Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
14001 Jer 38:1 | Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon 14002 Jer 38:1 | Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden, 14003 Jer 38:3 | gegeven worden in de hand van het heir des konings van 14004 Jer 38:3 | van het heir des konings van Babel, datzelve zal ze innemen; ~ 14005 Jer 38:6 | wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, 14006 Jer 38:6 | kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof 14007 Jer 38:7 | koning nu zat in de poort van      Benjamin); ~ 14008 Jer 38:10 | Ebed-melech, zeggende: Neem van hier dertig mannen onder 14009 Jer 38:11 | onder de schatkamer, en nam van daar enige oude verscheurde 14010 Jer 38:12 | onder de oksels uwer armen, van onder aan de zelen. En Jeremia 14011 Jer 38:17 | tot de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, zo zal 14012 Jer 38:18 | tot de vorsten des konings van Babel niet zult uitgaan, 14013 Jer 38:18 | verbranden; ook zult gij      van hunlieder hand niet ontkomen. ~ 14014 Jer 38:22 | in het huis des konings van Juda zijn overgebleven, 14015 Jer 38:22 | tot de vorsten des konings van Babel; en dezelve zullen 14016 Jer 38:23 | uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen; 14017 Jer 38:23 | door de hand des konings van Babel gegrepen      worden, 14018 Jer 38:24 | Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, zo zult gij 14019 Jer 38:27 | geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet      14020 Jer 39:1 | In het negende jaar van Zedekia, koning van Juda, 14021 Jer 39:1 | jaar van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, 14022 Jer 39:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, 14023 Jer 39:2 | 2      In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, 14024 Jer 39:3 | alle vorsten des konings van Babel togen henen in, en 14025 Jer 39:3 | overige vorsten des konings van Babel. ~ 14026 Jer 39:4 | als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden 14027 Jer 39:4 | uit de stad, door den weg van des konings hof, door de      14028 Jer 39:5 | Zedekia in de vlakke velden van Jericho, en vingen hem, 14029 Jer 39:5 | Nebukadrezar,      den koning van Babel, naar Ribla, in het 14030 Jer 39:5 | naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen 14031 Jer 39:6 | 6      En de koning van Babel slachtte de zonen 14032 Jer 39:6 | Babel slachtte de zonen van Zedekia te Ribla voor zijn 14033 Jer 39:6 | ook slachtte de koning van Babel alle edelen van Juda. ~ 14034 Jer 39:6 | koning van Babel alle edelen van Juda. ~ 14035 Jer 39:7 | En hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met 14036 Jer 39:8 | en zij braken de muren van Jeruzalem af. ~ 14037 Jer 39:10 | 10      Maar van het volk, die arm waren, 14038 Jer 39:10 | enigen overig in het land van Juda; en hij gaf hun te 14039 Jer 39:11 | 11      Maar van Jeremia had Nebukadrezar, 14040 Jer 39:11 | Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven in 14041 Jer 39:11 | bevel gegeven in de hand van Nebuzaradan, den overste 14042 Jer 39:13 | de oversten des konings van Babel; ~ 14043 Jer 39:14 | over aan Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, 14044 Jer 39:14 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen 14045 Jer 40:1 | 1      Het woord, dat van den HEERE geschied is tot 14046 Jer 40:1 | trawanten, hem had laten gaan van Rama; als hij hem had laten 14047 Jer 40:1 | midden aller gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar 14048 Jer 40:4 | ik heb u heden losgemaakt van de ketenen, die aan uw hand 14049 Jer 40:5 | gij tot Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, 14050 Jer 40:5 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dien de koning van 14051 Jer 40:5 | van Safan, dien de koning van Babel over de steden van 14052 Jer 40:5 | van Babel over de steden van Juda gesteld heeft; en      14053 Jer 40:6 | Jeremia tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en hij 14054 Jer 40:7 | hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon 14055 Jer 40:7 | Babel Gedalia, den zoon van Ahikam, over het land gesteld 14056 Jer 40:7 | vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten des lands, van 14057 Jer 40:7 | van de armsten des lands, van degenen, die niet naar Babel 14058 Jer 40:8 | namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan en 14059 Jer 40:8 | Johanan en Jonathan, de zonen van Kareah, en Seraja, de zoon 14060 Jer 40:8 | Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, en de zonen      14061 Jer 40:8 | Tanhumeth, en de zonen      van Efai, den Netofathiet, en 14062 Jer 40:9 | En Gedalia, de zoon van Ahikam, den zoon van Safan, 14063 Jer 40:9 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, zwoer hun en hun 14064 Jer 40:9 | mannen, zeggende: Vreest niet van de Chaldeen te dienen; blijft 14065 Jer 40:9 | land, en dient den koning van      Babel, zo zal het u 14066 Jer 40:11 | hoorden, dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel 14067 Jer 40:11 | dat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, 14068 Jer 40:11 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, over hen gesteld 14069 Jer 40:12 | waren, en kwamen in het land van Juda tot Gedalia te Mizpa; 14070 Jer 40:13 | Doch Johanan, de zoon van Kareah, en alle oversten 14071 Jer 40:14 | Ammons, Ismael, den zoon van Nethanja, uitgezonden heeft, 14072 Jer 40:14 | Maar Gedalia, de      zoon van Ahikam, geloofde hen niet. ~ 14073 Jer 40:15 | Johanan nochtans, de zoon van Kareah, sprak tot Gedalia, 14074 Jer 40:15 | henengaan, en Ismael, den zoon van Nethanja, slaan, en      14075 Jer 40:15 | worden, en het overblijfsel van Juda verloren gaan? ~ 14076 Jer 40:16 | Maar Gedalia, de zoon van Ahikam, zeide tot Johanan, 14077 Jer 40:16 | zeide tot Johanan, den zoon van Kareah: Doe deze zaak niet, 14078 Jer 40:16 | niet, want gij spreekt vals van Ismael. ~  ~ 14079 Jer 41:1 | maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, 14080 Jer 41:1 | zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken 14081 Jer 41:1 | Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijken zade, en de 14082 Jer 41:1 | kwamen tot Gedalia, den zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij 14083 Jer 41:2 | En Ismael, de zoon van Nethanja, maakte zich op, 14084 Jer 41:2 | sloegen Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, 14085 Jer 41:2 | zoon van Ahikam, den zoon van Safan, met het      zwaard; 14086 Jer 41:2 | hij hem, dien de koning van Babel over het land gesteld 14087 Jer 41:5 | Zo kwamen er lieden van Sichem, van Silo, en van 14088 Jer 41:5 | kwamen er lieden van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig 14089 Jer 41:5 | van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig man, hebbende 14090 Jer 41:6 | En Ismael, de zoon van Nethanja, ging uit van Mizpa 14091 Jer 41:6 | zoon van Nethanja, ging uit van Mizpa hun tegemoet, al gaande 14092 Jer 41:6 | Komt tot Gedalia, den zoon van      Ahikam! ~ 14093 Jer 41:7 | waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, en 14094 Jer 41:8 | verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, 14095 Jer 41:9 | mannen, die hij aan de zijde van Gedalia geslagen had, henenwierp, 14096 Jer 41:9 | dezen vulde Ismael, de zoon van Nethanja, met de verslagenen. ~ 14097 Jer 41:10 | trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael 14098 Jer 41:10 | had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde ze gevankelijk 14099 Jer 41:11 | Toen nu Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten 14100 Jer 41:11 | hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja, gedaan had; ~ 14101 Jer 41:12 | om met Ismael, den zoon van Nethanja, te strijden; en 14102 Jer 41:13 | was, Johanan zag, den zoon van Kareah, en al de oversten 14103 Jer 41:14 | al het volk, dat Ismael van Mizpa gevankelijk had weggevoerd, 14104 Jer 41:14 | over tot Johanan, den zoon van Kareah. ~ 14105 Jer 41:15 | Doch Ismael, de zoon van Nethanja, ontkwam van Johanans 14106 Jer 41:15 | zoon van Nethanja, ontkwam van Johanans aangezicht, met 14107 Jer 41:16 | Toen nam Johanan, de zoon van Kareah, mitsgaders al de 14108 Jer 41:16 | dat hij wedergebracht had van Ismael, den      zoon van 14109 Jer 41:16 | van Ismael, den      zoon van Nethanja, van Mizpa, (nadat 14110 Jer 41:16 | zoon van Nethanja, van Mizpa, (nadat hij Gedalia, 14111 Jer 41:16 | nadat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had) te 14112 Jer 41:16 | kamerlingen, die hij van Gibeon had wedergebracht; ~ 14113 Jer 41:18 | aangezicht, omdat Ismael, de zoon van Nethanja, Gedalia, den zoon 14114 Jer 41:18 | Nethanja, Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had, dien 14115 Jer 41:18 | had, dien de      koning van Babel over het land gesteld 14116 Jer 42:1 | heiren, Johanan, de zoon van Kareah, en Jezanja, de zoon 14117 Jer 42:1 | Kareah, en Jezanja, de zoon van Hosaja, en al het volk, 14118 Jer 42:1 | Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot den grootste 14119 Jer 42:2 | want wij zijn      weinigen van velen overgelaten, gelijk 14120 Jer 42:7 | En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN 14121 Jer 42:8 | riep hij Johanan, den zoon van Kareah, en alle oversten 14122 Jer 42:8 | hem waren, en al het volk, van den kleinste af tot den 14123 Jer 42:11 | het aangezicht des konings van Babel, voor wiens aangezicht 14124 Jer 42:11 | u te behouden en u      van zijn hand te redden. ~ 14125 Jer 42:15 | woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der 14126 Jer 42:17 | die overblijve of ontkome van het kwaad, dat Ik over hen 14127 Jer 42:18 | uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, alzo zal Mijn 14128 Jer 42:19 | gesproken, gij overblijfsel van Juda! Gaat niet in Egypte; 14129 Jer 43:2 | Zo sprak Azaria, de zoon van Hosaja, en Johanan, de zoon 14130 Jer 43:2 | Hosaja, en Johanan, de zoon van Kareah, en al de trotse 14131 Jer 43:3 | Maar Baruch, de zoon van Nerija, hitst u tegen ons 14132 Jer 43:4 | gehoorzaamde Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten 14133 Jer 43:4 | HEEREN niet, om in het land van Juda te blijven. ~ 14134 Jer 43:5 | Maar Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten 14135 Jer 43:5 | namen het ganse overblijfsel van Juda, die van al de heidenen, 14136 Jer 43:5 | overblijfsel van Juda, die van al de heidenen, waar zij 14137 Jer 43:5 | waren, om in het land van Juda te wonen; ~ 14138 Jer 43:6 | trawanten, bij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon      van 14139 Jer 43:6 | van Ahikam, den zoon      van Safan, gelaten had, ook 14140 Jer 43:6 | Jeremia, en Baruch, den zoon van Nerija; ~ 14141 Jer 43:9 | ticheloven, die bij de deur van Farao's huis te Tachpanhes 14142 Jer 43:10 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, halen, 14143 Jer 43:12 | aansteken in de huizen der goden van Egypte, en hij zal ze verbranden, 14144 Jer 43:12 | kleed aantrekt, en hij zal van daar uittrekken in vrede. ~ 14145 Jer 43:13 | zal de opgerichte beelden van Beth-Semes, hetwelk in Egypteland 14146 Jer 43:13 | zal de huizen der goden van Egypte met vuur verbranden. ~  ~ 14147 Jer 44:2 | Jeruzalem en over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn 14148 Jer 44:5 | hun oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren, 14149 Jer 44:6 | heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten van 14150 Jer 44:6 | van Juda en in de straten van Jeruzalem; zodat zij tot 14151 Jer 44:7 | zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, opdat gij 14152 Jer 44:8 | anderen goden in het land van Egypte, alwaar gij gekomen 14153 Jer 44:9 | de boosheden der koningen van Juda, en de boosheden hunner 14154 Jer 44:9 | gedaan hebben in het land van Juda en in de straten van 14155 Jer 44:9 | van Juda en in de straten van Jeruzalem? ~ 14156 Jer 44:10 | dag nog niet verbrijzeld van hart, en zij hebben niet 14157 Jer 44:12 | Ik zal het overblijfsel van Juda wegnemen, die hun aangezichten 14158 Jer 44:12 | zullen zij verteerd worden, van den kleinste tot den grootste 14159 Jer 44:14 | Zodat het overblijfsel van Juda, die in Egypteland 14160 Jer 44:14 | te      keren in het land van Juda, waarnaar hun ziel 14161 Jer 44:17 | onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten van 14162 Jer 44:17 | van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen werden wij 14163 Jer 44:18 | 18      Maar van toen af, dat wij opgehouden 14164 Jer 44:18 | drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad, en zijn 14165 Jer 44:21 | dat gijlieden in de steden van Juda en in de straten van 14166 Jer 44:21 | van Juda en in de straten van Jeruzalem gerookt hebt, 14167 Jer 44:26 | zo Mijn Naam met den mond van enig man van      Juda in 14168 Jer 44:26 | met den mond van enig man van      Juda in gans Egypteland 14169 Jer 44:27 | ten goede; en alle mannen van Juda, die in Egypteland 14170 Jer 44:28 | 28      Maar die van het zwaard ontkomen, zullen 14171 Jer 44:28 | Egypteland wederkeren in het land van Juda, weinig in getal; en 14172 Jer 44:28 | en het ganse overblijfsel van Juda, die in Egypteland 14173 Jer 44:30 | Farao Hofra, den koning van Egypte, geven in de hand 14174 Jer 44:30 | Zedekia, den      koning van Juda, gegeven heb in de 14175 Jer 44:30 | gegeven heb in de hand van Nebukadrezar, den koning 14176 Jer 44:30 | Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, en die 14177 Jer 45:1 | heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als hij die woorden 14178 Jer 45:1 | die woorden uit den mond van Jeremia in een boek schreef, 14179 Jer 45:1 | schreef, in het vierde jaar van   Jojakim, den zoon van 14180 Jer 45:1 | van   Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, 14181 Jer 45:1 | zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 14182 Jer 45:2 | de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~ 14183 Jer 45:3 | smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen 14184 Jer 46:2 | Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning van 14185 Jer 46:2 | van Farao Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier 14186 Jer 46:2 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde 14187 Jer 46:2 | in het vierde jaar      van Jojakim, den zoon van Josia, 14188 Jer 46:2 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. ~ 14189 Jer 46:2 | zoon van Josia, den koning van Juda. ~ 14190 Jer 46:5 | zien niet om; er is schrik van rondom, spreekt de HEERE. ~ 14191 Jer 46:10 | wrake, dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders, en 14192 Jer 46:10 | en      dronken worden van hun bloed; want de Heere, 14193 Jer 46:10 | slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier 14194 Jer 46:11 | gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt 14195 Jer 46:12 | gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; want zij hebben 14196 Jer 46:13 | den profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, 14197 Jer 46:13 | Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, den koning 14198 Jer 46:13 | Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te 14199 Jer 46:17 | riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis; 14200 Jer 46:19 | gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal ter 14201 Jer 46:20 | slachter komt, hij komt van het noorden. ~ 14202 Jer 46:22 | Haar stem zal gaan als van een slang; want zij zullen 14203 Jer 46:24 | 24      De dochter van Egypte is beschaamd; zij 14204 Jer 46:24 | gegeven in de hand des volks van het noorden. ~ 14205 Jer 46:25 | bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over 14206 Jer 46:26 | ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den koning 14207 Jer 46:26 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner 14208 Jer 46:26 | bewoond worden als in de dagen van ouds, spreekt de HEERE. ~ 14209 Jer 47:2 | Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden 14210 Jer 47:2 | overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die 14211 Jer 47:3 | 3   Vanwege het geluid van het geklater der hoeven 14212 Jer 47:4 | overblijfsel des   eilands van Kafthor, verstoren. ~ 14213 Jer 48:2 | 2      Moabs roem van Hesbon is er niet meer; 14214 Jer 48:3 | is een stem des gekrijts van Horonaim; verstoring en 14215 Jer 48:5 | Want in den opgang van Luhith zal geween bij geween 14216 Jer 48:5 | opgaan, want in den afgang van Horonaim hebben Moabs wederpartijders 14217 Jer 48:10 | vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! ~ 14218 Jer 48:11 | 11      Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest, 14219 Jer 48:11 | heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd, 14220 Jer 48:18 | gij inwoneres, gij dochter van Dibon! want Moabs verstoorder 14221 Jer 48:19 | en zie toe, gij inwoneres van Aroer! Vraag den vluchtenden 14222 Jer 48:24 | Bozra; ja, over alle steden van Moabs land, die verre en 14223 Jer 48:27 | gevonden, dat gij u zo bewoogt, van den tijd af, dat uw woorden 14224 Jer 48:27 | tijd af, dat uw woorden van hem waren? ~ 14225 Jer 48:28 | steenrots, gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een 14226 Jer 48:28 | duif, die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~ 14227 Jer 48:31 | krijten; over de lieden van Kir-heres zal men zuchten. ~ 14228 Jer 48:32 | 32      Boven het geween van Jaezer zal Ik u bewenen, 14229 Jer 48:32 | u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken zijn 14230 Jer 48:34 | hebben zij hun stem verheven, van Zoar tot aan Horonaim, die 14231 Jer 48:34 | vaarze; want ook de wateren van Nimrim zullen tot      verwoestingen 14232 Jer 48:36 | Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als 14233 Jer 48:38 | 38      Op alle daken van Moab, en op al haar straten 14234 Jer 48:41 | is ingenomen; en het hart van Moabs helden zal te dien 14235 Jer 48:43 | strik, over u, gij inwoner van Moab! spreekt de HEERE. ~ 14236 Jer 48:44 | 44      Die van de vreze ontvliedt, zal 14237 Jer 48:44 | haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking      14238 Jer 48:45 | bleven staan in de schaduw van Hesbon; maar een vuur is 14239 Jer 48:45 | maar een vuur is uitgegaan van Hesbon, en een vlam van 14240 Jer 48:45 | van Hesbon, en een vlam van tussen Sihon, en heeft de 14241 Jer 48:45 | Sihon, en heeft de hoeken van      Moab en den schedel 14242 Jer 48:45 | den schedel der kinderen van het gedruis verteerd. ~ 14243 Jer 48:46 | Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; want 14244 Jer 49:1 | is dan Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont      14245 Jer 49:3 | verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, 14246 Jer 49:5 | de HEERE der heirscharen, van allen, die rondom u zijn, 14247 Jer 49:7 | Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder 14248 Jer 49:8 | diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want Ik heb Ezau' 14249 Jer 49:14 | heb een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een 14250 Jer 49:16 | als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt 14251 Jer 49:18 | Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar 14252 Jer 49:19 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, 14253 Jer 49:20 | gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten 14254 Jer 49:20 | Theman: Zo de geringsten van de      kudde hen niet zullen 14255 Jer 49:21 | De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van 14256 Jer 49:21 | van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid 14257 Jer 49:22 | uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien 14258 Jer 49:24 | benauwdheid en smarten als van een barende vrouw hebben 14259 Jer 49:27 | vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads 14260 Jer 49:28 | en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar, 14261 Jer 49:28 | Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE 14262 Jer 49:28 | verstoort de kinderen      van het oosten. ~ 14263 Jer 49:29 | tegen hen uitroepen: Schrik van rondom! ~ 14264 Jer 49:30 | diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; 14265 Jer 49:30 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag 14266 Jer 49:32 | roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; 14267 Jer 49:32 | zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, 14268 Jer 49:34 | het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van 14269 Jer 49:34 | van Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~ 14270 Jer 49:35 | Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld. ~ 14271 Jer 49:38 | den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt 14272 Jer 50:1 | Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia. ~ 14273 Jer 50:3 | volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar 14274 Jer 50:3 | geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten 14275 Jer 50:4 | komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende 14276 Jer 50:6 | naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten 14277 Jer 50:8 | Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen 14278 Jer 50:9 | Ik zal een verzameling van grote volken uit het land 14279 Jer 50:9 | grote volken uit het land van het noorden verwekken, en 14280 Jer 50:9 | zich tegen haar rusten; van daar zal zij      ingenomen 14281 Jer 50:11 | verblijd hebt, omdat gij van vreugde hebt opgesprongen, 14282 Jer 50:16 | 16      Roeit uit van Babel den zaaier, en dien, 14283 Jer 50:17 | opgegeten, was de koning van Assur, en deze de laatste, 14284 Jer 50:17 | Nebukadrezar, de koning van      Babel, heeft hem de 14285 Jer 50:18 | bezoeking doen over den koning van Babel en over zijn land, 14286 Jer 50:18 | heb over den      koning van Assur. ~ 14287 Jer 50:19 | ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd 14288 Jer 50:20 | niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden 14289 Jer 50:21 | op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest en verban 14290 Jer 50:25 | voortgebracht; want dat is een werk van den HEERE, den HEERE der 14291 Jer 50:26 | Komt aan tegen haar van het uiterste, opent haar 14292 Jer 50:28 | ontkomenen uit het land van Babel, om in Sion te verkondigen 14293 Jer 50:29 | haar rondom, laat niemand van hen ontkomen; vergeldt haar 14294 Jer 50:33 | kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt 14295 Jer 50:34 | brenge, maar de inwoners van Babel beroere. ~ 14296 Jer 50:35 | HEERE; en over de inwoners van Babel, en over haar vorsten, 14297 Jer 50:37 | hoop, die in het midden van hen is, dat zij tot wijven 14298 Jer 50:38 | uitdrogen; want het is een land van gesneden beelden, en zij 14299 Jer 50:39 | zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht. ~ 14300 Jer 50:41 | geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt 14301 Jer 50:42 | oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~ 14302 Jer 50:43 | 43      De koning van Babel heeft hunlieder gerucht 14303 Jer 50:43 | aangegrepen, weedom als van een barende vrouw. ~ 14304 Jer 50:44 | Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, 14305 Jer 50:45 | Chaldeen: Zo de geringsten van de      kudde hen niet zullen 14306 Jer 50:46 | aarde is bevende geworden van het geluid der inneming 14307 Jer 50:46 | het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is 14308 Jer 51:1 | die daar wonen in het hart van degenen, die tegen Mij opstaan. ~ 14309 Jer 51:2 | zullen ten dage des kwaads van rondom tegen haar zijn. ~ 14310 Jer 51:5 | weduwschap gelaten worden van zijn God, van den HEERE 14311 Jer 51:5 | gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen ( 14312 Jer 51:5 | hoewel hunlieder land vol van schuld is), van den Heilige 14313 Jer 51:5 | land vol van schuld is), van den Heilige Israels. ~ 14314 Jer 51:6 | Vliedt uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk 14315 Jer 51:7 | maakte; de volken hebben van haar wijn gedronken, daarom 14316 Jer 51:11 | heeft den geest der koningen van Medie opgewekt; want Zijn 14317 Jer 51:12 | Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht, 14318 Jer 51:12 | Hij over de      inwoners van Babel gesproken heeft. ~ 14319 Jer 51:13 | woont, die machtig zijt van schatten! uw einde is gekomen, 14320 Jer 51:16 | geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en 14321 Jer 51:16 | doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij 14322 Jer 51:17 | ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want 14323 Jer 51:18 | Ijdelheid zijn zij, een werk van verleidingen; ten tijde 14324 Jer 51:19 | want Hij is de Formeerder van alles, en Israel is de roede 14325 Jer 51:24 | Babel en allen inwoneren van Chaldea vergelden al hun 14326 Jer 51:25 | tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, 14327 Jer 51:27 | haar bijeen de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz; 14328 Jer 51:28 | de heidenen, de koningen van Medie, haar landvoogden 14329 Jer 51:29 | pijn lijden; want elk een van des HEEREN gedachten staat 14330 Jer 51:31 | tegemoet, om den koning van Babel bekend te maken, dat 14331 Jer 51:31 | te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen; ~ 14332 Jer 51:33 | God Israels: De dochter van Babel is als een dorsvloer, 14333 Jer 51:34 | Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, 14334 Jer 51:34 | heeft zijn balg      gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft 14335 Jer 51:35 | Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij 14336 Jer 51:35 | bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge Jeruzalem. ~ 14337 Jer 51:45 | Mijn volk, uit het midden van haar, en redt een iegelijk 14338 Jer 51:45 | ziel, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN. ~ 14339 Jer 51:46 | week worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord 14340 Jer 51:47 | over de gesneden beelden van Babel; en haar ganse land 14341 Jer 51:47 | zullen in het      midden van haar liggen. ~ 14342 Jer 51:48 | juichen over Babel; want van het noorden zullen haar 14343 Jer 51:49 | een val der verslagenen van Israel, alzo zullen te Babel 14344 Jer 51:50 | 50      Gij ontkomenen van het zwaard, gaat weg, en 14345 Jer 51:50 | staan; gedenkt des HEEREN van verre, en laat Jeruzalem 14346 Jer 51:51 | over de      heiligdommen van des HEEREN huis gekomen 14347 Jer 51:53 | zullen haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de 14348 Jer 51:55 | grote wateren; het geruis van hunlieder geluid zal zich      14349 Jer 51:58 | heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot 14350 Jer 51:59 | beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, 14351 Jer 51:59 | zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, 14352 Jer 51:59 | zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van 14353 Jer 51:59 | van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in 14354 Jer 51:62 | er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, 14355 Jer 51:63 | werpen het in het midden van den Frath; ~ 14356 Jer 51:64 | hiertoe zijn de woorden van      Jeremia. ~  ~ 14357 Jer 52:1 | was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. ~ 14358 Jer 52:1 | een dochter van Jeremia, van Libna. ~ 14359 Jer 52:3 | en Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen 14360 Jer 52:3 | rebelleerde tegen den koning van      Babel. ~ 14361 Jer 52:4 | Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, 14362 Jer 52:5 | belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia. ~ 14363 Jer 52:8 | Zedekia in de vlakke velden van Jericho; en al zijn heir 14364 Jer 52:8 | Jericho; en al zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~ 14365 Jer 52:9 | opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het 14366 Jer 52:9 | naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen 14367 Jer 52:10 | 10      En de koning van Babel slachtte de zonen 14368 Jer 52:10 | Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen; 14369 Jer 52:10 | slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ~ 14370 Jer 52:11 | En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem 14371 Jer 52:11 | alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, en stelde 14372 Jer 52:12 | was het negentiende jaar van den koning Nebukadrezar, 14373 Jer 52:12 | Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, 14374 Jer 52:12 | het aangezicht des konings van Babel stond, te Jeruzalem 14375 Jer 52:13 | mitsgaders alle huizen van Jeruzalem en alle huizen 14376 Jer 52:14 | trawanten was, brak alle muren van Jeruzalem rondom af. ~ 14377 Jer 52:15 | 15      Van de armsten nu des volks 14378 Jer 52:15 | afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en 14379 Jer 52:16 | 16      Maar van de armsten des lands liet 14380 Jer 52:20 | koper      daarvan, te weten van al deze vaten, was zonder 14381 Jer 52:21 | eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; 14382 Jer 52:25 | opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die 14383 Jer 52:26 | bracht hij hen tot den koning van Babel naar Ribla. ~ 14384 Jer 52:27 | 27      En de koning van Babel sloeg hen en doodde 14385 Jer 52:27 | hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit 14386 Jer 52:29 | In het achttiende jaar van Nebukadrezar, voerde hij 14387 Jer 52:30 | drie en twintigste jaar van Nebukadrezar voerde Nebuzaradan, 14388 Jer 52:30 | trawanten, gevankelijk weg van de Joden zevenhonderd vijf 14389 Jer 52:31 | gevankelijke wegvoering van Jojachin, den koning van 14390 Jer 52:31 | van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, 14391 Jer 52:31 | Evilmerodach, de koning van Babel, in het eerste jaar 14392 Jer 52:31 | zijns koninkrijks, het hoofd van Jojachin, den koning van 14393 Jer 52:31 | van Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem uit 14394 Jer 52:34 | gedurige tering werd hem van den koning van Babel gegeven, 14395 Jer 52:34 | werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks 14396 Klaa | Klaagliederen van Jeremia~ ~ 14397 Klaa 1:6 | 6      Vau. En van de dochter Sions is al haar 14398 Klaa 1:7 | gewenste dingen, die zij van oude dagen af gehad heeft; 14399 Klaa 1:13 | 13      Mem. Van de hoogte heeft Hij een 14400 Klaa 1:15 | mijn sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft 14401 Klaa 1:15 | der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden. ~ 14402 Klaa 1:16 | mijn oog, mijn oog vliet af van water, omdat de trooster, 14403 Klaa 1:16 | ziel zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn 14404 Klaa 1:17 | voor haar; de HEERE heeft van Jakob geboden, dat die rondom 14405 Klaa 1:20 | omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig 14406 Klaa 1:20 | zeer wederspannig geweest; van      buiten heeft mij het 14407 Klaa 1:20 | buiten heeft mij het zwaard van kinderen beroofd, van binnen 14408 Klaa 1:20 | zwaard van kinderen beroofd, van binnen is als de dood. ~ 14409 Klaa 1:22 | mat. ~  ~Klaagliederen van Jeremia 2 ~ 14410 Klaa 1:23 | Hij heeft de heerlijkheid van Israel van den hemel op 14411 Klaa 1:23 | heerlijkheid van Israel van den hemel op de aarde nedergeworpen; 14412 Klaa 1:24 | vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn 14413 Klaa 1:27 | heeft bij de dochter      van Juda het klagen en kermen 14414 Klaa 1:31 | vinden ook geen gezicht van den HEERE. ~ 14415 Klaa 1:32 | aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar      14416 Klaa 1:37 | Is dit die stad, waar men van zeide,      dat zij volkomen 14417 Klaa 1:37 | zeide,      dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde 14418 Klaa 1:39 | vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken 14419 Klaa 1:41 | in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle 14420 Klaa 1:44 | hebt mijn verschrikkingen van rondom geroepen, als tot 14421 Klaa 1:44 | omgebracht. ~  ~Klaagliederen van Jeremia 3 ~ 14422 Klaa 1:61 | Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, ik 14423 Klaa 1:62 | is vergaan, en mijn hoop van den HEERE. ~ 14424 Klaa 1:74 | hem slaat, hij worde zat van smaad. ~ 14425 Klaa 1:77 | des mensenkinderen niet van harte. ~ 14426 Klaa 1:94 | Ain. Totdat het de HEERE van den hemel aanschouwe, en 14427 Klaa 1:110| met toorn, en verdelg ze van onder den hemel des HEEREN. ~  ~ 14428 Klaa 1:110| HEEREN. ~  ~Klaagliederen van Jeremia 4 ~ 14429 Klaa 1:112| aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! ~ 14430 Klaa 1:114| 4      Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan 14431 Klaa 1:114| kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen 14432 Klaa 1:116| is groter dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik 14433 Klaa 1:117| dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder 14434 Klaa 1:118| hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen 14435 Klaa 1:119| Teth. De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger 14436 Klaa 1:119| gelukkiger dan de verslagenen van den honger; want die vlieten 14437 Klaa 1:122| en vijand tot de poorten van Jeruzalem zou ingaan. ~ 14438 Klaa 1:123| priesteren, die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen 14439 Klaa 1:130| gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen 14440 Klaa 2 | van Jeremia 5 ~ 14441 Klaa 2:11 | jonge dochters in de steden van Juda. ~ 14442 Klaa 2:14 | De ouden houden op van de poort, de jongelingen 14443 Klaa 2:14 | de poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~ 14444 Klaa 2:19 | eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. ~ 14445 Klaa 2:21 | vernieuw onze dagen als van ouds. ~ 14446 Eze 1:2 | dit was het vijfde jaar van de wegvoering van den koning 14447 Eze 1:2 | vijfde jaar van de wegvoering van den koning Jojachin), ~ 14448 Eze 1:3 | uitdrukkelijk tot Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, in het 14449 Eze 1:4 | ziet, een stormwind kwam van het noorden af, een grote 14450 Eze 1:4 | daarvan was      als de verf van Hasmal, uit het midden des 14451 Eze 1:5 | daarvan kwam de gelijkenis van vier dieren; en dit was 14452 Eze 1:5 | zij hadden de gelijkenis van een mens; ~ 14453 Eze 1:6 | aangezichten; insgelijks had elkeen van hen vier vleugelen. ~ 14454 Eze 1:7 | waren gelijk de voetplanten van een kalf, en glinsterden 14455 Eze 1:7 | glinsterden gelijk de verf van glad koper. ~ 14456 Eze 1:10 | 10      De gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht 14457 Eze 1:14 | keerden weder als de gedaante van een weerlicht. ~ 14458 Eze 1:15 | naar vier aangezichten van hetzelve. ~ 14459 Eze 1:16 | maaksel was als de verf van een turkoois; en die vier 14460 Eze 1:16 | ware een rad in het midden van een rad. ~ 14461 Eze 1:19 | bij hen; en als de dieren van de aarde opgeheven werden, 14462 Eze 1:21 | stonden zij; en als die van de aarde opgeheven werden, 14463 Eze 1:22 | uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal, 14464 Eze 1:22 | het vreselijke kristal, van boven af over hun hoofden 14465 Eze 1:24 | vleugelen, als het geruis van vele wateren, als de stem 14466 Eze 1:25 | En er geschiedde een stem van boven het uitspansel, hetwelk 14467 Eze 1:26 | troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op 14468 Eze 1:27 | En ik zag als de verf van Hasmal, als de gedaante 14469 Eze 1:27 | Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen, 14470 Eze 1:27 | vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden 14471 Eze 1:27 | Zijner lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden 14472 Eze 1:27 | zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom. ~ 14473 Eze 1:28 | Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk 14474 Eze 1:28 | plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was 14475 Eze 1:28 | rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid      14476 Eze 1:28 | aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak. ~  ~ 14477 Eze 2:4 | deze kinderen zijn hard van aangezicht, en stijf van 14478 Eze 2:4 | van aangezicht, en stijf van hart; Ik zend u tot hen, 14479 Eze 2:5 | een profeet in het midden van hen geweest is. ~ 14480 Eze 3:5 | gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong, 14481 Eze 3:5 | diep van spraak en zwaar van tong, maar tot het huis 14482 Eze 3:6 | Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, 14483 Eze 3:6 | diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij 14484 Eze 3:7 | ganse huis Israels is stijf van voorhoofd, en hard van hart 14485 Eze 3:7 | stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij. ~ 14486 Eze 3:12 | hoorde achter mij een stem van grote ruising, zeggende: 14487 Eze 3:13 | En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen, die 14488 Eze 3:15 | daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen. ~ 14489 Eze 3:16 | Het gebeurde nu ten einde van zeven dagen, dat het woord 14490 Eze 3:17 | Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. ~ 14491 Eze 3:18 | spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen, 14492 Eze 3:18 | maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. ~ 14493 Eze 3:19 | waarschuwt, en hij zich van zijn goddeloosheid en van 14494 Eze 3:19 | van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet 14495 Eze 3:20 | ook een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert, 14496 Eze 3:20 | maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. ~ 14497 Eze 3:25 | niet uitgaan in het midden van hen. ~ 14498 Eze 4:4 | daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het 14499 Eze 4:5 | dat gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen 14500 Eze 4:6 | zult de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License