Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
10501 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam, 10502 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam, Malluch 10503 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab: 10504 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab: Adna, en Chelal, 10505 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer, 10506 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, 10507 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai, 10508 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata, 10509 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai, 10510 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram, en 10511 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel, 10512 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja, 10513 Ezra 10:44 | vrouwen genomen; en sommigen van hen hadden vrouwen, waarbij 10514 Neh 1:1 | 1 De geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. 10515 Neh 1:1 | geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde 10516 Neh 1:2 | 2 Zo kwam Hanani, een van mijn broederen, hij en sommige 10517 Neh 1:2 | die overgebleven waren van de gevangenis), en naar 10518 Neh 1:3 | De overgeblevenen, die van de gevangenis aldaar in 10519 Neh 1:4 | biddende voor het aangezicht van den God des hemels. ~ 10520 Neh 2:1 | in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, 10521 Neh 2:4 | nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ~ 10522 Neh 2:8 | aan Asaf, den bewaarder van den lusthof, denwelken de 10523 Neh 2:8 | om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het 10524 Neh 2:13 | en ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke verscheurd 10525 Neh 2:20 | antwoord, en zeide tot hen: God van den hemel, Die zal het ons 10526 Neh 3:2 | zijn hand bouwden de mannen van Jericho; ook bouwde aan 10527 Neh 3:2 | zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~ 10528 Neh 3:3 | Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die, 10529 Neh 3:4 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; 10530 Neh 3:4 | zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand verbeterde 10531 Neh 3:4 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; 10532 Neh 3:4 | zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun hand 10533 Neh 3:4 | hand verbeterde Zadok, zoon van Baena. ~ 10534 Neh 3:6 | verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de 10535 Neh 3:6 | Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden 10536 Neh 3:7 | de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot 10537 Neh 3:7 | de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel 10538 Neh 3:8 | verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, 10539 Neh 3:8 | verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij 10540 Neh 3:9 | verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven 10541 Neh 3:9 | overste des halven deels van Jeruzalem. ~ 10542 Neh 3:10 | verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover zijn 10543 Neh 3:10 | verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja. ~ 10544 Neh 3:11 | verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon 10545 Neh 3:11 | Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-Moab; daartoe den 10546 Neh 3:12 | verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het andere 10547 Neh 3:12 | zoon van Lohes, overste van het andere halve deel van 10548 Neh 3:12 | van het andere halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. ~ 10549 Neh 3:13 | verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij bouwden die, 10550 Neh 3:14 | verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van het 10551 Neh 3:14 | zoon van Rechab, overste van het deel Beth-Cherem; hij 10552 Neh 3:15 | verbeterde Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste van het 10553 Neh 3:15 | zoon van Kol-Hoze, overste van het deel van Mizpa; hij 10554 Neh 3:15 | Kol-Hoze, overste van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en 10555 Neh 3:15 | aan de trappen, die afgaan van Davids stad. ~ 10556 Neh 3:16 | verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het halve 10557 Neh 3:16 | zoon van Azbuk, overste van het halve deel van Beth-Zur, 10558 Neh 3:16 | overste van het halve deel van Beth-Zur, tot tegenover 10559 Neh 3:17 | Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand verbeterde 10560 Neh 3:17 | verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel van Kehila, 10561 Neh 3:17 | overste van het halve deel van Kehila, in zijn deel. ~ 10562 Neh 3:18 | broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste van 10563 Neh 3:18 | van Henadad, de overste van het andere halve deel van 10564 Neh 3:18 | van het andere halve deel van Kehila. ~ 10565 Neh 3:19 | verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, 10566 Neh 3:19 | zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een ander maat; tegenover 10567 Neh 3:20 | vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat; 10568 Neh 3:20 | Zabbai, een andere maat; van den hoek tot aan de deur 10569 Neh 3:20 | den hoek tot aan de deur van het huis van Eljasib, den 10570 Neh 3:20 | aan de deur van het huis van Eljasib, den hogepriester. ~ 10571 Neh 3:21 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, 10572 Neh 3:21 | zoon van Uria, den zoon van Koz, een ander maat; van 10573 Neh 3:21 | van Koz, een ander maat; van de huisdeur van Eljasib 10574 Neh 3:21 | ander maat; van de huisdeur van Eljasib af, tot aan het 10575 Neh 3:21 | Eljasib af, tot aan het einde van Eljasibs huis. ~ 10576 Neh 3:23 | verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, 10577 Neh 3:23 | zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. ~ 10578 Neh 3:24 | verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander maat; 10579 Neh 3:24 | Henadad, een ander maat; van het huis van Azarja tot 10580 Neh 3:24 | ander maat; van het huis van Azarja tot aan den hoek 10581 Neh 3:25 | 25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, en 10582 Neh 3:25 | den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt, 10583 Neh 3:25 | na hem Pedaja, de zoon van Paros; ~ 10584 Neh 3:27 | toren, en tot aan den muur van Ofel. ~ 10585 Neh 3:28 | 28 Van boven de Paardenpoort verbeterden 10586 Neh 3:29 | verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. 10587 Neh 3:29 | verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van 10588 Neh 3:29 | van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. ~ 10589 Neh 3:30 | verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de zoon 10590 Neh 3:30 | Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een andere 10591 Neh 3:30 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn 10592 Neh 3:31 | kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal 10593 Neh 3:31 | Mifkad, en tot de opperzaal van het punt. ~ 10594 Neh 3:32 | 32 En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort 10595 Neh 4:2 | tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaria, en 10596 Neh 4:2 | broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen 10597 Neh 4:5 | zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want 10598 Neh 4:7 | verbetering aan de muren van Jeruzalem toenam, dat de 10599 Neh 4:11 | totdat wij in het midden van hen komen, en slaan hen 10600 Neh 4:16 | 16 En het geschiedde van dien dag af, dat de helft 10601 Neh 4:16 | aan het werk, en de helft van hen hielden de spiesen, 10602 Neh 4:16 | waren achter het ganse huis van Juda. ~ 10603 Neh 4:19 | afgezonderd, de een ver van den ander; ~ 10604 Neh 4:21 | aan het werk; en de helft van hen hielden de spiesen, 10605 Neh 4:21 | hen hielden de spiesen, van het opgaan des dageraads 10606 Neh 4:23 | jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij 10607 Neh 5:5 | dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen, 10608 Neh 5:7 | vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde 10609 Neh 5:10 | vorderen wij ook geld en koren van hen? Laat ons toch dezen 10610 Neh 5:11 | en het honderdste deel van het geld, en van het koren, 10611 Neh 5:11 | honderdste deel van het geld, en van het koren, den most en de 10612 Neh 5:12 | zullen het wedergeven, en van hen niets zoeken; wij zullen 10613 Neh 5:14 | 14 Ook van dien dag af, dat hij mij 10614 Neh 5:14 | te zijn in het land Juda, van het twintigste jaar af, 10615 Neh 5:14 | het twee en dertigste jaar van den koning Arthahsasta, 10616 Neh 5:15 | hebben het volk bezwaard, en van hen genomen aan brood en 10617 Neh 5:17 | 17 Ook zijn van de Joden en van de overheden 10618 Neh 5:17 | Ook zijn van de Joden en van de overheden honderd en 10619 Neh 5:17 | honderd en vijftig man, en die van de heidenen, die rondom 10620 Neh 5:18 | bereid, en binnen tien dagen van allen wijn zeer veel; nog 10621 Neh 6:1 | Voorts is het geschied, als van Sanballat, en Tobia, en 10622 Neh 6:1 | Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier, en van 10623 Neh 6:1 | van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord 10624 Neh 6:7 | profeten hebt besteld, om van u te Jeruzalem uit te roepen, 10625 Neh 6:7 | koning in Juda. Nu zal het van den koning gehoord worden, 10626 Neh 6:8 | hem, om te zeggen: Er is van al zulke zaken, als gij 10627 Neh 6:9 | zeggende: Hun handen zullen van het werk aflaten, dat het 10628 Neh 6:10 | Als ik nu kwam in het huis van Semaja, den zoon van Delaja, 10629 Neh 6:10 | huis van Semaja, den zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel ( 10630 Neh 6:10 | zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (hij nu was besloten), 10631 Neh 6:15 | den vijf en twintigsten van Elul, in twee en vijftig 10632 Neh 6:16 | zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan was. ~ 10633 Neh 6:17 | schreven in die dagen edelen van Juda vele brieven, die naar 10634 Neh 6:17 | naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen tot hen. ~ 10635 Neh 6:18 | omdat hij was een schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah; 10636 Neh 6:18 | schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan 10637 Neh 6:18 | Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~ 10638 Neh 6:18 | dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~ 10639 Neh 7:2 | aan Hananja, den overste van den burg te Jeruzalem, want 10640 Neh 7:2 | want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezende 10641 Neh 7:3 | tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, 10642 Neh 7:3 | wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk 10643 Neh 7:4 | 4 De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des 10644 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen 10645 Neh 7:6 | die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en 10646 Neh 7:7 | is het getal der mannen van het volk van Israel. ~ 10647 Neh 7:7 | der mannen van het volk van Israel. ~ 10648 Neh 7:8 | 8 De kinderen van Parhos waren twee duizend, 10649 Neh 7:9 | 9 De kinderen van Sefatja, driehonderd twee 10650 Neh 7:10 | 10 De kinderen van Arach, zeshonderd twee en 10651 Neh 7:11 | 11 De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen 10652 Neh 7:11 | kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en 10653 Neh 7:11 | Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, 10654 Neh 7:12 | 12 De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd 10655 Neh 7:13 | 13 De kinderen van Zatthu, achthonderd vijf 10656 Neh 7:14 | 14 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd en 10657 Neh 7:15 | 15 De kinderen van Binnui, zeshonderd acht 10658 Neh 7:16 | 16 De kinderen van Bebai, zeshonderd acht en 10659 Neh 7:17 | 17 De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd 10660 Neh 7:18 | 18 De kinderen van Adonikam, zeshonderd zeven 10661 Neh 7:19 | 19 De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven 10662 Neh 7:20 | 20 De kinderen van Adin, zeshonderd vijf en 10663 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en 10664 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig; ~ 10665 Neh 7:22 | 22 De kinderen van Hassum, driehonderd acht 10666 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd vier 10667 Neh 7:24 | 24 De kinderen van Harif, honderd en twaalf; ~ 10668 Neh 7:25 | 25 De kinderen van Gibeon, vijf en negentig; ~ 10669 Neh 7:26 | 26 De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd 10670 Neh 7:27 | 27 De mannen van Anathoth, honderd acht en 10671 Neh 7:28 | 28 De mannen van Beth-Azmaveth, twee en veertig; ~ 10672 Neh 7:29 | 29 De mannen van Kirjath-Jearim, Cefira en 10673 Neh 7:30 | 30 De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd 10674 Neh 7:31 | 31 De mannen van Michmas, honderd twee en 10675 Neh 7:32 | 32 De mannen van Beth-El en Ai, honderd drie 10676 Neh 7:33 | 33 De mannen van het andere Nebo, twee en 10677 Neh 7:35 | 35 De kinderen van Harim, driehonderd en twintig; ~ 10678 Neh 7:36 | 36 De kinderen van Jericho, driehonderd vijf 10679 Neh 7:37 | 37 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd 10680 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd 10681 Neh 7:39 | De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van 10682 Neh 7:39 | de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd 10683 Neh 7:39 | van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie 10684 Neh 7:40 | 40 De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig; ~ 10685 Neh 7:41 | 41 De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd 10686 Neh 7:42 | 42 De kinderen van Harim, duizend en zeventien; ~ 10687 Neh 7:43 | De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van 10688 Neh 7:43 | de kinderen van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen 10689 Neh 7:43 | van Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, 10690 Neh 7:43 | Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig; ~ 10691 Neh 7:44 | De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig; ~ 10692 Neh 7:45 | De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van 10693 Neh 7:45 | van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, 10694 Neh 7:45 | kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van 10695 Neh 7:45 | van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, 10696 Neh 7:45 | kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van 10697 Neh 7:45 | van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig; ~ 10698 Neh 7:46 | De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, 10699 Neh 7:46 | kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen van 10700 Neh 7:46 | van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~ 10701 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de kinderen van Sia, 10702 Neh 7:47 | kinderen van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~ 10703 Neh 7:47 | kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~ 10704 Neh 7:48 | 48 De kinderen van Lebana, de kinderen van 10705 Neh 7:48 | van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van 10706 Neh 7:48 | van Hagaba, de kinderen van Salmai; ~ 10707 Neh 7:49 | 49 De kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, 10708 Neh 7:49 | kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, de kinderen van 10709 Neh 7:49 | van Giddel, de kinderen van Gahar; ~ 10710 Neh 7:50 | 50 De kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, 10711 Neh 7:50 | kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~ 10712 Neh 7:50 | kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~ 10713 Neh 7:51 | 51 De kinderen van Gazzam, de kinderen van 10714 Neh 7:51 | van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~ 10715 Neh 7:51 | kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~ 10716 Neh 7:52 | 52 De kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, 10717 Neh 7:52 | kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, de kinderen van 10718 Neh 7:52 | van Meunim, de kinderen van Nefussim; ~ 10719 Neh 7:53 | 53 De kinderen van Bakbuk, de kinderen van 10720 Neh 7:53 | van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen van 10721 Neh 7:53 | van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~ 10722 Neh 7:54 | 54 De kinderen van Bazlith, de kinderen van 10723 Neh 7:54 | van Bazlith, de kinderen van Mehida, de kinderen van 10724 Neh 7:54 | van Mehida, de kinderen van Harsa; ~ 10725 Neh 7:55 | 55 De kinderen van Barkos, de kinderen van 10726 Neh 7:55 | van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen van 10727 Neh 7:55 | van Sisera, de kinderen van Thamah; ~ 10728 Neh 7:56 | 56 De kinderen van Neziah, de kinderen van 10729 Neh 7:56 | van Neziah, de kinderen van Hatifa; ~ 10730 Neh 7:57 | De kinderen der knechten van Salomo; de kinderen van 10731 Neh 7:57 | van Salomo; de kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, 10732 Neh 7:57 | kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de kinderen van 10733 Neh 7:57 | van Sofereth, de kinderen van Perida; ~ 10734 Neh 7:58 | 58 De kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon, 10735 Neh 7:58 | kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon, de kinderen van 10736 Neh 7:58 | van Darkon, de kinderen van Giddel; ~ 10737 Neh 7:59 | 59 De kinderen van Sefatja, de kinderen van 10738 Neh 7:59 | van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van 10739 Neh 7:59 | van Hattil, de kinderen van Pochereth van Zebaim, de 10740 Neh 7:59 | de kinderen van Pochereth van Zebaim, de kinderen van 10741 Neh 7:59 | van Zebaim, de kinderen van Amon; ~ 10742 Neh 7:60 | de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd 10743 Neh 7:61 | 61 Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, 10744 Neh 7:62 | 62 De kinderen van Delaja, de kinderen van 10745 Neh 7:62 | van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, 10746 Neh 7:62 | kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee 10747 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen 10748 Neh 7:63 | priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen van 10749 Neh 7:63 | van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, 10750 Neh 7:63 | kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die een vrouw 10751 Neh 7:63 | Barzillai, die een vrouw van de dochteren van Barzillai, 10752 Neh 7:63 | een vrouw van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet, 10753 Neh 7:64 | werden zij als onreinen van het priesterdom geweerd. ~ 10754 Neh 7:65 | Hattirsatha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen niet 10755 Neh 7:70 | 70 Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven 10756 Neh 7:71 | 71 En anderen van de hoofden der vaderen gaven 10757 Neh 7:73 | de zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim, 10758 Neh 8:2 | dat hij het boek der wet van Mozes zou halen, die de 10759 Neh 8:4 | die voor de Waterpoort is, van het morgen licht aan tot 10760 Neh 8:14 | zich de hoofden der vaderen van het ganse volk, de priesters 10761 Neh 8:15 | dat de HEERE door de hand van Mozes geboden had, dat de 10762 Neh 8:16 | gebergte, en haalt takken van olijfbomen, en takken van 10763 Neh 8:16 | van olijfbomen, en takken van andere olieachtige bomen, 10764 Neh 8:16 | olieachtige bomen, en takken van mirtebomen, en takken van 10765 Neh 8:16 | van mirtebomen, en takken van palmbomen, en takken van 10766 Neh 8:16 | van palmbomen, en takken van andere dichte bomen, om 10767 Neh 8:17 | voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, en op de straat 10768 Neh 8:17 | Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~ 10769 Neh 8:18 | niet gedaan sinds de dagen van Jesua, den zoon van Nun, 10770 Neh 8:18 | dagen van Jesua, den zoon van Nun, tot op dezen dag toe; 10771 Neh 8:19 | wetboek Gods dag bij dag, van den eersten dag tot den 10772 Neh 9:2 | Israels scheidde zich af van alle vreemden. En zij stonden, 10773 Neh 9:2 | stonden, en deden belijdenis van hun zonden en hunner vaderen 10774 Neh 9:3 | huns Gods, een vierendeel van den dag; en op een ander 10775 Neh 9:5 | looft den HEERE, uw God, van eeuwigheid tot in eeuwigheid; 10776 Neh 9:14 | wet bevolen, door de hand van Uw knecht Mozes. ~ 10777 Neh 9:17 | dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen, genadig en 10778 Neh 9:17 | barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid, hebt hen evenwel 10779 Neh 9:19 | de wolkkolom week niet van hen des daags, om hen op 10780 Neh 9:20 | Manna hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt 10781 Neh 9:22 | erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land 10782 Neh 9:22 | weten, het land des konings van Hesbon, en het land van 10783 Neh 9:22 | van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan. ~ 10784 Neh 9:22 | het land van Og, koning van Basan. ~ 10785 Neh 9:25 | erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten, 10786 Neh 9:25 | wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij 10787 Neh 9:27 | benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun 10788 Neh 9:28 | aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt 10789 Neh 9:30 | Gij hen gegeven in de hand van de volken der landen. ~ 10790 Neh 9:32 | vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen der koningen van 10791 Neh 9:32 | van de dagen der koningen van Assur af tot op dezen dag. ~ 10792 Neh 9:35 | hebben zich niet bekeerd van hun boze werken. ~ 10793 Neh 10:1 | Nehemia Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia, ~ 10794 Neh 10:9 | Levieten, namelijk: Jesua, zoon van Azanja, Binnui; van de zonen 10795 Neh 10:9 | zoon van Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel; ~ 10796 Neh 10:9 | Azanja, Binnui; van de zonen van Henadad, Kadmiel; ~ 10797 Neh 10:28 | Nethinim, en al wie zich van de volken der landen had 10798 Neh 10:29 | gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes; 10799 Neh 10:31 | een anderen heiligen dag van hen niet zouden nemen; en 10800 Neh 10:32 | opleggende een derde deel van een sikkel in het jaar, 10801 Neh 10:32 | het jaar, tot den dienst van het huis onzes Gods; ~ 10802 Neh 10:33 | Israel; en tot alle werk van het huis onzes Gods. ~ 10803 Neh 10:34 | het volk, over het offer van het hout, dat men brengen 10804 Neh 10:35 | lands en de eerstelingen van alle vrucht van al het geboomte, 10805 Neh 10:35 | eerstelingen van alle vrucht van al het geboomte, jaar op 10806 Neh 10:37 | priesteren, in de kameren van het huis onzes Gods, en 10807 Neh 10:38 | er een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten zou 10808 Neh 10:38 | onzes Gods, in de kameren van het schathuis. ~ 10809 Neh 10:39 | kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten hefoffer van 10810 Neh 10:39 | van Levi moeten hefoffer van koren, most en olie in die 10811 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem 10812 Neh 11:3 | woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk 10813 Neh 11:3 | de kinderen der knechten van Salomo). ~ 10814 Neh 11:4 | Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en 10815 Neh 11:4 | sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen 10816 Neh 11:4 | de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. 10817 Neh 11:4 | Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen 10818 Neh 11:4 | de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, 10819 Neh 11:4 | Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van 10820 Neh 11:4 | van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, 10821 Neh 11:4 | zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, 10822 Neh 11:4 | zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, 10823 Neh 11:4 | zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, 10824 Neh 11:4 | zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen 10825 Neh 11:4 | den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~ 10826 Neh 11:4 | Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~ 10827 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, 10828 Neh 11:5 | zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, 10829 Neh 11:5 | zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, 10830 Neh 11:5 | zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, 10831 Neh 11:5 | zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, 10832 Neh 11:5 | zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~ 10833 Neh 11:5 | zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~ 10834 Neh 11:6 | 6 Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem 10835 Neh 11:7 | En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon 10836 Neh 11:7 | Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, 10837 Neh 11:7 | zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, 10838 Neh 11:7 | zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, 10839 Neh 11:7 | zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, 10840 Neh 11:7 | zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, 10841 Neh 11:7 | zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~ 10842 Neh 11:7 | zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~ 10843 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri, was opziener over 10844 Neh 11:9 | over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede over 10845 Neh 11:10 | 10 Van de priesteren: Jedaja, de 10846 Neh 11:10 | priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~ 10847 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, 10848 Neh 11:11 | zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, 10849 Neh 11:11 | zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, 10850 Neh 11:11 | zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, 10851 Neh 11:11 | zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van 10852 Neh 11:11 | van Ahitub, was voorganger van Gods huis; ~ 10853 Neh 11:12 | twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja, 10854 Neh 11:12 | zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja, den zoon van Amzi, 10855 Neh 11:12 | zoon van Pelalja, den zoon van Amzi, den zoon van Zacharja, 10856 Neh 11:12 | zoon van Amzi, den zoon van Zacharja, den zoon van Pashur, 10857 Neh 11:12 | zoon van Zacharja, den zoon van Pashur, den zoon van Malchia; ~ 10858 Neh 11:12 | zoon van Pashur, den zoon van Malchia; ~ 10859 Neh 11:13 | veertig. En Amassai, de zoon van Azareel, den zoon van Achzai, 10860 Neh 11:13 | zoon van Azareel, den zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth, 10861 Neh 11:13 | zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth, den zoon van 10862 Neh 11:13 | van Mesillemoth, den zoon van Immer; ~ 10863 Neh 11:14 | hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim. ~ 10864 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja, de 10865 Neh 11:15 | Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, den zoon van Azrikam, 10866 Neh 11:15 | zoon van Hassub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, 10867 Neh 11:15 | zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, den zoon van Buni. ~ 10868 Neh 11:15 | zoon van Hasabja, den zoon van Buni. ~ 10869 Neh 11:16 | En Sabbethai, en Jozabad, van de hoofden der Levieten, 10870 Neh 11:16 | waren over het buitenwerk van het huis Gods. ~ 10871 Neh 11:17 | 17 En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon van Zabdi, 10872 Neh 11:17 | zoon van Micha, den zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, 10873 Neh 11:17 | zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die 10874 Neh 11:17 | en Bakbukja was de tweede van zijn broederen; en Abda, 10875 Neh 11:17 | broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon van Galal, 10876 Neh 11:17 | zoon van Sammua, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun. ~ 10877 Neh 11:17 | zoon van Galal, den zoon van Jeduthun. ~ 10878 Neh 11:20 | 20 Het overige nu van Israel, van de priesters 10879 Neh 11:20 | Het overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten, 10880 Neh 11:20 | Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn 10881 Neh 11:22 | Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja, 10882 Neh 11:22 | zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, 10883 Neh 11:22 | zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van 10884 Neh 11:22 | van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van 10885 Neh 11:22 | Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren 10886 Neh 11:22 | van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover 10887 Neh 11:22 | zangers tegenover het werk van Gods huis. ~ 10888 Neh 11:23 | was een gebod des konings van hen, te weten, een zeker 10889 Neh 11:23 | onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks op zijn dag. ~ 10890 Neh 11:24 | 24 En Petahja, de zoon van Mesezabeel, van de kinderen 10891 Neh 11:24 | de zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den 10892 Neh 11:24 | Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den zoon van Juda, 10893 Neh 11:24 | kinderen van Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings 10894 Neh 11:25 | akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in 10895 Neh 11:25 | sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en 10896 Neh 11:30 | plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba af tot aan het 10897 Neh 11:31 | 31 De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden 10898 Neh 11:31 | kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, 10899 Neh 11:36 | 36 Van de Levieten nu, woonden 10900 Neh 11:36 | sommigen in de verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~  ~  ~  10901 Neh 11:36 | verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~  ~  ~  10902 Neh 12:1 | met Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, en Jesua, optogen: 10903 Neh 12:7 | hun broederen, in de dagen van Jesua. ~ 10904 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim waren priesters, 10905 Neh 12:12 | priesters, hoofden der vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia, 10906 Neh 12:12 | van Seraja was Meraja; van Jeremia, Hananja; ~ 10907 Neh 12:13 | 13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja, 10908 Neh 12:13 | 13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Johanan; ~ 10909 Neh 12:14 | 14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja, 10910 Neh 12:14 | 14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja, Jozef; ~ 10911 Neh 12:15 | 15 Van Harim, Adna; van Merajoth, 10912 Neh 12:15 | 15 Van Harim, Adna; van Merajoth, Helkai; ~ 10913 Neh 12:16 | 16 Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon, 10914 Neh 12:16 | 16 Van Iddo, Zacharia; van Ginnethon, Mesullam; ~ 10915 Neh 12:17 | 17 Van Abia, Zichri; van Minjamin, 10916 Neh 12:17 | 17 Van Abia, Zichri; van Minjamin, van Moadja, Piltai; ~ 10917 Neh 12:17 | Abia, Zichri; van Minjamin, van Moadja, Piltai; ~ 10918 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja, 10919 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan; ~ 10920 Neh 12:19 | 19 En van Jojarib, Matthenai; van 10921 Neh 12:19 | van Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi; ~ 10922 Neh 12:20 | 20 Van Sallai, Kallai; van Amok, 10923 Neh 12:20 | 20 Van Sallai, Kallai; van Amok, Heber; ~ 10924 Neh 12:21 | 21 Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, 10925 Neh 12:21 | 21 Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, Nethaneel. ~ 10926 Neh 12:22 | 22 Van de Levieten werden in de 10927 Neh 12:22 | Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, en Johanan, 10928 Neh 12:22 | priesteren, tot het koninkrijk van Darius, den Perziaan. ~ 10929 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de hoofden der vaderen, 10930 Neh 12:23 | kronieken, tot de dagen van Johanan, den zoon van Eljasib, 10931 Neh 12:23 | dagen van Johanan, den zoon van Eljasib, toe. ~ 10932 Neh 12:24 | Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun broederen 10933 Neh 12:24 | te danken, naar het gebod van David, den man Gods, wacht 10934 Neh 12:26 | Dezen waren in de dagen van Jojakim, den zoon van Jesua, 10935 Neh 12:26 | dagen van Jojakim, den zoon van Jesua, den zoon van Jozadak, 10936 Neh 12:26 | zoon van Jesua, den zoon van Jozadak, en in de dagen 10937 Neh 12:26 | Jozadak, en in de dagen van Nehemia, den landvoogd, 10938 Neh 12:26 | Nehemia, den landvoogd, en van den priester Ezra, den schriftgeleerde. ~ 10939 Neh 12:27 | 27 In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten 10940 Neh 12:28 | Jeruzalem, als uit de dorpen van de Netofathieten; ~ 10941 Neh 12:29 | 29 En uit het huis van Gilgal, en uit de velden 10942 Neh 12:29 | Gilgal, en uit de velden van Geba en Asmaveth; want de 10943 Neh 12:31 | Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; 10944 Neh 12:32 | en de helft der vorsten van Juda. ~ 10945 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen met 10946 Neh 12:35 | trompetten: Zecharja, de zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, 10947 Neh 12:35 | zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, 10948 Neh 12:35 | zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, den zoon van 10949 Neh 12:35 | van Matthanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, 10950 Neh 12:35 | zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf; ~ 10951 Neh 12:35 | zoon van Zakkur, den zoon van Asaf; ~ 10952 Neh 12:36 | met muziekinstrumenten van David, den man Gods; en 10953 Neh 12:37 | gingen zij op bij de trappen van Davids stad, door den opgang 10954 Neh 12:38 | des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren, 10955 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim, 10956 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim, en boven de Oude 10957 Neh 12:43 | vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre 10958 Neh 12:43 | vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. ~ 10959 Neh 12:45 | poortiers, naar het gebod van David en zijn zoon Salomo. ~ 10960 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en Asaf, van ouds, 10961 Neh 12:46 | dagen van David en Asaf, van ouds, waren er hoofden der 10962 Neh 12:47 | gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, en in de dagen 10963 Neh 12:47 | Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de delen der zangers 10964 Neh 12:47 | zangers en der poortiers, van elk dagelijks op zijn dag; 10965 Neh 12:47 | heiligden voor de kinderen van Aaron. ~ 10966 Neh 13:1 | werd er gelezen in het boek van Mozes, voor de oren des 10967 Neh 13:3 | dat zij alle vermengeling van Israel afscheidden. ~ 10968 Neh 13:4 | gesteld was over de kamer van het huis onzes Gods, was 10969 Neh 13:4 | was voor dezen nabestaande van Tobia geworden. ~ 10970 Neh 13:5 | de vaten, en de tienden van koren, van most en van olie, 10971 Neh 13:5 | en de tienden van koren, van most en van olie, die bevolen 10972 Neh 13:5 | tienden van koren, van most en van olie, die bevolen waren 10973 Neh 13:6 | het twee en dertigste jaar van Arthahsasta, koning van 10974 Neh 13:6 | van Arthahsasta, koning van Babel, kwam ik tot den koning; 10975 Neh 13:6 | den koning; maar ten einde van sommige dagen verkreeg ik 10976 Neh 13:6 | verkreeg ik weder verlof van den koning. ~ 10977 Neh 13:7 | te Jeruzalem, en verstond van het kwaad, dat Eljasib voor 10978 Neh 13:7 | een kamer in de voorhoven van Gods huis. ~ 10979 Neh 13:8 | wierp ik al het huisraad van Tobia buiten, uit de kamer. ~ 10980 Neh 13:9 | bracht daar weder in de vaten van Gods huis, met het spijsoffer 10981 Neh 13:12 | bracht gans Juda de tienden van het koren, en van den most, 10982 Neh 13:12 | tienden van het koren, en van den most, en van de olie, 10983 Neh 13:12 | koren, en van den most, en van de olie, in de schatten. ~ 10984 Neh 13:13 | hun hand Hanan, den zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja; 10985 Neh 13:13 | zoon van Zakkur, den zoon van Matthanja; want zij werden 10986 Neh 13:16 | verkochten aan de kinderen van Juda en te Jeruzalem. ~ 10987 Neh 13:17 | twistte ik met de edelen van Juda, en zeide tot hen: 10988 Neh 13:19 | geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, 10989 Neh 13:19 | den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, 10990 Neh 13:20 | kramers, en de verkopers van alle koopwaren, buiten voor 10991 Neh 13:21 | ik de hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij 10992 Neh 13:25 | en sloeg sommige mannen van hen, en plukte hun het haar 10993 Neh 13:25 | zult geven, en indien gij van hun dochteren voor uw zonen 10994 Neh 13:26 | Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin gezondigd, 10995 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen van Jojada, 10996 Neh 13:28 | was er een van de kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib, 10997 Neh 13:28 | kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester, 10998 Neh 13:28 | hogepriester, schoonzoon geworden van Sanballat, den Horoniet; 10999 Neh 13:28 | Horoniet; daarom jaagde ik hem van mij weg. ~ 11000 Neh 13:30 | 30 Alzo reinigde ik hen van alle vreemden; en ik bestelde


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License