Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
13501 Jer 17:27 | aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, 13502 Jer 18:1 | tot Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende: ~ 13503 Jer 18:8 | zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo 13504 Jer 18:11 | spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners 13505 Jer 18:11 | Juda en tot de inwoners van Jeruzalem, zeggende: Zo 13506 Jer 18:11 | bekeert u nu, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt 13507 Jer 18:12 | iegelijk het goeddunken van zijn boos hart. ~ 13508 Jer 18:14 | velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de vreemde, 13509 Jer 18:15 | mochten wandelen in stegen van      een weg, die niet opgehoogd 13510 Jer 18:18 | de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad 13511 Jer 18:18 | den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord 13512 Jer 18:18 | den wijze, noch het woord van den      profeet; komt aan, 13513 Jer 18:20 | om Uw      grimmigheid van hen af te wenden. ~ 13514 Jer 18:21 | zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen 13515 Jer 18:23 | delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht; maar 13516 Jer 19:1 | pottenbakkerskruik, en neem tot u van de oudsten des volks, en 13517 Jer 19:1 | de oudsten des volks, en van de oudsten der priesteren. ~ 13518 Jer 19:2 | uit naar het dal des zoons van Hinnom, dat voor de deur 13519 Jer 19:3 | HEEREN woord, gij koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! 13520 Jer 19:3 | koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! Alzo zegt de 13521 Jer 19:3 | brengen over      deze plaats, van hetwelk een ieder, die het 13522 Jer 19:4 | vaderen, noch de koningen van Juda; en      hebben deze 13523 Jer 19:5 | Want zij hebben de hoogten van Baal gebouwd, om hun zonen 13524 Jer 19:6 | Tofeth, of dat des zoons van Hinnom, maar Moorddal. ~ 13525 Jer 19:7 | Want Ik zal den raad van Juda en Jeruzalem in deze 13526 Jer 19:13 | 13      En de huizen van Jeruzalem en de huizen der 13527 Jer 19:13 | en de huizen der koningen van Juda zullen, gelijk alle 13528 Jer 19:13 | zullen, gelijk alle plaatsen van Tofeth, onrein worden, met 13529 Jer 19:14 | 14      Toen nu Jeremia van Tofeth kwam, waarhenen hem 13530 Jer 19:14 | stond hij in het voorhof van des HEEREN huis, en zeide 13531 Jer 20:1 | Als Pashur, de zoon van Immer, de priester (deze 13532 Jer 20:2 | is in de bovenste poort van Benjamin, die aan het huis 13533 Jer 20:4 | geven in de hand des konings van Babel, die hen naar Babel 13534 Jer 20:5 | alle schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in 13535 Jer 20:6 | Pashur, en alle inwoners van uw huis! gijlieden zult 13536 Jer 20:7 | een belachen, een ieder van hen bespot      mij. ~ 13537 Jer 20:10 | heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, 13538 Jer 20:10 | gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, zeggende: 13539 Jer 20:10 | overmogen, en onze wraak van hem nemen. ~ 13540 Jer 20:12 | ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U 13541 Jer 20:17 | Hij mij niet gedood heeft van de baarmoeder af! Of mijn 13542 Jer 20:17 | of haar baarmoeder als van een, die eeuwiglijk zwanger 13543 Jer 21:1 | 1      Het woord, dat van den HEERE geschied is tot 13544 Jer 21:1 | hem zond Pashur, den zoon van Malchia, en Zefanja, den 13545 Jer 21:1 | Malchia, en Zefanja, den zoon van Maaseja, den priester,      13546 Jer 21:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, strijdt tegen ons; 13547 Jer 21:2 | al Zijn wonderen, dat hij van ons      optrekke. ~ 13548 Jer 21:4 | strijdt tegen den koning van Babel en tegen de Chaldeen,      13549 Jer 21:4 | Chaldeen,      die u belegeren, van buiten aan den muur; en 13550 Jer 21:4 | verzamelen in het midden van deze stad. ~ 13551 Jer 21:7 | zal Ik Zedekia, den koning van Juda, en zijn knechten, 13552 Jer 21:7 | stad overgebleven zijn, van de pestilentie, van het 13553 Jer 21:7 | zijn, van de pestilentie, van het zwaard en van      den 13554 Jer 21:7 | pestilentie, van het zwaard en van      den honger, geven in 13555 Jer 21:7 | honger, geven in de hand van Nebukadrezar, den koning 13556 Jer 21:7 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand hunner 13557 Jer 21:10 | worden in de hand des konings van Babel, en hij zal ze met      13558 Jer 21:11 | aangaande het huis des konings van Juda, hoort des HEEREN woord. ~ 13559 Jer 21:13 | inwoneres des dals, gij rots van het plein! spreekt de HEERE; 13560 Jer 22:1 | in het huis des konings van Juda, en spreek aldaar dit 13561 Jer 22:2 | woord des HEEREN, gij koning van Juda, gij, die zit op Davids 13562 Jer 22:4 | zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, 13563 Jer 22:6 | Want zo zegt de HEERE van het huis des konings van 13564 Jer 22:6 | van het huis des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, 13565 Jer 22:6 | Mij een Gilead, een hoogte van Libanon; maar zo Ik u niet 13566 Jer 22:11 | Want zo zegt de HEERE van Sallum, den zoon van Josia, 13567 Jer 22:11 | HEERE van Sallum, den zoon van Josia, koning van Juda, 13568 Jer 22:11 | den zoon van Josia, koning van Juda, die in de plaats van 13569 Jer 22:11 | van Juda, die in de plaats van zijn vader Josia regeerde, 13570 Jer 22:18 | Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, zoon van Josia, 13571 Jer 22:18 | HEERE alzo van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda: 13572 Jer 22:18 | zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen hem niet 13573 Jer 22:19 | daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem. ~ 13574 Jer 22:19 | verre weg van de poorten van Jeruzalem. ~ 13575 Jer 22:20 | stem op den Basan; roep ook van de veren; maar al uw liefhebbers 13576 Jer 22:21 | niet horen. Dit is uw weg van uw jeugd af, dat gij Mijner 13577 Jer 22:24 | ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van 13578 Jer 22:24 | van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware 13579 Jer 22:24 | rechterhand, zo zal Ik u toch van daar      wegrukken. ~ 13580 Jer 22:25 | schrikt, namelijk in de hand van Nebukadrezar, den koning 13581 Jer 22:25 | Nebukadrezar, den koning van      Babel, en in de hand 13582 Jer 22:30 | dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, 13583 Jer 23:2 | HEERE, de God Israels, alzo van de herderen, die Mijn volk 13584 Jer 23:8 | HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, 13585 Jer 23:8 | aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de 13586 Jer 23:13 | ongerijmdheid gezien in de profeten van Samaria, die door Baal, 13587 Jer 23:14 | Maar in de profeten van Jeruzalem zie Ik afschuwelijkheid; 13588 Jer 23:14 | bekeren,      een iegelijk van zijn boosheid; zij allen 13589 Jer 23:15 | de HEERE der heirscharen van deze profeten alzo: Ziet, 13590 Jer 23:15 | gallewater drenken; want van Jeruzalems profeten is de 13591 Jer 23:22 | zouden hen afgekeerd hebben van hun bozen weg, en van de 13592 Jer 23:22 | hebben van hun bozen weg, en van de boosheid      hunner 13593 Jer 23:23 | 23      Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, 13594 Jer 23:23 | de HEERE, en niet een God van verre? ~ 13595 Jer 23:26 | profeteren? Ja, het zijn profeten van huns harten bedriegerij. ~ 13596 Jer 23:30 | woorden stelen, een ieder van zijn naaste; 13597 Jer 23:36 | gij verkeert de woorden van den levenden God, den HEERE 13598 Jer 23:39 | uw vaderen gegeven heb, van Mijn aangezicht laten varen. ~ 13599 Jer 24:1 | nadat Nebukadrezar, koning van Babel, gevankelijk had weggevoerd      13600 Jer 24:1 | Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van 13601 Jer 24:1 | van Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders de vorsten 13602 Jer 24:1 | Juda, mitsgaders de vorsten van Juda, en de timmerlieden, 13603 Jer 24:1 | timmerlieden, en de smeden van Jeruzalem, en hen te Babel 13604 Jer 24:5 | gevankelijk weggevoerden van Juda, die Ik uit deze plaats 13605 Jer 24:8 | maken Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders zijn      13606 Jer 24:8 | vorsten, en het overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land 13607 Jer 25:1 | geschied is over het ganse volk van Juda, in het vierde jaar 13608 Jer 25:1 | Juda, in het vierde jaar van Jojakim, zoon van Josia, 13609 Jer 25:1 | vierde jaar van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda ( 13610 Jer 25:1 | zoon van Josia, koning van Juda (dit was het eerste 13611 Jer 25:1 | dit was het eerste jaar van Nebukadrezar,      koning 13612 Jer 25:1 | Nebukadrezar,      koning van Babel); ~ 13613 Jer 25:2 | heeft tot het ganse volk van Juda, en tot al de inwoners 13614 Jer 25:2 | Juda, en tot al de inwoners van Jeruzalem, zeggende: ~ 13615 Jer 25:3 | 3      Van het dertiende jaar van Josia, 13616 Jer 25:3 | Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, 13617 Jer 25:3 | jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, 13618 Jer 25:3 | zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe ( 13619 Jer 25:5 | Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van de 13620 Jer 25:5 | iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid uwer handelingen, 13621 Jer 25:5 | uw vaderen gegeven heeft, van      eeuw tot eeuw; ~ 13622 Jer 25:9 | en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de 13623 Jer 25:9 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal 13624 Jer 25:9 | en      over de inwoners van hetzelve, en over al deze 13625 Jer 25:10 | 10      En Ik zal van hen doen vergaan de stem 13626 Jer 25:11 | volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. ~ 13627 Jer 25:12 | dan zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, 13628 Jer 25:14 | 14      Want van hen zullen zich doen dienen, 13629 Jer 25:15 | des wijns der grimmigheid van Mijn hand, en geef dien 13630 Jer 25:17 | En ik nam den beker van des HEEREN hand, en ik gaf 13631 Jer 25:18 | Namelijk Jeruzalem en de steden van Juda, en haar koningen, 13632 Jer 25:19 | 19      Farao, den koning van Egypte, en zijn knechten, 13633 Jer 25:20 | allen koningen des lands van Uz; en allen koningen van 13634 Jer 25:20 | van Uz; en allen koningen van der Filistijnen land, en 13635 Jer 25:20 | Ekron, en het overblijfsel van Asdod; ~ 13636 Jer 25:22 | 22      En allen koningen van Tyrus, en allen koningen 13637 Jer 25:22 | Tyrus, en allen koningen van Sidon; en den koningen der 13638 Jer 25:24 | 24      En allen koningen van Arabie; en allen koningen 13639 Jer 25:25 | 25      En allen koningen van Zimri, en allen koningen 13640 Jer 25:25 | Zimri, en allen koningen van Elam, en allen koningen 13641 Jer 25:25 | Elam, en allen koningen van Medie; ~ 13642 Jer 25:26 | 26      En allen koningen van het noorden, die nabij en 13643 Jer 25:26 | aardbodem zijn. En de koning van Sesach      zal na hen drinken. ~ 13644 Jer 25:28 | weigeren zullen den beker van uw hand te nemen om te drinken, 13645 Jer 25:32 | Ziet, een kwaad gaat er uit van volk tot volk. en een groot 13646 Jer 25:32 | onweder zal er verwekt worden van de zijden der aarde. ~ 13647 Jer 25:33 | zullen te dien dage liggen van het ene einde der aarde 13648 Jer 25:34 | in de as, gij heerlijken van de kudde! want uw dagen 13649 Jer 25:34 | dat men slachten zal, en van uw verstrooiingen, dan zult 13650 Jer 25:35 | En de vlucht zal vergaan van de herders, en de ontkoming 13651 Jer 25:35 | herders, en de ontkoming van de heerlijken der kudde. ~ 13652 Jer 25:36 | een gehuil der heerlijken van de kudde, omdat de HEERE 13653 Jer 26:1 | het begin des koninkrijks van Jojakim, den zoon van Josia, 13654 Jer 26:1 | koninkrijks van Jojakim, den zoon van Josia, koning van Juda, 13655 Jer 26:1 | den zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord 13656 Jer 26:1 | Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende: ~ 13657 Jer 26:2 | HEERE: Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en 13658 Jer 26:2 | en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te 13659 Jer 26:3 | zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; zo zou Ik 13660 Jer 26:10 | 10      Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, 13661 Jer 26:17 | Ook stonden er mannen op, van de oudsten des lands, en 13662 Jer 26:18 | Morastiet, heeft in de dagen van Hizkia, koning van Juda, 13663 Jer 26:18 | dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd, en tot 13664 Jer 26:18 | geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende: 13665 Jer 26:19 | Hebben ook Hizkia, de koning van Juda, en gans Juda hem ooit 13666 Jer 26:20 | profeteerde, Uria, de zoon van Semaja, van Kirjath-Jearim; 13667 Jer 26:20 | Uria, de zoon van Semaja, van Kirjath-Jearim; die profeteerde 13668 Jer 26:20 | naar al de      woorden van Jeremia. ~ 13669 Jer 26:22 | Egypte, Elnathan, den zoon van Achbor, en andere mannen 13670 Jer 26:23 | dood lichaam in de graven van de kinderen des volks. ~ 13671 Jer 26:24 | 24      Maar de hand van Ahikam, den zoon van Safan, 13672 Jer 26:24 | hand van Ahikam, den zoon van Safan, was met Jeremia, 13673 Jer 27:1 | het begin des koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, 13674 Jer 27:1 | koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, 13675 Jer 27:1 | zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord 13676 Jer 27:1 | geschiedde dit woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende: ~ 13677 Jer 27:3 | En zend ze tot den koning van Edom, en tot den koning 13678 Jer 27:3 | Edom, en tot den koning van Moab, en tot den koning 13679 Jer 27:3 | Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot den koning 13680 Jer 27:3 | Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de      hand 13681 Jer 27:3 | tot Zedekia, den koning van Juda, komen. ~ 13682 Jer 27:6 | landen gegeven in de hand van Nebukadnezar, den koning 13683 Jer 27:6 | Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; zelfs 13684 Jer 27:7 | volken en grote koningen van hem doen      dienen. ~ 13685 Jer 27:8 | Nebukadnezar, den koning van Babel, niet zal dienen, 13686 Jer 27:8 | onder het juk des konings van      Babel; over datzelve 13687 Jer 27:9 | Gij      zult den koning van Babel niet dienen. ~ 13688 Jer 27:11 | onder het juk des konings van Babel, en hem dienen, datzelve 13689 Jer 27:12 | tot Zedekia, den koning van Juda, naar al deze woorden, 13690 Jer 27:12 | onder het juk des konings van Babel, en dient hem en zijn 13691 Jer 27:13 | de HEERE gesproken heeft van het volk, dat den koning 13692 Jer 27:13 | het volk, dat den koning van Babel      niet zal dienen. ~ 13693 Jer 27:14 | zeggende: Gij zult den koning van Babel niet dienen; want 13694 Jer 27:16 | zeggende: Ziet, de vaten van des      HEEREN huis zullen 13695 Jer 27:17 | hen, maar dient den koning van Babel, zo zult gijlieden 13696 Jer 27:18 | het huis      des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn 13697 Jer 27:19 | de HEERE der heirscharen, van de pilaren, en van de zee, 13698 Jer 27:19 | heirscharen, van de pilaren, en van de zee, en van de stellingen, 13699 Jer 27:19 | pilaren, en van de zee, en van de stellingen, en van het 13700 Jer 27:19 | en van de stellingen, en van het overige der vaten, die 13701 Jer 27:20 | Nebukadnezar, de koning van Babel, niet heeft weggenomen, 13702 Jer 27:20 | als hij Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, 13703 Jer 27:20 | zoon van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, naar 13704 Jer 27:20 | Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, naar Babel gevankelijk 13705 Jer 27:20 | mitsgaders al de edelen van Juda en Jeruzalem; ~ 13706 Jer 27:21 | heirscharen, de God Israels, van de vaten, die in het huis 13707 Jer 27:21 | in het huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn 13708 Jer 28:1 | het begin des koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, 13709 Jer 28:1 | koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, 13710 Jer 28:1 | maand, dat Hananja, zoon van Azur, de profeet,      die 13711 Jer 28:1 | Azur, de profeet,      die van Gibeon was, tot mij sprak, 13712 Jer 28:2 | heb het juk des konings van Babel verbroken. ~ 13713 Jer 28:3 | wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die 13714 Jer 28:3 | Nebukadnezar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft 13715 Jer 28:4 | zal Ik Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, 13716 Jer 28:4 | zoon van Jojakim, koning van Juda, en allen, die gevankelijk 13717 Jer 28:4 | gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen 13718 Jer 28:4 | zal het juk des konings van Babel verbreken. ~ 13719 Jer 28:6 | geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van des HEEREN huis, en allen, 13720 Jer 28:6 | gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge tot deze 13721 Jer 28:8 | die voor mij en voor u van ouds geweest zijn, die hebben 13722 Jer 28:8 | koninkrijken geprofeteerd, van krijg, en van kwaad, en 13723 Jer 28:8 | geprofeteerd, van krijg, en van kwaad, en van pestilentie. ~ 13724 Jer 28:8 | krijg, en van kwaad, en van pestilentie. ~ 13725 Jer 28:9 | geprofeteerd zal hebben van vrede, als het woord van 13726 Jer 28:9 | van vrede, als het woord van dien profeet komt, dan zal 13727 Jer 28:10 | profeet Hananja het juk van den hals van den profeet 13728 Jer 28:10 | Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia, en 13729 Jer 28:11 | zal Ik verbreken het juk van Nebukadnezar, den koning 13730 Jer 28:11 | Nebukadnezar, den koning van Babel, in nog twee volle 13731 Jer 28:11 | nog twee volle jaren,      van den hals al der volken. 13732 Jer 28:12 | profeet Hananja het juk van den hals van den profeet 13733 Jer 28:12 | Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia verbroken 13734 Jer 28:13 | verbroken, nu zult gij in plaats van die ijzeren jukken maken. ~ 13735 Jer 28:14 | juk gedaan aan den hals van al deze volken, om Nebukadnezar, 13736 Jer 28:14 | Nebukadnezar, den koning van Babel, te dienen, en      13737 Jer 28:16 | Zie, Ik zal u wegwerpen van den aardbodem; dit jaar 13738 Jer 29:1 | de profeet Jeremia zond van Jeruzalem tot de overige 13739 Jer 29:1 | ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem gevankelijk had 13740 Jer 29:2 | kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders 13741 Jer 29:2 | de timmerlieden en smeden van Jeruzalem waren uitgegaan); ~ 13742 Jer 29:3 | 3      Door de hand van Elasa, den zoon van Safan, 13743 Jer 29:3 | hand van Elasa, den zoon van Safan, en Gemarja, den zoon 13744 Jer 29:3 | Safan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die Zedekia, de 13745 Jer 29:3 | die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel zond, tot 13746 Jer 29:3 | Nebukadnezar, den koning van Babel,      zeggende: ~ 13747 Jer 29:4 | gevankelijk heb doen wegvoeren van Jeruzalem naar Babel: ~ 13748 Jer 29:8 | waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, 13749 Jer 29:14 | 14      En Ik zal van ulieden gevonden worden, 13750 Jer 29:14 | wederbrengen tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb 13751 Jer 29:16 | Daarom zegt de HEERE alzo van den koning, die op Davids 13752 Jer 29:16 | op Davids troon zit, en van al het volk, dat in deze 13753 Jer 29:20 | zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem naar Babel heb 13754 Jer 29:21 | heirscharen, de God Israels, van Achab, zoon van Kolaja, 13755 Jer 29:21 | Israels, van Achab, zoon van Kolaja, en van Zedekia, 13756 Jer 29:21 | Achab, zoon van Kolaja, en van Zedekia, zoon van Maaseja, 13757 Jer 29:21 | Kolaja, en van Zedekia, zoon van Maaseja, die ulieden in 13758 Jer 29:21 | hen      geven in de hand van Nebukadrezar, den koning 13759 Jer 29:21 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze voor 13760 Jer 29:22 | 22      En van hen zal een vloek genomen 13761 Jer 29:22 | gevankelijk weggevoerden van Juda, die in Babel zijn, 13762 Jer 29:22 | Achab, die de      koning van Babel aan het vuur braadde; ~ 13763 Jer 29:25 | en tot Zefanja, den zoon van      Maaseja, den priester, 13764 Jer 29:26 | priester gesteld, in plaats van den priester Jojada, dat 13765 Jer 29:29 | brief gelezen voor de oren van den profeet Jeremia. ~ 13766 Jer 29:31 | zeggende: Zo zegt de HEERE van Semaja, den Nechelamiet: 13767 Jer 30:1 | tot Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende: ~ 13768 Jer 30:3 | HEERE, dat Ik de gevangenis van Mijn volk, Israel en Juda, 13769 Jer 30:4 | de HEERE gesproken heeft van Israel en van Juda. ~ 13770 Jer 30:4 | gesproken heeft van Israel en van Juda. ~ 13771 Jer 30:6 | handen op zijn lenden, als van een barende vrouw, en alle 13772 Jer 30:7 | geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; 13773 Jer 30:8 | heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals verbreken, en uw 13774 Jer 30:8 | zullen zich niet      meer van hem doen dienen. ~ 13775 Jer 30:17 | gezondheid doen rijzen, en u van uw plagen genezen, spreekt 13776 Jer 30:19 | 19      En van hen zal dankzegging uitgaan, 13777 Jer 30:21 | zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen; en Ik zal 13778 Jer 30:24 | 24      De hittigheid van des HEEREN toorn zal zich 13779 Jer 31:2 | volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade 13780 Jer 31:3 | HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb 13781 Jer 31:5 | wijngaarden planten op de bergen van Samaria; de planters zullen 13782 Jer 31:7 | volk, het      overblijfsel van Israel. ~ 13783 Jer 31:8 | aanbrengen uit het land van het noorden, en zal hen 13784 Jer 31:8 | noorden, en zal hen vergaderen van de zijden der aarde; onder 13785 Jer 31:12 | zij komen, en op de hoogte van Sion juichen, en toevloeien 13786 Jer 31:16 | de HEERE: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; 13787 Jer 31:16 | stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon 13788 Jer 31:23 | zij nog zeggen in het land van Juda, en in zijn steden, 13789 Jer 31:27 | de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het huis van Juda 13790 Jer 31:27 | huis van Israel en het huis van Juda bezaaien zal met zaad 13791 Jer 31:27 | Juda bezaaien zal met zaad van mensen en zaad van beesten. ~ 13792 Jer 31:27 | zaad van mensen en zaad van beesten. ~ 13793 Jer 31:31 | HEERE, dat Ik met het huis van Israel en met het huis van 13794 Jer 31:31 | van Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal 13795 Jer 31:33 | na die dagen met het huis van Israel maken zal, spreekt 13796 Jer 31:34 | zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun      13797 Jer 31:36 | Indien deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen 13798 Jer 31:38 | HEERE zal herbouwd worden, van den toren Hananeel af tot 13799 Jer 31:40 | Kidron, tot aan den hoek van de Paardenpoort tegen het 13800 Jer 32:1 | tot Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende 13801 Jer 32:1 | HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; 13802 Jer 32:1 | jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende 13803 Jer 32:1 | was het achttiende jaar van Nebukadrezar. ~ 13804 Jer 32:2 | Het heir nu des konings van Babel belegerde toen Jeruzalem, 13805 Jer 32:2 | in het huis des konings van Juda is. ~ 13806 Jer 32:3 | Want Zedekia, de koning van Juda, had hem besloten, 13807 Jer 32:3 | stad in de hand des konings van Babel,      en hij zal ze 13808 Jer 32:4 | En Zedekia, de koning van Juda, zal van de hand der 13809 Jer 32:4 | de koning van Juda, zal van de hand der Chaldeen niet 13810 Jer 32:4 | worden in de hand des konings van Babel, en zijn mond zal 13811 Jer 32:7 | Zie, Hanameel, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot 13812 Jer 32:7 | want gij hebt het recht van lossing, om te kopen. ~ 13813 Jer 32:8 | Anathoth, dat in het      land van Benjamin is; want gij hebt 13814 Jer 32:9 | 9      Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, 13815 Jer 32:12 | koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, 13816 Jer 32:12 | zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van 13817 Jer 32:12 | van Machseja, voor de ogen van Hanameel, mijns ooms zoon, 13818 Jer 32:12 | onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het 13819 Jer 32:16 | koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, gegeven had, bad 13820 Jer 32:19 | 19      Groot van raad en machtig van daad; 13821 Jer 32:19 | Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn 13822 Jer 32:22 | geven, een land vloeiende van melk en honig; ~ 13823 Jer 32:23 | zij hebben niets gedaan van alles, wat Gij      hun 13824 Jer 32:27 | Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig 13825 Jer 32:28 | Chaldeen, en in de hand van Nebukadrezar, den koning 13826 Jer 32:28 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze innemen. ~ 13827 Jer 32:30 | kinderen Israels en de kinderen van Juda hebben van hun jeugd 13828 Jer 32:30 | kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleenlijk 13829 Jer 32:31 | is Mij deze stad geweest, van den dag af, dat zij haar 13830 Jer 32:31 | dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezicht      wegdeed; ~ 13831 Jer 32:32 | Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan hebben 13832 Jer 32:32 | profeten,      en de mannen van Juda, en de inwoners van 13833 Jer 32:32 | van Juda, en de inwoners van Jeruzalem; ~ 13834 Jer 32:35 | En zij hebben de hoogten van Baal gebouwd, die in het 13835 Jer 32:35 | die in het dal des zoons van Hinnom zijn, om hun zonen 13836 Jer 32:36 | HEERE, de God Israels, alzo van deze stad, waar gij van 13837 Jer 32:36 | van deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven in 13838 Jer 32:36 | gegeven in de hand des konings van Babel, door het zwaard, 13839 Jer 32:40 | verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, 13840 Jer 32:40 | hart geven, dat zij niet van Mij afwijken. ~ 13841 Jer 32:44 | doen betuigen, in het land van Benjamin, en in de plaatsen 13842 Jer 32:44 | Jeruzalem, en in      de steden van Juda, en in de steden van 13843 Jer 32:44 | van Juda, en in de steden van het gebergte, en in de steden 13844 Jer 32:44 | laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik zal 13845 Jer 33:4 | de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer stad, en 13846 Jer 33:4 | de huizen dezer stad, en van de huizen der koningen van 13847 Jer 33:4 | van de huizen der koningen van Juda, die door de wallen 13848 Jer 33:5 | vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen 13849 Jer 33:5 | omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, 13850 Jer 33:6 | hun openbaren overvloed van vrede en waarheid. ~ 13851 Jer 33:7 | En Ik zal de gevangenis van Juda en de gevangenis van 13852 Jer 33:7 | van Juda en de gevangenis van Israel wenden, en zal ze 13853 Jer 33:8 | En Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, 13854 Jer 33:10 | beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van 13855 Jer 33:10 | van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoest      13856 Jer 33:12 | wederom woningen zijn      van herderen, die de kudden 13857 Jer 33:13 | 13      In de steden van het gebergte, in de steden 13858 Jer 33:13 | laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land 13859 Jer 33:13 | het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen 13860 Jer 33:13 | Jeruzalem, en in de steden van      Juda, zullen de kudden 13861 Jer 33:14 | zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis 13862 Jer 33:14 | Israel en over het huis van Juda gesproken heb. ~ 13863 Jer 33:17 | een Man, Die op den troon van het huis Israels zitte. ~ 13864 Jer 33:18 | Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht, niet 13865 Jer 33:20 | Indien gijlieden Mijn verbond van den dag; en Mijn verbond 13866 Jer 33:20 | den dag; en Mijn verbond van den nacht kondt vernietigen, 13867 Jer 33:22 | vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, en de 13868 Jer 33:25 | Indien Mijn verbond niet is van dag en nacht; indien Ik 13869 Jer 33:26 | Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht 13870 Jer 33:26 | ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen, 13871 Jer 33:26 | David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme, die 13872 Jer 33:26 | daar heerse over het zaad van Abraham, Izak en Jakob; 13873 Jer 34:1 | tot Jeremia geschied is van den HEERE (als Nebukadrezar, 13874 Jer 34:1 | als Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, 13875 Jer 34:2 | tot Zedekia, den koning van Juda, en zeg tot hem: Zo 13876 Jer 34:2 | stad in de hand des konings van      Babel, en hij zal ze 13877 Jer 34:3 | 3      En gij zult van zijn hand niet ontkomen, 13878 Jer 34:3 | zullen de ogen des konings van Babel zien, en zijn mond 13879 Jer 34:4 | woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE van 13880 Jer 34:4 | van Juda! zo zegt de HEERE van u: Gij zult door het zwaard 13881 Jer 34:5 | vrede, en naar de brandingen van uw vaderen, de vorige koningen, 13882 Jer 34:6 | tot Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem. ~ 13883 Jer 34:7 | Als het heir des konings van Babel streed tegen Jeruzalem, 13884 Jer 34:7 | de overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en tegen 13885 Jer 34:7 | overgebleven onder de steden van Juda. ~ 13886 Jer 34:8 | tot Jeremia geschied is van den HEERE, nadat de koning 13887 Jer 34:9 | vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn 13888 Jer 34:9 | zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn broeder, 13889 Jer 34:10 | zij zich niet      meer van hen zouden doen dienen; 13890 Jer 34:12 | HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende: ~ 13891 Jer 34:14 | 14      Ten einde van zeven jaren zult gij laten 13892 Jer 34:14 | heeft; gij zult hem dan van u laten vrijgaan;      maar 13893 Jer 34:19 | 19      De vorsten van Juda, en de vorsten van 13894 Jer 34:19 | van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen, 13895 Jer 34:21 | Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, zal 13896 Jer 34:21 | zoeken, te weten, in de hand van het heir      des konings 13897 Jer 34:21 | het heir      des konings van Babel, die van ulieden nu 13898 Jer 34:21 | des konings van Babel, die van ulieden nu zijn opgetogen. ~ 13899 Jer 34:22 | en      Ik zal de steden van Juda stellen tot een verwoesting, 13900 Jer 35:1 | tot Jeremia geschied is van den HEERE, in de dagen van 13901 Jer 35:1 | van den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, 13902 Jer 35:1 | dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, 13903 Jer 35:1 | zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 13904 Jer 35:3 | nam ik Jaazanja, den zoon van Jeremia, den zoon van Habazzinja, 13905 Jer 35:3 | zoon van Jeremia, den zoon van Habazzinja, mitsgaders zijn 13906 Jer 35:4 | huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, 13907 Jer 35:4 | zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; 13908 Jer 35:4 | daar is boven de kamer      van Maaseja, den zoon van Sallum, 13909 Jer 35:4 | van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. ~ 13910 Jer 35:5 | En ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten 13911 Jer 35:6 | drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft 13912 Jer 35:8 | Zo hebben wij der stemme van Jonadab, den zoon van Rechab, 13913 Jer 35:8 | stemme van Jonadab, den zoon van Rechab, onzen vader, gehoorzaamd 13914 Jer 35:11 | Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land optoog, 13915 Jer 35:13 | henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners 13916 Jer 35:13 | Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: Zult gijlieden 13917 Jer 35:14 | 14      De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, 13918 Jer 35:14 | woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij zijn kinderen 13919 Jer 35:15 | Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt 13920 Jer 35:16 | Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, 13921 Jer 35:16 | kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, 13922 Jer 35:17 | Juda en over alle inwoners van Jeruzalem brengen al het 13923 Jer 35:18 | Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam 13924 Jer 35:19 | Er zal Jonadab, den zoon van Rechab, niet worden afgesneden 13925 Jer 36:1 | gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, 13926 Jer 36:1 | jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, 13927 Jer 36:1 | zoon van Josia, den koning van Juda, dat dit woord tot 13928 Jer 36:1 | woord tot Jeremia geschiedde van den HEERE, zeggende: ~ 13929 Jer 36:2 | Juda, en over al de volken, van den dag aan, dat Ik tot 13930 Jer 36:2 | tot u gesproken      heb, van de dagen van Josia aan, 13931 Jer 36:2 | gesproken      heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen 13932 Jer 36:3 | Misschien zullen die van het huis van Juda horen 13933 Jer 36:3 | zullen die van het huis van Juda horen al het kwaad, 13934 Jer 36:3 | zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun 13935 Jer 36:4 | Jeremia Baruch, den zoon van Nerija; en Baruch schreef 13936 Jer 36:4 | Baruch schreef uit den mond van Jeremia alle woorden des 13937 Jer 36:6 | ze ook lezen voor de oren van gans Juda, die uit hun steden 13938 Jer 36:7 | zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; want groot 13939 Jer 36:8 | En Baruch, de zoon van Nerija, deed naar alles, 13940 Jer 36:9 | geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, 13941 Jer 36:9 | jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, 13942 Jer 36:9 | zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende maand, 13943 Jer 36:9 | volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen. ~ 13944 Jer 36:10 | Baruch in dat boek de woorden van Jeremia in des HEEREN huis, 13945 Jer 36:10 | HEEREN huis, in de kamer van Gemarja, den zoon van Safan, 13946 Jer 36:10 | kamer van Gemarja, den zoon van Safan, den schrijver, in 13947 Jer 36:10 | deur der      nieuwe poort van het huis des HEEREN, voor 13948 Jer 36:11 | Als nu Michaja, de zoon van Gemarja, den zoon van Safan, 13949 Jer 36:11 | zoon van Gemarja, den zoon van Safan, al de woorden des 13950 Jer 36:12 | schrijver, en Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, de 13951 Jer 36:12 | en Elnathan, de zoon      van Achbor, en Gemarja, de zoon 13952 Jer 36:12 | Achbor, en Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, de zoon 13953 Jer 36:12 | Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, en al de vorsten. ~ 13954 Jer 36:14 | vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja, den zoon van Selemja, 13955 Jer 36:14 | zoon van Nethanja, den zoon van Selemja, den zoon van Cuschi, 13956 Jer 36:14 | zoon van Selemja, den zoon van Cuschi, tot Baruch, om te 13957 Jer 36:14 | Alzo nam Baruch, de zoon van Nerija, de rol in zijn hand, 13958 Jer 36:20 | legden zij weg in de kamer van Elisama, den schrijver; 13959 Jer 36:21 | hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; 13960 Jer 36:21 | konings, en voor de oren van al de      vorsten, die 13961 Jer 36:26 | aan Jerahmeel, den zoon van Hammelech, en Zeraja, den 13962 Jer 36:26 | Hammelech, en Zeraja, den zoon van Azriel, en Selemja, den 13963 Jer 36:26 | Azriel, en Selemja, den zoon van Abdeel, om den schrijver 13964 Jer 36:27 | geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand had, zeggende: ~ 13965 Jer 36:28 | die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft. ~ 13966 Jer 36:29 | tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo 13967 Jer 36:29 | geschreven, zeggende: De koning van      Babel zal zekerlijk 13968 Jer 36:30 | Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van 13969 Jer 36:30 | van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, 13970 Jer 36:31 | hen, en over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen 13971 Jer 36:31 | Jeruzalem, en over de mannen van      Juda, al het kwaad 13972 Jer 36:32 | schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef daarop, 13973 Jer 36:32 | schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden des 13974 Jer 36:32 | Jojakim,      de koning van Juda, met vuur verbrand 13975 Jer 37:1 | 1      En Zedekia, zoon van Josia, regeerde, koning 13976 Jer 37:1 | koning zijnde, in plaats van Chonja, Jojakims zoon, welken 13977 Jer 37:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt had 13978 Jer 37:1 | gemaakt had in het land      van Juda. ~ 13979 Jer 37:2 | Hij sprak door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 13980 Jer 37:3 | Zedekia Juchal, den zoon van Selemja, en Sefanja, den 13981 Jer 37:3 | Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den priester, tot 13982 Jer 37:5 | belegerden, als zij het gerucht van hen gehoord hadden, zo waren 13983 Jer 37:5 | gehoord hadden, zo waren zij van Jeruzalem opgetogen.) ~ 13984 Jer 37:7 | gijlieden zeggen tot den koning van Juda, die u tot Mij gezonden 13985 Jer 37:9 | Chaldeen zullen zekerlijk van ons wegtrekken; want zij 13986 Jer 37:10 | u strijden, en er bleven van hen enige verwonde mannen 13987 Jer 37:11 | als het heir der Chaldeen van Jeruzalem was opgetogen, 13988 Jer 37:12 | om te gaan in het land van Benjamin, om van daar te 13989 Jer 37:12 | het land van Benjamin, om van daar te scheiden door het 13990 Jer 37:13 | Als hij in de poort van Benjamin was, zo was daar 13991 Jer 37:13 | naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; 13992 Jer 37:13 | zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet 13993 Jer 37:15 | gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; 13994 Jer 37:17 | zeide: Is er ook een woord van den HEERE? En Jeremia zeide:      13995 Jer 37:17 | zult in de hand des konings van Babel gegeven worden. ~ 13996 Jer 37:19 | hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, 13997 Jer 37:20 | mij niet weder in het huis van Jonathan, den schrijver, 13998 Jer 37:21 | Bakkerstraat, totdat al het brood van      de stad op was. Alzo 13999 Jer 38:1 | Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, de 14000 Jer 38:1 | Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License