:8 | 8 De kinderen van Zatthu, negenhonderd zestig. ~
10126 Ezra 2:9 | 9 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd zestig. ~
10127 Ezra 2:10 | 10 De kinderen van Bani, zeshonderd twee en
10128 Ezra 2:11 | 11 De kinderen van Bebai, zeshonderd drie en
10129 Ezra 2:12 | 12 De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd
10130 Ezra 2:13 | 13 De kinderen van Adonikam, zeshonderd zes
10131 Ezra 2:14 | 14 De kinderen van Bigvai, twee duizend zes
10132 Ezra 2:15 | 15 De kinderen van Adin, vierhonderd vier en
10133 Ezra 2:16 | 16 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en
10134 Ezra 2:16 | 16 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig. ~
10135 Ezra 2:17 | 17 De kinderen van Bezai, driehonderd drie
10136 Ezra 2:18 | 18 De kinderen van Jora, honderd en twaalf. ~
10137 Ezra 2:19 | 19 De kinderen van Hasum, tweehonderd drie
10138 Ezra 2:20 | 20 De kinderen van Gibbar, vijf en negentig. ~
10139 Ezra 2:21 | 21 De kinderen van Bethlehem, honderd drie
10140 Ezra 2:22 | 22 De mannen van Netofa, zes en vijftig. ~
10141 Ezra 2:23 | 23 De mannen van Anathoth, honderd acht en
10142 Ezra 2:24 | 24 De kinderen van Azmaveth, twee en veertig. ~
10143 Ezra 2:25 | 25 De kinderen van Kirjath-Arim, Cefira en
10144 Ezra 2:26 | 26 De kinderen van Rama en Gaba, zeshonderd
10145 Ezra 2:27 | 27 De mannen van Michmas, honderd twee en
10146 Ezra 2:28 | 28 De mannen van Beth-El en Ai, tweehonderd
10147 Ezra 2:29 | 29 De kinderen van Nebo, twee en vijftig. ~
10148 Ezra 2:30 | 30 De kinderen van Magbis, honderd zes en vijftig. ~
10149 Ezra 2:31 | 31 De kinderen van den anderen Elam, duizend
10150 Ezra 2:32 | 32 De kinderen van Harim, driehonderd en twintig. ~
10151 Ezra 2:33 | 33 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd
10152 Ezra 2:34 | 34 De kinderen van Jericho, driehonderd vijf
10153 Ezra 2:35 | 35 De kinderen van Senaa, drie duizend zeshonderd
10154 Ezra 2:36 | De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van
10155 Ezra 2:36 | De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd
10156 Ezra 2:36 | van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie
10157 Ezra 2:37 | 37 De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig. ~
10158 Ezra 2:38 | 38 De kinderen van Pashur, duizend tweehonderd
10159 Ezra 2:39 | 39 De kinderen van Harim, duizend en zeventien. ~
10160 Ezra 2:40 | De Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van de
10161 Ezra 2:40 | kinderen van Jesua en Kadmiel, van de kinderen van Hodavja,
10162 Ezra 2:40 | Kadmiel, van de kinderen van Hodavja, vier en zeventig. ~
10163 Ezra 2:41 | De zangers. De kinderen van Asaf honderd acht en twintig. ~
10164 Ezra 2:42 | der poortiers. De kinderen van Sallum, de kinderen van
10165 Ezra 2:42 | van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon,
10166 Ezra 2:42 | kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van
10167 Ezra 2:42 | van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita,
10168 Ezra 2:42 | kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van
10169 Ezra 2:42 | van Hatita, de kinderen van Sobai; deze allen waren
10170 Ezra 2:43 | De Nethinim. De kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa,
10171 Ezra 2:43 | kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van
10172 Ezra 2:43 | van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
10173 Ezra 2:44 | 44 De kinderen van Keros, de kinderen van Siaha,
10174 Ezra 2:44 | kinderen van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~
10175 Ezra 2:44 | kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~
10176 Ezra 2:45 | 45 De kinderen van Lebana, de kinderen van
10177 Ezra 2:45 | van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van
10178 Ezra 2:45 | van Hagaba, de kinderen van Akkub; ~
10179 Ezra 2:46 | 46 De kinderen van Hagab, de kinderen van Samlai,
10180 Ezra 2:46 | kinderen van Hagab, de kinderen van Samlai, de kinderen van
10181 Ezra 2:46 | van Samlai, de kinderen van Hanan; ~
10182 Ezra 2:47 | 47 De kinderen van Giddel, de kinderen van
10183 Ezra 2:47 | van Giddel, de kinderen van Gahar, de kinderen van Reaja; ~
10184 Ezra 2:47 | kinderen van Gahar, de kinderen van Reaja; ~
10185 Ezra 2:48 | 48 De kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda,
10186 Ezra 2:48 | kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda, de kinderen van
10187 Ezra 2:48 | van Nekoda, de kinderen van Gazzam; ~
10188 Ezra 2:49 | 49 De kinderen van Uza, de zonen van Paeah,
10189 Ezra 2:49 | kinderen van Uza, de zonen van Paeah, de kinderen van Bezai; ~
10190 Ezra 2:49 | zonen van Paeah, de kinderen van Bezai; ~
10191 Ezra 2:50 | 50 De kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim,
10192 Ezra 2:51 | 51 De kinderen van Bakbuk, de kinderen van
10193 Ezra 2:51 | van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen van
10194 Ezra 2:51 | van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
10195 Ezra 2:52 | 52 De kinderen van Bazluth, de kinderen van
10196 Ezra 2:52 | van Bazluth, de kinderen van Mehida, de kinderen van
10197 Ezra 2:52 | van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
10198 Ezra 2:53 | 53 De kinderen van Barkos, de kinderen van
10199 Ezra 2:53 | van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen van
10200 Ezra 2:53 | van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
10201 Ezra 2:54 | 54 De kinderen van Neziah, de kinderen van
10202 Ezra 2:54 | van Neziah, de kinderen van Hatifa. ~
10203 Ezra 2:55 | De kinderen der knechten van Salomo. De kinderen van
10204 Ezra 2:55 | van Salomo. De kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth,
10205 Ezra 2:55 | kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de kinderen van
10206 Ezra 2:55 | van Sofereth, de kinderen van Peruda; ~
10207 Ezra 2:56 | 56 De kinderen van Jaala, de kinderen van Darkon,
10208 Ezra 2:56 | kinderen van Jaala, de kinderen van Darkon, de kinderen van
10209 Ezra 2:56 | van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
10210 Ezra 2:57 | 57 De kinderen van Sefatja, de kinderen van
10211 Ezra 2:57 | van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van
10212 Ezra 2:57 | van Hattil, de kinderen van Pocheret-Hazebaim, de kinderen
10213 Ezra 2:57 | Pocheret-Hazebaim, de kinderen van Ami. ~
10214 Ezra 2:58 | de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd
10215 Ezra 2:59 | 59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub,
10216 Ezra 2:60 | 60 De kinderen van Delaja, de kinderen van
10217 Ezra 2:60 | van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda,
10218 Ezra 2:60 | kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee
10219 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren,
10220 Ezra 2:61 | priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen van
10221 Ezra 2:61 | van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai,
10222 Ezra 2:61 | kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de dochteren
10223 Ezra 2:61 | kinderen van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai,
10224 Ezra 2:61 | Barzillai, die van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet,
10225 Ezra 2:62 | werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. ~
10226 Ezra 2:63 | Hattirsatha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet
10227 Ezra 2:68 | 68 En sommigen van de hoofden der vaderen,
10228 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak, maakte zich op,
10229 Ezra 3:2 | priesters en Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en zijn broederen,
10230 Ezra 3:2 | bouwden het altaar des Gods van Israel, om daarop brandofferen
10231 Ezra 3:2 | geschreven is in de wet van Mozes, den man Gods. ~
10232 Ezra 3:4 | in getal, naar het recht, van elk dagelijks op zijn dag. ~
10233 Ezra 3:5 | het gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden, en van
10234 Ezra 3:5 | van de nieuwe maanden, en van alle gezette hoogtijden
10235 Ezra 3:5 | die geheiligd waren; ook van een ieder, die een vrijwillige
10236 Ezra 3:6 | 6 Van den eersten dag af der zevende
10237 Ezra 3:6 | te offeren; doch de grond van den tempel des HEEREN was
10238 Ezra 3:7 | Tyriers, om cederenhout van den Libanon te brengen aan
10239 Ezra 3:7 | Jafo, naar de vergunning van Kores, koning van Perzie,
10240 Ezra 3:7 | vergunning van Kores, koning van Perzie, aan hen. ~
10241 Ezra 3:8 | begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de
10242 Ezra 3:8 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner
10243 Ezra 3:8 | zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven,
10244 Ezra 3:8 | opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis. ~
10245 Ezra 3:9 | met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht
10246 Ezra 3:9 | huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun
10247 Ezra 3:10 | de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden,
10248 Ezra 3:10 | loven, naar de instelling van David, den koning van Israel. ~
10249 Ezra 3:10 | instelling van David, den koning van Israel. ~
10250 Ezra 3:11 | loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN. ~
10251 Ezra 3:12 | 12 Maar velen van de priesteren, en de Levieten,
10252 Ezra 3:13 | niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde,
10253 Ezra 3:13 | het gejuich der vreugde, van de stem des geweens van
10254 Ezra 3:13 | van de stem des geweens van het volk; want het volk
10255 Ezra 3:13 | gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd. ~ ~ ~ ~ ~
10256 Ezra 4:1 | Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden,
10257 Ezra 4:2 | geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning
10258 Ezra 4:2 | Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts
10259 Ezra 4:3 | overige hoofden der vaderen van Israel zeiden tot hen: Het
10260 Ezra 4:3 | de koning Kores, koning van Perzie, ons geboden heeft. ~
10261 Ezra 4:4 | lands de handen des volks van Juda slap, en verstoorde
10262 Ezra 4:5 | vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzie,
10263 Ezra 4:5 | dagen van Kores, koning van Perzie, tot aan het koninkrijk
10264 Ezra 4:5 | tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. ~
10265 Ezra 4:5 | koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. ~
10266 Ezra 4:6 | En onder het koninkrijk van Ahasveros, in het begin
10267 Ezra 4:6 | aanklacht tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. ~
10268 Ezra 4:7 | 7 En in de dagen van Arthahsasta schreef Bislam,
10269 Ezra 4:7 | Tabeel, en de overigen van zijn gezelschap, aan Arthahsasta,
10270 Ezra 4:7 | aan Arthahsasta, koning van Perzie; en de schrift des
10271 Ezra 4:9 | schrijver, en de overigen van hun gezelschap, de Dinaieten,
10272 Ezra 4:10 | en doen wonen in de stad van Samaria, ook de overigen,
10273 Ezra 4:12 | bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen, tot ons
10274 Ezra 4:15 | daarbinnen afval gesticht hebben, van oude tijden af; daarom is
10275 Ezra 4:17 | schrijver, en de overigen van hun gezelschappen, die te
10276 Ezra 4:17 | mitsgaders aan de overigen van deze zijde der rivier aldus:
10277 Ezra 4:19 | 19 En als van mij bevel gegeven was, hebben
10278 Ezra 4:19 | gevonden, dat dezelve stad zich van oude tijden af tegen de
10279 Ezra 4:21 | opgebouwd worde, totdat van mij bevel zal worden gegeven. ~
10280 Ezra 4:22 | 22 Weest gewaarschuwd, van feil in dezen te begaan;
10281 Ezra 4:23 | 23 Toen, van dat het afschrift des briefs
10282 Ezra 4:23 | het afschrift des briefs van den koning Arthahsasta voor
10283 Ezra 4:24 | 24 Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem
10284 Ezra 4:24 | op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Darius,
10285 Ezra 4:24 | jaar van het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. ~ ~
10286 Ezra 4:24 | koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. ~ ~
10287 Ezra 5:1 | profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden tot de
10288 Ezra 5:1 | waren; in den naam Gods van Israel profeteerden zij
10289 Ezra 5:2 | zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de
10290 Ezra 5:2 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen te
10291 Ezra 5:11 | zeggende: Wij zijn knechten van den God des hemels en der
10292 Ezra 5:11 | geweest; want een groot koning van Israel had het gebouwd en
10293 Ezra 5:12 | Hij hen gegeven in de hand van Nebukadnezar, den koning
10294 Ezra 5:12 | Nebukadnezar, den koning van Babel, den Chaldeeer; dewelke
10295 Ezra 5:13 | Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel,
10296 Ezra 5:13 | eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores
10297 Ezra 5:14 | 14 Ja, de vaten van Gods huis, welke van goud
10298 Ezra 5:14 | vaten van Gods huis, welke van goud en zilver waren, die
10299 Ezra 5:14 | dezelve gebracht in den tempel van Babel, die heeft de koning
10300 Ezra 5:14 | uitgehaald uit den tempel van Babel, en zij zijn gegeven
10301 Ezra 5:16 | hij legde de fondamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem
10302 Ezra 5:16 | Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu toe gebouwd,
10303 Ezra 5:17 | of het zij, dat een bevel van den koning Kores gegeven
10304 Ezra 6:3 | 3 In het eerste jaar van den koning Kores, gaf de
10305 Ezra 6:3 | zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn breedte
10306 Ezra 6:3 | zestig ellen, en zijn breedte van zestig ellen; ~
10307 Ezra 6:4 | 4 Met drie rijen van groten steen, en een rij
10308 Ezra 6:4 | groten steen, en een rij van nieuw hout; en de onkosten
10309 Ezra 6:5 | gouden en zilveren vaten van het huis Gods, die Nebukadnezar
10310 Ezra 6:6 | rivier zijt, weest verre van daar! ~
10311 Ezra 6:7 | Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd
10312 Ezra 6:8 | 8 Ook wordt van mij bevel gegeven, wat gijlieden
10313 Ezra 6:8 | uit des konings goederen, van den cijns aan gene zijde
10314 Ezra 6:10 | 10 Opdat zij offeranden van liefelijken reuk aan den
10315 Ezra 6:11 | 11 Voorts wordt bevel van mij gegeven, dat al dengene,
10316 Ezra 6:14 | voort, door de profetie van den profeet Haggai en Zacharia,
10317 Ezra 6:14 | Haggai en Zacharia, den zoon van Iddo; en zij bouwden en
10318 Ezra 6:14 | voltrokken het, naar het bevel van den God Israels, en naar
10319 Ezra 6:14 | Israels, en naar het bevel van Kores, en Darius, en Arthahsasta,
10320 Ezra 6:14 | en Arthahsasta, koning van Perzie. ~
10321 Ezra 6:15 | datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning
10322 Ezra 6:15 | jaar van het koninkrijk van den koning Darius. ~
10323 Ezra 6:16 | gevangenis deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde. ~
10324 Ezra 6:17 | offerden, ter inwijding van dit huis Gods, honderd runderen,
10325 Ezra 6:18 | het voorschrift des boeks van Mozes. ~
10326 Ezra 6:21 | mitsgaders al wie zich van de onreinigheid der heidenen
10327 Ezra 6:22 | en het hart des konings van Assur tot hen gewend, om
10328 Ezra 6:22 | het huis Gods, des Gods van Israel. ~ ~
10329 Ezra 7:1 | geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta, koning van
10330 Ezra 7:1 | van Arthahsasta, koning van Perzie: Ezra, de zoon van
10331 Ezra 7:1 | van Perzie: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van Azarja,
10332 Ezra 7:1 | zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia, ~
10333 Ezra 7:1 | zoon van Azarja, den zoon van Hilkia, ~
10334 Ezra 7:2 | 2 Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok,
10335 Ezra 7:2 | zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
10336 Ezra 7:2 | zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
10337 Ezra 7:3 | 3 Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja,
10338 Ezra 7:3 | zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, ~
10339 Ezra 7:3 | zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, ~
10340 Ezra 7:4 | 4 Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi,
10341 Ezra 7:4 | zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,
10342 Ezra 7:4 | zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,
10343 Ezra 7:5 | 5 Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas,
10344 Ezra 7:5 | zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar,
10345 Ezra 7:5 | zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron,
10346 Ezra 7:5 | zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester. ~
10347 Ezra 7:6 | schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de
10348 Ezra 7:7 | 7 Ook sommigen van de kinderen Israels, en
10349 Ezra 7:7 | de kinderen Israels, en van de priesteren en de Levieten,
10350 Ezra 7:7 | Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta. ~
10351 Ezra 7:11 | schriftgeleerde; den schriftgeleerde van de woorden der geboden des
10352 Ezra 7:12 | schriftgeleerde der wet van den God des hemels, volkomen
10353 Ezra 7:13 | 13 Van mij wordt bevel gegeven,
10354 Ezra 7:13 | vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israel, en
10355 Ezra 7:13 | koninkrijk, van het volk van Israel, en van deszelfs
10356 Ezra 7:13 | het volk van Israel, en van deszelfs priesteren en Levieten,
10357 Ezra 7:14 | 14 Dewijl gij van voor den koning en zijn
10358 Ezra 7:16 | zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige
10359 Ezra 7:17 | die offert op het altaar van het huis van ulieder God,
10360 Ezra 7:17 | het altaar van het huis van ulieder God, dat te Jeruzalem
10361 Ezra 7:19 | gegeven zijn tot den dienst van het huis uws Gods, weder
10362 Ezra 7:19 | Gods, weder voor den God van Jeruzalem. ~
10363 Ezra 7:20 | 20 Het overige nu, dat van node zal zijn voor het huis
10364 Ezra 7:21 | 21 En van mij, mij, koning Arthahsasta,
10365 Ezra 7:21 | schriftgeleerde der wet van den God des hemels, van
10366 Ezra 7:21 | van den God des hemels, van u zal begeren, spoediglijk
10367 Ezra 7:23 | 23 Al wat naar het bevel van den God des hemels is, dat
10368 Ezra 7:23 | gedaan worde, voor het huis van den God des hemels; want
10369 Ezra 7:24 | poortiers, Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat
10370 Ezra 7:26 | uitbanning, of tot boete van goederen, of tot de banden. ~
10371 Ezra 8:1 | optogen, onder het koninkrijk van den koning Arthahsasta. ~
10372 Ezra 8:2 | 2 Van de kinderen van Pinehas,
10373 Ezra 8:2 | 2 Van de kinderen van Pinehas, Gersom; van de
10374 Ezra 8:2 | kinderen van Pinehas, Gersom; van de kinderen van Ithamar,
10375 Ezra 8:2 | Gersom; van de kinderen van Ithamar, Daniel; van de
10376 Ezra 8:2 | kinderen van Ithamar, Daniel; van de kinderen van David, Hattus. ~
10377 Ezra 8:2 | Daniel; van de kinderen van David, Hattus. ~
10378 Ezra 8:3 | 3 Van de kinderen van Sechanja,
10379 Ezra 8:3 | 3 Van de kinderen van Sechanja, van de kinderen
10380 Ezra 8:3 | de kinderen van Sechanja, van de kinderen van Paros, Zacharja;
10381 Ezra 8:3 | Sechanja, van de kinderen van Paros, Zacharja; en met
10382 Ezra 8:4 | 4 Van de kinderen van Pahath-Moab,
10383 Ezra 8:4 | 4 Van de kinderen van Pahath-Moab, Eljehoenai,
10384 Ezra 8:4 | Pahath-Moab, Eljehoenai, van de zoon van Zerahja; en
10385 Ezra 8:4 | Eljehoenai, van de zoon van Zerahja; en met hem tweehonderd
10386 Ezra 8:5 | 5 Van de kinderen van Sechanja,
10387 Ezra 8:5 | 5 Van de kinderen van Sechanja, de zoon van Jahaziel;
10388 Ezra 8:5 | kinderen van Sechanja, de zoon van Jahaziel; en met hem driehonderd
10389 Ezra 8:6 | 6 En van de kinderen van Adin, Ebed,
10390 Ezra 8:6 | 6 En van de kinderen van Adin, Ebed, de zoon van
10391 Ezra 8:6 | van Adin, Ebed, de zoon van Jonathan; en met hem vijftig
10392 Ezra 8:7 | 7 En van de kinderen van Elam, Jesaja,
10393 Ezra 8:7 | 7 En van de kinderen van Elam, Jesaja, de zoon van
10394 Ezra 8:7 | van Elam, Jesaja, de zoon van Athalja; en met hem zeventig
10395 Ezra 8:8 | 8 En van de kinderen van Sefatja,
10396 Ezra 8:8 | 8 En van de kinderen van Sefatja, Zebadja, de zoon
10397 Ezra 8:8 | Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met hem tachtig
10398 Ezra 8:9 | 9 En van de kinderen van Joab, Obadja,
10399 Ezra 8:9 | 9 En van de kinderen van Joab, Obadja, de zoon van
10400 Ezra 8:9 | van Joab, Obadja, de zoon van Jehiel; en met hem tweehonderd
10401 Ezra 8:10 | 10 En van de kinderen van Selomith,
10402 Ezra 8:10 | 10 En van de kinderen van Selomith, de zoon van Josifja;
10403 Ezra 8:10 | kinderen van Selomith, de zoon van Josifja; en met hem honderd
10404 Ezra 8:11 | 11 En van de kinderen van Babai, Zacharja,
10405 Ezra 8:11 | 11 En van de kinderen van Babai, Zacharja, de zoon
10406 Ezra 8:11 | Babai, Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem acht en
10407 Ezra 8:12 | 12 En van de kinderen van Azgad, Johanan,
10408 Ezra 8:12 | 12 En van de kinderen van Azgad, Johanan, de zoon
10409 Ezra 8:12 | Azgad, Johanan, de zoon van Katan; en met hem honderd
10410 Ezra 8:13 | 13 En van de laatste kinderen van
10411 Ezra 8:13 | van de laatste kinderen van Adonikam, welker namen deze
10412 Ezra 8:14 | 14 En van de kinderen van Bigvai,
10413 Ezra 8:14 | 14 En van de kinderen van Bigvai, Uthai en Zabbud;
10414 Ezra 8:15 | priesteren, en vond aldaar geen van de kinderen van Levi. ~
10415 Ezra 8:15 | aldaar geen van de kinderen van Levi. ~
10416 Ezra 8:18 | onzes Gods over ons, een man van verstand, van de kinderen
10417 Ezra 8:18 | ons, een man van verstand, van de kinderen van Mahli, den
10418 Ezra 8:18 | verstand, van de kinderen van Mahli, den zoon van Levi,
10419 Ezra 8:18 | kinderen van Mahli, den zoon van Levi, den zoon van Israel;
10420 Ezra 8:18 | zoon van Levi, den zoon van Israel; namelijk Serebja,
10421 Ezra 8:19 | Hasabja, en met hem Jesaja, van de kinderen van Merari,
10422 Ezra 8:19 | Jesaja, van de kinderen van Merari, met zijn broederen,
10423 Ezra 8:20 | 20 En van Nethinim, die David en de
10424 Ezra 8:21 | aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten
10425 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters
10426 Ezra 8:22 | begeren, om ons te helpen van den vijand, op den weg;
10427 Ezra 8:23 | wij; en verzochten zulks van onzen God; en Hij liet zich
10428 Ezra 8:23 | onzen God; en Hij liet zich van ons verbidden. ~
10429 Ezra 8:24 | Toen scheidde ik twaalf uit van de oversten der priesteren:
10430 Ezra 8:24 | Serebja Hasabja, en tien van hun broederen met hen. ~
10431 Ezra 8:25 | vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods die
10432 Ezra 8:27 | drachmen; en twee vaten van blinkend goed koper, begeerlijk
10433 Ezra 8:29 | opweegt, in tegenwoordigheid van de oversten der priesteren
10434 Ezra 8:29 | der vorsten der vaderen van Israel, te Jeruzalem, in
10435 Ezra 8:29 | Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN huis. ~
10436 Ezra 8:31 | 31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den
10437 Ezra 8:31 | was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en
10438 Ezra 8:33 | onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon van Uria,
10439 Ezra 8:33 | hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, en met
10440 Ezra 8:33 | met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem Jozabad,
10441 Ezra 8:33 | met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon
10442 Ezra 8:33 | Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten. ~
10443 Ezra 8:34 | getal en naar het gewicht van dat alles; en het ganse
10444 Ezra 9:1 | Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen,
10445 Ezra 9:1 | naar hun gruwelen, namelijk van de Kanaanieten, de Hethieten,
10446 Ezra 9:2 | 2 Want zij hebben van hun dochteren genomen voor
10447 Ezra 9:3 | mijn mantel; en ik trok van het haar mijns hoofds en
10448 Ezra 9:4 | allen, die voor de woorden van den God Israels beefden,
10449 Ezra 9:7 | 7 Van de dagen onzer vaderen af
10450 Ezra 9:7 | onze priesters, in de hand van de koningen der landen,
10451 Ezra 9:8 | ogenblik, een genade geschied van den HEERE, onzen God, om
10452 Ezra 9:9 | aangezicht der koningen van Perzie, dat Hij ons een
10453 Ezra 9:9 | verhogen, en de woestigheden van hetzelve op te richten,
10454 Ezra 9:11 | land, door de vuiligheid van de volken der landen, om
10455 Ezra 9:11 | zij dat vervuild hebben, van het ene einde tot het andere
10456 Ezra 9:15 | 15 O HEERE, God van Israel! Gij zijt rechtvaardig;
10457 Ezra 10:1 | een zeer grote gemeente van mannen, en vrouwen, en kinderen;
10458 Ezra 10:2 | antwoordde Sechanja, de zoon van Jehiel, een van de zonen
10459 Ezra 10:2 | de zoon van Jehiel, een van de zonen van Elam, en zeide
10460 Ezra 10:2 | Jehiel, een van de zonen van Elam, en zeide tot Ezra:
10461 Ezra 10:2 | wij hebben vreemde vrouwen van de volken des lands bij
10462 Ezra 10:3 | wij al die vrouwen, en wat van haar geboren is, zullen
10463 Ezra 10:6 | 6 En Ezra stond op van voor Gods huis, en ging
10464 Ezra 10:6 | huis, en ging in de kamer van Johanan, den zoon van Eljasib;
10465 Ezra 10:6 | kamer van Johanan, den zoon van Eljasib; als hij daar kwam,
10466 Ezra 10:8 | zelf zou afgezonderd wezen van de gemeente der weggevoerden. ~
10467 Ezra 10:9 | verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem
10468 Ezra 10:9 | het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende om
10469 Ezra 10:11 | welgevallen, en scheidt u af van de volken des lands, en
10470 Ezra 10:11 | de volken des lands, en van de vreemde vrouwen. ~
10471 Ezra 10:13 | veel, en het is een tijd van plasregen, dat men hier
10472 Ezra 10:13 | kan; en het is geen werk van een dag noch van twee; want
10473 Ezra 10:13 | geen werk van een dag noch van twee; want velen onzer hebben
10474 Ezra 10:14 | komen, en met hen de oudsten van elke stad en derzelver rechters;
10475 Ezra 10:14 | derzelver rechters; totdat wij van ons afwenden de hittigheid
10476 Ezra 10:15 | Alleenlijk Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia, de zoon
10477 Ezra 10:15 | Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hierover;
10478 Ezra 10:18 | 18 En er werden gevonden van de zonen der priesteren,
10479 Ezra 10:18 | zich hadden doen wonen; van de zonen van Jesua, den
10480 Ezra 10:18 | doen wonen; van de zonen van Jesua, den zoon van Jozadak,
10481 Ezra 10:18 | zonen van Jesua, den zoon van Jozadak, en zijn broederen,
10482 Ezra 10:19 | zijnde, offerden zij een ram van de kudde voor hun schuld.
10483 Ezra 10:20 | 20 En van de kinderen van Immer: Hanani
10484 Ezra 10:20 | 20 En van de kinderen van Immer: Hanani en Zebadja. ~
10485 Ezra 10:21 | 21 En van de kinderen van Harim: Maaseja,
10486 Ezra 10:21 | 21 En van de kinderen van Harim: Maaseja, en Elia,
10487 Ezra 10:22 | 22 En van de kinderen van Pashur:
10488 Ezra 10:22 | 22 En van de kinderen van Pashur: Eljoenai, Maaseja,
10489 Ezra 10:23 | 23 En van de Levieten: Jozabad, en
10490 Ezra 10:24 | 24 En van de zangers: Eljasib; en
10491 Ezra 10:24 | de zangers: Eljasib; en van de poortiers: Sallum, en
10492 Ezra 10:25 | 25 En van Israel: van de kinderen
10493 Ezra 10:25 | 25 En van Israel: van de kinderen van Paros: Ramja,
10494 Ezra 10:25 | Israel: van de kinderen van Paros: Ramja, en Jezia,
10495 Ezra 10:26 | 26 En van de kinderen van Elam: Mattanja,
10496 Ezra 10:26 | 26 En van de kinderen van Elam: Mattanja, Zacharja,
10497 Ezra 10:27 | 27 En van de kinderen van Zatthu:
10498 Ezra 10:27 | 27 En van de kinderen van Zatthu: Eljoenai, Eljasib,
10499 Ezra 10:28 | 28 En van de kinderen van Bebai: Johanan,
10500 Ezra 10:28 | 28 En van de kinderen van Bebai: Johanan, Hananja,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |