Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
2001 Lev 22:12 | zal toebehoren, zij zal van het hefoffer der heilige 2002 Lev 22:13 | wedergekeerd zijn, zo zal zij van de spijze haars vaders eten; 2003 Lev 22:18 | hen: Zo wie uit het huis van Israel, en uit de vreemdelingen 2004 Lev 22:19 | een volkomen mannetje, van de runderen, van de lammeren, 2005 Lev 22:19 | mannetje, van de runderen, van de lammeren, of van de geiten. ~ 2006 Lev 22:19 | runderen, van de lammeren, of van de geiten. ~ 2007 Lev 22:21 | zal offeren, uitzonderende van de runderen of van de schapen 2008 Lev 22:21 | uitzonderende van de runderen of van de schapen een gelofte, 2009 Lev 22:25 | uit de hand des vreemden van al deze dingen uw God geen 2010 Lev 22:27 | zijn moeder zijn; daarna, van den achtsten dag en daarover, 2011 Lev 22:37 | derzelver maand is het feest van de ongezuurde broden des 2012 Lev 22:41 | een garf der eerstelingen van uw oogst tot den priester 2013 Lev 22:44 | reuk; en zijn drankoffer van wijn, het vierde deel van 2014 Lev 22:44 | van wijn, het vierde deel van een hin. ~ 2015 Lev 22:46 | Daarna zult gij u tellen van den anderen dag na den sabbat, 2016 Lev 22:46 | anderen dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf 2017 Lev 22:48 | beweegbroden brengen, zij zullen van twee tienden meelbloem zijn, 2018 Lev 22:49 | lammeren, en een var, het jong van een rund, en twee rammen 2019 Lev 22:53 | afmaaien, en de opzameling van uw oogst niet opzamelen; 2020 Lev 22:63 | der maand in den avond, van den avond tot den avond, 2021 Lev 22:65 | Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal het 2022 Lev 22:71 | zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken, 2023 Lev 22:71 | geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen, met beekwilgen; 2024 Lev 23:3 | HEEREN gedurig toerichten, van den avond tot den morgen, 2025 Lev 23:3 | morgen, buiten den voorhang van de getuigenis, in de tent 2026 Lev 23:5 | twaalf koeken daarvan bakken; van twee tienden zal een koek 2027 Lev 23:10 | kinderen Israels, de zoon van een Egyptische man was; 2028 Lev 23:10 | Egyptische man was; en de zoon van deze Israelietische en een 2029 Lev 23:11 | was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan. ~ 2030 Lev 23:11 | Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan. ~ 2031 Lev 23:18 | 18 Maar wie de ziel van enig vee zal verslagen hebben, 2032 Lev 24:5 | 5 Wat van zelf van uw oogst zal gewassen 2033 Lev 24:5 | 5 Wat van zelf van uw oogst zal gewassen zijn, 2034 Lev 24:6 | 6 En de inkomst van den sabbat des lands zal 2035 Lev 24:11 | zaaien, noch inoogsten wat van zelf daarin zal gewassen 2036 Lev 24:15 | Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij 2037 Lev 24:15 | het jubeljaar af, zult gij van uw naaste kopen, en naar 2038 Lev 24:15 | kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten zal 2039 Lev 24:22 | zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot 2040 Lev 24:25 | zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting verkocht 2041 Lev 24:28 | verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper tot het jubeljaar 2042 Lev 24:33 | gedaan hebben, zo zal de koop van het huis en van de stad 2043 Lev 24:33 | de koop van het huis en van de stad zijner bezitting 2044 Lev 24:33 | uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten zijn 2045 Lev 24:33 | bezitting in het midden van de kinderen Israels. ~ 2046 Lev 24:34 | 34 Doch het veld van de voorstad hunner steden 2047 Lev 24:36 | geen woeker noch overwinst van hem nemen; maar gij zult 2048 Lev 24:39 | niet doen dienen den dienst van een slaaf; ~ 2049 Lev 24:41 | 41 Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen 2050 Lev 24:44 | zult hebben, die zullen van de volken zijn, die rondom 2051 Lev 24:44 | zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of 2052 Lev 24:45 | 45 Gij zult ze ook kopen van de kinderen der bijwoners, 2053 Lev 24:47 | bij u is, of aan den stam van het geslacht des vreemdelings 2054 Lev 24:48 | lossing voor hem zijn; een van zijn broeders zal hem lossen; ~ 2055 Lev 24:49 | de naasten zijns vleses van zijn geslacht is, zal hem 2056 Lev 24:50 | zal met zijn koper rekenen van dat jaar af, dat hij zich 2057 Lev 24:50 | zal zijn naar het getal van de jaren, naar de dagen 2058 Lev 24:51 | 51 Indien nog vele van die jaren zijn, naar die 2059 Lev 24:51 | zal hij tot zijn lossing van het geld, waarover hij gekocht 2060 Lev 24:52 | En indien er nog weinige van die jaren overgebleven zijn, 2061 Lev 24:53 | Als een dagloner zal hij van jaar tot jaar bij hem zijn; 2062 Lev 25:11 | tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal 2063 Lev 25:11 | zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. ~ 2064 Lev 25:12 | En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot 2065 Lev 25:13 | en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken, en heb 2066 Lev 25:15 | verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, 2067 Lev 25:25 | Ik de pest in het midden van u zenden, en gij zult in 2068 Lev 25:36 | komen; zodat het geruis van een gedreven blad hen jagen 2069 Lev 25:43 | hadden verworpen, en hun ziel van Mijn inzettingen gewalgd 2070 Lev 25:44 | hen niet verwerpen, noch van hen walgen, om een einde 2071 Lev 25:44 | hen walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende 2072 Lev 25:46 | berg Sinai, door de hand van Mozes. ~ 2073 Lev 26:3 | schatting eens mans zal zijn van twintig jaren oud, tot een, 2074 Lev 26:3 | dan zal uw schatting zijn van vijftig sikkelen zilvers, 2075 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf jaren oud 2076 Lev 26:5 | is, zo zal uw schatting van een man twintig sikkelen 2077 Lev 26:6 | 6 Maar is het van een, die een maand oud is, 2078 Lev 26:6 | is, zo zal uw schatting van een man zijn vijf sikkelen 2079 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig jaren oud 2080 Lev 26:11 | het enig onrein beest is, van hetwelk men den HEERE geen 2081 Lev 26:16 | 16 Indien ook iemand van den akker zijner bezitting 2082 Lev 26:17 | 17 Indien hij zijn akker van het jubeljaar af geheiligd 2083 Lev 26:18 | het jubeljaar; en het zal van uw schatting afgetrokken 2084 Lev 26:22 | gekocht heeft, en niet is van den akker zijner bezitting; ~ 2085 Lev 26:24 | akker wederkomen tot dien, van wien hij hem gekocht had, 2086 Lev 26:24 | hem, wiens de bezitting van dat land was. ~ 2087 Lev 26:25 | geschieden; de sikkel zal zijn van twintig gera. ~ 2088 Lev 26:26 | eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerstgeboren wordt, 2089 Lev 26:27 | 27 Doch is het van een onrein beest, hij zal 2090 Lev 26:28 | HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van 2091 Lev 26:28 | van al hetgeen hij heeft, van een mens, of van een beest, 2092 Lev 26:28 | heeft, van een mens, of van een beest, of van den akker 2093 Lev 26:28 | mens, of van een beest, of van den akker zijner bezitting, 2094 Lev 26:29 | Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen 2095 Lev 26:30 | alle tienden des lands, van het zaad des lands, van 2096 Lev 26:30 | van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, 2097 Lev 26:30 | des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; 2098 Lev 26:31 | 31 Maar zo iemand van zijn tienden immer iets 2099 Lev 26:32 | Aangaande al de tienden van runderen en klein vee, alles 2100 Num 1:1 | tot Mozes, in de woestijn van Sinai, in de tent der samenkomst, 2101 Num 1:2 | 2 Neem op de som van de gehele vergadering der 2102 Num 1:2 | in het getal der namen, van al wat mannelijk is, hoofd 2103 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven, 2104 Num 1:4 | met ulieden zullen zijn van elken stam een man, die 2105 Num 1:5 | die bij u staan zullen: van Ruben, Elizur, de zoon van 2106 Num 1:5 | van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeur. ~ 2107 Num 1:6 | 6 Van Simeon, Selumiel, de zoon 2108 Num 1:6 | Simeon, Selumiel, de zoon van Zurisaddai. ~ 2109 Num 1:7 | 7 Van Juda, Nahesson, de zoon 2110 Num 1:7 | Juda, Nahesson, de zoon van Amminadab. ~ 2111 Num 1:8 | 8 Van Issaschar, Nethaneel, de 2112 Num 1:8 | Issaschar, Nethaneel, de zoon van Zuar. ~ 2113 Num 1:9 | 9 Van Zebulon, Eliab, de zoon 2114 Num 1:9 | Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. ~ 2115 Num 1:10 | 10 Van de kinderen van Jozef: van 2116 Num 1:10 | 10 Van de kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, 2117 Num 1:10 | Van de kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, de zoon 2118 Num 1:10 | Efraim, Elisama, de zoon van Ammihud; van Manasse, Gamaliel, 2119 Num 1:10 | Elisama, de zoon van Ammihud; van Manasse, Gamaliel, de zoon 2120 Num 1:10 | Manasse, Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~ 2121 Num 1:11 | 11 Van Benjamin, Abidan, de zoon 2122 Num 1:11 | Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. ~ 2123 Num 1:12 | 12 Van Dan, Ahiezer, de zoon van 2124 Num 1:12 | Van Dan, Ahiezer, de zoon van Ammisaddai. ~ 2125 Num 1:13 | 13 Van Aser, Pagiel, de zoon van 2126 Num 1:13 | Van Aser, Pagiel, de zoon van Ochran. ~ 2127 Num 1:14 | 14 Van Gad, Eljasaf, de zoon van 2128 Num 1:14 | Van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuel. ~ 2129 Num 1:15 | 15 Van Nafthali, Ahira, de zoon 2130 Num 1:15 | Nafthali, Ahira, de zoon van Enan. ~ 2131 Num 1:16 | de hoofden der duizenden van Israel. ~ 2132 Num 1:18 | in het getal der namen, van die twintig jaren oud was 2133 Num 1:19 | hen geteld in de woestijn van Sinai. ~ 2134 Num 1:20 | 20 Zo waren de zonen van Ruben, den eerstgeborene 2135 Num 1:20 | Ruben, den eerstgeborene van Israel, hun geboorten, naar 2136 Num 1:20 | hoofd, al wat mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, 2137 Num 1:21 | 21 Hun getelden van den stam van Ruben waren 2138 Num 1:21 | Hun getelden van den stam van Ruben waren zes en veertig 2139 Num 1:22 | 22 Van de zonen van Simeon, hun 2140 Num 1:22 | 22 Van de zonen van Simeon, hun geboorten, naar 2141 Num 1:22 | hoofd, al wat mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, 2142 Num 1:23 | 23 Hun getelden van den stam van Simeon waren 2143 Num 1:23 | Hun getelden van den stam van Simeon waren negen en vijftig 2144 Num 1:24 | 24 Van de zonen van Gad, hun geboorten, 2145 Num 1:24 | 24 Van de zonen van Gad, hun geboorten, naar 2146 Num 1:24 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2147 Num 1:25 | 25 Waren hun getelden van den stam van Gad vijf en 2148 Num 1:25 | hun getelden van den stam van Gad vijf en veertig duizend 2149 Num 1:26 | 26 Van de zonen van Juda, hun geboorten, 2150 Num 1:26 | 26 Van de zonen van Juda, hun geboorten, naar 2151 Num 1:26 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2152 Num 1:27 | 27 Waren hun getelden van den stam van Juda vier en 2153 Num 1:27 | hun getelden van den stam van Juda vier en zeventig duizend 2154 Num 1:28 | 28 Van de zonen van Issaschar, 2155 Num 1:28 | 28 Van de zonen van Issaschar, hun geboorten, 2156 Num 1:28 | in het getal der namen van twintig jaren oud en daarboven, 2157 Num 1:29 | 29 Waren hun getelden van den stam van Issaschar vier 2158 Num 1:29 | hun getelden van den stam van Issaschar vier en vijftig 2159 Num 1:30 | 30 Van de zonen van Zebulon, hun 2160 Num 1:30 | 30 Van de zonen van Zebulon, hun geboorten, 2161 Num 1:30 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2162 Num 1:31 | 31 Waren hun getelden van den stam van Zebulon zeven 2163 Num 1:31 | hun getelden van den stam van Zebulon zeven en vijftig 2164 Num 1:32 | 32 Van de zonen van Jozef: van 2165 Num 1:32 | 32 Van de zonen van Jozef: van de zonen van 2166 Num 1:32 | Van de zonen van Jozef: van de zonen van Efraim, hun 2167 Num 1:32 | van Jozef: van de zonen van Efraim, hun geboorten, naar 2168 Num 1:32 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2169 Num 1:33 | 33 Waren hun getelden van den stam van Efraim veertig 2170 Num 1:33 | hun getelden van den stam van Efraim veertig duizend en 2171 Num 1:34 | 34 Van de zonen van Manasse, hun 2172 Num 1:34 | 34 Van de zonen van Manasse, hun geboorten, 2173 Num 1:34 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2174 Num 1:35 | 35 Waren hun getelden van den stam van Manasse twee 2175 Num 1:35 | hun getelden van den stam van Manasse twee en dertig duizend 2176 Num 1:36 | 36 Van de zonen van Benjamin, hun 2177 Num 1:36 | 36 Van de zonen van Benjamin, hun geboorten, 2178 Num 1:36 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2179 Num 1:37 | 37 Waren hun getelden van den stam van Benjamin vijf 2180 Num 1:37 | hun getelden van den stam van Benjamin vijf en dertig 2181 Num 1:38 | 38 Van de zonen van Dan, hun geboorten, 2182 Num 1:38 | 38 Van de zonen van Dan, hun geboorten, naar 2183 Num 1:38 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2184 Num 1:39 | 39 Waren hun getelden van den stam van Dan twee en 2185 Num 1:39 | hun getelden van den stam van Dan twee en zestig duizend 2186 Num 1:40 | 40 Van de zonen van Aser, hun geboorten, 2187 Num 1:40 | 40 Van de zonen van Aser, hun geboorten, naar 2188 Num 1:40 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2189 Num 1:41 | 41 Waren hun getelden van den stam van Aser een en 2190 Num 1:41 | hun getelden van den stam van Aser een en veertig duizend 2191 Num 1:42 | 42 Van de zonen van Nafthali, hun 2192 Num 1:42 | 42 Van de zonen van Nafthali, hun geboorten, 2193 Num 1:42 | in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, 2194 Num 1:43 | 43 Waren hun getelden van den stam van Nafthali drie 2195 Num 1:43 | hun getelden van den stam van Nafthali drie en vijftig 2196 Num 1:44 | en Aaron, en de oversten van Israel; twaalf mannen waren 2197 Num 1:45 | al de getelden der zonen van Israel, naar het huis hunner 2198 Num 1:45 | het huis hunner vaderen, van twintig jaren oud en daarboven, 2199 Num 1:49 | 49 Alleen de stam van Levi zult gij niet tellen, 2200 Num 1:49 | opnemen, onder de zonen van Israel. ~ 2201 Num 1:53 | verbolgenheid over de vergadering van de kinderen Israels zij; 2202 Num 1:53 | zullen de Levieten de wacht van den tabernakel der getuigenis 2203 Num 2:2 | banier, naar de tekenen van het huis hunner vaderen; 2204 Num 2:3 | zijn de banier des legers van Juda, naar hun heiren; en 2205 Num 2:3 | heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab, zal de overste 2206 Num 2:3 | zal de overste der zonen van Juda zijn. ~ 2207 Num 2:5 | zal zich legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, 2208 Num 2:5 | Issaschar; en Nethaneel, de zoon van Zuar, zal de overste der 2209 Num 2:5 | zal de overste der zonen van Issaschar zijn. ~ 2210 Num 2:7 | 7 Daartoe de stam van Zebulon; en Eliab, de zoon 2211 Num 2:7 | Zebulon; en Eliab, de zoon van Helon, zal de overste der 2212 Num 2:7 | zal de overste der zonen van Zebulon zijn. ~ 2213 Num 2:9 | Al de getelden des legers van Juda waren honderd zes en 2214 Num 2:10 | 10 De banier des legers van Ruben, naar hun heiren, 2215 Num 2:10 | zijn; en Elizur, de zoon van Sedeur, zal de overste der 2216 Num 2:10 | zal de overste der zonen van Ruben zijn. ~ 2217 Num 2:12 | zal zich legeren de stam van Simeon; en Selumiel, de 2218 Num 2:12 | Simeon; en Selumiel, de zoon van Zurisaddai, zal de overste 2219 Num 2:12 | zal de overste der zonen van Simeon zijn. ~ 2220 Num 2:14 | 14 Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon 2221 Num 2:14 | Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuel, zal de overste der 2222 Num 2:14 | zal de overste der zonen van Gad zijn. ~ 2223 Num 2:16 | de getelden in het leger van Ruben waren honderd een 2224 Num 2:17 | Levieten, in het midden van de legers; gelijk als zij 2225 Num 2:18 | 18 De banier des legers van Efraim, naar hun heiren, 2226 Num 2:18 | zijn; en Elisama, de zoon van Ammihud, zal de overste 2227 Num 2:18 | zal de overste der zonen van Efraim zijn. ~ 2228 Num 2:20 | 20 En nevens hem de stam van Manasse; en Gamaliel, de 2229 Num 2:20 | Manasse; en Gamaliel, de zoon van Pedazur, zal de overste 2230 Num 2:20 | zal de overste der zonen van Manasse zijn. ~ 2231 Num 2:22 | 22 Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de 2232 Num 2:22 | Benjamin; en Abidan, de zoon van Gideoni, zal de overste 2233 Num 2:22 | zal de overste der zonen van Benjamin zijn. ~ 2234 Num 2:24 | de getelden in het leger van Efraim waren honderd acht 2235 Num 2:25 | 25 De banier des legers van Dan zal tegen het noorden 2236 Num 2:25 | heiren; en Ahiezer, de zoon van Ammisaddai, zal de overste 2237 Num 2:25 | zal de overste der zonen van Dan zijn. ~ 2238 Num 2:27 | zal zich legeren de stam van Aser; en Pagiel, de zoon 2239 Num 2:27 | Aser; en Pagiel, de zoon van Ochran, zal de overste der 2240 Num 2:27 | zal de overste der zonen van Aser zijn. ~ 2241 Num 2:29 | 29 Daartoe de stam van Nafthali; en Ahira, de zoon 2242 Num 2:29 | Nafthali; en Ahira, de zoon van Enan, zal de overste der 2243 Num 2:29 | zal de overste der zonen van Nafthali zijn. ~ 2244 Num 2:31 | de getelden in het leger van Dan waren honderd zeven 2245 Num 2:32 | 32 Dezen zijn de getelden van de kinderen Israels, naar 2246 Num 2:33 | niet geteld onder de zonen van Israel, gelijk als de HEERE 2247 Num 3:1 | Dit nu zijn de geboorten van Aaron en Mozes; ten dage 2248 Num 3:2 | zijn de namen der zonen van Aaron: de eerstgeborene, 2249 Num 3:3 | zijn de namen der zonen van Aaron, der priesteren, die 2250 Num 3:4 | des HEEREN in de woestijn van Sinai brachten, en hadden 2251 Num 3:4 | priesterambt voor het aangezicht van hun vader Aaron. ~ 2252 Num 3:6 | 6 Doe den stam van Levi naderen, en stel hem 2253 Num 3:6 | hem voor het aangezicht van den priester Aaron, opdat 2254 Num 3:8 | dat zij al het gereedschap van de tent