1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
10501 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam,
10502 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam, Malluch
10503 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab:
10504 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab: Adna, en Chelal,
10505 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer,
10506 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia,
10507 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai,
10508 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata,
10509 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai,
10510 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram, en
10511 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel,
10512 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja,
10513 Ezra 10:44 | vrouwen genomen; en sommigen van hen hadden vrouwen, waarbij
10514 Neh 1:1 | 1 De geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja.
10515 Neh 1:1 | geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde
10516 Neh 1:2 | 2 Zo kwam Hanani, een van mijn broederen, hij en sommige
10517 Neh 1:2 | die overgebleven waren van de gevangenis), en naar
10518 Neh 1:3 | De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in
10519 Neh 1:4 | biddende voor het aangezicht van den God des hemels. ~
10520 Neh 2:1 | in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta,
10521 Neh 2:4 | nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ~
10522 Neh 2:8 | aan Asaf, den bewaarder van den lusthof, denwelken de
10523 Neh 2:8 | om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het
10524 Neh 2:13 | en ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke verscheurd
10525 Neh 2:20 | antwoord, en zeide tot hen: God van den hemel, Die zal het ons
10526 Neh 3:2 | zijn hand bouwden de mannen van Jericho; ook bouwde aan
10527 Neh 3:2 | zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~
10528 Neh 3:3 | Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die,
10529 Neh 3:4 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz;
10530 Neh 3:4 | zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand verbeterde
10531 Neh 3:4 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel;
10532 Neh 3:4 | zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun hand
10533 Neh 3:4 | hand verbeterde Zadok, zoon van Baena. ~
10534 Neh 3:6 | verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de
10535 Neh 3:6 | Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden
10536 Neh 3:7 | de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot
10537 Neh 3:7 | de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel
10538 Neh 3:8 | verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden,
10539 Neh 3:8 | verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij
10540 Neh 3:9 | verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven
10541 Neh 3:9 | overste des halven deels van Jeruzalem. ~
10542 Neh 3:10 | verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover zijn
10543 Neh 3:10 | verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja. ~
10544 Neh 3:11 | verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon
10545 Neh 3:11 | Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-Moab; daartoe den
10546 Neh 3:12 | verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het andere
10547 Neh 3:12 | zoon van Lohes, overste van het andere halve deel van
10548 Neh 3:12 | van het andere halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. ~
10549 Neh 3:13 | verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij bouwden die,
10550 Neh 3:14 | verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van het
10551 Neh 3:14 | zoon van Rechab, overste van het deel Beth-Cherem; hij
10552 Neh 3:15 | verbeterde Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste van het
10553 Neh 3:15 | zoon van Kol-Hoze, overste van het deel van Mizpa; hij
10554 Neh 3:15 | Kol-Hoze, overste van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en
10555 Neh 3:15 | aan de trappen, die afgaan van Davids stad. ~
10556 Neh 3:16 | verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het halve
10557 Neh 3:16 | zoon van Azbuk, overste van het halve deel van Beth-Zur,
10558 Neh 3:16 | overste van het halve deel van Beth-Zur, tot tegenover
10559 Neh 3:17 | Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand verbeterde
10560 Neh 3:17 | verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel van Kehila,
10561 Neh 3:17 | overste van het halve deel van Kehila, in zijn deel. ~
10562 Neh 3:18 | broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste van
10563 Neh 3:18 | van Henadad, de overste van het andere halve deel van
10564 Neh 3:18 | van het andere halve deel van Kehila. ~
10565 Neh 3:19 | verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa,
10566 Neh 3:19 | zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een ander maat; tegenover
10567 Neh 3:20 | vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat;
10568 Neh 3:20 | Zabbai, een andere maat; van den hoek tot aan de deur
10569 Neh 3:20 | den hoek tot aan de deur van het huis van Eljasib, den
10570 Neh 3:20 | aan de deur van het huis van Eljasib, den hogepriester. ~
10571 Neh 3:21 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz,
10572 Neh 3:21 | zoon van Uria, den zoon van Koz, een ander maat; van
10573 Neh 3:21 | van Koz, een ander maat; van de huisdeur van Eljasib
10574 Neh 3:21 | ander maat; van de huisdeur van Eljasib af, tot aan het
10575 Neh 3:21 | Eljasib af, tot aan het einde van Eljasibs huis. ~
10576 Neh 3:23 | verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja,
10577 Neh 3:23 | zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. ~
10578 Neh 3:24 | verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander maat;
10579 Neh 3:24 | Henadad, een ander maat; van het huis van Azarja tot
10580 Neh 3:24 | ander maat; van het huis van Azarja tot aan den hoek
10581 Neh 3:25 | 25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, en
10582 Neh 3:25 | den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt,
10583 Neh 3:25 | na hem Pedaja, de zoon van Paros; ~
10584 Neh 3:27 | toren, en tot aan den muur van Ofel. ~
10585 Neh 3:28 | 28 Van boven de Paardenpoort verbeterden
10586 Neh 3:29 | verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis.
10587 Neh 3:29 | verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van
10588 Neh 3:29 | van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. ~
10589 Neh 3:30 | verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de zoon
10590 Neh 3:30 | Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een andere
10591 Neh 3:30 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn
10592 Neh 3:31 | kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal
10593 Neh 3:31 | Mifkad, en tot de opperzaal van het punt. ~
10594 Neh 3:32 | 32 En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort
10595 Neh 4:2 | tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaria, en
10596 Neh 4:2 | broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen
10597 Neh 4:5 | zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want
10598 Neh 4:7 | verbetering aan de muren van Jeruzalem toenam, dat de
10599 Neh 4:11 | totdat wij in het midden van hen komen, en slaan hen
10600 Neh 4:16 | 16 En het geschiedde van dien dag af, dat de helft
10601 Neh 4:16 | aan het werk, en de helft van hen hielden de spiesen,
10602 Neh 4:16 | waren achter het ganse huis van Juda. ~
10603 Neh 4:19 | afgezonderd, de een ver van den ander; ~
10604 Neh 4:21 | aan het werk; en de helft van hen hielden de spiesen,
10605 Neh 4:21 | hen hielden de spiesen, van het opgaan des dageraads
10606 Neh 4:23 | jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij
10607 Neh 5:5 | dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen,
10608 Neh 5:7 | vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde
10609 Neh 5:10 | vorderen wij ook geld en koren van hen? Laat ons toch dezen
10610 Neh 5:11 | en het honderdste deel van het geld, en van het koren,
10611 Neh 5:11 | honderdste deel van het geld, en van het koren, den most en de
10612 Neh 5:12 | zullen het wedergeven, en van hen niets zoeken; wij zullen
10613 Neh 5:14 | 14 Ook van dien dag af, dat hij mij
10614 Neh 5:14 | te zijn in het land Juda, van het twintigste jaar af,
10615 Neh 5:14 | het twee en dertigste jaar van den koning Arthahsasta,
10616 Neh 5:15 | hebben het volk bezwaard, en van hen genomen aan brood en
10617 Neh 5:17 | 17 Ook zijn van de Joden en van de overheden
10618 Neh 5:17 | Ook zijn van de Joden en van de overheden honderd en
10619 Neh 5:17 | honderd en vijftig man, en die van de heidenen, die rondom
10620 Neh 5:18 | bereid, en binnen tien dagen van allen wijn zeer veel; nog
10621 Neh 6:1 | Voorts is het geschied, als van Sanballat, en Tobia, en
10622 Neh 6:1 | Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier, en van
10623 Neh 6:1 | van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord
10624 Neh 6:7 | profeten hebt besteld, om van u te Jeruzalem uit te roepen,
10625 Neh 6:7 | koning in Juda. Nu zal het van den koning gehoord worden,
10626 Neh 6:8 | hem, om te zeggen: Er is van al zulke zaken, als gij
10627 Neh 6:9 | zeggende: Hun handen zullen van het werk aflaten, dat het
10628 Neh 6:10 | Als ik nu kwam in het huis van Semaja, den zoon van Delaja,
10629 Neh 6:10 | huis van Semaja, den zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (
10630 Neh 6:10 | zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (hij nu was besloten),
10631 Neh 6:15 | den vijf en twintigsten van Elul, in twee en vijftig
10632 Neh 6:16 | zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan was. ~
10633 Neh 6:17 | schreven in die dagen edelen van Juda vele brieven, die naar
10634 Neh 6:17 | naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen tot hen. ~
10635 Neh 6:18 | omdat hij was een schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah;
10636 Neh 6:18 | schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan
10637 Neh 6:18 | Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~
10638 Neh 6:18 | dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~
10639 Neh 7:2 | aan Hananja, den overste van den burg te Jeruzalem, want
10640 Neh 7:2 | want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezende
10641 Neh 7:3 | tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden,
10642 Neh 7:3 | wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk
10643 Neh 7:4 | 4 De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des
10644 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen
10645 Neh 7:6 | die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en
10646 Neh 7:7 | is het getal der mannen van het volk van Israel. ~
10647 Neh 7:7 | der mannen van het volk van Israel. ~
10648 Neh 7:8 | 8 De kinderen van Parhos waren twee duizend,
10649 Neh 7:9 | 9 De kinderen van Sefatja, driehonderd twee
10650 Neh 7:10 | 10 De kinderen van Arach, zeshonderd twee en
10651 Neh 7:11 | 11 De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen
10652 Neh 7:11 | kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en
10653 Neh 7:11 | Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend,
10654 Neh 7:12 | 12 De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd
10655 Neh 7:13 | 13 De kinderen van Zatthu, achthonderd vijf
10656 Neh 7:14 | 14 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd en
10657 Neh 7:15 | 15 De kinderen van Binnui, zeshonderd acht
10658 Neh 7:16 | 16 De kinderen van Bebai, zeshonderd acht en
10659 Neh 7:17 | 17 De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd
10660 Neh 7:18 | 18 De kinderen van Adonikam, zeshonderd zeven
10661 Neh 7:19 | 19 De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven
10662 Neh 7:20 | 20 De kinderen van Adin, zeshonderd vijf en
10663 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en
10664 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig; ~
10665 Neh 7:22 | 22 De kinderen van Hassum, driehonderd acht
10666 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd vier
10667 Neh 7:24 | 24 De kinderen van Harif, honderd en twaalf; ~
10668 Neh 7:25 | 25 De kinderen van Gibeon, vijf en negentig; ~
10669 Neh 7:26 | 26 De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd
10670 Neh 7:27 | 27 De mannen van Anathoth, honderd acht en
10671 Neh 7:28 | 28 De mannen van Beth-Azmaveth, twee en veertig; ~
10672 Neh 7:29 | 29 De mannen van Kirjath-Jearim, Cefira en
10673 Neh 7:30 | 30 De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd
10674 Neh 7:31 | 31 De mannen van Michmas, honderd twee en
10675 Neh 7:32 | 32 De mannen van Beth-El en Ai, honderd drie
10676 Neh 7:33 | 33 De mannen van het andere Nebo, twee en
10677 Neh 7:35 | 35 De kinderen van Harim, driehonderd en twintig; ~
10678 Neh 7:36 | 36 De kinderen van Jericho, driehonderd vijf
10679 Neh 7:37 | 37 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd
10680 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd
10681 Neh 7:39 | De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van
10682 Neh 7:39 | de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd
10683 Neh 7:39 | van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie
10684 Neh 7:40 | 40 De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig; ~
10685 Neh 7:41 | 41 De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd
10686 Neh 7:42 | 42 De kinderen van Harim, duizend en zeventien; ~
10687 Neh 7:43 | De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van
10688 Neh 7:43 | de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen
10689 Neh 7:43 | van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva,
10690 Neh 7:43 | Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig; ~
10691 Neh 7:44 | De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig; ~
10692 Neh 7:45 | De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van
10693 Neh 7:45 | van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon,
10694 Neh 7:45 | kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van
10695 Neh 7:45 | van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita,
10696 Neh 7:45 | kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van
10697 Neh 7:45 | van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig; ~
10698 Neh 7:46 | De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa,
10699 Neh 7:46 | kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van
10700 Neh 7:46 | van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
10701 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de kinderen van Sia,
10702 Neh 7:47 | kinderen van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~
10703 Neh 7:47 | kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~
10704 Neh 7:48 | 48 De kinderen van Lebana, de kinderen van
10705 Neh 7:48 | van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van
10706 Neh 7:48 | van Hagaba, de kinderen van Salmai; ~
10707 Neh 7:49 | 49 De kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel,
10708 Neh 7:49 | kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, de kinderen van
10709 Neh 7:49 | van Giddel, de kinderen van Gahar; ~
10710 Neh 7:50 | 50 De kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin,
10711 Neh 7:50 | kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~
10712 Neh 7:50 | kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~
10713 Neh 7:51 | 51 De kinderen van Gazzam, de kinderen van
10714 Neh 7:51 | van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~
10715 Neh 7:51 | kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~
10716 Neh 7:52 | 52 De kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim,
10717 Neh 7:52 | kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, de kinderen van
10718 Neh 7:52 | van Meunim, de kinderen van Nefussim; ~
10719 Neh 7:53 | 53 De kinderen van Bakbuk, de kinderen van
10720 Neh 7:53 | van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen van
10721 Neh 7:53 | van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
10722 Neh 7:54 | 54 De kinderen van Bazlith, de kinderen van
10723 Neh 7:54 | van Bazlith, de kinderen van Mehida, de kinderen van
10724 Neh 7:54 | van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
10725 Neh 7:55 | 55 De kinderen van Barkos, de kinderen van
10726 Neh 7:55 | van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen van
10727 Neh 7:55 | van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
10728 Neh 7:56 | 56 De kinderen van Neziah, de kinderen van
10729 Neh 7:56 | van Neziah, de kinderen van Hatifa; ~
10730 Neh 7:57 | De kinderen der knechten van Salomo; de kinderen van
10731 Neh 7:57 | van Salomo; de kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth,
10732 Neh 7:57 | kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de kinderen van
10733 Neh 7:57 | van Sofereth, de kinderen van Perida; ~
10734 Neh 7:58 | 58 De kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon,
10735 Neh 7:58 | kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon, de kinderen van
10736 Neh 7:58 | van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
10737 Neh 7:59 | 59 De kinderen van Sefatja, de kinderen van
10738 Neh 7:59 | van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van
10739 Neh 7:59 | van Hattil, de kinderen van Pochereth van Zebaim, de
10740 Neh 7:59 | de kinderen van Pochereth van Zebaim, de kinderen van
10741 Neh 7:59 | van Zebaim, de kinderen van Amon; ~
10742 Neh 7:60 | de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd
10743 Neh 7:61 | 61 Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa,
10744 Neh 7:62 | 62 De kinderen van Delaja, de kinderen van
10745 Neh 7:62 | van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda,
10746 Neh 7:62 | kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee
10747 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen
10748 Neh 7:63 | priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen van
10749 Neh 7:63 | van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai,
10750 Neh 7:63 | kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die een vrouw
10751 Neh 7:63 | Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai,
10752 Neh 7:63 | een vrouw van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet,
10753 Neh 7:64 | werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. ~
10754 Neh 7:65 | Hattirsatha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet
10755 Neh 7:70 | 70 Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven
10756 Neh 7:71 | 71 En anderen van de hoofden der vaderen gaven
10757 Neh 7:73 | de zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim,
10758 Neh 8:2 | dat hij het boek der wet van Mozes zou halen, die de
10759 Neh 8:4 | die voor de Waterpoort is, van het morgen licht aan tot
10760 Neh 8:14 | zich de hoofden der vaderen van het ganse volk, de priesters
10761 Neh 8:15 | dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had, dat de
10762 Neh 8:16 | gebergte, en haalt takken van olijfbomen, en takken van
10763 Neh 8:16 | van olijfbomen, en takken van andere olieachtige bomen,
10764 Neh 8:16 | olieachtige bomen, en takken van mirtebomen, en takken van
10765 Neh 8:16 | van mirtebomen, en takken van palmbomen, en takken van
10766 Neh 8:16 | van palmbomen, en takken van andere dichte bomen, om
10767 Neh 8:17 | voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, en op de straat
10768 Neh 8:17 | Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~
10769 Neh 8:18 | niet gedaan sinds de dagen van Jesua, den zoon van Nun,
10770 Neh 8:18 | dagen van Jesua, den zoon van Nun, tot op dezen dag toe;
10771 Neh 8:19 | wetboek Gods dag bij dag, van den eersten dag tot den
10772 Neh 9:2 | Israels scheidde zich af van alle vreemden. En zij stonden,
10773 Neh 9:2 | stonden, en deden belijdenis van hun zonden en hunner vaderen
10774 Neh 9:3 | huns Gods, een vierendeel van den dag; en op een ander
10775 Neh 9:5 | looft den HEERE, uw God, van eeuwigheid tot in eeuwigheid;
10776 Neh 9:14 | wet bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. ~
10777 Neh 9:17 | dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen, genadig en
10778 Neh 9:17 | barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid, hebt hen evenwel
10779 Neh 9:19 | de wolkkolom week niet van hen des daags, om hen op
10780 Neh 9:20 | Manna hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt
10781 Neh 9:22 | erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land
10782 Neh 9:22 | weten, het land des konings van Hesbon, en het land van
10783 Neh 9:22 | van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan. ~
10784 Neh 9:22 | het land van Og, koning van Basan. ~
10785 Neh 9:25 | erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten,
10786 Neh 9:25 | wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij
10787 Neh 9:27 | benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun
10788 Neh 9:28 | aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt
10789 Neh 9:30 | Gij hen gegeven in de hand van de volken der landen. ~
10790 Neh 9:32 | vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen der koningen van
10791 Neh 9:32 | van de dagen der koningen van Assur af tot op dezen dag. ~
10792 Neh 9:35 | hebben zich niet bekeerd van hun boze werken. ~
10793 Neh 10:1 | Nehemia Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia, ~
10794 Neh 10:9 | Levieten, namelijk: Jesua, zoon van Azanja, Binnui; van de zonen
10795 Neh 10:9 | zoon van Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel; ~
10796 Neh 10:9 | Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel; ~
10797 Neh 10:28 | Nethinim, en al wie zich van de volken der landen had
10798 Neh 10:29 | gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes;
10799 Neh 10:31 | een anderen heiligen dag van hen niet zouden nemen; en
10800 Neh 10:32 | opleggende een derde deel van een sikkel in het jaar,
10801 Neh 10:32 | het jaar, tot den dienst van het huis onzes Gods; ~
10802 Neh 10:33 | Israel; en tot alle werk van het huis onzes Gods. ~
10803 Neh 10:34 | het volk, over het offer van het hout, dat men brengen
10804 Neh 10:35 | lands en de eerstelingen van alle vrucht van al het geboomte,
10805 Neh 10:35 | eerstelingen van alle vrucht van al het geboomte, jaar op
10806 Neh 10:37 | priesteren, in de kameren van het huis onzes Gods, en
10807 Neh 10:38 | er een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten zou
10808 Neh 10:38 | onzes Gods, in de kameren van het schathuis. ~
10809 Neh 10:39 | kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten hefoffer van
10810 Neh 10:39 | van Levi moeten hefoffer van koren, most en olie in die
10811 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem
10812 Neh 11:3 | woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk
10813 Neh 11:3 | de kinderen der knechten van Salomo). ~
10814 Neh 11:4 | Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en
10815 Neh 11:4 | sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen
10816 Neh 11:4 | de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin.
10817 Neh 11:4 | Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen
10818 Neh 11:4 | de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja,
10819 Neh 11:4 | Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van
10820 Neh 11:4 | van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja,
10821 Neh 11:4 | zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja,
10822 Neh 11:4 | zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja,
10823 Neh 11:4 | zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel,
10824 Neh 11:4 | zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen
10825 Neh 11:4 | den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~
10826 Neh 11:4 | Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~
10827 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose,
10828 Neh 11:5 | zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja,
10829 Neh 11:5 | zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja,
10830 Neh 11:5 | zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib,
10831 Neh 11:5 | zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja,
10832 Neh 11:5 | zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~
10833 Neh 11:5 | zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~
10834 Neh 11:6 | 6 Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem
10835 Neh 11:7 | En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon
10836 Neh 11:7 | Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Joed,
10837 Neh 11:7 | zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja,
10838 Neh 11:7 | zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja,
10839 Neh 11:7 | zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja,
10840 Neh 11:7 | zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel,
10841 Neh 11:7 | zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~
10842 Neh 11:7 | zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~
10843 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri, was opziener over
10844 Neh 11:9 | over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede over
10845 Neh 11:10 | 10 Van de priesteren: Jedaja, de
10846 Neh 11:10 | priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~
10847 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam,
10848 Neh 11:11 | zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok,
10849 Neh 11:11 | zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth,
10850 Neh 11:11 | zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub,
10851 Neh 11:11 | zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van
10852 Neh 11:11 | van Ahitub, was voorganger van Gods huis; ~
10853 Neh 11:12 | twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja,
10854 Neh 11:12 | zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja, den zoon van Amzi,
10855 Neh 11:12 | zoon van Pelalja, den zoon van Amzi, den zoon van Zacharja,
10856 Neh 11:12 | zoon van Amzi, den zoon van Zacharja, den zoon van Pashur,
10857 Neh 11:12 | zoon van Zacharja, den zoon van Pashur, den zoon van Malchia; ~
10858 Neh 11:12 | zoon van Pashur, den zoon van Malchia; ~
10859 Neh 11:13 | veertig. En Amassai, de zoon van Azareel, den zoon van Achzai,
10860 Neh 11:13 | zoon van Azareel, den zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth,
10861 Neh 11:13 | zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth, den zoon van
10862 Neh 11:13 | van Mesillemoth, den zoon van Immer; ~
10863 Neh 11:14 | hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim. ~
10864 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja, de
10865 Neh 11:15 | Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, den zoon van Azrikam,
10866 Neh 11:15 | zoon van Hassub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja,
10867 Neh 11:15 | zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, den zoon van Buni. ~
10868 Neh 11:15 | zoon van Hasabja, den zoon van Buni. ~
10869 Neh 11:16 | En Sabbethai, en Jozabad, van de hoofden der Levieten,
10870 Neh 11:16 | waren over het buitenwerk van het huis Gods. ~
10871 Neh 11:17 | 17 En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon van Zabdi,
10872 Neh 11:17 | zoon van Micha, den zoon van Zabdi, den zoon van Asaf,
10873 Neh 11:17 | zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die
10874 Neh 11:17 | en Bakbukja was de tweede van zijn broederen; en Abda,
10875 Neh 11:17 | broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon van Galal,
10876 Neh 11:17 | zoon van Sammua, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun. ~
10877 Neh 11:17 | zoon van Galal, den zoon van Jeduthun. ~
10878 Neh 11:20 | 20 Het overige nu van Israel, van de priesters
10879 Neh 11:20 | Het overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten,
10880 Neh 11:20 | Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn
10881 Neh 11:22 | Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja,
10882 Neh 11:22 | zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja,
10883 Neh 11:22 | zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van
10884 Neh 11:22 | van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van
10885 Neh 11:22 | Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren
10886 Neh 11:22 | van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover
10887 Neh 11:22 | zangers tegenover het werk van Gods huis. ~
10888 Neh 11:23 | was een gebod des konings van hen, te weten, een zeker
10889 Neh 11:23 | onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks op zijn dag. ~
10890 Neh 11:24 | 24 En Petahja, de zoon van Mesezabeel, van de kinderen
10891 Neh 11:24 | de zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den
10892 Neh 11:24 | Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den zoon van Juda,
10893 Neh 11:24 | kinderen van Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings
10894 Neh 11:25 | akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in
10895 Neh 11:25 | sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en
10896 Neh 11:30 | plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba af tot aan het
10897 Neh 11:31 | 31 De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden
10898 Neh 11:31 | kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas,
10899 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden
10900 Neh 11:36 | sommigen in de verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~ ~ ~
10901 Neh 11:36 | verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~ ~ ~
10902 Neh 12:1 | met Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, en Jesua, optogen:
10903 Neh 12:7 | hun broederen, in de dagen van Jesua. ~
10904 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim waren priesters,
10905 Neh 12:12 | priesters, hoofden der vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia,
10906 Neh 12:12 | van Seraja was Meraja; van Jeremia, Hananja; ~
10907 Neh 12:13 | 13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja,
10908 Neh 12:13 | 13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Johanan; ~
10909 Neh 12:14 | 14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja,
10910 Neh 12:14 | 14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja, Jozef; ~
10911 Neh 12:15 | 15 Van Harim, Adna; van Merajoth,
10912 Neh 12:15 | 15 Van Harim, Adna; van Merajoth, Helkai; ~
10913 Neh 12:16 | 16 Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon,
10914 Neh 12:16 | 16 Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon, Mesullam; ~
10915 Neh 12:17 | 17 Van Abia, Zichri; van Minjamin,
10916 Neh 12:17 | 17 Van Abia, Zichri; van Minjamin, van Moadja, Piltai; ~
10917 Neh 12:17 | Abia, Zichri; van Minjamin, van Moadja, Piltai; ~
10918 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja,
10919 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan; ~
10920 Neh 12:19 | 19 En van Jojarib, Matthenai; van
10921 Neh 12:19 | van Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi; ~
10922 Neh 12:20 | 20 Van Sallai, Kallai; van Amok,
10923 Neh 12:20 | 20 Van Sallai, Kallai; van Amok, Heber; ~
10924 Neh 12:21 | 21 Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja,
10925 Neh 12:21 | 21 Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, Nethaneel. ~
10926 Neh 12:22 | 22 Van de Levieten werden in de
10927 Neh 12:22 | Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, en Johanan,
10928 Neh 12:22 | priesteren, tot het koninkrijk van Darius, den Perziaan. ~
10929 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de hoofden der vaderen,
10930 Neh 12:23 | kronieken, tot de dagen van Johanan, den zoon van Eljasib,
10931 Neh 12:23 | dagen van Johanan, den zoon van Eljasib, toe. ~
10932 Neh 12:24 | Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun broederen
10933 Neh 12:24 | te danken, naar het gebod van David, den man Gods, wacht
10934 Neh 12:26 | Dezen waren in de dagen van Jojakim, den zoon van Jesua,
10935 Neh 12:26 | dagen van Jojakim, den zoon van Jesua, den zoon van Jozadak,
10936 Neh 12:26 | zoon van Jesua, den zoon van Jozadak, en in de dagen
10937 Neh 12:26 | Jozadak, en in de dagen van Nehemia, den landvoogd,
10938 Neh 12:26 | Nehemia, den landvoogd, en van den priester Ezra, den schriftgeleerde. ~
10939 Neh 12:27 | 27 In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten
10940 Neh 12:28 | Jeruzalem, als uit de dorpen van de Netofathieten; ~
10941 Neh 12:29 | 29 En uit het huis van Gilgal, en uit de velden
10942 Neh 12:29 | Gilgal, en uit de velden van Geba en Asmaveth; want de
10943 Neh 12:31 | Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur;
10944 Neh 12:32 | en de helft der vorsten van Juda. ~
10945 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen met
10946 Neh 12:35 | trompetten: Zecharja, de zoon van Jonathan, den zoon van Semaja,
10947 Neh 12:35 | zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja,
10948 Neh 12:35 | zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, den zoon van
10949 Neh 12:35 | van Matthanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur,
10950 Neh 12:35 | zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf; ~
10951 Neh 12:35 | zoon van Zakkur, den zoon van Asaf; ~
10952 Neh 12:36 | met muziekinstrumenten van David, den man Gods; en
10953 Neh 12:37 | gingen zij op bij de trappen van Davids stad, door den opgang
10954 Neh 12:38 | des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren,
10955 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim,
10956 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim, en boven de Oude
10957 Neh 12:43 | vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre
10958 Neh 12:43 | vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. ~
10959 Neh 12:45 | poortiers, naar het gebod van David en zijn zoon Salomo. ~
10960 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en Asaf, van ouds,
10961 Neh 12:46 | dagen van David en Asaf, van ouds, waren er hoofden der
10962 Neh 12:47 | gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, en in de dagen
10963 Neh 12:47 | Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de delen der zangers
10964 Neh 12:47 | zangers en der poortiers, van elk dagelijks op zijn dag;
10965 Neh 12:47 | heiligden voor de kinderen van Aaron. ~
10966 Neh 13:1 | werd er gelezen in het boek van Mozes, voor de oren des
10967 Neh 13:3 | dat zij alle vermengeling van Israel afscheidden. ~
10968 Neh 13:4 | gesteld was over de kamer van het huis onzes Gods, was
10969 Neh 13:4 | was voor dezen nabestaande van Tobia geworden. ~
10970 Neh 13:5 | de vaten, en de tienden van koren, van most en van olie,
10971 Neh 13:5 | en de tienden van koren, van most en van olie, die bevolen
10972 Neh 13:5 | tienden van koren, van most en van olie, die bevolen waren
10973 Neh 13:6 | het twee en dertigste jaar van Arthahsasta, koning van
10974 Neh 13:6 | van Arthahsasta, koning van Babel, kwam ik tot den koning;
10975 Neh 13:6 | den koning; maar ten einde van sommige dagen verkreeg ik
10976 Neh 13:6 | verkreeg ik weder verlof van den koning. ~
10977 Neh 13:7 | te Jeruzalem, en verstond van het kwaad, dat Eljasib voor
10978 Neh 13:7 | een kamer in de voorhoven van Gods huis. ~
10979 Neh 13:8 | wierp ik al het huisraad van Tobia buiten, uit de kamer. ~
10980 Neh 13:9 | bracht daar weder in de vaten van Gods huis, met het spijsoffer
10981 Neh 13:12 | bracht gans Juda de tienden van het koren, en van den most,
10982 Neh 13:12 | tienden van het koren, en van den most, en van de olie,
10983 Neh 13:12 | koren, en van den most, en van de olie, in de schatten. ~
10984 Neh 13:13 | hun hand Hanan, den zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja;
10985 Neh 13:13 | zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja; want zij werden
10986 Neh 13:16 | verkochten aan de kinderen van Juda en te Jeruzalem. ~
10987 Neh 13:17 | twistte ik met de edelen van Juda, en zeide tot hen:
10988 Neh 13:19 | geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven,
10989 Neh 13:19 | den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten,
10990 Neh 13:20 | kramers, en de verkopers van alle koopwaren, buiten voor
10991 Neh 13:21 | ik de hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij
10992 Neh 13:25 | en sloeg sommige mannen van hen, en plukte hun het haar
10993 Neh 13:25 | zult geven, en indien gij van hun dochteren voor uw zonen
10994 Neh 13:26 | Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin gezondigd,
10995 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen van Jojada,
10996 Neh 13:28 | was er een van de kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib,
10997 Neh 13:28 | kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester,
10998 Neh 13:28 | hogepriester, schoonzoon geworden van Sanballat, den Horoniet;
10999 Neh 13:28 | Horoniet; daarom jaagde ik hem van mij weg. ~
11000 Neh 13:30 | 30 Alzo reinigde ik hen van alle vreemden; en ik bestelde
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |