Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
2501 Num 8:13 | en voor het aangezicht van zijn zonen, en gij zult 2502 Num 8:14 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels uitscheiden, 2503 Num 8:16 | Mij gegeven uit het midden van de kinderen Israels; voor 2504 Num 8:16 | Israels; voor de opening van alle baarmoeder, voor de 2505 Num 8:16 | voor de eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen 2506 Num 8:19 | gegeven, uit het midden van de kinderen Israels, om 2507 Num 8:19 | kinderen Israels, om den dienst van de kinderen Israels in de 2508 Num 8:20 | HEERE Mozes geboden had van de Levieten, zo deden de 2509 Num 8:22 | samenkomst, voor het aangezicht van Aaron, en voor het aangezicht 2510 Num 8:22 | gelijk als de HEERE Mozes van de Levieten geboden had, 2511 Num 8:24 | wat de Levieten aangaat: van vijf en twintig jaren oud 2512 Num 8:24 | strijden, in den dienst van de tent der samenkomst. ~ 2513 Num 8:25 | 25 Maar van dat hij vijftig jaren oud 2514 Num 8:25 | vijftig jaren oud is, zal hij van den strijd van dezen dienst 2515 Num 8:25 | zal hij van den strijd van dezen dienst afgaan, en 2516 Num 9:1 | tot Mozes in de woestijn van Sinai, in het tweede jaar, 2517 Num 9:5 | avonden, in de woestijn van Sinai; naar alles wat de 2518 Num 9:6 | zij voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht 2519 Num 9:6 | en voor het aangezicht van Aaron op dienzelven dag. ~ 2520 Num 9:7 | zouden offeren, in het midden van de kinderen Israels? ~ 2521 Num 9:12 | breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat 2522 Num 9:14 | houden zal, naar de inzetting van het pascha, en naar zijn 2523 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten des tabernakels 2524 Num 9:17 | nadat de wolk opgeheven werd van boven de tent, zo verreisden 2525 Num 9:21 | Maar was het, dat de wolk van den avond tot den morgen 2526 Num 9:23 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~  ~ 2527 Num 10:2 | twee zilveren trompetten; van dicht werk zult gij ze maken; 2528 Num 10:3 | vergaderd worden, aan de deur van de tent der samenkomst. ~ 2529 Num 10:4 | de hoofden der duizenden van Israel. ~ 2530 Num 10:7 | 7 Maar in het verzamelen van de gemeente, zult gij blazen, 2531 Num 10:8 | 8 En de zonen van Aaron, de priesters, zullen 2532 Num 10:9 | HEEREN, uws Gods, en gij zult van uw vijanden verlost worden. ~ 2533 Num 10:11 | maand, op den twintigsten van de maand, dat de wolk verheven 2534 Num 10:11 | dat de wolk verheven werd van boven den tabernakel der 2535 Num 10:13 | des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 2536 Num 10:14 | vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van 2537 Num 10:14 | van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en 2538 Num 10:14 | heir was Nahesson, de zoon van Amminadab. ~ 2539 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der kinderen van 2540 Num 10:15 | van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, 2541 Num 10:15 | was Nethaneel, den zoon van Zuar. ~ 2542 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der kinderen van 2543 Num 10:16 | van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon 2544 Num 10:16 | Zebulon was Eliab, de zoon van Helon. ~ 2545 Num 10:17 | tabernakel afgenomen, en de zonen van Gerson, en de zonen van 2546 Num 10:17 | van Gerson, en de zonen van Merari togen op, dragende 2547 Num 10:18 | 18 Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar 2548 Num 10:18 | de banier van het leger van Ruben, naar hun heiren; 2549 Num 10:18 | heir was Elizur, de zoon van Sedeur. ~ 2550 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der kinderen van 2551 Num 10:19 | van den stam der kinderen van Simeon was Selumiel, de 2552 Num 10:19 | Simeon was Selumiel, de zoon van Zurisaddai. ~ 2553 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der kinderen van 2554 Num 10:20 | van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de zoon 2555 Num 10:20 | Gad was Eljasaf, de zoon van Dehuel. ~ 2556 Num 10:22 | Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van 2557 Num 10:22 | van het leger der kinderen van Efraim, naar hun heiren; 2558 Num 10:22 | heir was Elisama, de zoon van Ammihud. ~ 2559 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der kinderen van 2560 Num 10:23 | van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, de 2561 Num 10:23 | Manasse was Gamaliel, de zoon van Pedazur. ~ 2562 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der kinderen van 2563 Num 10:24 | van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de 2564 Num 10:24 | Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. ~ 2565 Num 10:25 | 25 Toen toog op de banier van het leger der kinderen van 2566 Num 10:25 | van het leger der kinderen van Dan, samensluitende al de 2567 Num 10:25 | heir was Ahiezer de zoon van Ammisaddai. ~ 2568 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der kinderen van 2569 Num 10:26 | van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de zoon 2570 Num 10:26 | Aser was Pagiel, de zoon van Ochran. ~ 2571 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der kinderen van 2572 Num 10:27 | van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon 2573 Num 10:27 | Nafthali was Ahira, de zoon van Enan. ~ 2574 Num 10:29 | zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den 2575 Num 10:29 | Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die 2576 Num 10:29 | reizen naar die plaats, van welke de HEERE gezegd heeft: 2577 Num 10:33 | togen zij drie dagreizen van den berg des HEEREN; en 2578 Num 10:35 | geschiedde nu in het optrekken van de ark, dat Mozes zeide: 2579 Num 10:35 | verstrooid worden, en Uw haters van Uw aangezicht vlieden! ~ 2580 Num 10:36 | duizenden der duizenden van Israel! ~  ~ 2581 Num 11:4 | volk, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; 2582 Num 11:7 | zijn verf was als de verf van den bedolah. ~ 2583 Num 11:8 | zijn smaak was als de smaak van de beste vochtigheid der 2584 Num 11:10 | was het kwaad in de ogen van Mozes. ~ 2585 Num 11:11 | gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij legt? ~ 2586 Num 11:13 | 13 Van waar zou ik het vlees hebben, 2587 Num 11:16 | zeventig mannen uit de oudsten van Israel, dewelke gij weet, 2588 Num 11:17 | met u aldaar spreken; en van den Geest, die op u is, 2589 Num 11:17 | zij zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij 2590 Num 11:20 | HEERE, Die in het midden van u is, verworpen hebt, en 2591 Num 11:25 | tot hem, en afzonderende van den Geest, die op hem was, 2592 Num 11:28 | 28 En Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, 2593 Num 11:28 | zoon van Nun, de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen 2594 Num 11:28 | de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen, 2595 Num 11:30 | leger, hij en de oudsten van Israel. ~ 2596 Num 11:31 | 31 Toen voer een wind uit van den HEERE, en raapte kwakkelen 2597 Num 11:31 | HEERE, en raapte kwakkelen van de zee, en strooide ze bij 2598 Num 11:32 | zij spreidden ze voor zich van elkander rondom het leger. ~ 2599 Num 11:35 | 35 Van Kibroth Thaava verreisde 2600 Num 12:8 | 8 Van mond tot mond spreek Ik 2601 Num 12:10 | 10 En de wolk week van boven de tent; en ziet, 2602 Num 12:12 | niet zijn als een dode, van wiens vlees, als hij uit 2603 Num 12:16 | daarna verreisde het volk van Hazeroth, en zij legerden 2604 Num 12:16 | legerden zich in de woestijn van Paran. ~  ~  ~  ~ 2605 Num 13:2 | kinderen Israels geven zal; van elken stam zijner vaderen 2606 Num 13:3 | zond hen uit de woestijn van Paran, naar den mond des 2607 Num 13:4 | 4 En dit zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, 2608 Num 13:4 | hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon van 2609 Num 13:4 | van Ruben, Sammua, de zoon van Zaccur. ~ 2610 Num 13:5 | 5 Van de stam van Simeon, Safat, 2611 Num 13:5 | 5 Van de stam van Simeon, Safat, de zoon van 2612 Num 13:5 | van Simeon, Safat, de zoon van Hori. ~ 2613 Num 13:6 | 6 Van de stam van Juda, Kaleb, 2614 Num 13:6 | 6 Van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van 2615 Num 13:6 | van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne. ~ 2616 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal, 2617 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal, de zoon 2618 Num 13:7 | Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef. ~ 2619 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, 2620 Num 13:8 | 8 Van de stam van Efraim, Hosea, de zoon van 2621 Num 13:8 | van Efraim, Hosea, de zoon van Nun. ~ 2622 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti, 2623 Num 13:9 | 9 Van de stam van Benjamin, Palti, de zoon 2624 Num 13:9 | Benjamin, Palti, de zoon van Rafu. ~ 2625 Num 13:10 | 10 Van de stam van Zebulon, Gaddiel, 2626 Num 13:10 | 10 Van de stam van Zebulon, Gaddiel, de zoon 2627 Num 13:10 | Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. ~ 2628 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor 2629 Num 13:11 | 11 Van de stam van Jozef, voor den stam van 2630 Num 13:11 | van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon 2631 Num 13:11 | Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. ~ 2632 Num 13:12 | 12 Van de stam van Dan, Ammiel, 2633 Num 13:12 | 12 Van de stam van Dan, Ammiel, de zoon van 2634 Num 13:12 | van Dan, Ammiel, de zoon van Gemalli. ~ 2635 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, 2636 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, de zoon van 2637 Num 13:13 | van Aser, Sethur, de zoon van Michael. ~ 2638 Num 13:14 | 14 Van de stam van Nafthali, Nachbi, 2639 Num 13:14 | 14 Van de stam van Nafthali, Nachbi, de zoon 2640 Num 13:14 | Nafthali, Nachbi, de zoon van Wofsi. ~ 2641 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de 2642 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~ 2643 Num 13:15 | stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~ 2644 Num 13:16 | Mozes noemde Hosea, den zoon van Nun, Jozua. ~ 2645 Num 13:20 | en versterkt u, en neemt van de vrucht des lands. Die 2646 Num 13:20 | dagen der eerste vruchten van de wijndruiven. ~ 2647 Num 13:21 | en verspiedden het land, van de woestijn Zin af tot Rechob 2648 Num 13:22 | Sesai en Talmai, kinderen van Enak; Hebron nu was zeven 2649 Num 13:23 | het dal Eskol, en sneden van daar een rank af met een 2650 Num 13:23 | tweeen, op een draagstok; ook van de granaatappelen en van 2651 Num 13:23 | van de granaatappelen en van de vijgen. ~ 2652 Num 13:24 | het dal Eskol, ter oorzake van den tros, dien de kinderen 2653 Num 13:24 | dien de kinderen Israels van daar afgesneden hadden. ~ 2654 Num 13:25 | Daarna keerden zij weder van het verspieden des lands, 2655 Num 13:25 | verspieden des lands, ten einde van veertig dagen. ~ 2656 Num 13:27 | hebt; en voorwaar, het is van melk en honig vloeiende, 2657 Num 13:28 | hebben wij daar kinderen van Enak gezien. ~ 2658 Num 13:29 | Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, 2659 Num 13:29 | de zee, en aan den oever van de Jordaan. ~ 2660 Num 13:32 | een kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied 2661 Num 13:32 | hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien hebben, 2662 Num 13:32 | gezien hebben, zijn mannen van grote lengte. ~ 2663 Num 13:33 | reuzen gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen; en 2664 Num 13:33 | en de kinderen van Enak, van de reuzen; en wij waren 2665 Num 14:5 | aangezichten, voor het aangezicht van de ganse gemeente der vergadering 2666 Num 14:5 | gemeente der vergadering van de kinderen Israels. ~ 2667 Num 14:6 | 6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van 2668 Num 14:6 | van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, zijnde van degenen, 2669 Num 14:6 | zoon van Jefunne, zijnde van degenen, die dat land verspied 2670 Num 14:8 | geven; een land, hetwelk van melk en honig is vloeiende. ~ 2671 Num 14:9 | ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE 2672 Num 14:11 | tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? ~ 2673 Num 14:13 | dit volk uit het midden van hen doen optrekken; ~ 2674 Num 14:14 | zullen zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben, 2675 Num 14:14 | Gij, HEERE! in het midden van dit volk zijt; dat Gij HEERE! 2676 Num 14:18 | HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende 2677 Num 14:19 | gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe, 2678 Num 14:23 | heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd hebben, 2679 Num 14:27 | gehoord de murmureringen van de kinderen Israels, waarmede 2680 Num 14:29 | getelden, naar uw gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven, 2681 Num 14:30 | behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon 2682 Num 14:30 | Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. ~ 2683 Num 14:37 | mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht hadden, 2684 Num 14:38 | 38 Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van 2685 Num 14:38 | van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven levende 2686 Num 14:38 | Jefunne, bleven levende van de mannen, die heengegaan 2687 Num 14:42 | HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet 2688 Num 14:43 | omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de HEERE 2689 Num 15:3 | liefelijken reuk te maken, van runderen of van klein vee; ~ 2690 Num 15:3 | te maken, van runderen of van klein vee; ~ 2691 Num 15:4 | een spijsoffer offeren van een tiende meelbloem, gemengd 2692 Num 15:4 | gemengd met een vierendeel van een hin olie. ~ 2693 Num 15:5 | drankoffer, een vierendeel van een hin, zult gij bereiden 2694 Num 15:6 | een spijsoffer bereiden, van twee tienden meelbloem, 2695 Num 15:6 | met olie, een derde deel van een hin. ~ 2696 Num 15:7 | drankoffer, een derde deel van een hin, zult gij offeren 2697 Num 15:9 | rund offeren een spijsoffer van drie tienden meelbloem, 2698 Num 15:9 | gemengd met olie, de helft van een hin. ~ 2699 Num 15:10 | ten drankoffer, de helft van een hin, tot een vuuroffer 2700 Num 15:10 | een hin, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~ 2701 Num 15:11 | ram, of met het klein vee, van de lammeren, of van de geiten. ~ 2702 Num 15:11 | vee, van de lammeren, of van de geiten. ~ 2703 Num 15:14 | verkeert, of die in het midden van u is, in uw geslachten, 2704 Num 15:19 | het geschieden, als gij van het brood des lands zult 2705 Num 15:21 | 21 Van de eerstelingen uws deegs 2706 Num 15:23 | u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft; van 2707 Num 15:23 | van Mozes geboden heeft; van dien dag af, dat het de 2708 Num 15:25 | voor de ganse vergadering van de kinderen Israels, en 2709 Num 15:26 | vreemdeling, die in het midden van henlieden als vreemdeling 2710 Num 15:30 | met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, 2711 Num 15:30 | hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt 2712 Num 15:30 | uitgeroeid worden uit het midden van haar volk; ~ 2713 Num 16:1 | 1 Korach nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kohath, 2714 Num 16:1 | de zoon van Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam 2715 Num 16:1 | Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan 2716 Num 16:1 | Dathan als Abiram, zonen van Eliab, en On, den zoon van 2717 Num 16:1 | van Eliab, en On, den zoon van Peleth, zonen van Ruben. ~ 2718 Num 16:1 | den zoon van Peleth, zonen van Ruben. ~ 2719 Num 16:2 | stonden op voor het aangezicht van Mozes, mitsgaders tweehonderd 2720 Num 16:2 | geroepenen der samenkomst, mannen van naam. ~ 2721 Num 16:3 | de HEERE is in het midden van hen; waarom dan verheft 2722 Num 16:7 | veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~ 2723 Num 16:8 | Hoort toch, gij, kinderen van Levi! ~ 2724 Num 16:9 | u te weinig, dat de God van Israel u van de vergadering 2725 Num 16:9 | dat de God van Israel u van de vergadering van Israel 2726 Num 16:9 | Israel u van de vergadering van Israel heeft afgescheiden, 2727 Num 16:9 | doen naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te 2728 Num 16:10 | uw broederen, de kinderen van Levi, met u, heeft doen 2729 Num 16:12 | Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij 2730 Num 16:13 | dat gij ons uit een land, van melk en honig vloeiende, 2731 Num 16:14 | gebracht in een land, dat van melk en honig vloeit, noch 2732 Num 16:15 | aan! Ik heb niet een ezel van hen genomen, en niet een 2733 Num 16:15 | hen genomen, en niet een van hen kwaad gedaan. ~ 2734 Num 16:18 | zij stonden voor de deur van de tent der samenkomst, 2735 Num 16:19 | verzamelen, aan de deur van de tent der samenkomst. 2736 Num 16:21 | Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, en Ik 2737 Num 16:22 | O God! God der geesten van alle vlees! een enig man 2738 Num 16:24 | vergadering, zeggende: Gaat op van rondom de woning van Korach, 2739 Num 16:24 | op van rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram. ~ 2740 Num 16:25 | achter hem gingen de oudsten van Israel. ~ 2741 Num 16:26 | zeggende: Wijkt toch af van de tenten dezer goddeloze 2742 Num 16:26 | mannen, en roert niets aan van hetgeen hunner is, opdat 2743 Num 16:27 | 27 Zo gingen zij op van de woning van Korach, Dathan 2744 Num 16:27 | gingen zij op van de woning van Korach, Dathan en Abiram, 2745 Num 16:27 | Korach, Dathan en Abiram, van rondom; maar Dathan en Abiram 2746 Num 16:35 | Daartoe ging een vuur uit van den HEERE, en verteerde 2747 Num 16:37 | Zeg tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat 2748 Num 16:38 | Te weten de wierookvaten van dezen, die tegen hun zielen 2749 Num 16:40 | vreemds, die niet uit het zaad van Aaron is, nadere om reukwerk 2750 Num 16:40 | de HEERE door den dienst van Mozes gesproken had. ~ 2751 Num 16:45 | Maak u op uit het midden van deze vergadering, en Ik 2752 Num 16:46 | wierookvat, en doe vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk 2753 Num 16:46 | want een grote toorn is van voor het aangezicht des 2754 Num 16:49 | gestorven waren om de zaak van Korach. ~ 2755 Num 16:50 | weder tot Mozes aan de deur van de tent der samenkomst; 2756 Num 17:2 | kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis 2757 Num 17:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het 2758 Num 17:3 | gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal 2759 Num 17:3 | zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 2760 Num 17:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen 2761 Num 17:8 | Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij 2762 Num 17:9 | Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des 2763 Num 17:10 | tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis, 2764 Num 17:10 | zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen 2765 Num 18:2 | kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis 2766 Num 18:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het 2767 Num 18:3 | gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal 2768 Num 18:3 | zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. ~ 2769 Num 18:5 | stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen 2770 Num 18:8 | Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij 2771 Num 18:9 | Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht des 2772 Num 18:10 | tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder voor de getuigenis, 2773 Num 18:10 | zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen 2774 Num 18:14 | dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~ 2775 Num 18:15 | gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders, 2776 Num 18:17 | bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen, 2777 Num 18:19 | den HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te 2778 Num 18:20 | des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang is, 2779 Num 18:20 | geve Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde, 2780 Num 18:21 | met alle heilige dingen van de kinderen Israels heb 2781 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden, 2782 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste 2783 Num 18:25 | de olie, en al het beste van de most, en van koren, hun 2784 Num 18:25 | het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen, 2785 Num 18:26 | 13 De eerste vruchten van alles, wat in hun land is, 2786 Num 18:28 | wat de baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den 2787 Num 18:29 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar 2788 Num 18:29 | schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den 2789 Num 18:30 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene 2790 Num 18:30 | koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene 2791 Num 18:30 | schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, 2792 Num 18:30 | aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~ 2793 Num 18:33 | geen deel in het midden van henlieden hebben; Ik ben 2794 Num 18:33 | uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 2795 Num 18:34 | En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden 2796 Num 18:34 | zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~ 2797 Num 18:36 | zullen bedienen den dienst van de tent der samenkomst, 2798 Num 18:36 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen 2799 Num 18:37 | Zij zullen in het midden van de kinderen Israels geen 2800 Num 18:39 | hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden 2801 Num 18:39 | die Ik u voor uw erfenis van henlieden gegeven heb, zo 2802 Num 18:39 | HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~ 2803 Num 18:40 | tot uw hefoffer, als koren van den dorsvloer, en als de 2804 Num 18:40 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 2805 Num 18:41 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van 2806 Num 18:41 | van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult 2807 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle 2808 Num 18:42 | hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste van die, van 2809 Num 18:42 | offeren; van al het beste van die, van zijn heiliging 2810 Num 18:42 | van al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~ 2811 Num 18:45 | gij zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet 2812 Num 19:1 | dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt. ~ 2813 Num 19:2 | gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders, 2814 Num 19:4 | bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen, 2815 Num 19:6 | den HEERE, om den dienst van de tent der samenkomst te 2816 Num 19:7 | des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang is, 2817 Num 19:7 | geve Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde, 2818 Num 19:8 | met alle heilige dingen van de kinderen Israels heb 2819 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden, 2820 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en al het beste 2821 Num 19:12 | de olie, en al het beste van de most, en van koren, hun 2822 Num 19:12 | het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen, 2823 Num 19:13 | 13 De eerste vruchten van alles, wat in hun land is, 2824 Num 19:15 | wat de baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den 2825 Num 19:16 | zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar 2826 Num 19:16 | schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den 2827 Num 19:17 | 17 Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene 2828 Num 19:17 | koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene 2829 Num 19:17 | schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, 2830 Num 19:17 | aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den HEERE. ~ 2831 Num 19:20 | geen deel in het midden van henlieden hebben; Ik ben 2832 Num 19:20 | uw erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 2833 Num 19:21 | En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden 2834 Num 19:21 | zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst. ~ 2835 Num 19:23 | zullen bedienen den dienst van de tent der samenkomst, 2836 Num 19:23 | geslachten; en in het midden van de kinderen Israels zullen 2837 Num 19:24 | Zij zullen in het midden van de kinderen Israels geen 2838 Num 19:26 | hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden 2839 Num 19:26 | die Ik u voor uw erfenis van henlieden gegeven heb, zo 2840 Num 19:26 | HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~ 2841 Num 19:27 | tot uw hefoffer, als koren van den dorsvloer, en als de 2842 Num 19:27 | dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~ 2843 Num 19:28 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van 2844 Num 19:28 | van al uw tienden, die gij van de kinderen Israels zult 2845 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle 2846 Num 19:29 | hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste van die, van 2847 Num 19:29 | offeren; van al het beste van die, van zijn heiliging 2848 Num 19:29 | van al het beste van die, van zijn heiliging daarvan. ~ 2849 Num 19:32 | gij zult de heilige dingen van de kinderen Israels niet 2850 Num 20:5 | plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch 2851 Num 20:5 | geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, 2852 Num 20:5 | zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; 2853 Num 20:5 | noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er 2854 Num 20:6 | Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente 2855 Num 20:6 | der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, 2856 Num 20:9 | Toen nam Mozes den staf van voor het aangezicht des 2857 Num 20:12 | voor de ogen der kinderen van Israel, daarom zult gijlieden 2858 Num 20:13 | 13 Dit zijn de wateren van Meriba, daar de kinderen 2859 Num 20:14 | uit Kades tot den koning van Edom, welke zeiden: Alzo 2860 Num 20:19 | optrekken, en indien wij van uw water drinken, ik en 2861 Num 20:21 | trekken; daarom week Israel van hem af. ~ 2862 Num 20:22 | 22 Toen reisden zij van Kades; en de kinderen Israels 2863 Num 20:23 | den berg Hor, aan de pale van het land van Edom, zeggende: ~ 2864 Num 20:23 | aan de pale van het land van Edom, zeggende: ~ 2865 Num 20:24 | geweest zijt bij de wateren van Meriba. ~ 2866 Num 20:28 | Toen kwam Mozes en Eleazar van dien berg af. ~ 2867 Num 20:29 | dertig dagen, het ganse huis van Israel. ~  ~  ~ 2868 Num 21:1 | de Kanaaniet, de koning van Harad, wonende tegen het 2869 Num 21:3 | HEERE dan verhoorde de stem van Israel, en gaf de Kanaanieten 2870 Num 21:4 | 4 Toen reisden zij van den berg Hor, op den weg 2871 Num 21:6 | en er stierf veel volks van Israel. ~ 2872 Num 21:7 | HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes 2873 Num 21:11 | 11 Daarna reisden zij van Oboth, en legerden zich 2874 Num 21:11 | legerden zich aan de heuvelen van Abarim in de woestijn, die 2875 Num 21:12 | 12 Van daar reisden zij, en legerden 2876 Num 21:13 | 13 Van daar reisden zij, en legerden 2877 Num 21:13 | legerden zich aan deze zijde van de Arnon, welke in de woestijn 2878 Num 21:13 | de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen 2879 Num 21:14 | wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN: 2880 Num 21:15 | zich naar de gelegenheid van Ar wendt, en leent aan de 2881 Num 21:15 | en leent aan de landpale van Moab.) ~ 2882 Num 21:16 | 16 En van daar reisden zij naar Beer. 2883 Num 21:16 | naar Beer. Dit is de put, van welken de HEERE tot Mozes 2884 Num 21:18 | wetgever, met hun staven.) En van de woestijn reisden zij 2885 Num 21:19 | 19 En van Mattana tot Nahaliel; en 2886 Num 21:19 | Mattana tot Nahaliel; en van Nahaliel tot Bamoth; ~ 2887 Num 21:20 | 20 En van Bamoth tot het dal, dat 2888 Num 21:20 | het dal, dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van 2889 Num 21:20 | van Moab is, aan de hoogte van Pisga, en dat tegen de wildernis 2890 Num 21:24 | in erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok 2891 Num 21:26 | Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten; 2892 Num 21:27 | bouwe en bevestige de stad van Sihon! ~ 2893 Num 21:28 | Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd 2894 Num 21:28 | en de heren der hoogten van de Arnon. ~ 2895 Num 21:31 | woonde Israel in het land van den Amoriet. ~ 2896 Num 21:33 | zich en trokken op den weg van Basan; en Og, de koning 2897 Num 21:33 | Basan; en Og, de koning van Basan, ging uit hen tegemoet, 2898 Num 22:1 | Daarna reisden de kinderen van Israel, en legerden zich 2899 Num 22:1 | zich in de vlakken velden van Moab, aan deze zijde van 2900 Num 22:1 | van Moab, aan deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~ 2901 Num 22:1 | deze zijde van de Jordaan van Jericho. ~ 2902 Num 22:2 | 2 Toen Balak, de zoon van Zippor, zag al wat Israel 2903 Num 22:3 | beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israels. 2904 Num 22:4 | tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning der Moabieten. ~ 2905 Num 22:5 | boden aan Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk 2906 Num 22:7 | spraken tot hem de woorden van Balak. ~ 2907 Num 22:10 | tot God: Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, 2908 Num 22:13 | en zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw land; 2909 Num 22:16 | Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat u toch niet 2910 Num 22:18 | en zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij 2911 Num 22:21 | trok heen met de vorsten van Moab. ~ 2912 Num 22:27 | onder Bileam; en de toorn van Bileam ontstak, en hij sloeg 2913 Num 22:30 | op welke gij gereden hebt van toen af, dat gij mijn heer 2914 Num 22:31 | ontdekte de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij den Engel 2915 Num 22:32 | tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt. ~ 2916 Num 22:35 | toog Bileam met de vorsten van Balak. ~ 2917 Num 22:36 | Moabieten, welke aan de landpale van de Arnon ligt, die aan het 2918 Num 22:41 | voerde hem op de hoogten van Baal, dat hij van daar zag 2919 Num 22:41 | hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des 2920 Num 23:5 | HEERE het woord in den mond van Bileam, en zeide: Keer weder 2921 Num 23:7 | Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, 2922 Num 23:9 | 9 Want van de hoogte der steenrotsen 2923 Num 23:9 | steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik 2924 Num 23:10 | 10 Wie zal het stof van Jakob tellen, en het getal, 2925 Num 23:10 | getal, ja, het vierde deel van Israel? Mijn ziel sterve 2926 Num 23:13 | mij aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; 2927 Num 23:13 | zien; en vervloek hem mij van daar! ~ 2928 Num 23:14 | veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven 2929 Num 23:18 | oren tot mij, gij, zoon van Zippor! ~ 2930 Num 23:22 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn. ~ 2931 Num 23:23 | Israel. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden, en 2932 Num 23:23 | Jakob gezegd worden, en van Israel, wat God gewrocht 2933 Num 23:27 | het recht zijn in de ogen van dien God, dat gij het mij 2934 Num 23:27 | dien God, dat gij het mij van daar vervloekt. ~ 2935 Num 23:28 | Bileam mede tot de hoogte van Peor, die tegen de woestijn 2936 Num 24:2 | stammen, zo was de Geest van God op hem. ~ 2937 Num 24:3 | en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en de man, 2938 Num 24:8 | zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de 2939 Num 24:10 | 10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, en hij 2940 Num 24:11 | de HEERE heeft u die eer van u geweerd! ~ 2941 Num 24:15 | en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en die man, 2942 Num 24:17 | verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~ 2943 Num 24:24 | 24 En de schepen van den oever der Chitteers, 2944 Num 25:4 | zon, zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd 2945 Num 25:4 | HEEREN toorn gekeerd worden van Israel. ~ 2946 Num 25:5 | zeide Mozes tot de rechters van Israel: Een iedere dode 2947 Num 25:6 | zijn broederen voor de ogen van Mozes, en voor de ogen van 2948 Num 25:6 | van Mozes, en voor de ogen van de ganse vergadering der 2949 Num 25:6 | zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. ~ 2950 Num 25:7 | 7 Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, 2951 Num 25:7 | zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat 2952 Num 25:8 | buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israels 2953 Num 25:11 | 11 Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, 2954 Num 25:11 | zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, heeft 2955 Num 25:11 | heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels 2956 Num 25:14 | Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een 2957 Num 25:14 | zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. ~ 2958 Num 25:15 | vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was der 2959 Num 25:15 | een hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder 2960 Num 25:18 | bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van 2961 Num 25:18 | van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den 2962 Num 25:18 | zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, 2963 Num 25:18 | dage der plaag, om de zaak van Peor. ~  ~  ~ 2964 Num 26:1 | en tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: ~ 2965 Num 26:2 | 2 Neem de som van de gehele vergadering der 2966 Num 26:2 | der kinderen Israels op, van twintig jaren oud en daarboven, 2967 Num 26:3 | aan, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van 2968 Num 26:3 | van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~ 2969 Num 26:4 | 4 Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; 2970 Num 26:5 | Ruben was de eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben 2971 Num 26:5 | eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van 2972 Num 26:5 | van Ruben waren: Hanoch, van welken was het geslacht 2973 Num 26:5 | geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten; ~ 2974 Num 26:6 | 6 Van Hezron het geslacht der 2975 Num 26:6 | geslacht der Hezronieten; van Karmi het geslacht der Karmieten. ~ 2976 Num 26:8 | 8 En de zonen van Pallu waren Eliab. ~ 2977 Num 26:9 | 9 En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan, 2978 Num 26:9 | Aaron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen 2979 Num 26:11 | 11 Maar de kinderen van Korach stierven niet. ~ 2980 Num 26:12 | 12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten: 2981 Num 26:12 | Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der 2982 Num 26:12 | geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; 2983 Num 26:12 | geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der 2984 Num 26:13 | 13 Van Zerah het geslacht der Zerahieten; 2985 Num 26:13 | geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. ~ 2986 Num 26:15 | 15 De zonen van Gad, naar hun geslachten: 2987 Num 26:15 | Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; 2988 Num 26:15 | geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; 2989 Num 26:15 | geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. ~ 2990 Num 26:16 | 16 Van Ozni het geslacht der Oznieten; 2991 Num 26:16 | het geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; ~ 2992 Num 26:17 | 17 Van Arod het geslacht der Arodieten; 2993 Num 26:17 | geslacht der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. ~ 2994 Num 26:18 | de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: 2995 Num 26:19 | 19 De zonen van Juda waren Er en Onan; maar 2996 Num 26:20 | 20 Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: 2997 Num 26:20 | Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; 2998 Num 26:20 | geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; 2999 Num 26:20 | geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. ~ 3000 Num 26:21 | 21 En de zonen van Perez waren: van Hezron


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License