der samenkomst, 2255 Num 3:12 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels genomen, 2256 Num 3:12 | Israels genomen, in plaats van allen eerstgeborene, die 2257 Num 3:13 | alle eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen 2258 Num 3:13 | eerstgeborenen in Israel, van de mensen tot de beesten; 2259 Num 3:14 | tot Mozes in de woestijn van Sinai, zeggende: ~ 2260 Num 3:15 | 15 Tel de zonen van Levi naar het huis hunner 2261 Num 3:15 | geslachten, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven, 2262 Num 3:17 | 17 Dit nu waren de zonen van Levi met hun namen: Gerson, 2263 Num 3:18 | zijn de namen der zonen van Gerson, naar hun geslachten: 2264 Num 3:19 | 19 En de zonen van Kahath, naar hun geslachten; 2265 Num 3:20 | 20 En de zonen van Merari, naar hun geslachten: 2266 Num 3:21 | 21 Van Gerson was het geslacht 2267 Num 3:22 | getelden in getal waren van al wat mannelijk was, van 2268 Num 3:22 | van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven; 2269 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke huis der 2270 Num 3:24 | zal zijn Eljasaf, de zoon van Lael. ~ 2271 Num 3:25 | 25 En de wacht der zonen van Gerson in de tent der samenkomst 2272 Num 3:25 | en het deksel aan de deur van de tent der samenkomst; ~ 2273 Num 3:26 | voorhofs, en het deksel van de deur des voorhofs, welke 2274 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der 2275 Num 3:28 | 28 In getal van al wat mannelijk was, van 2276 Num 3:28 | van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, 2277 Num 3:29 | De geslachten der zonen van Kahath zullen zich legeren 2278 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke huis der 2279 Num 3:30 | vaderlijke huis der geslachten van de Kahathieten, zal zijn 2280 Num 3:30 | zal zijn Elisafan, de zoon van Uzziel. ~ 2281 Num 3:32 | overste nu der oversten van Levi zal zijn Eleazar, de 2282 Num 3:32 | zal zijn Eleazar, de zoon van Aaron, den priester; zijn 2283 Num 3:33 | 33 Van Merari is het geslacht der 2284 Num 3:33 | dit zijn de geslachten van Merari. ~ 2285 Num 3:34 | En hun getelden in getal van al wat mannelijk was, van 2286 Num 3:34 | van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, 2287 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke huis der 2288 Num 3:35 | vaderlijke huis der geslachten van Merari zal zijn Zuriel, 2289 Num 3:35 | zal zijn Zuriel, de zoon van Abihail; zij zullen zich 2290 Num 3:36 | het opzicht der wachten van de zonen van Merari zal 2291 Num 3:36 | der wachten van de zonen van Merari zal zijn over de 2292 Num 3:39 | hebben, al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, 2293 Num 3:40 | onder de kinderen Israels, van een maand oud en daarboven; 2294 Num 3:41 | ben de HEERE!), in plaats van alle eerstgeborenen onder 2295 Num 3:41 | der Levieten, in plaats van alle eerstgeborenen onder 2296 Num 3:43 | in het getal der namen, van een maand oud en daarboven, 2297 Num 3:45 | Neem de Levieten, in plaats van alle eerstgeboorte onder 2298 Num 3:45 | der Levieten, in plaats van hun beesten; want de Levieten 2299 Num 3:46 | overschieten, boven de Levieten, van de eerstgeborenen van de 2300 Num 3:46 | Levieten, van de eerstgeborenen van de kinderen Israels; ~ 2301 Num 3:49 | Toen nam Mozes dat losgeld van degenen, die overschoten 2302 Num 3:50 | 50 Van de eerstgeborenen van de 2303 Num 3:50 | 50 Van de eerstgeborenen van de kinderen Israels nam 2304 Num 4:2 | Neemt op de som der zonen van Kahath, uit het midden der 2305 Num 4:2 | uit het midden der zonen van Levi, naar hun geslachten, 2306 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven, 2307 Num 4:4 | de dienst zijn der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst, 2308 Num 4:6 | En zij zullen een deksel van dassenvellen daarop leggen, 2309 Num 4:6 | leggen, en een geheel kleed van hemelsblauw daar bovenop 2310 Num 4:7 | op de toontafel een kleed van hemelsblauw uitspreiden, 2311 Num 4:8 | zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken; en 2312 Num 4:9 | Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw nemen, en bedekken 2313 Num 4:10 | gereedschap, in een deksel van dassenvellen doen, en zullen 2314 Num 4:11 | altaar zullen zij een kleed van hemelsblauw uitspreiden, 2315 Num 4:11 | zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken; en 2316 Num 4:12 | ook nemen alle gereedschap van den dienst, met hetwelk 2317 Num 4:12 | het leggen in een kleed van hemelsblauw, en zullen hetzelve 2318 Num 4:12 | hetzelve met een deksel van dassenvellen bedekken; en 2319 Num 4:13 | 13 En zij zullen de as van het altaar vegen, en zij 2320 Num 4:13 | zullen daarover een kleed van purper uitspreiden. ~ 2321 Num 4:14 | zullen daarover een deksel van dassenvellen uitspreiden, 2322 Num 4:15 | en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle 2323 Num 4:15 | dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des heiligdoms, 2324 Num 4:15 | zo zullen daarna de zonen van Kahath komen om te dragen; 2325 Num 4:15 | Dit is de last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst. ~ 2326 Num 4:16 | 16 Het opzicht nu van Eleazar, den zoon van Aaron, 2327 Num 4:16 | nu van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zal 2328 Num 4:18 | 18 Gij zult den stam van de geslachten der Kahathieten 2329 Num 4:22 | ook op de som der zonen van Gerson, naar het huis hunner 2330 Num 4:23 | 23 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, 2331 Num 4:24 | de dienst der geslachten van de Gersonieten, in het dienen 2332 Num 4:25 | en het deksel der deur van de tent der samenkomst, ~ 2333 Num 4:26 | en het deksel der deur van de poort des voorhofs, hetwelk 2334 Num 4:26 | zelen, en al het gereedschap van hun dienst, mitsgaders al 2335 Num 4:27 | 27 De gehele dienst van de zonen der Gersonieten, 2336 Num 4:27 | zal zijn naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; 2337 Num 4:27 | naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden 2338 Num 4:28 | 28 Dit is de dienst van de geslachten der zonen 2339 Num 4:28 | de geslachten der zonen van de Gersonieten, in de tent 2340 Num 4:28 | wacht zal zijn onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, 2341 Num 4:28 | hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 2342 Num 4:29 | 29 Aangaande de zonen van Merari, die zult gij naar 2343 Num 4:30 | 30 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, 2344 Num 4:30 | om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst. ~ 2345 Num 4:31 | nu zijn de onderhouding van hun last, naar al hun dienst, 2346 Num 4:32 | dienst; en het gereedschap van de waarneming van hun last 2347 Num 4:32 | gereedschap van de waarneming van hun last zult gij bij namen 2348 Num 4:33 | 33 Dit is de dienst van de geslachten der zonen 2349 Num 4:33 | de geslachten der zonen van Merari, naar hun gansen 2350 Num 4:33 | samenkomst, onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, 2351 Num 4:33 | hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 2352 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven, 2353 Num 4:37 | 37 Dit zijn de getelden van de geslachten der Kahathieten, 2354 Num 4:37 | geslachten der Kahathieten, van al wie in de tent der samenkomst 2355 Num 4:37 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 2356 Num 4:38 | Insgelijks de getelden der zonen van Gerson, naar hun geslachten, 2357 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven, 2358 Num 4:41 | 41 Dezen zijn de getelden van de geslachten der zonen 2359 Num 4:41 | de geslachten der zonen van Gerson, van al wie in de 2360 Num 4:41 | geslachten der zonen van Gerson, van al wie in de tent der samenkomst 2361 Num 4:42 | 42 En de getelden van de geslachten der zonen 2362 Num 4:42 | de geslachten der zonen van Merari, naar hun geslachten, 2363 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven, 2364 Num 4:45 | 45 Dezen zijn de getelden van de geslachten der zonen 2365 Num 4:45 | de geslachten der zonen van Merari, welke Mozes en Aaron 2366 Num 4:45 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 2367 Num 4:46 | en Aaron, en de oversten van Israel geteld hebben van 2368 Num 4:46 | van Israel geteld hebben van de Levieten, naar hun geslachten, 2369 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven, 2370 Num 4:47 | bediening en den dienst van den last, in de tent der 2371 Num 4:49 | des HEEREN, door de hand van Mozes, een ieder naar zijn 2372 Num 5:2 | en allen, die onrein zijn van een dode. ~ 2373 Num 5:3 | 3 Van het mannelijke tot het vrouwelijke 2374 Num 5:6 | een man of een vrouw iets van enige menselijke zonden 2375 Num 5:9 | Desgelijks zal alle heffing van alle geheiligde dingen der 2376 Num 5:12 | en zeg tot hen: Wanneer van iemand zijn huisvrouw zal 2377 Num 5:15 | medebrengen, een tiende deel van een efa gerstemeel; hij 2378 Num 5:17 | een aarden vat nemen; en van het stof, hetwelk op den 2379 Num 5:18 | stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, en zal 2380 Num 5:19 | onreinigheid, wees vrij van dit bitter water, hetwelk 2381 Num 5:25 | priester zal uit de hand van die vrouw het spijsoffer 2382 Num 5:26 | 26 De priester zal ook van dat spijsoffer, deszelfs 2383 Num 5:27 | vrouw zal in het midden van haar volk tot een vloek 2384 Num 5:31 | 31 En de man zal van de ongerechtigheid onschuldig 2385 Num 6:3 | 3 Van wijn en sterken drank zal 2386 Num 6:3 | afzonderen; wijnedik, en edik van sterken drank zal hij niet 2387 Num 6:3 | noch enige vochtigheid van druiven zal hij drinken, 2388 Num 6:4 | 4 Al de dagen van zijn Nazireerschap zal hij 2389 Num 6:4 | Nazireerschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok 2390 Num 6:4 | niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt 2391 Num 6:4 | wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de basten 2392 Num 6:5 | Al de dagen der gelofte van zijn Nazireerschap zal het 2393 Num 6:5 | zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen. ~ 2394 Num 6:8 | 8 Al de dagen van zijn Nazireerschap is hij 2395 Num 6:9 | ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireerschap zou verontreinigd 2396 Num 6:10 | den priester, tot de deur van de tent der samenkomst. ~ 2397 Num 6:11 | voor hem verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam 2398 Num 6:12 | Daarna zal hij de dagen van zijn Nazireerschap den HEERE 2399 Num 6:13 | op den dag, als de dagen van zijn Nazireerschap zullen 2400 Num 6:13 | dit brengen tot de deur van de tent der samenkomst. ~ 2401 Num 6:15 | ongezuurde koeken, koeken van meelbloem, met olie gemengd, 2402 Num 6:18 | de Nazireer, aan de deur van de tent der samenkomst, 2403 Num 6:18 | der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireerschap bescheren; 2404 Num 6:18 | en hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireerschap nemen, 2405 Num 6:19 | een gezoden schouder nemen van den ram, en een ongezuurden 2406 Num 6:21 | zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireerschap. ~ 2407 Num 7:2 | 2 Dat de oversten van Israel, de hoofden van het 2408 Num 7:2 | oversten van Israel, de hoofden van het huis hunner vaderen, 2409 Num 7:5 | 5 Neem ze van hen, opdat zij zijn mogen 2410 Num 7:5 | om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst; 2411 Num 7:7 | runderen gaf hij den zonen van Gerson, naar hun dienst; ~ 2412 Num 7:8 | runderen gaf hij den zonen van Merari, naar hun dienst; 2413 Num 7:8 | hun dienst; onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, 2414 Num 7:8 | hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester. ~ 2415 Num 7:9 | 9 Maar de zonen van Kohath gaf hij niet; want 2416 Num 7:12 | offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam 2417 Num 7:12 | Amminadab, voor den stam van Juda. ~ 2418 Num 7:13 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2419 Num 7:14 | 14 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2420 Num 7:17 | lammeren. Dit was de offerande van Nahesson, den zoon van Amminadab. ~ 2421 Num 7:17 | offerande van Nahesson, den zoon van Amminadab. ~ 2422 Num 7:18 | offerde Nethaneel, de zoon van Zuar, de overste van Issaschar. ~ 2423 Num 7:18 | zoon van Zuar, de overste van Issaschar. ~ 2424 Num 7:19 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2425 Num 7:20 | 20 En een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2426 Num 7:23 | lammeren. Dit was de offerande van Nethaneel, den zoon van 2427 Num 7:23 | van Nethaneel, den zoon van Zuar. 2428 Num 7:24 | offerde de overste der zonen van Zebulon, Eliab, de zoon 2429 Num 7:24 | Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. ~ 2430 Num 7:25 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2431 Num 7:26 | 26 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2432 Num 7:29 | lammeren. Dit was de offerande van Eliab, den zoon van Helon. ~ 2433 Num 7:29 | offerande van Eliab, den zoon van Helon. ~ 2434 Num 7:30 | de overste der kinderen van Ruben, Elizur, de zoon van 2435 Num 7:30 | van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeur. ~ 2436 Num 7:31 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2437 Num 7:32 | 32 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2438 Num 7:35 | lammeren. Dit was de offerande van Elizur, den zoon van Sedeur. ~ 2439 Num 7:35 | offerande van Elizur, den zoon van Sedeur. ~ 2440 Num 7:36 | den overste der kinderen van Simeon, Selumiel, de zoon 2441 Num 7:36 | Simeon, Selumiel, de zoon van Zurisaddai. ~ 2442 Num 7:37 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2443 Num 7:38 | 38 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2444 Num 7:41 | lammeren. Dit was de offerande van Selumiel, den zoon van Zurisaddai. ~ 2445 Num 7:41 | offerande van Selumiel, den zoon van Zurisaddai. ~ 2446 Num 7:42 | de overste der kinderen van Gad, Eljasaf, den zoon van 2447 Num 7:42 | van Gad, Eljasaf, den zoon van Dehuel. ~ 2448 Num 7:43 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2449 Num 7:44 | 44 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2450 Num 7:47 | lammeren. Dit was de offerande van Eljasaf, den zoon van Dehuel. 2451 Num 7:47 | offerande van Eljasaf, den zoon van Dehuel. 2452 Num 7:48 | de overste der kinderen van Efraim, Elisama, den zoon 2453 Num 7:48 | Efraim, Elisama, den zoon van Ammihud. ~ 2454 Num 7:49 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2455 Num 7:50 | 50 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2456 Num 7:53 | lammeren. Dit was de offerande van Elisama, den zoon van Ammihud. ~ 2457 Num 7:53 | offerande van Elisama, den zoon van Ammihud. ~ 2458 Num 7:54 | de overste der kinderen van Manasse, Gamaliel, de zoon 2459 Num 7:54 | Manasse, Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~ 2460 Num 7:55 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2461 Num 7:56 | 56 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2462 Num 7:59 | lammeren. Dit was de offerande van Gamaliel, den zoon van Pedazur. ~ 2463 Num 7:59 | offerande van Gamaliel, den zoon van Pedazur. ~ 2464 Num 7:60 | de overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de zoon 2465 Num 7:60 | Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. ~ 2466 Num 7:61 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2467 Num 7:62 | 62 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2468 Num 7:65 | lammeren. Dit was de offerande van Abidan, den zoon van Gideoni. 2469 Num 7:65 | offerande van Abidan, den zoon van Gideoni. 2470 Num 7:66 | de overste der kinderen van Dan, Ahiezer, de zoon van 2471 Num 7:66 | van Dan, Ahiezer, de zoon van Ammisaddai. ~ 2472 Num 7:67 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2473 Num 7:68 | 68 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2474 Num 7:71 | lammeren. Dit was de offerande van Ahiezer, den zoon van Ammisaddai. ~ 2475 Num 7:71 | offerande van Ahiezer, den zoon van Ammisaddai. ~ 2476 Num 7:72 | de overste der kinderen van Aser, Pagiel, de zoon van 2477 Num 7:72 | van Aser, Pagiel, de zoon van Ochran. ~ 2478 Num 7:73 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2479 Num 7:74 | 74 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2480 Num 7:77 | lammeren. Dit was de offerande van Pagiel, den zoon van Ochran. ~ 2481 Num 7:77 | offerande van Pagiel, den zoon van Ochran. ~ 2482 Num 7:78 | de overste der kinderen van Nafthali, Ahira, de zoon 2483 Num 7:78 | Nafthali, Ahira, de zoon van Enan. ~ 2484 Num 7:79 | een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar 2485 Num 7:80 | 80 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol 2486 Num 7:83 | lammeren. Dit was de offerande van Ahira, den zoon van Enan. ~ 2487 Num 7:83 | offerande van Ahira, den zoon van Enan. ~ 2488 Num 7:84 | de inwijding des altaars van de oversten van Israel, 2489 Num 7:84 | altaars van de oversten van Israel, op den dag als hetzelve 2490 Num 7:85 | Een zilveren schotel was van honderd dertig sikkelen, 2491 Num 7:85 | sikkelen, en een sprengbekken van zeventig; al het zilver 2492 Num 7:85 | zeventig; al het zilver van de vaten was twee duizend 2493 Num 7:86 | Twaalf gouden reukschalen van reukwerks; elke reukschaal 2494 Num 7:86 | reukwerks; elke reukschaal was van tien sikkelen, naar den 2495 Num 7:89 | stem tot hem sprekende, van boven het verzoendeksel, 2496 Num 7:89 | op de ark der getuigenis, van tussen de twee cherubim. 2497 Num 8:4 | werk nu des kandelaars was van dicht goud, tot zijn schacht, 2498 Num 8:6 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels, en 2499 Num 8:8 | rund, met zijn spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; 2500 Num 8:13 | stellen voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License