1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
14001 Jer 38:1 | Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon
14002 Jer 38:1 | Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden,
14003 Jer 38:3 | gegeven worden in de hand van het heir des konings van
14004 Jer 38:3 | van het heir des konings van Babel, datzelve zal ze innemen; ~
14005 Jer 38:6 | wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech,
14006 Jer 38:6 | kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof
14007 Jer 38:7 | koning nu zat in de poort van Benjamin); ~
14008 Jer 38:10 | Ebed-melech, zeggende: Neem van hier dertig mannen onder
14009 Jer 38:11 | onder de schatkamer, en nam van daar enige oude verscheurde
14010 Jer 38:12 | onder de oksels uwer armen, van onder aan de zelen. En Jeremia
14011 Jer 38:17 | tot de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, zo zal
14012 Jer 38:18 | tot de vorsten des konings van Babel niet zult uitgaan,
14013 Jer 38:18 | verbranden; ook zult gij van hunlieder hand niet ontkomen. ~
14014 Jer 38:22 | in het huis des konings van Juda zijn overgebleven,
14015 Jer 38:22 | tot de vorsten des konings van Babel; en dezelve zullen
14016 Jer 38:23 | uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen;
14017 Jer 38:23 | door de hand des konings van Babel gegrepen worden,
14018 Jer 38:24 | Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, zo zult gij
14019 Jer 38:27 | geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet
14020 Jer 39:1 | In het negende jaar van Zedekia, koning van Juda,
14021 Jer 39:1 | jaar van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand,
14022 Jer 39:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir,
14023 Jer 39:2 | 2 In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand,
14024 Jer 39:3 | alle vorsten des konings van Babel togen henen in, en
14025 Jer 39:3 | overige vorsten des konings van Babel. ~
14026 Jer 39:4 | als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden
14027 Jer 39:4 | uit de stad, door den weg van des konings hof, door de
14028 Jer 39:5 | Zedekia in de vlakke velden van Jericho, en vingen hem,
14029 Jer 39:5 | Nebukadrezar, den koning van Babel, naar Ribla, in het
14030 Jer 39:5 | naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen
14031 Jer 39:6 | 6 En de koning van Babel slachtte de zonen
14032 Jer 39:6 | Babel slachtte de zonen van Zedekia te Ribla voor zijn
14033 Jer 39:6 | ook slachtte de koning van Babel alle edelen van Juda. ~
14034 Jer 39:6 | koning van Babel alle edelen van Juda. ~
14035 Jer 39:7 | En hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met
14036 Jer 39:8 | en zij braken de muren van Jeruzalem af. ~
14037 Jer 39:10 | 10 Maar van het volk, die arm waren,
14038 Jer 39:10 | enigen overig in het land van Juda; en hij gaf hun te
14039 Jer 39:11 | 11 Maar van Jeremia had Nebukadrezar,
14040 Jer 39:11 | Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven in
14041 Jer 39:11 | bevel gegeven in de hand van Nebuzaradan, den overste
14042 Jer 39:13 | de oversten des konings van Babel; ~
14043 Jer 39:14 | over aan Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan,
14044 Jer 39:14 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen
14045 Jer 40:1 | 1 Het woord, dat van den HEERE geschied is tot
14046 Jer 40:1 | trawanten, hem had laten gaan van Rama; als hij hem had laten
14047 Jer 40:1 | midden aller gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar
14048 Jer 40:4 | ik heb u heden losgemaakt van de ketenen, die aan uw hand
14049 Jer 40:5 | gij tot Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan,
14050 Jer 40:5 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dien de koning van
14051 Jer 40:5 | van Safan, dien de koning van Babel over de steden van
14052 Jer 40:5 | van Babel over de steden van Juda gesteld heeft; en
14053 Jer 40:6 | Jeremia tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en hij
14054 Jer 40:7 | hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon
14055 Jer 40:7 | Babel Gedalia, den zoon van Ahikam, over het land gesteld
14056 Jer 40:7 | vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten des lands, van
14057 Jer 40:7 | van de armsten des lands, van degenen, die niet naar Babel
14058 Jer 40:8 | namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan en
14059 Jer 40:8 | Johanan en Jonathan, de zonen van Kareah, en Seraja, de zoon
14060 Jer 40:8 | Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, en de zonen
14061 Jer 40:8 | Tanhumeth, en de zonen van Efai, den Netofathiet, en
14062 Jer 40:9 | En Gedalia, de zoon van Ahikam, den zoon van Safan,
14063 Jer 40:9 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, zwoer hun en hun
14064 Jer 40:9 | mannen, zeggende: Vreest niet van de Chaldeen te dienen; blijft
14065 Jer 40:9 | land, en dient den koning van Babel, zo zal het u
14066 Jer 40:11 | hoorden, dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel
14067 Jer 40:11 | dat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan,
14068 Jer 40:11 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, over hen gesteld
14069 Jer 40:12 | waren, en kwamen in het land van Juda tot Gedalia te Mizpa;
14070 Jer 40:13 | Doch Johanan, de zoon van Kareah, en alle oversten
14071 Jer 40:14 | Ammons, Ismael, den zoon van Nethanja, uitgezonden heeft,
14072 Jer 40:14 | Maar Gedalia, de zoon van Ahikam, geloofde hen niet. ~
14073 Jer 40:15 | Johanan nochtans, de zoon van Kareah, sprak tot Gedalia,
14074 Jer 40:15 | henengaan, en Ismael, den zoon van Nethanja, slaan, en
14075 Jer 40:15 | worden, en het overblijfsel van Juda verloren gaan? ~
14076 Jer 40:16 | Maar Gedalia, de zoon van Ahikam, zeide tot Johanan,
14077 Jer 40:16 | zeide tot Johanan, den zoon van Kareah: Doe deze zaak niet,
14078 Jer 40:16 | niet, want gij spreekt vals van Ismael. ~ ~
14079 Jer 41:1 | maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama,
14080 Jer 41:1 | zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken
14081 Jer 41:1 | Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken zade, en de
14082 Jer 41:1 | kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij
14083 Jer 41:2 | En Ismael, de zoon van Nethanja, maakte zich op,
14084 Jer 41:2 | sloegen Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan,
14085 Jer 41:2 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, met het zwaard;
14086 Jer 41:2 | hij hem, dien de koning van Babel over het land gesteld
14087 Jer 41:5 | Zo kwamen er lieden van Sichem, van Silo, en van
14088 Jer 41:5 | kwamen er lieden van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig
14089 Jer 41:5 | van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig man, hebbende
14090 Jer 41:6 | En Ismael, de zoon van Nethanja, ging uit van Mizpa
14091 Jer 41:6 | zoon van Nethanja, ging uit van Mizpa hun tegemoet, al gaande
14092 Jer 41:6 | Komt tot Gedalia, den zoon van Ahikam! ~
14093 Jer 41:7 | waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, en
14094 Jer 41:8 | verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie,
14095 Jer 41:9 | mannen, die hij aan de zijde van Gedalia geslagen had, henenwierp,
14096 Jer 41:9 | dezen vulde Ismael, de zoon van Nethanja, met de verslagenen. ~
14097 Jer 41:10 | trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael
14098 Jer 41:10 | had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde ze gevankelijk
14099 Jer 41:11 | Toen nu Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten
14100 Jer 41:11 | hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja, gedaan had; ~
14101 Jer 41:12 | om met Ismael, den zoon van Nethanja, te strijden; en
14102 Jer 41:13 | was, Johanan zag, den zoon van Kareah, en al de oversten
14103 Jer 41:14 | al het volk, dat Ismael van Mizpa gevankelijk had weggevoerd,
14104 Jer 41:14 | over tot Johanan, den zoon van Kareah. ~
14105 Jer 41:15 | Doch Ismael, de zoon van Nethanja, ontkwam van Johanans
14106 Jer 41:15 | zoon van Nethanja, ontkwam van Johanans aangezicht, met
14107 Jer 41:16 | Toen nam Johanan, de zoon van Kareah, mitsgaders al de
14108 Jer 41:16 | dat hij wedergebracht had van Ismael, den zoon van
14109 Jer 41:16 | van Ismael, den zoon van Nethanja, van Mizpa, (nadat
14110 Jer 41:16 | zoon van Nethanja, van Mizpa, (nadat hij Gedalia,
14111 Jer 41:16 | nadat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had) te
14112 Jer 41:16 | kamerlingen, die hij van Gibeon had wedergebracht; ~
14113 Jer 41:18 | aangezicht, omdat Ismael, de zoon van Nethanja, Gedalia, den zoon
14114 Jer 41:18 | Nethanja, Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had, dien
14115 Jer 41:18 | had, dien de koning van Babel over het land gesteld
14116 Jer 42:1 | heiren, Johanan, de zoon van Kareah, en Jezanja, de zoon
14117 Jer 42:1 | Kareah, en Jezanja, de zoon van Hosaja, en al het volk,
14118 Jer 42:1 | Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot den grootste
14119 Jer 42:2 | want wij zijn weinigen van velen overgelaten, gelijk
14120 Jer 42:7 | En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN
14121 Jer 42:8 | riep hij Johanan, den zoon van Kareah, en alle oversten
14122 Jer 42:8 | hem waren, en al het volk, van den kleinste af tot den
14123 Jer 42:11 | het aangezicht des konings van Babel, voor wiens aangezicht
14124 Jer 42:11 | u te behouden en u van zijn hand te redden. ~
14125 Jer 42:15 | woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der
14126 Jer 42:17 | die overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen
14127 Jer 42:18 | uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, alzo zal Mijn
14128 Jer 42:19 | gesproken, gij overblijfsel van Juda! Gaat niet in Egypte;
14129 Jer 43:2 | Zo sprak Azaria, de zoon van Hosaja, en Johanan, de zoon
14130 Jer 43:2 | Hosaja, en Johanan, de zoon van Kareah, en al de trotse
14131 Jer 43:3 | Maar Baruch, de zoon van Nerija, hitst u tegen ons
14132 Jer 43:4 | gehoorzaamde Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten
14133 Jer 43:4 | HEEREN niet, om in het land van Juda te blijven. ~
14134 Jer 43:5 | Maar Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten
14135 Jer 43:5 | namen het ganse overblijfsel van Juda, die van al de heidenen,
14136 Jer 43:5 | overblijfsel van Juda, die van al de heidenen, waar zij
14137 Jer 43:5 | waren, om in het land van Juda te wonen; ~
14138 Jer 43:6 | trawanten, bij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van
14139 Jer 43:6 | van Ahikam, den zoon van Safan, gelaten had, ook
14140 Jer 43:6 | Jeremia, en Baruch, den zoon van Nerija; ~
14141 Jer 43:9 | ticheloven, die bij de deur van Farao's huis te Tachpanhes
14142 Jer 43:10 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, halen,
14143 Jer 43:12 | aansteken in de huizen der goden van Egypte, en hij zal ze verbranden,
14144 Jer 43:12 | kleed aantrekt, en hij zal van daar uittrekken in vrede. ~
14145 Jer 43:13 | zal de opgerichte beelden van Beth-Semes, hetwelk in Egypteland
14146 Jer 43:13 | zal de huizen der goden van Egypte met vuur verbranden. ~ ~
14147 Jer 44:2 | Jeruzalem en over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn
14148 Jer 44:5 | hun oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren,
14149 Jer 44:6 | heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten van
14150 Jer 44:6 | van Juda en in de straten van Jeruzalem; zodat zij tot
14151 Jer 44:7 | zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, opdat gij
14152 Jer 44:8 | anderen goden in het land van Egypte, alwaar gij gekomen
14153 Jer 44:9 | de boosheden der koningen van Juda, en de boosheden hunner
14154 Jer 44:9 | gedaan hebben in het land van Juda en in de straten van
14155 Jer 44:9 | van Juda en in de straten van Jeruzalem? ~
14156 Jer 44:10 | dag nog niet verbrijzeld van hart, en zij hebben niet
14157 Jer 44:12 | Ik zal het overblijfsel van Juda wegnemen, die hun aangezichten
14158 Jer 44:12 | zullen zij verteerd worden, van den kleinste tot den grootste
14159 Jer 44:14 | Zodat het overblijfsel van Juda, die in Egypteland
14160 Jer 44:14 | te keren in het land van Juda, waarnaar hun ziel
14161 Jer 44:17 | onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten van
14162 Jer 44:17 | van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen werden wij
14163 Jer 44:18 | 18 Maar van toen af, dat wij opgehouden
14164 Jer 44:18 | drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad, en zijn
14165 Jer 44:21 | dat gijlieden in de steden van Juda en in de straten van
14166 Jer 44:21 | van Juda en in de straten van Jeruzalem gerookt hebt,
14167 Jer 44:26 | zo Mijn Naam met den mond van enig man van Juda in
14168 Jer 44:26 | met den mond van enig man van Juda in gans Egypteland
14169 Jer 44:27 | ten goede; en alle mannen van Juda, die in Egypteland
14170 Jer 44:28 | 28 Maar die van het zwaard ontkomen, zullen
14171 Jer 44:28 | Egypteland wederkeren in het land van Juda, weinig in getal; en
14172 Jer 44:28 | en het ganse overblijfsel van Juda, die in Egypteland
14173 Jer 44:30 | Farao Hofra, den koning van Egypte, geven in de hand
14174 Jer 44:30 | Zedekia, den koning van Juda, gegeven heb in de
14175 Jer 44:30 | gegeven heb in de hand van Nebukadrezar, den koning
14176 Jer 44:30 | Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, en die
14177 Jer 45:1 | heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als hij die woorden
14178 Jer 45:1 | die woorden uit den mond van Jeremia in een boek schreef,
14179 Jer 45:1 | schreef, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van
14180 Jer 45:1 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda,
14181 Jer 45:1 | zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~
14182 Jer 45:2 | de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~
14183 Jer 45:3 | smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen
14184 Jer 46:2 | Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning van
14185 Jer 46:2 | van Farao Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier
14186 Jer 46:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde
14187 Jer 46:2 | in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia,
14188 Jer 46:2 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. ~
14189 Jer 46:2 | zoon van Josia, den koning van Juda. ~
14190 Jer 46:5 | zien niet om; er is schrik van rondom, spreekt de HEERE. ~
14191 Jer 46:10 | wrake, dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders, en
14192 Jer 46:10 | en dronken worden van hun bloed; want de Heere,
14193 Jer 46:10 | slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier
14194 Jer 46:11 | gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt
14195 Jer 46:12 | gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; want zij hebben
14196 Jer 46:13 | den profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar,
14197 Jer 46:13 | Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, den koning
14198 Jer 46:13 | Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te
14199 Jer 46:17 | riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis;
14200 Jer 46:19 | gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal ter
14201 Jer 46:20 | slachter komt, hij komt van het noorden. ~
14202 Jer 46:22 | Haar stem zal gaan als van een slang; want zij zullen
14203 Jer 46:24 | 24 De dochter van Egypte is beschaamd; zij
14204 Jer 46:24 | gegeven in de hand des volks van het noorden. ~
14205 Jer 46:25 | bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over
14206 Jer 46:26 | ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den koning
14207 Jer 46:26 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner
14208 Jer 46:26 | bewoond worden als in de dagen van ouds, spreekt de HEERE. ~
14209 Jer 47:2 | Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden
14210 Jer 47:2 | overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die
14211 Jer 47:3 | 3 Vanwege het geluid van het geklater der hoeven
14212 Jer 47:4 | overblijfsel des eilands van Kafthor, verstoren. ~
14213 Jer 48:2 | 2 Moabs roem van Hesbon is er niet meer;
14214 Jer 48:3 | is een stem des gekrijts van Horonaim; verstoring en
14215 Jer 48:5 | Want in den opgang van Luhith zal geween bij geween
14216 Jer 48:5 | opgaan, want in den afgang van Horonaim hebben Moabs wederpartijders
14217 Jer 48:10 | vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! ~
14218 Jer 48:11 | 11 Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest,
14219 Jer 48:11 | heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd,
14220 Jer 48:18 | gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder
14221 Jer 48:19 | en zie toe, gij inwoneres van Aroer! Vraag den vluchtenden
14222 Jer 48:24 | Bozra; ja, over alle steden van Moabs land, die verre en
14223 Jer 48:27 | gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden
14224 Jer 48:27 | tijd af, dat uw woorden van hem waren? ~
14225 Jer 48:28 | steenrots, gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een
14226 Jer 48:28 | duif, die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~
14227 Jer 48:31 | krijten; over de lieden van Kir-heres zal men zuchten. ~
14228 Jer 48:32 | 32 Boven het geween van Jaezer zal Ik u bewenen,
14229 Jer 48:32 | u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken zijn
14230 Jer 48:34 | hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die
14231 Jer 48:34 | vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot verwoestingen
14232 Jer 48:36 | Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als
14233 Jer 48:38 | 38 Op alle daken van Moab, en op al haar straten
14234 Jer 48:41 | is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal te dien
14235 Jer 48:43 | strik, over u, gij inwoner van Moab! spreekt de HEERE. ~
14236 Jer 48:44 | 44 Die van de vreze ontvliedt, zal
14237 Jer 48:44 | haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking
14238 Jer 48:45 | bleven staan in de schaduw van Hesbon; maar een vuur is
14239 Jer 48:45 | maar een vuur is uitgegaan van Hesbon, en een vlam van
14240 Jer 48:45 | van Hesbon, en een vlam van tussen Sihon, en heeft de
14241 Jer 48:45 | Sihon, en heeft de hoeken van Moab en den schedel
14242 Jer 48:45 | den schedel der kinderen van het gedruis verteerd. ~
14243 Jer 48:46 | Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; want
14244 Jer 49:1 | is dan Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont
14245 Jer 49:3 | verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan,
14246 Jer 49:5 | de HEERE der heirscharen, van allen, die rondom u zijn,
14247 Jer 49:7 | Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder
14248 Jer 49:8 | diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want Ik heb Ezau'
14249 Jer 49:14 | heb een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een
14250 Jer 49:16 | als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt
14251 Jer 49:18 | Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar
14252 Jer 49:19 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan,
14253 Jer 49:20 | gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten
14254 Jer 49:20 | Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen
14255 Jer 49:21 | De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van
14256 Jer 49:21 | van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid
14257 Jer 49:22 | uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien
14258 Jer 49:24 | benauwdheid en smarten als van een barende vrouw hebben
14259 Jer 49:27 | vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads
14260 Jer 49:28 | en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar,
14261 Jer 49:28 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE
14262 Jer 49:28 | verstoort de kinderen van het oosten. ~
14263 Jer 49:29 | tegen hen uitroepen: Schrik van rondom! ~
14264 Jer 49:30 | diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE;
14265 Jer 49:30 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag
14266 Jer 49:32 | roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn;
14267 Jer 49:32 | zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen,
14268 Jer 49:34 | het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van
14269 Jer 49:34 | van Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~
14270 Jer 49:35 | Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld. ~
14271 Jer 49:38 | den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt
14272 Jer 50:1 | Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia. ~
14273 Jer 50:3 | volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar
14274 Jer 50:3 | geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten
14275 Jer 50:4 | komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende
14276 Jer 50:6 | naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten
14277 Jer 50:8 | Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen
14278 Jer 50:9 | Ik zal een verzameling van grote volken uit het land
14279 Jer 50:9 | grote volken uit het land van het noorden verwekken, en
14280 Jer 50:9 | zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen
14281 Jer 50:11 | verblijd hebt, omdat gij van vreugde hebt opgesprongen,
14282 Jer 50:16 | 16 Roeit uit van Babel den zaaier, en dien,
14283 Jer 50:17 | opgegeten, was de koning van Assur, en deze de laatste,
14284 Jer 50:17 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft hem de
14285 Jer 50:18 | bezoeking doen over den koning van Babel en over zijn land,
14286 Jer 50:18 | heb over den koning van Assur. ~
14287 Jer 50:19 | ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd
14288 Jer 50:20 | niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden
14289 Jer 50:21 | op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest en verban
14290 Jer 50:25 | voortgebracht; want dat is een werk van den HEERE, den HEERE der
14291 Jer 50:26 | Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar
14292 Jer 50:28 | ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion te verkondigen
14293 Jer 50:29 | haar rondom, laat niemand van hen ontkomen; vergeldt haar
14294 Jer 50:33 | kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt
14295 Jer 50:34 | brenge, maar de inwoners van Babel beroere. ~
14296 Jer 50:35 | HEERE; en over de inwoners van Babel, en over haar vorsten,
14297 Jer 50:37 | hoop, die in het midden van hen is, dat zij tot wijven
14298 Jer 50:38 | uitdrogen; want het is een land van gesneden beelden, en zij
14299 Jer 50:39 | zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht. ~
14300 Jer 50:41 | geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt
14301 Jer 50:42 | oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~
14302 Jer 50:43 | 43 De koning van Babel heeft hunlieder gerucht
14303 Jer 50:43 | aangegrepen, weedom als van een barende vrouw. ~
14304 Jer 50:44 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan,
14305 Jer 50:45 | Chaldeen: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen
14306 Jer 50:46 | aarde is bevende geworden van het geluid der inneming
14307 Jer 50:46 | het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is
14308 Jer 51:1 | die daar wonen in het hart van degenen, die tegen Mij opstaan. ~
14309 Jer 51:2 | zullen ten dage des kwaads van rondom tegen haar zijn. ~
14310 Jer 51:5 | weduwschap gelaten worden van zijn God, van den HEERE
14311 Jer 51:5 | gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen (
14312 Jer 51:5 | hoewel hunlieder land vol van schuld is), van den Heilige
14313 Jer 51:5 | land vol van schuld is), van den Heilige Israels. ~
14314 Jer 51:6 | Vliedt uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk
14315 Jer 51:7 | maakte; de volken hebben van haar wijn gedronken, daarom
14316 Jer 51:11 | heeft den geest der koningen van Medie opgewekt; want Zijn
14317 Jer 51:12 | Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht,
14318 Jer 51:12 | Hij over de inwoners van Babel gesproken heeft. ~
14319 Jer 51:13 | woont, die machtig zijt van schatten! uw einde is gekomen,
14320 Jer 51:16 | geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en
14321 Jer 51:16 | doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij
14322 Jer 51:17 | ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want
14323 Jer 51:18 | Ijdelheid zijn zij, een werk van verleidingen; ten tijde
14324 Jer 51:19 | want Hij is de Formeerder van alles, en Israel is de roede
14325 Jer 51:24 | Babel en allen inwoneren van Chaldea vergelden al hun
14326 Jer 51:25 | tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen,
14327 Jer 51:27 | haar bijeen de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz;
14328 Jer 51:28 | de heidenen, de koningen van Medie, haar landvoogden
14329 Jer 51:29 | pijn lijden; want elk een van des HEEREN gedachten staat
14330 Jer 51:31 | tegemoet, om den koning van Babel bekend te maken, dat
14331 Jer 51:31 | te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen; ~
14332 Jer 51:33 | God Israels: De dochter van Babel is als een dorsvloer,
14333 Jer 51:34 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten,
14334 Jer 51:34 | heeft zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft
14335 Jer 51:35 | Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij
14336 Jer 51:35 | bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge Jeruzalem. ~
14337 Jer 51:45 | Mijn volk, uit het midden van haar, en redt een iegelijk
14338 Jer 51:45 | ziel, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN. ~
14339 Jer 51:46 | week worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord
14340 Jer 51:47 | over de gesneden beelden van Babel; en haar ganse land
14341 Jer 51:47 | zullen in het midden van haar liggen. ~
14342 Jer 51:48 | juichen over Babel; want van het noorden zullen haar
14343 Jer 51:49 | een val der verslagenen van Israel, alzo zullen te Babel
14344 Jer 51:50 | 50 Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en
14345 Jer 51:50 | staan; gedenkt des HEEREN van verre, en laat Jeruzalem
14346 Jer 51:51 | over de heiligdommen van des HEEREN huis gekomen
14347 Jer 51:53 | zullen haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de
14348 Jer 51:55 | grote wateren; het geruis van hunlieder geluid zal zich
14349 Jer 51:58 | heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot
14350 Jer 51:59 | beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja,
14351 Jer 51:59 | zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia,
14352 Jer 51:59 | zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van
14353 Jer 51:59 | van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in
14354 Jer 51:62 | er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest,
14355 Jer 51:63 | werpen het in het midden van den Frath; ~
14356 Jer 51:64 | hiertoe zijn de woorden van Jeremia. ~ ~
14357 Jer 52:1 | was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~
14358 Jer 52:1 | een dochter van Jeremia, van Libna. ~
14359 Jer 52:3 | en Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen
14360 Jer 52:3 | rebelleerde tegen den koning van Babel. ~
14361 Jer 52:4 | Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem,
14362 Jer 52:5 | belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. ~
14363 Jer 52:8 | Zedekia in de vlakke velden van Jericho; en al zijn heir
14364 Jer 52:8 | Jericho; en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~
14365 Jer 52:9 | opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het
14366 Jer 52:9 | naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen
14367 Jer 52:10 | 10 En de koning van Babel slachtte de zonen
14368 Jer 52:10 | Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen;
14369 Jer 52:10 | slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~
14370 Jer 52:11 | En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem
14371 Jer 52:11 | alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, en stelde
14372 Jer 52:12 | was het negentiende jaar van den koning Nebukadrezar,
14373 Jer 52:12 | Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan,
14374 Jer 52:12 | het aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem
14375 Jer 52:13 | mitsgaders alle huizen van Jeruzalem en alle huizen
14376 Jer 52:14 | trawanten was, brak alle muren van Jeruzalem rondom af. ~
14377 Jer 52:15 | 15 Van de armsten nu des volks
14378 Jer 52:15 | afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en
14379 Jer 52:16 | 16 Maar van de armsten des lands liet
14380 Jer 52:20 | koper daarvan, te weten van al deze vaten, was zonder
14381 Jer 52:21 | eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem;
14382 Jer 52:25 | opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die
14383 Jer 52:26 | bracht hij hen tot den koning van Babel naar Ribla. ~
14384 Jer 52:27 | 27 En de koning van Babel sloeg hen en doodde
14385 Jer 52:27 | hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit
14386 Jer 52:29 | In het achttiende jaar van Nebukadrezar, voerde hij
14387 Jer 52:30 | drie en twintigste jaar van Nebukadrezar voerde Nebuzaradan,
14388 Jer 52:30 | trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf
14389 Jer 52:31 | gevankelijke wegvoering van Jojachin, den koning van
14390 Jer 52:31 | van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand,
14391 Jer 52:31 | Evilmerodach, de koning van Babel, in het eerste jaar
14392 Jer 52:31 | zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning van
14393 Jer 52:31 | van Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem uit
14394 Jer 52:34 | gedurige tering werd hem van den koning van Babel gegeven,
14395 Jer 52:34 | werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks
14396 Klaa | Klaagliederen van Jeremia~ ~
14397 Klaa 1:6 | 6 Vau. En van de dochter Sions is al haar
14398 Klaa 1:7 | gewenste dingen, die zij van oude dagen af gehad heeft;
14399 Klaa 1:13 | 13 Mem. Van de hoogte heeft Hij een
14400 Klaa 1:15 | mijn sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft
14401 Klaa 1:15 | der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden. ~
14402 Klaa 1:16 | mijn oog, mijn oog vliet af van water, omdat de trooster,
14403 Klaa 1:16 | ziel zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn
14404 Klaa 1:17 | voor haar; de HEERE heeft van Jakob geboden, dat die rondom
14405 Klaa 1:20 | omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig
14406 Klaa 1:20 | zeer wederspannig geweest; van buiten heeft mij het
14407 Klaa 1:20 | buiten heeft mij het zwaard van kinderen beroofd, van binnen
14408 Klaa 1:20 | zwaard van kinderen beroofd, van binnen is als de dood. ~
14409 Klaa 1:22 | mat. ~ ~Klaagliederen van Jeremia 2 ~
14410 Klaa 1:23 | Hij heeft de heerlijkheid van Israel van den hemel op
14411 Klaa 1:23 | heerlijkheid van Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen;
14412 Klaa 1:24 | vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn
14413 Klaa 1:27 | heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen
14414 Klaa 1:31 | vinden ook geen gezicht van den HEERE. ~
14415 Klaa 1:32 | aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar
14416 Klaa 1:37 | Is dit die stad, waar men van zeide, dat zij volkomen
14417 Klaa 1:37 | zeide, dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde
14418 Klaa 1:39 | vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken
14419 Klaa 1:41 | in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle
14420 Klaa 1:44 | hebt mijn verschrikkingen van rondom geroepen, als tot
14421 Klaa 1:44 | omgebracht. ~ ~Klaagliederen van Jeremia 3 ~
14422 Klaa 1:61 | Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, ik
14423 Klaa 1:62 | is vergaan, en mijn hoop van den HEERE. ~
14424 Klaa 1:74 | hem slaat, hij worde zat van smaad. ~
14425 Klaa 1:77 | des mensenkinderen niet van harte. ~
14426 Klaa 1:94 | Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en
14427 Klaa 1:110| met toorn, en verdelg ze van onder den hemel des HEEREN. ~ ~
14428 Klaa 1:110| HEEREN. ~ ~Klaagliederen van Jeremia 4 ~
14429 Klaa 1:112| aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! ~
14430 Klaa 1:114| 4 Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan
14431 Klaa 1:114| kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen
14432 Klaa 1:116| is groter dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik
14433 Klaa 1:117| dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder
14434 Klaa 1:118| hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen
14435 Klaa 1:119| Teth. De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger
14436 Klaa 1:119| gelukkiger dan de verslagenen van den honger; want die vlieten
14437 Klaa 1:122| en vijand tot de poorten van Jeruzalem zou ingaan. ~
14438 Klaa 1:123| priesteren, die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen
14439 Klaa 1:130| gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen
14440 Klaa 2 | van Jeremia 5 ~
14441 Klaa 2:11 | jonge dochters in de steden van Juda. ~
14442 Klaa 2:14 | De ouden houden op van de poort, de jongelingen
14443 Klaa 2:14 | de poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~
14444 Klaa 2:19 | eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. ~
14445 Klaa 2:21 | vernieuw onze dagen als van ouds. ~
14446 Eze 1:2 | dit was het vijfde jaar van de wegvoering van den koning
14447 Eze 1:2 | vijfde jaar van de wegvoering van den koning Jojachin), ~
14448 Eze 1:3 | uitdrukkelijk tot Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, in het
14449 Eze 1:4 | ziet, een stormwind kwam van het noorden af, een grote
14450 Eze 1:4 | daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des
14451 Eze 1:5 | daarvan kwam de gelijkenis van vier dieren; en dit was
14452 Eze 1:5 | zij hadden de gelijkenis van een mens; ~
14453 Eze 1:6 | aangezichten; insgelijks had elkeen van hen vier vleugelen. ~
14454 Eze 1:7 | waren gelijk de voetplanten van een kalf, en glinsterden
14455 Eze 1:7 | glinsterden gelijk de verf van glad koper. ~
14456 Eze 1:10 | 10 De gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht
14457 Eze 1:14 | keerden weder als de gedaante van een weerlicht. ~
14458 Eze 1:15 | naar vier aangezichten van hetzelve. ~
14459 Eze 1:16 | maaksel was als de verf van een turkoois; en die vier
14460 Eze 1:16 | ware een rad in het midden van een rad. ~
14461 Eze 1:19 | bij hen; en als de dieren van de aarde opgeheven werden,
14462 Eze 1:21 | stonden zij; en als die van de aarde opgeheven werden,
14463 Eze 1:22 | uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal,
14464 Eze 1:22 | het vreselijke kristal, van boven af over hun hoofden
14465 Eze 1:24 | vleugelen, als het geruis van vele wateren, als de stem
14466 Eze 1:25 | En er geschiedde een stem van boven het uitspansel, hetwelk
14467 Eze 1:26 | troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op
14468 Eze 1:27 | En ik zag als de verf van Hasmal, als de gedaante
14469 Eze 1:27 | Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen,
14470 Eze 1:27 | vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden
14471 Eze 1:27 | Zijner lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden
14472 Eze 1:27 | zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom. ~
14473 Eze 1:28 | Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk
14474 Eze 1:28 | plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was
14475 Eze 1:28 | rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid
14476 Eze 1:28 | aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak. ~ ~
14477 Eze 2:4 | deze kinderen zijn hard van aangezicht, en stijf van
14478 Eze 2:4 | van aangezicht, en stijf van hart; Ik zend u tot hen,
14479 Eze 2:5 | een profeet in het midden van hen geweest is. ~
14480 Eze 3:5 | gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong,
14481 Eze 3:5 | diep van spraak en zwaar van tong, maar tot het huis
14482 Eze 3:6 | Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong,
14483 Eze 3:6 | diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij
14484 Eze 3:7 | ganse huis Israels is stijf van voorhoofd, en hard van hart
14485 Eze 3:7 | stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij. ~
14486 Eze 3:12 | hoorde achter mij een stem van grote ruising, zeggende:
14487 Eze 3:13 | En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen, die
14488 Eze 3:15 | daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen. ~
14489 Eze 3:16 | Het gebeurde nu ten einde van zeven dagen, dat het woord
14490 Eze 3:17 | Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. ~
14491 Eze 3:18 | spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen,
14492 Eze 3:18 | maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. ~
14493 Eze 3:19 | waarschuwt, en hij zich van zijn goddeloosheid en van
14494 Eze 3:19 | van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet
14495 Eze 3:20 | ook een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert,
14496 Eze 3:20 | maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. ~
14497 Eze 3:25 | niet uitgaan in het midden van hen. ~
14498 Eze 4:4 | daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het
14499 Eze 4:5 | dat gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen
14500 Eze 4:6 | zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |