Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
11001 Est 1:1 | geschiedde nu in de dagen van Ahasveros, (hij is die Ahasveros, 11002 Est 1:1 | Ahasveros, dewelke regeerde van Indie af tot aan Morenland 11003 Est 1:3 | zijn knechten; de macht van Perzie en Medie, de grootste 11004 Est 1:5 | werd op den burg Susan, van den grootste tot den kleinste, 11005 Est 1:5 | dagen lang, in het voorhof van den hof van het koninklijk 11006 Est 1:5 | het voorhof van den hof van het koninklijk paleis. ~ 11007 Est 1:6 | pilaren; de bedsteden waren van goud en zilver, op een vloer 11008 Est 1:6 | en zilver, op een vloer van porfier steen, en van marmer, 11009 Est 1:6 | vloer van porfier steen, en van marmer, en albast, en kostelijke 11010 Est 1:7 | gaf te drinken in vaten van goud, en het ene vat was 11011 Est 1:8 | doen zouden naar den wil van een iegelijk. ~ 11012 Est 1:10 | konings hart vrolijk was van den wijn, zeide hij tot 11013 Est 1:10 | dienende voor het aangezicht van den koning Ahasveros, ~ 11014 Est 1:11 | tonen; want zij was schoon van aangezicht. ~ 11015 Est 1:13 | in de tegenwoordigheid van al degenen, die de wet en 11016 Est 1:15 | niet gedaan had het woord van den koning Ahasveros, door 11017 Est 1:16 | die in al de landschappen van den koning Ahasveros zijn. ~ 11018 Est 1:18 | dage zullen de vorstinnen van Perzie en Medie ook alzo 11019 Est 1:19 | dat een koninklijk gebod van hem uitga, hetwelk geschreven 11020 Est 1:19 | inga voor het aangezicht van den koning Ahasveros, en 11021 Est 1:20 | aan haar mannen eer geven, van de grootste tot de kleinste 11022 Est 1:21 | koning deed naar het woord van Memuchan. ~ 11023 Est 2:1 | geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros gestild 11024 Est 2:2 | dochters, maagden, schoon van aangezicht. ~ 11025 Est 2:3 | dochters, maagden, schoon van aangezicht, tot den burg 11026 Est 2:3 | der vrouwen, onder de hand van Hegai, des konings kamerling, 11027 Est 2:4 | worde koningin in stede van Vasthi. Deze zaak nu was 11028 Est 2:5 | was Mordechai, een zoon van Jair, den zoon van Simei, 11029 Est 2:5 | zoon van Jair, den zoon van Simei, den zoon van Kis, 11030 Est 2:5 | zoon van Simei, den zoon van Kis, een man van Jemini; ~ 11031 Est 2:5 | den zoon van Kis, een man van Jemini; ~ 11032 Est 2:6 | 6 Die weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, 11033 Est 2:6 | met Jechonia, den koning van Juda, denwelken Nebukadnezar, 11034 Est 2:6 | Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. ~ 11035 Est 3 | een jonge dochter, schoon van gedaante, en schoon van 11036 Est 3 | van gedaante, en schoon van aangezicht; en als haar 11037 Est 3:1 | burg Susan, onder de hand van Hegai, werd ~ 11038 Est 4 | konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder der 11039 Est 4:1 | dochters naar het beste van het huis der vrouwen. ~ 11040 Est 5:1 | allen dag voor het voorhof van het huis der vrouwen, om 11041 Est 5:1 | vernemen naar den welstand van ~ 11042 Est 6:1 | 12 Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, 11043 Est 6:3 | der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des 11044 Est 6:4 | 15 Als de beurt van ~ 11045 Est 7 | de dochter van Abichail, den oom van Mordechai, ( 11046 Est 7 | dochter van Abichail, den oom van Mordechai, (die hij zich 11047 Est 8 | in de ogen van allen, die haar zagen. ~ 11048 Est 10 | haar koningin in de plaats van Vasthi. ~ 11049 Est 10:1 | zijn knechten, den maaltijd van ~ 11050 Est 13 | van Mordechai, gelijk als toen 11051 Est 13:1 | kamerlingen des konings van de dorpelwachters, zeer 11052 Est 16:1 | Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11053 Est 16:2 | want de koning had alzo van hem bevolen; maar Mordechai 11054 Est 16:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, 11055 Est 16:4 | zij zagen, of de woorden van Mordechai bestaan zouden; 11056 Est 16:6 | want men had hem het volk van Mordechai aangewezen); maar 11057 Est 16:6 | in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk 11058 Est 16:6 | waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen. ~ 11059 Est 16:7 | Nisan) in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp 11060 Est 16:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand 11061 Est 16:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de 11062 Est 16:8 | wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; 11063 Est 16:10 | trok de koning zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem 11064 Est 16:10 | hem aan Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11065 Est 16:12 | waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap 11066 Est 16:12 | werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en 11067 Est 16:13 | en verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, 11068 Est 16:14 | 14 De inhoud van het schrift was, dat er 11069 Est 17:1 | Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11070 Est 17:2 | want de koning had alzo van hem bevolen; maar Mordechai 11071 Est 17:4 | geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, 11072 Est 17:4 | zij zagen, of de woorden van Mordechai bestaan zouden; 11073 Est 17:6 | want men had hem het volk van Mordechai aangewezen); maar 11074 Est 17:6 | in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk 11075 Est 17:6 | waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen. ~ 11076 Est 17:7 | Nisan) in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp 11077 Est 17:7 | voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand 11078 Est 17:7 | aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de 11079 Est 17:8 | wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; 11080 Est 17:10 | trok de koning zijn ring van zijn hand, en hij gaf hem 11081 Est 17:10 | hem aan Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11082 Est 17:12 | waren, en aan de vorsten van elk volk, elk landschap 11083 Est 17:12 | werd geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en 11084 Est 17:13 | en verdoen al de Joden, van den jonge tot den oude toe, 11085 Est 17:14 | 14 De inhoud van het schrift was, dat er 11086 Est 19 | in het binnenste voorhof van des konings huis, tegenover 11087 Est 19 | huis, tegenover de deur van het huis. ~ 11088 Est 24:1 | spoeden, dat hij het bevel van ~ 11089 Est 29 | ik ben ook tegen morgen van haar met den koning genodigd. ~ 11090 Est 30:1 | denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken, en hij 11091 Est 30:2 | Mordechai had te kennen gegeven van Bigthana en Theres, twee 11092 Est 30:4 | gekomen in het buitenvoorhof van het huis des konings, om 11093 Est 30:9 | dat paard geven in de hand van een uit de vorsten des konings, 11094 Est 30:9 | de vorsten des konings, van de grootste heren, en men 11095 Est 30:10 | laat niet een woord vallen van alles, wat gij gesproken 11096 Est 30:13 | hebt begonnen te vallen, van het zaad der Joden is, zo 11097 Est 38:1 | stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, 11098 Est 38:1 | wijns, en ging naar den hof van het paleis. En Haman bleef 11099 Est 38:1 | En Haman bleef staan, om van de koningin ~ 11100 Est 39 | want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle 11101 Est 39:1 | koning wederkwam uit den hof van het paleis in het huis van 11102 Est 39:1 | van het paleis in het huis van den maaltijd des wijns, 11103 Est 40:1 | 9 En Charbona, een van de kamerlingen, voor het 11104 Est 43:1 | toog zijn ring af, dien hij van Haman genomen had, en gaf 11105 Est 44 | over het huis van Haman. ~ 11106 Est 45 | hem, dat hij de boosheid van Haman, den Agagiet, en zijn 11107 Est 47:1 | de brieven en de gedachte van Haman, den zoon van Hammedatha, 11108 Est 47:1 | gedachte van Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11109 Est 47:2 | dat ik aanzie het verderf van mijn geslacht? ~ 11110 Est 48 | den Jood: Ziet, het huis van Haman heb ik ~ 11111 Est 49:2 | oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland 11112 Est 49:3 | men schreef in den naam van den koning Ahasveros, en 11113 Est 49:3 | kemelen, op muildieren, van merrien geteeld; ~ 11114 Est 49:5 | dag in al de landschappen van den koning Ahasveros, op 11115 Est 49:6 | 13 De inhoud van dit schrift was: dat een 11116 Est 49:8 | 15 En Mordechai ging uit van voor het aangezicht des 11117 Est 49:8 | kroon, en met een opperkleed van fijn linnen en purper; en 11118 Est 50:2 | steden, in al de landschappen van den koning Ahasveros, om 11119 Est 50:3 | de Joden; want de vreze van Mordechai was op hen gevallen. ~ 11120 Est 50:10 | 10 De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, 11121 Est 50:10 | zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den vijand der 11122 Est 51 | mannen en de tien zonen van Haman; wat hebben zij in 11123 Est 52 | te doen naar het gebod van heden; en men hange de tien 11124 Est 52 | men hange de tien zonen van Haman aan de galg. ~ 11125 Est 52:1 | en men hing de tien zonen van Haman op. ~ 11126 Est 52:3 | hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij doodden 11127 Est 52:6 | Daarom maakten de Joden van de dorpen, die in de dorpsteden 11128 Est 52:6 | vrolijken dag, en der zending van delen aan elkander. ~ 11129 Est 52:7 | die in al de landschappen van den koning Ahasveros waren, 11130 Est 52:9 | Joden tot rust gekomen waren van hun vijanden, en de maand, 11131 Est 52:9 | maand, die hun veranderd was van droefenis in blijdschap, 11132 Est 52:9 | droefenis in blijdschap, en van rouw in een vrolijken dag; 11133 Est 52:9 | vreugde, en der zending van delen aan elkander, en der 11134 Est 52:11 | 24 Omdat Haman, de zoon van Hammedatha, den Agagiet, 11135 Est 52:13 | noemt men die dagen Purim, van den naam van dat Pur. Hierom, 11136 Est 52:13 | dagen Purim, van den naam van dat Pur. Hierom, vanwege 11137 Est 52:13 | Hierom, vanwege al de woorden van dien brief, en hetgeen zij 11138 Est 52:15 | stad; en dat deze dagen van Purim niet zouden overtreden 11139 Est 53 | de dochter van Abichail, en Mordechai, 11140 Est 53 | alle macht, om dezen brief van Purim ten tweeden male te 11141 Est 53:1 | en twintig landschappen van het koninkrijk van Ahasveros, 11142 Est 53:1 | landschappen van het koninkrijk van Ahasveros, met woorden van 11143 Est 53:1 | van Ahasveros, met woorden van vrede en trouw; ~ 11144 Est 53:2 | 31 Dat zij deze dagen van Purim bevestigen zouden 11145 Est 54 | voor hun zaad; de zaken van het vasten en hunlieder 11146 Est 54:1 | 32 En het bevel van ~ 11147 Est 55 | geschiedenissen van deze Purim, en het werd 11148 Est 56:2 | verklaring der grootheid van Mordechai, denwelken de 11149 Est 56:2 | der kronieken der koningen van Medie en Perzie? ~ 11150 Est 56:3 | sprekende voor den welstand van zijn ganse zaad. ~ 11151 Job 1:1 | godvrezende, en wijkende van het kwaad. ~ 11152 Job 1:3 | man groter was dan al die van het oosten. ~ 11153 Job 1:6 | satan ook in het midden van hen kwam. ~ 11154 Job 1:7 | de HEERE tot den satan; Van waar komt gij? En de satan 11155 Job 1:7 | antwoordde den HEERE, en zeide: Van om te trekken op de aarde, 11156 Job 1:7 | trekken op de aarde, en van die te doorwandelen. ~ 11157 Job 1:8 | godvrezende en wijkende van het kwaad. ~ 11158 Job 1:12 | uit. En de satan ging uit van het aangezicht des HEEREN. ~ 11159 Job 1:13 | wijn dronken in het huis van hun broeder, den eerstgeborene. ~ 11160 Job 1:18 | dronken wijn, in het huis van hun broeder, den eerstgeborene; ~ 11161 Job 1:19 | zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet 11162 Job 1:19 | stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op 11163 Job 2:1 | satan ook in het midden van hen kwam, om zich voor den 11164 Job 2:2 | de HEERE tot den satan: Van waar komt gij? En de satan 11165 Job 2:2 | antwoordde den HEERE, en zeide: Van om te trekken op de aarde, 11166 Job 2:2 | trekken op de aarde, en van die te doorwandelen. ~ 11167 Job 2:3 | godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt 11168 Job 2:7 | 7 Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, 11169 Job 2:7 | sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn 11170 Job 2:10 | ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade 11171 Job 2:11 | Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit 11172 Job 2:12 | 12 En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij 11173 Job 3:4 | God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans 11174 Job 3:9 | 9 Dat de sterren van zijn schemertijd verduisterd 11175 Job 3:10 | noch verborgen de moeite van mijn ogen. ~ 11176 Job 3:11 | Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb 11177 Job 3:17 | Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten 11178 Job 3:17 | daar rusten de vermoeiden van kracht; ~ 11179 Job 3:19 | daar; en de knecht vrij van zijn heer. ~ 11180 Job 3:20 | den bitterlijk bedroefden van gemoed? ~ 11181 Job 4:2 | zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden? ~ 11182 Job 4:9 | 9 Van den adem Gods vergaan zij, 11183 Job 4:9 | adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus 11184 Job 4:9 | zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan. ~ 11185 Job 4:13 | 13 Onder de gedachten van de gezichten des nachts, 11186 Job 4:20 | 20 Van den morgen tot den avond 11187 Job 5:1 | u antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren? ~ 11188 Job 5:4 | 4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld 11189 Job 5:15 | Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, 11190 Job 5:15 | behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand 11191 Job 5:15 | zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. ~ 11192 Job 5:20 | honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog 11193 Job 5:20 | den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. ~ 11194 Job 6:14 | die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid 11195 Job 6:16 | 16 Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de 11196 Job 6:17 | 17 Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden 11197 Job 6:19 | 19 De reizigers van Thema zien ze, de wandelaars 11198 Job 6:19 | Thema zien ze, de wandelaars van Scheba wachten op haar. ~ 11199 Job 6:22 | geeft geschenken voor mij van uw vermogen? ~ 11200 Job 6:23 | 23 Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, 11201 Job 6:23 | verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen? ~ 11202 Job 6:25 | bestraft het bestraffen, dat van ulieden is? ~ 11203 Job 7:4 | afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd. ~ 11204 Job 7:13 | vertroosten, mijn leger zal van mijn klacht wat wegnemen; ~ 11205 Job 7:16 | eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn 11206 Job 7:19 | lang keert Gij U niet af van mij, en laat niet van mij 11207 Job 7:19 | af van mij, en laat niet van mij af, totdat ik mijn speeksel 11208 Job 8:9 | 9 Want wij zijn van gisteren en weten niet; 11209 Job 8:13 | 13 Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; 11210 Job 8:14 | 14 Van denwelke zijn hoop walgen 11211 Job 9:4 | 4 Hij is wijs van hart, en sterk van kracht; 11212 Job 9:4 | wijs van hart, en sterk van kracht; wie heeft zich tegen 11213 Job 9:9 | Zevengesternte, en de binnenkameren van het Zuiden; ~ 11214 Job 9:31 | en mijn klederen zullen van mij gruwen. ~ 11215 Job 9:34 | 34 Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe, 11216 Job 10:5 | Zijn Uw dagen als de dagen van een mens? Zijn Uw jaren 11217 Job 10:14 | zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij 11218 Job 10:15 | niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn 11219 Job 10:19 | alsof ik niet geweest ware; van moeders buik zou ik tot 11220 Job 10:20 | niet weinig? Houd op, zet van mij af, dat ik mij een weinig 11221 Job 11:6 | dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. ~ 11222 Job 11:20 | bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting 11223 Job 12:7 | toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en 11224 Job 12:10 | In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest 11225 Job 12:10 | al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. ~ 11226 Job 12:24 | 24 Hij neemt het hart van de hoofden des volks der 11227 Job 13:12 | uw hoogten als hoogten van leem. ~ 11228 Job 13:13 | 13 Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en 11229 Job 13:20 | met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen. ~ 11230 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking 11231 Job 14:1 | 1 De mens, van een vrouw geboren, is kort 11232 Job 14:1 | een vrouw geboren, is kort van dagen, en zat van onrust. ~ 11233 Job 14:1 | is kort van dagen, en zat van onrust. ~ 11234 Job 14:6 | 6 Wend U van hem af, dat hij rust hebbe, 11235 Job 14:9 | 9 Hij zal van den reuk der wateren weder 11236 Job 14:19 | overstelpt het gewas, dat van zelf daaruit voortkomt; 11237 Job 15:10 | ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. ~ 11238 Job 15:14 | zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig 11239 Job 15:30 | 30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, 11240 Job 15:33 | onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel 11241 Job 15:33 | zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. ~ 11242 Job 16:6 | houd ik op, wat gaat er van mij weg? ~ 11243 Job 16:16 | aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden 11244 Job 17:4 | 4 Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; 11245 Job 17:9 | vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte 11246 Job 18:2 | dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt 11247 Job 18:16 | 16 Van onder zullen zijn wortelen 11248 Job 18:16 | zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden 11249 Job 18:17 | gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen 11250 Job 18:18 | 18 Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, 11251 Job 18:18 | duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen. ~ 11252 Job 19:9 | 9 Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon 11253 Job 19:13 | broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij kennen, 11254 Job 19:13 | kennen, zekerlijk, zij zijn van mij vervreemd. ~ 11255 Job 19:22 | en wordt niet verzadigd van mijn vlees? ~ 11256 Job 20:4 | 4 Weet gij dit? Van altoos af, van dat God den 11257 Job 20:4 | gij dit? Van altoos af, van dat God den mens op de wereld 11258 Job 20:5 | het gejuich de goddelozen van nabij geweest is, en de 11259 Job 20:11 | Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene zonden zijn; 11260 Job 20:11 | verborgene zonden zijn; van welke elkeen met hem op 11261 Job 20:13 | maar dat in het midden van zijn gehemelte inhoudt; ~ 11262 Job 20:14 | zal zij in het binnenste van hem zijn. ~ 11263 Job 20:17 | stromen, rivieren, beken van honig en boter zal hij niet 11264 Job 20:18 | verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen. ~ 11265 Job 20:20 | gekend heeft, zo zal hij van zijn gewenst goed niet uitbehouden. ~ 11266 Job 20:24 | 24 Hij zij gevloden van de ijzeren wapenen, de stalen 11267 Job 20:28 | 28 De inkomste van zijn huis zal weggevoerd 11268 Job 20:29 | deel des goddelozen mensen van God, en de erve zijner redenen 11269 Job 20:29 | en de erve zijner redenen van God. ~  ~  ~ 11270 Job 21:14 | zeggen zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis 11271 Job 21:16 | der goddelozen is verre van mij. ~ 11272 Job 21:20 | ondergang zien, en hij drinkt van de grimmigheid des Almachtigen! ~ 11273 Job 21:25 | bittere ziel, en hij heeft van het goede niet gegeten. ~ 11274 Job 21:28 | zeggen: Waar is het huis van den prins, en waar is de 11275 Job 21:28 | prins, en waar is de tent van de woningen der goddelozen? ~ 11276 Job 22:7 | water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het 11277 Job 22:8 | 8 Maar was er een man van geweld, voor dien was het 11278 Job 22:13 | zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid 11279 Job 22:17 | Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige 11280 Job 22:18 | raad der goddelozen verre van mij. ~ 11281 Job 22:23 | worden; doe het onrecht verre van uw tenten. ~ 11282 Job 22:24 | stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der 11283 Job 22:29 | dan zal God den nederige van ogen behouden. ~ 11284 Job 23:7 | ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken. ~ 11285 Job 23:17 | de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid 11286 Job 24:1 | 1 Waarom zouden van den Almachtige de tijden 11287 Job 24:4 | de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken 11288 Job 24:8 | 8 Van den stroom der bergen worden 11289 Job 24:9 | 9 Zij rukken het weesje van de borst, en dat over den 11290 Job 24:17 | zijn zij in de strikken van des doods schaduw. ~ 11291 Job 24:24 | verheven, daarna is er niemand van hen; zij worden nedergedrukt; 11292 Job 25:4 | zou hij zuiver zijn, die van een vrouw geboren is? ~ 11293 Job 26:4 | verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan? ~ 11294 Job 26:5 | doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun 11295 Job 26:14 | stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan 11296 Job 27:5 | 5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen 11297 Job 27:5 | zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen. ~ 11298 Job 27:6 | hart zal die niet versmaden van mijn dagen. ~ 11299 Job 27:11 | 11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den 11300 Job 27:13 | erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen 11301 Job 27:14 | en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. ~ 11302 Job 27:22 | werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk 11303 Job 28:4 | wateren vergeten zijnde van den voet, worden van den 11304 Job 28:4 | zijnde van den voet, worden van den mens uitgeput, en gaan 11305 Job 28:6 | Haar stenen zijn de plaats van den saffier, en zij heeft 11306 Job 28:6 | saffier, en zij heeft stofjes van goud. ~ 11307 Job 28:9 | rots, hij keert de bergen van den wortel om. ~ 11308 Job 28:12 | 12 Maar de wijsheid, van waar zal zij gevonden worden? 11309 Job 28:16 | geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken 11310 Job 28:17 | verwisselen voor een kleinood van dicht goud. ~ 11311 Job 28:19 | 19 Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk 11312 Job 28:20 | 20 Die wijsheid dan, van waar komt zij, en waar is 11313 Job 28:28 | HEEREN is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het 11314 Job 29:11 | oog zag, zo getuigde het van mij. ~ 11315 Job 30:1 | over mij minderen dan ik van dagen, welker vaderen ik 11316 Job 30:8 | der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen 11317 Job 30:10 | mij, zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden het 11318 Job 30:10 | onthouden het speeksel niet van mijn aangezicht. ~ 11319 Job 30:13 | zij hebben geen helper van doen. ~ 11320 Job 30:28 | ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw 11321 Job 30:30 | mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid. ~ 11322 Job 31:2 | Want wat is het deel Gods van boven, of de erve des Almachtigen 11323 Job 31:18 | 18 (Want van mijn jonkheid af is hij 11324 Job 31:18 | opgetogen, als bij een vader, en van mijner moeders buik af heb 11325 Job 31:20 | gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren 11326 Job 31:22 | 22 Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn 11327 Job 31:22 | schouderbeen, en mijn arm breke van zijn pijp af! ~ 11328 Job 31:28 | rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben. ~ 11329 Job 31:31 | hebben gezegd: Och, of wij van zijn vlees hadden, wij zouden 11330 Job 31:40 | gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben een einde. ~ 11331 Job 32:1 | hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl 11332 Job 32:2 | 2 Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, 11333 Job 32:2 | toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van 11334 Job 32:2 | van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen 11335 Job 32:2 | Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn 11336 Job 32:4 | spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij. ~ 11337 Job 32:5 | antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak 11338 Job 32:6 | antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en 11339 Job 32:6 | en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt 11340 Job 32:15 | meer; zij hebben de woorden van zich verzet. ~ 11341 Job 33:13 | Want Hij antwoordt niet van al Zijn daden. ~ 11342 Job 33:17 | Opdat Hij den mens afwende van zijn werk, en van den man 11343 Job 33:17 | afwende van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge; ~ 11344 Job 33:18 | 18 Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en 11345 Job 33:30 | Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht 11346 Job 34:10 | 10 Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: 11347 Job 34:10 | naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige 11348 Job 34:10 | goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht! ~ 11349 Job 34:27 | 27 Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, 11350 Job 34:33 | 33 Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden 11351 Job 34:34 | 34 De lieden van verstand zullen met mij 11352 Job 36:3 | 3 Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper 11353 Job 36:4 | zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u. ~ 11354 Job 36:7 | onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar 11355 Job 36:10 | tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren 11356 Job 36:16 | Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot 11357 Job 36:19 | of enige versterkingen van kracht? ~ 11358 Job 36:20 | dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden. ~ 11359 Job 36:21 | verkoren heb, uit oorzake van de ellende. ~ 11360 Job 36:25 | aan; de mens schouwt het van verre. ~ 11361 Job 36:26 | is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren. ~ 11362 Job 36:33 | geklater, en het vee; ook van den opgaanden damp ~  ~Job 11363 Job 36:40 | 7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij 11364 Job 36:42 | binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden 11365 Job 36:49 | 16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke 11366 Job 36:55 | 22 Als van het noorden het goud komt; 11367 Job 36:56 | uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht 11368 Job 36:57 | lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. ~  ~  ~ 11369 Job 37:4 | kennen, indien gij kloek van verstand zijt. ~ 11370 Job 37:12 | 12 Hebt gij van uw dagen den morgenstond 11371 Job 37:15 | 15 En dat van de goddelozen hun licht 11372 Job 37:17 | hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods? ~ 11373 Job 37:31 | Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, 11374 Job 37:34 | opheffen, opdat een overvloed van water u bedekke? ~ 11375 Job 38:4 | 4 Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? 11376 Job 38:5 | vervullen, en weet gij den tijd van haar baren? ~ 11377 Job 38:20 | 20 Want God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft 11378 Job 38:23 | een sprinkhaan? De pracht van zijn gesnuif is een verschrikking. ~ 11379 Job 38:28 | Heah! en ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten 11380 Job 38:32 | 32 Van daar speurt hij de spijze 11381 Job 38:32 | spijze op; zijn ogen zien van verre af. ~ 11382 Job 40:13 | springt zelfs de droefheid van vreugde op. ~ 11383 Job 40:14 | 14 De stukken van zijn vlees kleven samen; 11384 Job 40:15 | ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen. ~ 11385 Job 40:16 | 16 Van zijn verheffen schromen 11386 Job 40:20 | 20 De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, 11387 Job 41:2 | alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden 11388 Job 41:7 | gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn 11389 Job 41:8 | gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn 11390 Job 41:9 | HEERE nam het aangezicht van Job aan. ~ 11391 Job 41:10 | HEERE wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had 11392 Job 41:15 | ganse land, als de dochteren van Job; en haar vader gaf haar 11393 Psa 2:3 | verscheuren, en hun touwen van ons werpen. ~ 11394 Psa 2:7 | 7 Ik zal van het besluit verhalen: de 11395 Psa 2:8 | 8 Eis van Mij, en Ik zal de heidenen 11396 Psa 3:1 | 1Een psalm van David, als hij vlood voor 11397 Psa 3:1 | vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. ~ 11398 Psa 3:3 | 3Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen 11399 Psa 3:5 | HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. 11400 Psa 4:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11401 Psa 5:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11402 Psa 5:7 | leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des 11403 Psa 5:11 | God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen 11404 Psa 5:12 | hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die 11405 Psa 6:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11406 Psa 6:7 | 7 Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn 11407 Psa 6:8 | 8 Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege 11408 Psa 6:9 | 9 Wijkt van mij, al gij werkers der 11409 Psa 7:1 | gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. ~ 11410 Psa 7:1 | woorden van Cusch, den zoon van Jemini. ~ 11411 Psa 7:2 | U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red 11412 Psa 7:11 | bij God, Die de oprechten van hart behoudt. ~ 11413 Psa 7:15 | 15 Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger 11414 Psa 7:15 | ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren. ~ 11415 Psa 8:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11416 Psa 9:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11417 Psa 9:3 | zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal 11418 Psa 9:4 | gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht. ~ 11419 Psa 9:10 | een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid. ~ 11420 Psa 9:14 | HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, 11421 Psa 9:15 | in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij 11422 Psa 10:1 | HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij 11423 Psa 10:1 | verbergt Gij U in tijden van benauwdheid? ~ 11424 Psa 10:5 | oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, 11425 Psa 10:6 | niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in 11426 Psa 10:7 | 7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, 11427 Psa 10:14 | zijt geweest een Helper van den wees. ~ 11428 Psa 10:18 | te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare 11429 Psa 11:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 11430 Psa 11:2 | schieten naar de oprechten van harte. ~ 11431 Psa 12:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11432 Psa 12:9 | rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd 11433 Psa 13:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 11434 Psa 14:1 | 1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 11435 Psa 15:1 | 1Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren 11436 Psa 16:1 | 1 Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! 11437 Psa 16:4 | ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun 11438 Psa 17:1 | 1 Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, 11439 Psa 17:2 | 2 Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, 11440 Psa 17:7 | degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand 11441 Psa 17:13 | mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; ~ 11442 Psa 17:14 | 14 Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van 11443 Psa 17:14 | van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld 11444 Psa 17:14 | HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel 11445 Psa 18:1 | opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, 11446 Psa 18:1 | hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit 11447 Psa 18:1 | vijanden, en uit de hand van Saul. ~ 11448 Psa 18:4 | prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden. ~ 11449 Psa 18:9 | 9 Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit 11450 Psa 18:13 | 13 Van den glans, die voor Hem 11451 Psa 18:16 | der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van 11452 Psa 18:16 | van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van 11453 Psa 18:16 | van het geblaas des winds van Uw neus. ~ 11454 Psa 18:17 | 17 Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, 11455 Psa 18:18 | 18 Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en 11456 Psa 18:18 | mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger 11457 Psa 18:22 | HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk 11458 Psa 18:23 | inzettingen deed ik niet van mij weg. ~ 11459 Psa 18:44 | Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij 11460 Psa 18:45 | 45 Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij 11461 Psa 18:49 | 49 Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt 11462 Psa 18:49 | mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. ~ 11463 Psa 19:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 11464 Psa 19:7 | 7 Haar uitgang is van het einde des hemels, en 11465 Psa 19:12 | vermaand; in het houden van die is grote loon. ~ 11466 Psa 19:13 | afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. ~ 11467 Psa 19:14 | Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet 11468 Psa 19:14 | ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. ~ 11469 Psa 20:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 11470 Psa 20:2 | der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in 11471 Psa 20:8 | 8 Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; 11472 Psa 20:8 | vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen 11473 Psa 20:8 | maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes 11474 Psa 20:10 | Koning verhore ons ten dage van ons roepen. ~  ~ 11475 Psa 21:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~ 11476 Psa 21:4 | hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd 11477 Psa 21:4 | hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. ~ 11478 Psa 21:5 | 5 Het leven heeft hij van U begeerd. Gij hebt het 11479 Psa 21:5 | het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos. ~ 11480 Psa 21:11 | 11 Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun 11481 Psa 21:11 | aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen. ~ 11482 Psa 22:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, 11483 Psa 22:2 | mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de 11484 Psa 22:2 | zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens? ~ 11485 Psa 22:7 | worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het 11486 Psa 22:7 | smaad van mensen, en veracht van het volk. ~ 11487 Psa 22:11 | 11 Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den 11488 Psa 22:11 | geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan 11489 Psa 22:12 | 12 Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is 11490 Psa 22:13 | omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd. ~ 11491 Psa 22:17 | omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; 11492 Psa 22:21 | 21 Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame 11493 Psa 22:21 | het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds. ~ 11494 Psa 22:22 | leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. ~ 11495 Psa 22:24 | prijst Hem; al gij zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet 11496 Psa 22:24 | u voor Hem, al gij zaad van Israel! ~ 11497 Psa 22:26 | 26 Van U zal mijn lof zijn in een 11498 Psa 23:1 | 1Een psalm van David. De HEERE is mijn 11499 Psa 23:6 | HEEREN blijven in lengte van dagen ~  ~ 11500 Psa 24:1 | 1 Een psalm van David. De aarde is des HEEREN,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License