1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
12001 Psa 119:128 | heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden;
12002 Psa 119:134 | 134 Verlos mij van des mensen overlast, en
12003 Psa 119:145 | 145 Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor
12004 Psa 119:150 | genaken mij, zij wijken verre van Uw wet. ~
12005 Psa 119:152 | 152 Van ouds heb ik geweten van
12006 Psa 119:152 | Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij
12007 Psa 119:155 | 155 Het heil is verre van de goddelozen, want zij
12008 Psa 119:157 | wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik
12009 Psa 119:163 | valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief. ~
12010 Psa 119:172 | Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden
12011 Psa 120:2 | 2O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de
12012 Psa 120:2 | ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong. ~
12013 Psa 121:1 | ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal. ~
12014 Psa 121:2 | 2Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en
12015 Psa 121:7 | 7De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal
12016 Psa 121:8 | uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~ ~
12017 Psa 122:1 | 1Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in
12018 Psa 122:5 | gerichts gezet, de stoelen van het huis van David. ~
12019 Psa 122:5 | de stoelen van het huis van David. ~
12020 Psa 122:6 | 6Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij
12021 Psa 124:1 | 1Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de HEERE,
12022 Psa 125:2 | HEERE rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. ~
12023 Psa 127:1 | 1Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het
12024 Psa 128:3 | vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als
12025 Psa 128:5 | Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al
12026 Psa 129:1 | hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu
12027 Psa 129:2 | 2Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel
12028 Psa 130:8 | Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden. ~ ~
12029 Psa 131:1 | 1Een lied Hammaaloth, van David. O HEERE! mijn hart
12030 Psa 131:3 | 3Israel hope op den HEERE van nu aan tot in der eeuwigheid. ~ ~ ~ ~
12031 Psa 132:3 | inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme! ~
12032 Psa 132:6 | 6 Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha;
12033 Psa 132:6 | haar gevonden in de velden van Jaar. ~
12034 Psa 132:11 | niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht uws buiks zal
12035 Psa 133:1 | 1Een lied Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en
12036 Psa 133:2 | op den baard, den baard van Aaron, die nederdaalt tot
12037 Psa 133:3 | 3Het is gelijk de dauw van Hermon, en die nederdaalt
12038 Psa 133:3 | nederdaalt op de bergen van Sion, want de HEERE gebiedt
12039 Psa 135:2 | HEEREN, in de voorhoven van het huis onzes Gods! ~
12040 Psa 135:7 | Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij
12041 Psa 135:8 | 8 Die de eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens
12042 Psa 135:8 | eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens af tot het vee
12043 Psa 135:9 | en wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao
12044 Psa 135:11 | Amorieten, en Og, den koning van Basan, en al de koninkrijken
12045 Psa 135:11 | Basan, en al de koninkrijken van Kanaan, ~
12046 Psa 135:13 | HEERE! Uw gedachtenis is van geslacht tot geslacht. ~
12047 Psa 135:15 | zilver en goud, een werk van mensenhanden. ~
12048 Psa 135:20 | 20 Gij huis van Levi! looft den HEERE; gij
12049 Psa 136:11 | heeft Israel uit het midden van hen uitgebracht; want Zijn
12050 Psa 136:14 | voerde Israel door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid
12051 Psa 136:20 | 20 En Og, den koning van Basan; want Zijn goedertierenheid
12052 Psa 137:1 | 1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook
12053 Psa 137:3 | hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die
12054 Psa 137:7 | gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem;
12055 Psa 137:7 | kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden:
12056 Psa 137:8 | 8O dochter van Babel! die verwoest zult
12057 Psa 138:1 | 1Een psalm van David. Ik zal U loven met
12058 Psa 138:5 | 5En zij zullen zingen van de wegen des HEEREN, want
12059 Psa 138:6 | en den verhevene kent Hij van verre. ~
12060 Psa 139:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
12061 Psa 139:2 | mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. ~
12062 Psa 139:5 | 5 Gij bezet mij van achteren en van voren, en
12063 Psa 139:5 | bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand
12064 Psa 139:16 | zouden worden, toen nog geen van die was. ~
12065 Psa 139:19 | mannen des bloeds, wijkt van mij! ~
12066 Psa 139:20 | 20 Die van U schandelijk spreken, en
12067 Psa 140:1 | 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. ~
12068 Psa 140:2 | 2 Red mij, HEERE! van den kwaden mens; behoed
12069 Psa 140:5 | 5 Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen;
12070 Psa 140:5 | des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van
12071 Psa 140:5 | van den man alles gewelds; van hen, die mijn voeten denken
12072 Psa 140:12 | 12 Een man van kwade tong zal op de aarde
12073 Psa 141:1 | 1 Een psalm van David. HEERE! ik roep U
12074 Psa 141:4 | werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen. ~
12075 Psa 141:9 | en voor de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid. ~
12076 Psa 142:1 | 1Een onderwijzing van David, een gebed, als hij
12077 Psa 142:7 | zeer uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij
12078 Psa 143:1 | 1 Een psalm van David. O HEERE! hoor mijn
12079 Psa 143:4 | is verbaasd in het midden van mij. ~
12080 Psa 143:5 | 5 Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden;
12081 Psa 143:5 | ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen. ~
12082 Psa 143:7 | verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk
12083 Psa 143:9 | 9 Red mij, HEERE! van mijn vijanden; bij U schuil
12084 Psa 144:1 | 1 Een psalm van David. Gezegend zij de HEERE,
12085 Psa 144:7 | 7 Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij,
12086 Psa 144:10 | Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; ~
12087 Psa 144:11 | 11 Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker
12088 Psa 144:12 | uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis. ~
12089 Psa 145:1 | 1 Een lofzang van David. Aleph. O mijn God,
12090 Psa 145:8 | HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. ~
12091 Psa 145:13 | Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij
12092 Psa 146:10 | regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot geslacht. Hallelujah! ~ ~ ~
12093 Psa 147:3 | Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen
12094 Psa 147:5 | 5 Onze Heere is groot en van veel kracht; Zijns verstands
12095 Psa 148:6 | een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden. ~
12096 Psa 148:7 | 7 Looft den HEERE, van de aarde; gij walvissen
12097 Psa 149:5 | 5Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die
12098 Psa 149:9 | Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn.
12099 Psa 150:5 | looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! ~
12100 Spre 1:1 | 1 De spreuken van Salomo, den zoon van David,
12101 Spre 1:1 | spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel, ~
12102 Spre 1:1 | zoon van David, den koning van Israel, ~
12103 Spre 1:3 | Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid,
12104 Spre 1:15 | op den weg; weer uw voet van hun pad. ~
12105 Spre 1:17 | tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; ~
12106 Spre 1:19 | 19 Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid
12107 Spre 1:19 | pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. ~
12108 Spre 1:31 | Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en
12109 Spre 1:31 | zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen
12110 Spre 1:33 | en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads. ~ ~
12111 Spre 2:5 | verstaan, en zult de kennis van God vinden. ~
12112 Spre 2:12 | 12 Om u te redden van den kwaden weg, van den
12113 Spre 2:12 | redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden
12114 Spre 2:13 | 13 Van degenen, die de paden der
12115 Spre 2:16 | 16 Om u te redden van de vreemde vrouw, van de
12116 Spre 2:16 | redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar
12117 Spre 2:22 | Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden,
12118 Spre 2:22 | de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden. ~ ~
12119 Spre 3:2 | 2 Want langheid van dagen, en jaren van leven,
12120 Spre 3:2 | langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij
12121 Spre 3:7 | vrees den HEERE, en wijk van het kwade. ~
12122 Spre 3:9 | 9 Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen
12123 Spre 3:9 | den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer
12124 Spre 3:10 | worden, en uw perskuipen van most overlopen. ~
12125 Spre 3:14 | beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst
12126 Spre 3:21 | zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige
12127 Spre 3:26 | Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. ~
12128 Spre 3:27 | 27 Onthoud het goed van zijn meesters niet, als
12129 Spre 3:31 | gewelds, en verkies geen van zijn wegen. ~
12130 Spre 4:5 | vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds. ~
12131 Spre 4:15 | ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij. ~
12132 Spre 4:17 | goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. ~
12133 Spre 4:21 | Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het
12134 Spre 4:24 | de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid
12135 Spre 4:24 | verdraaidheid der lippen verre van u. ~
12136 Spre 4:27 | linkerhand, wend uw voet af van het kwade. ~ ~
12137 Spre 5:4 | 4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem,
12138 Spre 5:7 | naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. ~
12139 Spre 5:8 | 8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot
12140 Spre 5:8 | en nader niet tot de deur van haar huis; ~
12141 Spre 5:10 | vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke
12142 Spre 5:15 | en vloeden uit het midden van uw bornput; ~
12143 Spre 5:17 | ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u. ~
12144 Spre 6:9 | nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? ~
12145 Spre 6:31 | zevenvoudig; hij geeft al het goed van zijn huis. ~
12146 Spre 7:6 | Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie
12147 Spre 7:8 | en hij trad op den weg van haar huis. ~
12148 Spre 7:16 | werken, met fijn linnen van Egypte; ~
12149 Spre 7:18 | laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe;
12150 Spre 7:21 | bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef
12151 Spre 8:12 | kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle bedachtzaamheid. ~
12152 Spre 8:20 | gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts; ~
12153 Spre 8:22 | wegs, voor Zijn werken, van toen aan. ~
12154 Spre 8:23 | 23 Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest;
12155 Spre 8:23 | eeuwigheid af gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden
12156 Spre 8:23 | geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan. ~
12157 Spre 8:24 | geen fonteinen waren, zwaar van water; ~
12158 Spre 8:26 | velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld. ~
12159 Spre 8:28 | Toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij
12160 Spre 8:35 | en trekt een welgevallen van den HEERE. ~
12161 Spre 9:3 | Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad: ~
12162 Spre 9:5 | 5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van
12163 Spre 9:5 | van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd
12164 Spre 9:14 | En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel,
12165 Spre 10:1 | 1 De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt
12166 Spre 10:2 | maar de gerechtigheid redt van den dood. ~
12167 Spre 10:8 | 8 Die wijs van hart is, neemt de geboden
12168 Spre 10:8 | geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden. ~
12169 Spre 10:10 | smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden. ~
12170 Spre 10:18 | Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een
12171 Spre 10:21 | dwazen sterven door gebrek van verstand. ~
12172 Spre 10:23 | doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen. ~
12173 Spre 11:4 | maar de gerechtigheid redt van den dood. ~
12174 Spre 11:10 | Een stad springt op van vreugde over het welvaren
12175 Spre 11:12 | zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil. ~
12176 Spre 11:13 | heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak. ~
12177 Spre 11:20 | 20 De verkeerden van hart zijn den HEERE een
12178 Spre 11:20 | gruwel; maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen. ~
12179 Spre 11:22 | Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is een gouden
12180 Spre 11:29 | zijn desgenen, die wijs van hart is. ~
12181 Spre 12:2 | een welgevallen trekken van den HEERE; maar een man
12182 Spre 12:2 | den HEERE; maar een man van schandelijke verdichtselen
12183 Spre 12:8 | verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting
12184 Spre 12:10 | rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden
12185 Spre 12:11 | Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden;
12186 Spre 12:14 | 14 Een ieder wordt van de vrucht des monds met
12187 Spre 12:14 | verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij
12188 Spre 12:18 | die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk
12189 Spre 12:28 | het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood
12190 Spre 13:2 | 2 Een ieder zal van de vrucht des monds het
12191 Spre 13:6 | gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid
12192 Spre 13:8 | 8 Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom;
12193 Spre 13:11 | 11 Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd
12194 Spre 13:14 | levens, om af te wijken van de strikken des doods. ~
12195 Spre 13:19 | is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. ~
12196 Spre 13:23 | verteerd wordt door gebrek van oordeel. ~
12197 Spre 14:4 | rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten
12198 Spre 14:7 | 7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens
12199 Spre 14:12 | schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. ~
12200 Spre 14:13 | smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. ~
12201 Spre 14:14 | 14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen
12202 Spre 14:14 | afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden;
12203 Spre 14:14 | worden; maar een goed man van zichzelven. ~
12204 Spre 14:16 | De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is
12205 Spre 14:17 | dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen
12206 Spre 14:20 | De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar
12207 Spre 14:27 | levens, om af te wijken van de strikken des doods. ~
12208 Spre 14:28 | heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. ~
12209 Spre 14:29 | De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig
12210 Spre 14:29 | verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. ~
12211 Spre 15:11 | hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen? ~
12212 Spre 15:17 | Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde
12213 Spre 15:21 | blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. ~
12214 Spre 15:24 | boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. ~
12215 Spre 15:29 | 29 De HEERE is ver van de goddelozen; maar het
12216 Spre 16:1 | het antwoord der tong is van den HEERE. ~
12217 Spre 16:5 | 5 Al wie hoog is van hart, is den HEERE een gruwel;
12218 Spre 16:6 | des HEEREN wijkt men af van het kwade. ~
12219 Spre 16:13 | der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben dien,
12220 Spre 16:15 | 15 In het licht van des konings aangezicht is
12221 Spre 16:17 | De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken;
12222 Spre 16:19 | Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen,
12223 Spre 16:21 | 21 De wijze van hart zal verstandig genoemd
12224 Spre 16:25 | schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. ~
12225 Spre 16:33 | gehele beleid daarvan is van den HEERE. ~ ~
12226 Spre 17:1 | beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist. ~
12227 Spre 17:12 | 12 Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man
12228 Spre 17:13 | vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken. ~
12229 Spre 17:20 | 20 Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet
12230 Spre 17:27 | zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van
12231 Spre 17:27 | van verstand is kostelijk van geest. ~
12232 Spre 18:4 | 4 De woorden van den mond eens mans zijn
12233 Spre 18:9 | werk, die is een broeder van een doorbrenger. ~
12234 Spre 18:19 | geschillen zijn als een grendel van een paleis. ~
12235 Spre 18:20 | 20 Van de vrucht van ieders mond
12236 Spre 18:20 | 20 Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik
12237 Spre 18:20 | hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. ~
12238 Spre 18:22 | heeft welgevallen getrokken van den HEERE. ~
12239 Spre 19:1 | is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is. ~
12240 Spre 19:4 | toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden. ~
12241 Spre 19:7 | gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met
12242 Spre 19:14 | Huis en goed is een erve van de vaderen; maar een verstandige
12243 Spre 19:14 | een verstandige vrouw is van den HEERE. ~
12244 Spre 19:19 | 19 Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen;
12245 Spre 19:27 | horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap. ~
12246 Spre 20:3 | Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar
12247 Spre 20:5 | diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. ~
12248 Spre 20:6 | 6 Elk van de menigte der mensen roept
12249 Spre 20:9 | hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? ~
12250 Spre 20:15 | Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen
12251 Spre 20:17 | daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. ~
12252 Spre 20:24 | De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een
12253 Spre 20:30 | zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks. ~ ~
12254 Spre 21:5 | alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is,
12255 Spre 21:9 | beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige
12256 Spre 21:9 | huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
12257 Spre 21:16 | 16 Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt,
12258 Spre 21:23 | bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. ~
12259 Spre 22:5 | bewaart, zal zich verre van die maken. ~
12260 Spre 22:9 | 9 Die goed van oog is, die zal gezegend
12261 Spre 22:9 | gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven. ~
12262 Spre 22:15 | roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. ~
12263 Spre 22:20 | heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap? ~
12264 Spre 22:21 | bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid;
12265 Spre 22:27 | betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen? ~
12266 Spre 23:4 | om rijk te worden; sta af van uw vernuft. ~
12267 Spre 23:6 | niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust
12268 Spre 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het
12269 Spre 23:13 | 13 Weer de tucht van den jongen niet; als gij
12270 Spre 23:14 | roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~
12271 Spre 23:16 | En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als
12272 Spre 23:34 | gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk
12273 Spre 23:34 | een, die in het opperste van den mast slaapt. ~
12274 Spre 24:5 | man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht
12275 Spre 24:8 | dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen
12276 Spre 24:18 | Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. ~
12277 Spre 24:23 | Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht
12278 Spre 24:30 | en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; ~
12279 Spre 24:31 | hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante
12280 Spre 25:1 | Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van
12281 Spre 25:1 | van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda,
12282 Spre 25:1 | mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. ~
12283 Spre 25:4 | 4 Doe het schuim van het zilver weg, en er zal
12284 Spre 25:5 | Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings,
12285 Spre 25:9 | openbaar het heimelijke van een ander niet; ~
12286 Spre 25:12 | oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. ~
12287 Spre 25:17 | 17 Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat
12288 Spre 25:17 | naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. ~
12289 Spre 25:24 | beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige
12290 Spre 25:24 | huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
12291 Spre 25:27 | goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke
12292 Spre 25:27 | onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer. ~
12293 Spre 26:6 | boodschappen zendt door de hand van een zot. ~
12294 Spre 26:7 | 7 Hef de benen van den kreupele op; alzo is
12295 Spre 26:12 | die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting
12296 Spre 26:12 | is meer verwachting dan van hem. ~
12297 Spre 26:23 | een potscherf met schuim van zilver overtogen. ~
12298 Spre 27:1 | Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet,
12299 Spre 27:4 | Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar
12300 Spre 27:9 | hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege
12301 Spre 27:10 | broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is
12302 Spre 27:22 | een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn
12303 Spre 27:22 | graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. ~
12304 Spre 27:24 | eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn? ~
12305 Spre 27:27 | zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw
12306 Spre 27:27 | tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer
12307 Spre 28:6 | beter, dan die verkeerd is van wegen, al is hij rijk. ~
12308 Spre 28:9 | Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed
12309 Spre 28:12 | rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid;
12310 Spre 28:16 | 16 Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft,
12311 Spre 28:22 | haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet
12312 Spre 29:7 | rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen;
12313 Spre 29:20 | haastig in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting
12314 Spre 29:20 | is meer verwachting dan van hem. ~
12315 Spre 29:21 | Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt,
12316 Spre 29:23 | vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden. ~
12317 Spre 29:26 | maar een ieders recht is van den HEERE. ~
12318 Spre 29:27 | gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een
12319 Spre 30:1 | 1 De woorden van Agur, den zoon van Jake;
12320 Spre 30:1 | woorden van Agur, den zoon van Jake; een last. De man spreekt
12321 Spre 30:7 | Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij
12322 Spre 30:8 | en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom
12323 Spre 30:10 | 10 Achterklap niet van den knecht bij zijn heer,
12324 Spre 30:12 | rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen
12325 Spre 30:14 | messen zijn, om de ellendigen van de aarde en de nooddruftigen
12326 Spre 30:14 | aarde en de nooddruftigen van onder de mensen te verteren. ~
12327 Spre 30:16 | baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt,
12328 Spre 30:19 | op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der
12329 Spre 30:22 | regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is; ~
12330 Spre 30:23 | dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw. ~
12331 Spre 30:24 | 24 Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch
12332 Spre 30:31 | 31 Een windhond van goede lenden, of een bok;
12333 Spre 30:33 | boter voort, en de drukking van den neus brengt bloed voort,
12334 Spre 31:1 | 1 De woorden van de koning Lemuel; de last,
12335 Spre 31:5 | vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten verandere. ~
12336 Spre 31:6 | die bitterlijk bedroefd van ziel zijn; ~
12337 Spre 31:8 | stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden. ~
12338 Spre 31:14 | koopmans; zij doet haar brood van verre komen. ~
12339 Spre 31:16 | een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant
12340 Spre 31:27 | Zij beschouwt de gangen van haar huis; en het brood
12341 Spre 31:31 | 31 Thau. Geef haar van de vrucht harer handen,
12342 Pred 1:1 | 1 De woorden van den prediker, den zoon van
12343 Pred 1:1 | van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem. ~
12344 Pred 1:3 | Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij
12345 Pred 1:8 | het oor wordt niet vervuld van horen. ~
12346 Pred 1:11 | Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en
12347 Pred 1:11 | de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die
12348 Pred 1:11 | dingen, die zijn zullen, van dezelve zal ook geen gedachtenis
12349 Pred 2:5 | plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht. ~
12350 Pred 2:6 | Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te
12351 Pred 2:7 | ook had ik een groot bezit van runderen en schapen, meer
12352 Pred 2:10 | wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn
12353 Pred 2:10 | en dit was mijn deel van al mijn arbeid. ~
12354 Pred 2:16 | eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas
12355 Pred 2:16 | gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien
12356 Pred 2:22 | Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de
12357 Pred 2:22 | mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten,
12358 Pred 2:24 | heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. ~
12359 Pred 2:25 | 25 (Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe
12360 Pred 3:5 | een tijd om verre te zijn van omhelzen; ~
12361 Pred 3:8 | tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd van
12362 Pred 3:8 | van oorlog, en een tijd van vrede. ~
12363 Pred 3:9 | voordeel heeft hij, die werkt, van hetgeen hij arbeidt? ~
12364 Pred 3:11 | gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde
12365 Pred 3:13 | drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid, Dit is een
12366 Pred 3:18 | Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen,
12367 Pred 3:21 | Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart
12368 Pred 4:4 | werks, dat het den mens nijd van zijn naaste aanbrengt. Dat
12369 Pred 4:8 | noch broeder; nochtans is van al zijn arbeid geen einde;
12370 Pred 4:8 | zijn oog niet verzadigd van den rijkdom, en zegt niet:
12371 Pred 4:8 | mijn ziel gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid,
12372 Pred 4:9 | hebben een goede beloning van hun arbeid; ~
12373 Pred 4:13 | zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden. ~
12374 Pred 4:16 | 16 Er is geen einde van al het volk, van allen,
12375 Pred 4:16 | geen einde van al het volk, van allen, die voor hen geweest
12376 Pred 5:8 | allen: de koning zelfs wordt van het veld gediend. ~
12377 Pred 5:9 | het geld liefheeft, wordt van het geld niet zat; en wie
12378 Pred 5:9 | overvloed liefheeft, wordt van het inkomen niet zat. Dit
12379 Pred 5:12 | zag onder de zon: rijkdom van zijn bezitters bewaard tot
12380 Pred 5:14 | en hij zal niet medenemen van zijn arbeid, dat hij met
12381 Pred 5:17 | en te genieten het goede van al zijn arbeid, die hij
12382 Pred 5:18 | om zich te verheugen van zijn arbeid, datzelve is
12383 Pred 5:18 | arbeid, datzelve is een gave van God. ~
12384 Pred 6:2 | ziel aan geen ding gebrek, van alles wat hij begeert; en
12385 Pred 6:3 | ziel niet verzadigd werd van het goed, en hij ook geen
12386 Pred 6:12 | gedurende het getal der dagen van het leven zijner ijdelheid,
12387 Pred 7:8 | 8 Het einde van een ding is beter dan zijn
12388 Pred 7:18 | vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God
12389 Pred 7:23 | maar zij was nog verre van mij. ~
12390 Pred 7:26 | voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen
12391 Pred 7:26 | daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden. ~
12392 Pred 8:2 | doch naar de gelegenheid van den eed Gods. ~
12393 Pred 8:3 | Haast u niet weg te gaan van zijn aangezicht; blijf niet
12394 Pred 8:11 | geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in
12395 Pred 8:15 | want dat zal hem aankleven van zijn arbeid, de dagen
12396 Pred 9:7 | vreugde, en drink uw wijn van goeder harte; want God heeft
12397 Pred 9:9 | deel in dit leven, en van uw arbeid, dien gij arbeidt
12398 Pred 10:1 | een man, die kostelijk is van wijsheid en van eer. ~
12399 Pred 10:1 | kostelijk is van wijsheid en van eer. ~
12400 Pred 10:5 | zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten
12401 Pred 10:12 | 12 De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam;
12402 Pred 10:12 | aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve. ~
12403 Pred 10:15 | zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet
12404 Pred 11:5 | beenderen zijn in den buik van een zwangere vrouw, alzo
12405 Pred 11:10 | dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade
12406 Pred 11:10 | hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd,
12407 Pred 12:1 | komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult:
12408 Pred 12:4 | en hij opstaat op de stem van het vogeltje, en al de zangeressen
12409 Pred 12:11 | nagelen, diep ingeslagen van de meesters der verzamelingen,
12410 Pred 12:11 | verzamelingen, die gegeven zijn van den enigen Herder. ~
12411 Pred 12:12 | zoon! wees gewaarschuwd; van vele boeken te maken is
12412 Pred 12:13 | 13 Van alles, wat gehoord is, is
12413 Pred 12:13 | gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God, en houd
12414 Hoo 1:1 | Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. ~
12415 Hoo 1:5 | liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten
12416 Hoo 1:5 | Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen
12417 Hoo 1:5 | Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. ~
12418 Hoo 1:9 | de paarden aan de wagens van Farao. ~
12419 Hoo 1:14 | Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden
12420 Hoo 1:14 | Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi. ~
12421 Hoo 2:1 | 1 Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen. ~
12422 Hoo 2:5 | appelen, want ik ben krank van liefde. ~
12423 Hoo 2:7 | bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen,
12424 Hoo 2:17 | der herten, op de bergen van Bether. ~ ~ ~ ~ ~
12425 Hoo 3:4 | Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond
12426 Hoo 3:4 | en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard
12427 Hoo 3:5 | bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen
12428 Hoo 3:7 | zijn zestig helden rondom van de helden van Israel; ~
12429 Hoo 3:7 | helden rondom van de helden van Israel; ~
12430 Hoo 3:9 | heeft zich een koets gemaakt van het hout van Libanon. ~
12431 Hoo 3:9 | koets gemaakt van het hout van Libanon. ~
12432 Hoo 3:10 | pilaren derzelve maakte hij van zilver, haar vloer van goud,
12433 Hoo 3:10 | hij van zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte van
12434 Hoo 3:10 | van goud, haar gehemelte van purper; het binnenste was
12435 Hoo 3:10 | was bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem. ~
12436 Hoo 3:10 | liefde van de dochteren van Jeruzalem. ~
12437 Hoo 3:11 | aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo,
12438 Hoo 4:1 | kudde geiten, die het gras van den berg Gileads afscheren. ~
12439 Hoo 4:3 | uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen
12440 Hoo 4:4 | gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend
12441 Hoo 4:5 | twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de lelien
12442 Hoo 4:8 | 8 Bij Mij van den Libanon af, o bruid!
12443 Hoo 4:8 | af, o bruid! kom bij Mij van den Libanon af; zie van
12444 Hoo 4:8 | van den Libanon af; zie van den top van Amana, van den
12445 Hoo 4:8 | Libanon af; zie van den top van Amana, van den top van Senir
12446 Hoo 4:8 | zie van den top van Amana, van den top van Senir en van
12447 Hoo 4:8 | top van Amana, van den top van Senir en van Hermon, van
12448 Hoo 4:8 | van den top van Senir en van Hermon, van de woningen
12449 Hoo 4:8 | van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen,
12450 Hoo 4:8 | woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden. ~
12451 Hoo 4:9 | het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van
12452 Hoo 4:9 | van uw ogen, met een keten van uw hals. ~
12453 Hoo 4:11 | lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk
12454 Hoo 4:11 | klederen is als de reuk van Libanon. ~
12455 Hoo 4:13 | scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele
12456 Hoo 4:14 | kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloe,
12457 Hoo 5:4 | Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der deur; en mijn
12458 Hoo 5:5 | en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers van
12459 Hoo 5:5 | van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, op de handvaten
12460 Hoo 5:7 | muren namen mijn sluier van mij. ~
12461 Hoo 5:8 | bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn
12462 Hoo 5:8 | aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde. ~
12463 Hoo 5:11 | 11 Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het
12464 Hoo 5:11 | is van het fijnste goud, van het dichtste goud; Zijn
12465 Hoo 5:13 | wangen zijn als een bed van specerijen, als welriekende
12466 Hoo 5:13 | zijn als lelien, druppende van vloeiende mirre. ~
12467 Hoo 5:15 | pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn
12468 Hoo 5:16 | mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem! ~ ~ ~
12469 Hoo 6:5 | 5 Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij
12470 Hoo 6:5 | kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren. ~
12471 Hoo 6:7 | wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen
12472 Hoo 6:12 | mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk. ~
12473 Hoo 6:13 | aan? Zij is als een rei van twee heiren. ~ ~ ~
12474 Hoo 7:1 | ketens, zijnde het werk van de handen eens kunstenaars. ~
12475 Hoo 7:3 | twee welpen, tweelingen van een ree. ~
12476 Hoo 7:4 | te Hesbon, bij de poort van Bath-rabbim; uw neus is
12477 Hoo 7:4 | uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus
12478 Hoo 7:8 | den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen. ~
12479 Hoo 8:2 | zoudt mij leren; ik zou U van specerijwijn te drinken
12480 Hoo 8:2 | specerijwijn te drinken geven, en van het sap van mijn granaatappelen. ~
12481 Hoo 8:2 | drinken geven, en van het sap van mijn granaatappelen. ~
12482 Hoo 8:4 | bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! dat gij die liefde
12483 Hoo 8:7 | al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde,
12484 Hoo 8:8 | doen in dien dag, als men van haar spreken zal? ~
12485 Hoo 8:9 | is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en
12486 Hoo 8:12 | tweehonderd zijn voor de hoeders van deszelfs vrucht. ~
12487 Jes 1:1 | 1 Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz,
12488 Jes 1:1 | gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over
12489 Jes 1:1 | en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en
12490 Jes 1:1 | Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. ~
12491 Jes 1:4 | het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het
12492 Jes 1:6 | 6 Van de voetzool af tot het hoofd
12493 Jes 1:8 | 8 En de dochter van Sion is overgebleven als
12494 Jes 1:10 | HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore de
12495 Jes 1:10 | wet onzes Gods, gij volk van Gomorra! ~
12496 Jes 1:11 | zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen,
12497 Jes 1:12 | verschijnen, wie heeft zulks van uw hand geeist, dat gij
12498 Jes 1:16 | boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat
12499 Jes 1:16 | voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. ~
12500 Jes 1:20 | wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden;
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |