1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
2501 Num 8:13 | en voor het aangezicht van zijn zonen, en gij zult
2502 Num 8:14 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels uitscheiden,
2503 Num 8:16 | Mij gegeven uit het midden van de kinderen Israels; voor
2504 Num 8:16 | Israels; voor de opening van alle baarmoeder, voor de
2505 Num 8:16 | voor de eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen
2506 Num 8:19 | gegeven, uit het midden van de kinderen Israels, om
2507 Num 8:19 | kinderen Israels, om den dienst van de kinderen Israels in de
2508 Num 8:20 | HEERE Mozes geboden had van de Levieten, zo deden de
2509 Num 8:22 | samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht
2510 Num 8:22 | gelijk als de HEERE Mozes van de Levieten geboden had,
2511 Num 8:24 | wat de Levieten aangaat: van vijf en twintig jaren oud
2512 Num 8:24 | strijden, in den dienst van de tent der samenkomst. ~
2513 Num 8:25 | 25 Maar van dat hij vijftig jaren oud
2514 Num 8:25 | vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd van dezen dienst
2515 Num 8:25 | zal hij van den strijd van dezen dienst afgaan, en
2516 Num 9:1 | tot Mozes in de woestijn van Sinai, in het tweede jaar,
2517 Num 9:5 | avonden, in de woestijn van Sinai; naar alles wat de
2518 Num 9:6 | zij voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht
2519 Num 9:6 | en voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag. ~
2520 Num 9:7 | zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels? ~
2521 Num 9:12 | breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat
2522 Num 9:14 | houden zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn
2523 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels
2524 Num 9:17 | nadat de wolk opgeheven werd van boven de tent, zo verreisden
2525 Num 9:21 | Maar was het, dat de wolk van den avond tot den morgen
2526 Num 9:23 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ ~
2527 Num 10:2 | twee zilveren trompetten; van dicht werk zult gij ze maken;
2528 Num 10:3 | vergaderd worden, aan de deur van de tent der samenkomst. ~
2529 Num 10:4 | de hoofden der duizenden van Israel. ~
2530 Num 10:7 | 7 Maar in het verzamelen van de gemeente, zult gij blazen,
2531 Num 10:8 | 8 En de zonen van Aaron, de priesters, zullen
2532 Num 10:9 | HEEREN, uws Gods, en gij zult van uw vijanden verlost worden. ~
2533 Num 10:11 | maand, op den twintigsten van de maand, dat de wolk verheven
2534 Num 10:11 | dat de wolk verheven werd van boven den tabernakel der
2535 Num 10:13 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
2536 Num 10:14 | vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van
2537 Num 10:14 | van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en
2538 Num 10:14 | heir was Nahesson, de zoon van Amminadab. ~
2539 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen van
2540 Num 10:15 | van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel,
2541 Num 10:15 | was Nethaneel, den zoon van Zuar. ~
2542 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen van
2543 Num 10:16 | van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon
2544 Num 10:16 | Zebulon was Eliab, de zoon van Helon. ~
2545 Num 10:17 | tabernakel afgenomen, en de zonen van Gerson, en de zonen van
2546 Num 10:17 | van Gerson, en de zonen van Merari togen op, dragende
2547 Num 10:18 | 18 Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar
2548 Num 10:18 | de banier van het leger van Ruben, naar hun heiren;
2549 Num 10:18 | heir was Elizur, de zoon van Sedeur. ~
2550 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen van
2551 Num 10:19 | van den stam der kinderen van Simeon was Selumiel, de
2552 Num 10:19 | Simeon was Selumiel, de zoon van Zurisaddai. ~
2553 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen van
2554 Num 10:20 | van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de zoon
2555 Num 10:20 | Gad was Eljasaf, de zoon van Dehuel. ~
2556 Num 10:22 | Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van
2557 Num 10:22 | van het leger der kinderen van Efraim, naar hun heiren;
2558 Num 10:22 | heir was Elisama, de zoon van Ammihud. ~
2559 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen van
2560 Num 10:23 | van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, de
2561 Num 10:23 | Manasse was Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~
2562 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen van
2563 Num 10:24 | van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de
2564 Num 10:24 | Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. ~
2565 Num 10:25 | 25 Toen toog op de banier van het leger der kinderen van
2566 Num 10:25 | van het leger der kinderen van Dan, samensluitende al de
2567 Num 10:25 | heir was Ahiezer de zoon van Ammisaddai. ~
2568 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen van
2569 Num 10:26 | van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de zoon
2570 Num 10:26 | Aser was Pagiel, de zoon van Ochran. ~
2571 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen van
2572 Num 10:27 | van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon
2573 Num 10:27 | Nafthali was Ahira, de zoon van Enan. ~
2574 Num 10:29 | zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den
2575 Num 10:29 | Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die
2576 Num 10:29 | reizen naar die plaats, van welke de HEERE gezegd heeft:
2577 Num 10:33 | togen zij drie dagreizen van den berg des HEEREN; en
2578 Num 10:35 | geschiedde nu in het optrekken van de ark, dat Mozes zeide:
2579 Num 10:35 | verstrooid worden, en Uw haters van Uw aangezicht vlieden! ~
2580 Num 10:36 | duizenden der duizenden van Israel! ~ ~
2581 Num 11:4 | volk, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen;
2582 Num 11:7 | zijn verf was als de verf van den bedolah. ~
2583 Num 11:8 | zijn smaak was als de smaak van de beste vochtigheid der
2584 Num 11:10 | was het kwaad in de ogen van Mozes. ~
2585 Num 11:11 | gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij legt? ~
2586 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben,
2587 Num 11:16 | zeventig mannen uit de oudsten van Israel, dewelke gij weet,
2588 Num 11:17 | met u aldaar spreken; en van den Geest, die op u is,
2589 Num 11:17 | zij zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij
2590 Num 11:20 | HEERE, Die in het midden van u is, verworpen hebt, en
2591 Num 11:25 | tot hem, en afzonderende van den Geest, die op hem was,
2592 Num 11:28 | 28 En Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes,
2593 Num 11:28 | zoon van Nun, de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen
2594 Num 11:28 | de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen,
2595 Num 11:30 | leger, hij en de oudsten van Israel. ~
2596 Num 11:31 | 31 Toen voer een wind uit van den HEERE, en raapte kwakkelen
2597 Num 11:31 | HEERE, en raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij
2598 Num 11:32 | zij spreidden ze voor zich van elkander rondom het leger. ~
2599 Num 11:35 | 35 Van Kibroth Thaava verreisde
2600 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik
2601 Num 12:10 | 10 En de wolk week van boven de tent; en ziet,
2602 Num 12:12 | niet zijn als een dode, van wiens vlees, als hij uit
2603 Num 12:16 | daarna verreisde het volk van Hazeroth, en zij legerden
2604 Num 12:16 | legerden zich in de woestijn van Paran. ~ ~ ~ ~
2605 Num 13:2 | kinderen Israels geven zal; van elken stam zijner vaderen
2606 Num 13:3 | zond hen uit de woestijn van Paran, naar den mond des
2607 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua,
2608 Num 13:4 | hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon van
2609 Num 13:4 | van Ruben, Sammua, de zoon van Zaccur. ~
2610 Num 13:5 | 5 Van de stam van Simeon, Safat,
2611 Num 13:5 | 5 Van de stam van Simeon, Safat, de zoon van
2612 Num 13:5 | van Simeon, Safat, de zoon van Hori. ~
2613 Num 13:6 | 6 Van de stam van Juda, Kaleb,
2614 Num 13:6 | 6 Van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van
2615 Num 13:6 | van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne. ~
2616 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal,
2617 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal, de zoon
2618 Num 13:7 | Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef. ~
2619 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea,
2620 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, de zoon van
2621 Num 13:8 | van Efraim, Hosea, de zoon van Nun. ~
2622 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti,
2623 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti, de zoon
2624 Num 13:9 | Benjamin, Palti, de zoon van Rafu. ~
2625 Num 13:10 | 10 Van de stam van Zebulon, Gaddiel,
2626 Num 13:10 | 10 Van de stam van Zebulon, Gaddiel, de zoon
2627 Num 13:10 | Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. ~
2628 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor
2629 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor den stam van
2630 Num 13:11 | van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon
2631 Num 13:11 | Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. ~
2632 Num 13:12 | 12 Van de stam van Dan, Ammiel,
2633 Num 13:12 | 12 Van de stam van Dan, Ammiel, de zoon van
2634 Num 13:12 | van Dan, Ammiel, de zoon van Gemalli. ~
2635 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur,
2636 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, de zoon van
2637 Num 13:13 | van Aser, Sethur, de zoon van Michael. ~
2638 Num 13:14 | 14 Van de stam van Nafthali, Nachbi,
2639 Num 13:14 | 14 Van de stam van Nafthali, Nachbi, de zoon
2640 Num 13:14 | Nafthali, Nachbi, de zoon van Wofsi. ~
2641 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de
2642 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~
2643 Num 13:15 | stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~
2644 Num 13:16 | Mozes noemde Hosea, den zoon van Nun, Jozua. ~
2645 Num 13:20 | en versterkt u, en neemt van de vrucht des lands. Die
2646 Num 13:20 | dagen der eerste vruchten van de wijndruiven. ~
2647 Num 13:21 | en verspiedden het land, van de woestijn Zin af tot Rechob
2648 Num 13:22 | Sesai en Talmai, kinderen van Enak; Hebron nu was zeven
2649 Num 13:23 | het dal Eskol, en sneden van daar een rank af met een
2650 Num 13:23 | tweeen, op een draagstok; ook van de granaatappelen en van
2651 Num 13:23 | van de granaatappelen en van de vijgen. ~
2652 Num 13:24 | het dal Eskol, ter oorzake van den tros, dien de kinderen
2653 Num 13:24 | dien de kinderen Israels van daar afgesneden hadden. ~
2654 Num 13:25 | Daarna keerden zij weder van het verspieden des lands,
2655 Num 13:25 | verspieden des lands, ten einde van veertig dagen. ~
2656 Num 13:27 | hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende,
2657 Num 13:28 | hebben wij daar kinderen van Enak gezien. ~
2658 Num 13:29 | Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten,
2659 Num 13:29 | de zee, en aan den oever van de Jordaan. ~
2660 Num 13:32 | een kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied
2661 Num 13:32 | hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien hebben,
2662 Num 13:32 | gezien hebben, zijn mannen van grote lengte. ~
2663 Num 13:33 | reuzen gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen; en
2664 Num 13:33 | en de kinderen van Enak, van de reuzen; en wij waren
2665 Num 14:5 | aangezichten, voor het aangezicht van de ganse gemeente der vergadering
2666 Num 14:5 | gemeente der vergadering van de kinderen Israels. ~
2667 Num 14:6 | 6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van
2668 Num 14:6 | van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, zijnde van degenen,
2669 Num 14:6 | zoon van Jefunne, zijnde van degenen, die dat land verspied
2670 Num 14:8 | geven; een land, hetwelk van melk en honig is vloeiende. ~
2671 Num 14:9 | ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE
2672 Num 14:11 | tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? ~
2673 Num 14:13 | dit volk uit het midden van hen doen optrekken; ~
2674 Num 14:14 | zullen zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben,
2675 Num 14:14 | Gij, HEERE! in het midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE!
2676 Num 14:18 | HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende
2677 Num 14:19 | gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe,
2678 Num 14:23 | heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd hebben,
2679 Num 14:27 | gehoord de murmureringen van de kinderen Israels, waarmede
2680 Num 14:29 | getelden, naar uw gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven,
2681 Num 14:30 | behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon
2682 Num 14:30 | Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. ~
2683 Num 14:37 | mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht hadden,
2684 Num 14:38 | 38 Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van
2685 Num 14:38 | van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven levende
2686 Num 14:38 | Jefunne, bleven levende van de mannen, die heengegaan
2687 Num 14:42 | HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet
2688 Num 14:43 | omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de HEERE
2689 Num 15:3 | liefelijken reuk te maken, van runderen of van klein vee; ~
2690 Num 15:3 | te maken, van runderen of van klein vee; ~
2691 Num 15:4 | een spijsoffer offeren van een tiende meelbloem, gemengd
2692 Num 15:4 | gemengd met een vierendeel van een hin olie. ~
2693 Num 15:5 | drankoffer, een vierendeel van een hin, zult gij bereiden
2694 Num 15:6 | een spijsoffer bereiden, van twee tienden meelbloem,
2695 Num 15:6 | met olie, een derde deel van een hin. ~
2696 Num 15:7 | drankoffer, een derde deel van een hin, zult gij offeren
2697 Num 15:9 | rund offeren een spijsoffer van drie tienden meelbloem,
2698 Num 15:9 | gemengd met olie, de helft van een hin. ~
2699 Num 15:10 | ten drankoffer, de helft van een hin, tot een vuuroffer
2700 Num 15:10 | een hin, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~
2701 Num 15:11 | ram, of met het klein vee, van de lammeren, of van de geiten. ~
2702 Num 15:11 | vee, van de lammeren, of van de geiten. ~
2703 Num 15:14 | verkeert, of die in het midden van u is, in uw geslachten,
2704 Num 15:19 | het geschieden, als gij van het brood des lands zult
2705 Num 15:21 | 21 Van de eerstelingen uws deegs
2706 Num 15:23 | u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft; van
2707 Num 15:23 | van Mozes geboden heeft; van dien dag af, dat het de
2708 Num 15:25 | voor de ganse vergadering van de kinderen Israels, en
2709 Num 15:26 | vreemdeling, die in het midden van henlieden als vreemdeling
2710 Num 15:30 | met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen,
2711 Num 15:30 | hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt
2712 Num 15:30 | uitgeroeid worden uit het midden van haar volk; ~
2713 Num 16:1 | 1 Korach nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kohath,
2714 Num 16:1 | de zoon van Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam
2715 Num 16:1 | Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan
2716 Num 16:1 | Dathan als Abiram, zonen van Eliab, en On, den zoon van
2717 Num 16:1 | van Eliab, en On, den zoon van Peleth, zonen van Ruben. ~
2718 Num 16:1 | den zoon van Peleth, zonen van Ruben. ~
2719 Num 16:2 | stonden op voor het aangezicht van Mozes, mitsgaders tweehonderd
2720 Num 16:2 | geroepenen der samenkomst, mannen van naam. ~
2721 Num 16:3 | de HEERE is in het midden van hen; waarom dan verheft
2722 Num 16:7 | veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~
2723 Num 16:8 | Hoort toch, gij, kinderen van Levi! ~
2724 Num 16:9 | u te weinig, dat de God van Israel u van de vergadering
2725 Num 16:9 | dat de God van Israel u van de vergadering van Israel
2726 Num 16:9 | Israel u van de vergadering van Israel heeft afgescheiden,
2727 Num 16:9 | doen naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te
2728 Num 16:10 | uw broederen, de kinderen van Levi, met u, heeft doen
2729 Num 16:12 | Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij
2730 Num 16:13 | dat gij ons uit een land, van melk en honig vloeiende,
2731 Num 16:14 | gebracht in een land, dat van melk en honig vloeit, noch
2732 Num 16:15 | aan! Ik heb niet een ezel van hen genomen, en niet een
2733 Num 16:15 | hen genomen, en niet een van hen kwaad gedaan. ~
2734 Num 16:18 | zij stonden voor de deur van de tent der samenkomst,
2735 Num 16:19 | verzamelen, aan de deur van de tent der samenkomst.
2736 Num 16:21 | Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, en Ik
2737 Num 16:22 | O God! God der geesten van alle vlees! een enig man
2738 Num 16:24 | vergadering, zeggende: Gaat op van rondom de woning van Korach,
2739 Num 16:24 | op van rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram. ~
2740 Num 16:25 | achter hem gingen de oudsten van Israel. ~
2741 Num 16:26 | zeggende: Wijkt toch af van de tenten dezer goddeloze
2742 Num 16:26 | mannen, en roert niets aan van hetgeen hunner is, opdat
2743 Num 16:27 | 27 Zo gingen zij op van de woning van Korach, Dathan
2744 Num 16:27 | gingen zij op van de woning van Korach, Dathan en Abiram,
2745 Num 16:27 | Korach, Dathan en Abiram, van rondom; maar Dathan en Abiram
2746 Num 16:35 | Daartoe ging een vuur uit van den HEERE, en verteerde
2747 Num 16:37 | Zeg tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat
2748 Num 16:38 | Te weten de wierookvaten van dezen, die tegen hun zielen
2749 Num 16:40 | vreemds, die niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk
2750 Num 16:40 | de HEERE door den dienst van Mozes gesproken had. ~
2751 Num 16:45 | Maak u op uit het midden van deze vergadering, en Ik
2752 Num 16:46 | wierookvat, en doe vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk
2753 Num 16:46 | want een grote toorn is van voor het aangezicht des
2754 Num 16:49 | gestorven waren om de zaak van Korach. ~
2755 Num 16:50 | weder tot Mozes aan de deur van de tent der samenkomst;
2756 Num 17:2 | kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis
2757 Num 17:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het
2758 Num 17:3 | gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal
2759 Num 17:3 | zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
2760 Num 17:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen
2761 Num 17:8 | Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij
2762 Num 17:9 | Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des
2763 Num 17:10 | tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis,
2764 Num 17:10 | zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen
2765 Num 18:2 | kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis
2766 Num 18:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het
2767 Num 18:3 | gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal
2768 Num 18:3 | zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~
2769 Num 18:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen
2770 Num 18:8 | Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij
2771 Num 18:9 | Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des
2772 Num 18:10 | tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis,
2773 Num 18:10 | zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen
2774 Num 18:14 | dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~
2775 Num 18:15 | gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders,
2776 Num 18:17 | bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen,
2777 Num 18:19 | den HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te
2778 Num 18:20 | des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang is,
2779 Num 18:20 | geve Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde,
2780 Num 18:21 | met alle heilige dingen van de kinderen Israels heb
2781 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden,
2782 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste
2783 Num 18:25 | de olie, en al het beste van de most, en van koren, hun
2784 Num 18:25 | het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen,
2785 Num 18:26 | 13 De eerste vruchten van alles, wat in hun land is,
2786 Num 18:28 | wat de baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den
2787 Num 18:29 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar
2788 Num 18:29 | schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den
2789 Num 18:30 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene
2790 Num 18:30 | koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene
2791 Num 18:30 | schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen,
2792 Num 18:30 | aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~
2793 Num 18:33 | geen deel in het midden van henlieden hebben; Ik ben
2794 Num 18:33 | uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~
2795 Num 18:34 | En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden
2796 Num 18:34 | zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~
2797 Num 18:36 | zullen bedienen den dienst van de tent der samenkomst,
2798 Num 18:36 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen
2799 Num 18:37 | Zij zullen in het midden van de kinderen Israels geen
2800 Num 18:39 | hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden
2801 Num 18:39 | die Ik u voor uw erfenis van henlieden gegeven heb, zo
2802 Num 18:39 | HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~
2803 Num 18:40 | tot uw hefoffer, als koren van den dorsvloer, en als de
2804 Num 18:40 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~
2805 Num 18:41 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van
2806 Num 18:41 | van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult
2807 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle
2808 Num 18:42 | hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste van die, van
2809 Num 18:42 | offeren; van al het beste van die, van zijn heiliging
2810 Num 18:42 | van al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~
2811 Num 18:45 | gij zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet
2812 Num 19:1 | dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~
2813 Num 19:2 | gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders,
2814 Num 19:4 | bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen,
2815 Num 19:6 | den HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te
2816 Num 19:7 | des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang is,
2817 Num 19:7 | geve Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde,
2818 Num 19:8 | met alle heilige dingen van de kinderen Israels heb
2819 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden,
2820 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste
2821 Num 19:12 | de olie, en al het beste van de most, en van koren, hun
2822 Num 19:12 | het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen,
2823 Num 19:13 | 13 De eerste vruchten van alles, wat in hun land is,
2824 Num 19:15 | wat de baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den
2825 Num 19:16 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar
2826 Num 19:16 | schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den
2827 Num 19:17 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene
2828 Num 19:17 | koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene
2829 Num 19:17 | schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen,
2830 Num 19:17 | aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~
2831 Num 19:20 | geen deel in het midden van henlieden hebben; Ik ben
2832 Num 19:20 | uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~
2833 Num 19:21 | En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden
2834 Num 19:21 | zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~
2835 Num 19:23 | zullen bedienen den dienst van de tent der samenkomst,
2836 Num 19:23 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen
2837 Num 19:24 | Zij zullen in het midden van de kinderen Israels geen
2838 Num 19:26 | hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden
2839 Num 19:26 | die Ik u voor uw erfenis van henlieden gegeven heb, zo
2840 Num 19:26 | HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~
2841 Num 19:27 | tot uw hefoffer, als koren van den dorsvloer, en als de
2842 Num 19:27 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~
2843 Num 19:28 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van
2844 Num 19:28 | van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult
2845 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle
2846 Num 19:29 | hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste van die, van
2847 Num 19:29 | offeren; van al het beste van die, van zijn heiliging
2848 Num 19:29 | van al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~
2849 Num 19:32 | gij zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet
2850 Num 20:5 | plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch
2851 Num 20:5 | geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken,
2852 Num 20:5 | zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen;
2853 Num 20:5 | noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er
2854 Num 20:6 | Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente
2855 Num 20:6 | der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst,
2856 Num 20:9 | Toen nam Mozes den staf van voor het aangezicht des
2857 Num 20:12 | voor de ogen der kinderen van Israel, daarom zult gijlieden
2858 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba, daar de kinderen
2859 Num 20:14 | uit Kades tot den koning van Edom, welke zeiden: Alzo
2860 Num 20:19 | optrekken, en indien wij van uw water drinken, ik en
2861 Num 20:21 | trekken; daarom week Israel van hem af. ~
2862 Num 20:22 | 22 Toen reisden zij van Kades; en de kinderen Israels
2863 Num 20:23 | den berg Hor, aan de pale van het land van Edom, zeggende: ~
2864 Num 20:23 | aan de pale van het land van Edom, zeggende: ~
2865 Num 20:24 | geweest zijt bij de wateren van Meriba. ~
2866 Num 20:28 | Toen kwam Mozes en Eleazar van dien berg af. ~
2867 Num 20:29 | dertig dagen, het ganse huis van Israel. ~ ~ ~
2868 Num 21:1 | de Kanaaniet, de koning van Harad, wonende tegen het
2869 Num 21:3 | HEERE dan verhoorde de stem van Israel, en gaf de Kanaanieten
2870 Num 21:4 | 4 Toen reisden zij van den berg Hor, op den weg
2871 Num 21:6 | en er stierf veel volks van Israel. ~
2872 Num 21:7 | HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes
2873 Num 21:11 | 11 Daarna reisden zij van Oboth, en legerden zich
2874 Num 21:11 | legerden zich aan de heuvelen van Abarim in de woestijn, die
2875 Num 21:12 | 12 Van daar reisden zij, en legerden
2876 Num 21:13 | 13 Van daar reisden zij, en legerden
2877 Num 21:13 | legerden zich aan deze zijde van de Arnon, welke in de woestijn
2878 Num 21:13 | de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen
2879 Num 21:14 | wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN:
2880 Num 21:15 | zich naar de gelegenheid van Ar wendt, en leent aan de
2881 Num 21:15 | en leent aan de landpale van Moab.) ~
2882 Num 21:16 | 16 En van daar reisden zij naar Beer.
2883 Num 21:16 | naar Beer. Dit is de put, van welken de HEERE tot Mozes
2884 Num 21:18 | wetgever, met hun staven.) En van de woestijn reisden zij
2885 Num 21:19 | 19 En van Mattana tot Nahaliel; en
2886 Num 21:19 | Mattana tot Nahaliel; en van Nahaliel tot Bamoth; ~
2887 Num 21:20 | 20 En van Bamoth tot het dal, dat
2888 Num 21:20 | het dal, dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van
2889 Num 21:20 | van Moab is, aan de hoogte van Pisga, en dat tegen de wildernis
2890 Num 21:24 | in erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok
2891 Num 21:26 | Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten;
2892 Num 21:27 | bouwe en bevestige de stad van Sihon! ~
2893 Num 21:28 | Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd
2894 Num 21:28 | en de heren der hoogten van de Arnon. ~
2895 Num 21:31 | woonde Israel in het land van den Amoriet. ~
2896 Num 21:33 | zich en trokken op den weg van Basan; en Og, de koning
2897 Num 21:33 | Basan; en Og, de koning van Basan, ging uit hen tegemoet,
2898 Num 22:1 | Daarna reisden de kinderen van Israel, en legerden zich
2899 Num 22:1 | zich in de vlakken velden van Moab, aan deze zijde van
2900 Num 22:1 | van Moab, aan deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~
2901 Num 22:1 | deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~
2902 Num 22:2 | 2 Toen Balak, de zoon van Zippor, zag al wat Israel
2903 Num 22:3 | beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israels.
2904 Num 22:4 | tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning der Moabieten. ~
2905 Num 22:5 | boden aan Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk
2906 Num 22:7 | spraken tot hem de woorden van Balak. ~
2907 Num 22:10 | tot God: Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten,
2908 Num 22:13 | en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw land;
2909 Num 22:16 | Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat u toch niet
2910 Num 22:18 | en zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij
2911 Num 22:21 | trok heen met de vorsten van Moab. ~
2912 Num 22:27 | onder Bileam; en de toorn van Bileam ontstak, en hij sloeg
2913 Num 22:30 | op welke gij gereden hebt van toen af, dat gij mijn heer
2914 Num 22:31 | ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij den Engel
2915 Num 22:32 | tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt. ~
2916 Num 22:35 | toog Bileam met de vorsten van Balak. ~
2917 Num 22:36 | Moabieten, welke aan de landpale van de Arnon ligt, die aan het
2918 Num 22:41 | voerde hem op de hoogten van Baal, dat hij van daar zag
2919 Num 22:41 | hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des
2920 Num 23:5 | HEERE het woord in den mond van Bileam, en zeide: Keer weder
2921 Num 23:7 | Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten,
2922 Num 23:9 | 9 Want van de hoogte der steenrotsen
2923 Num 23:9 | steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik
2924 Num 23:10 | 10 Wie zal het stof van Jakob tellen, en het getal,
2925 Num 23:10 | getal, ja, het vierde deel van Israel? Mijn ziel sterve
2926 Num 23:13 | mij aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien;
2927 Num 23:13 | zien; en vervloek hem mij van daar! ~
2928 Num 23:14 | veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven
2929 Num 23:18 | oren tot mij, gij, zoon van Zippor! ~
2930 Num 23:22 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn. ~
2931 Num 23:23 | Israel. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden, en
2932 Num 23:23 | Jakob gezegd worden, en van Israel, wat God gewrocht
2933 Num 23:27 | het recht zijn in de ogen van dien God, dat gij het mij
2934 Num 23:27 | dien God, dat gij het mij van daar vervloekt. ~
2935 Num 23:28 | Bileam mede tot de hoogte van Peor, die tegen de woestijn
2936 Num 24:2 | stammen, zo was de Geest van God op hem. ~
2937 Num 24:3 | en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en de man,
2938 Num 24:8 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de
2939 Num 24:10 | 10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, en hij
2940 Num 24:11 | de HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~
2941 Num 24:15 | en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en die man,
2942 Num 24:17 | verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~
2943 Num 24:24 | 24 En de schepen van den oever der Chitteers,
2944 Num 25:4 | zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd
2945 Num 25:4 | HEEREN toorn gekeerd worden van Israel. ~
2946 Num 25:5 | zeide Mozes tot de rechters van Israel: Een iedere dode
2947 Num 25:6 | zijn broederen voor de ogen van Mozes, en voor de ogen van
2948 Num 25:6 | van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering der
2949 Num 25:6 | zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. ~
2950 Num 25:7 | 7 Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron,
2951 Num 25:7 | zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat
2952 Num 25:8 | buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israels
2953 Num 25:11 | 11 Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron,
2954 Num 25:11 | zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft
2955 Num 25:11 | heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels
2956 Num 25:14 | Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een
2957 Num 25:14 | zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. ~
2958 Num 25:15 | vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was der
2959 Num 25:15 | een hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder
2960 Num 25:18 | bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van
2961 Num 25:18 | van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den
2962 Num 25:18 | zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten,
2963 Num 25:18 | dage der plaag, om de zaak van Peor. ~ ~ ~
2964 Num 26:1 | en tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: ~
2965 Num 26:2 | 2 Neem de som van de gehele vergadering der
2966 Num 26:2 | der kinderen Israels op, van twintig jaren oud en daarboven,
2967 Num 26:3 | aan, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van
2968 Num 26:3 | van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~
2969 Num 26:4 | 4 Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven;
2970 Num 26:5 | Ruben was de eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben
2971 Num 26:5 | eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van
2972 Num 26:5 | van Ruben waren: Hanoch, van welken was het geslacht
2973 Num 26:5 | geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten; ~
2974 Num 26:6 | 6 Van Hezron het geslacht der
2975 Num 26:6 | geslacht der Hezronieten; van Karmi het geslacht der Karmieten. ~
2976 Num 26:8 | 8 En de zonen van Pallu waren Eliab. ~
2977 Num 26:9 | 9 En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan,
2978 Num 26:9 | Aaron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen
2979 Num 26:11 | 11 Maar de kinderen van Korach stierven niet. ~
2980 Num 26:12 | 12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten:
2981 Num 26:12 | Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der
2982 Num 26:12 | geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten;
2983 Num 26:12 | geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der
2984 Num 26:13 | 13 Van Zerah het geslacht der Zerahieten;
2985 Num 26:13 | geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. ~
2986 Num 26:15 | 15 De zonen van Gad, naar hun geslachten:
2987 Num 26:15 | Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten;
2988 Num 26:15 | geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten;
2989 Num 26:15 | geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. ~
2990 Num 26:16 | 16 Van Ozni het geslacht der Oznieten;
2991 Num 26:16 | het geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; ~
2992 Num 26:17 | 17 Van Arod het geslacht der Arodieten;
2993 Num 26:17 | geslacht der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. ~
2994 Num 26:18 | de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden:
2995 Num 26:19 | 19 De zonen van Juda waren Er en Onan; maar
2996 Num 26:20 | 20 Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten:
2997 Num 26:20 | Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten;
2998 Num 26:20 | geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten;
2999 Num 26:20 | geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. ~
3000 Num 26:21 | 21 En de zonen van Perez waren: van Hezron
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |