Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
valstrik 4
valstrikken 2
valt 35
van 19256
vandaag 1
vandaar 3
vaneen 6
Frequency    [«  »]
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het
13263 zijn
12370 in

Bijbel

IntraText - Concordances

van

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

      Book Chapter: Verse
3001 Num 26:21 | de zonen van Perez waren: van Hezron het geslacht der 3002 Num 26:21 | geslacht der Hezronieten; van Hamul het geslacht der Hamulieten. ~ 3003 Num 26:22 | 22 Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: 3004 Num 26:23 | 23 De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, 3005 Num 26:23 | naar hun geslachten, waren: van Tola het geslacht der Tolaieten; 3006 Num 26:23 | geslacht der Tolaieten; van Puva het geslacht der Punieten; ~ 3007 Num 26:24 | 24 Van Jasub het geslacht der Jasubieten; 3008 Num 26:24 | geslacht der Jasubieten; van Simron het geslacht der 3009 Num 26:25 | 25 Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: 3010 Num 26:26 | 26 De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, 3011 Num 26:26 | naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; 3012 Num 26:26 | geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; 3013 Num 26:26 | geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht der 3014 Num 26:28 | 28 De zonen van Jozef, naar hun geslachten, 3015 Num 26:29 | 29 De zonen van Manasse waren: van Machir 3016 Num 26:29 | zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht der 3017 Num 26:29 | Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht 3018 Num 26:30 | 30 Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht 3019 Num 26:30 | zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht der Jezerieten; 3020 Num 26:30 | geslacht der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten. ~ 3021 Num 26:31 | 31 En van Asriel het geslacht der 3022 Num 26:31 | geslacht der Alrielieten; en van Sechem het geslacht der 3023 Num 26:32 | 32 En van Semida het geslacht der 3024 Num 26:32 | geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht der Heferieten. ~ 3025 Num 26:33 | 33 Doch Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar 3026 Num 26:33 | en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla en 3027 Num 26:34 | 34 Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden 3028 Num 26:35 | 35 Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun geslachten: 3029 Num 26:35 | Efraim, naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht der 3030 Num 26:35 | geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht der 3031 Num 26:35 | geslacht der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten. ~ 3032 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht 3033 Num 26:36 | zijn de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. ~ 3034 Num 26:37 | de geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: 3035 Num 26:37 | vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten. ~ 3036 Num 26:38 | 38 De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: 3037 Num 26:38 | Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; 3038 Num 26:38 | geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; 3039 Num 26:38 | geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der 3040 Num 26:39 | 39 Van Sefufam het geslacht der 3041 Num 26:39 | geslacht der Sufamieten; van Hufam het geslacht der Hufamieten. ~ 3042 Num 26:40 | 40 En de zonen van Bela waren Ard en Naaman; 3043 Num 26:40 | Bela waren Ard en Naaman; van Ard het geslacht der Ardieten; 3044 Num 26:40 | het geslacht der Ardieten; van Naaman het geslacht der 3045 Num 26:41 | 41 Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; 3046 Num 26:42 | 42 Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten: 3047 Num 26:42 | Dan, naar hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten; 3048 Num 26:42 | dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten. ~ 3049 Num 26:44 | 44 De zonen van Aser, naar hun geslachten, 3050 Num 26:44 | naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaieten; 3051 Num 26:44 | geslacht der Imnaieten; van Isvi het geslacht der Isvieten; 3052 Num 26:44 | het geslacht der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriieten. ~ 3053 Num 26:45 | 45 Van de zonen van Beria waren: 3054 Num 26:45 | 45 Van de zonen van Beria waren: van Heber het 3055 Num 26:45 | de zonen van Beria waren: van Heber het geslacht der Heberieten; 3056 Num 26:45 | geslacht der Heberieten; van Malchiel het geslacht der 3057 Num 26:46 | 46 En de naam der dochter van Aser was Serah. ~ 3058 Num 26:47 | de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden: 3059 Num 26:48 | 48 De zonen van Nafthali, naar hun geslachten: 3060 Num 26:48 | Nafthali, naar hun geslachten: van Jahzeel het geslacht der 3061 Num 26:48 | geslacht der Jahzeelieten; van Guni het geslacht der Gunieten; ~ 3062 Num 26:49 | 49 Van Jezer het geslacht der Jezerieten; 3063 Num 26:49 | geslacht der Jezerieten; van Sillem het geslacht der 3064 Num 26:50 | 50 Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; 3065 Num 26:51 | 51 Dat zijn de getelden van de zonen Israels: zeshonderd 3066 Num 26:57 | Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: 3067 Num 26:57 | Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der 3068 Num 26:57 | geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der 3069 Num 26:57 | geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der 3070 Num 26:58 | 58 Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, 3071 Num 26:59 | En de naam der huisvrouw van Amram was Jochebed, de dochter 3072 Num 26:59 | was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw 3073 Num 26:59 | Levi, welke de huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en 3074 Num 26:62 | duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; 3075 Num 26:63 | 63 Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, den priester, 3076 Num 26:63 | telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van 3077 Num 26:63 | van Moab, aan de Jordaan van Jericho. ~ 3078 Num 26:64 | niemand uit de getelden van Mozes en Aaron, den priester, 3079 Num 26:64 | Israels telden in de woestijn van Sinai. ~ 3080 Num 26:65 | 65 Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de 3081 Num 26:65 | sterven; en er was niemand van hen overgebleven, dan Kaleb, 3082 Num 26:65 | overgebleven, dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon 3083 Num 26:65 | Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. ~  ~  ~  ~ 3084 Num 27:1 | Toen naderden de dochteren van Zelafead, den zoon van Hefer, 3085 Num 27:1 | dochteren van Zelafead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, 3086 Num 27:1 | zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, 3087 Num 27:1 | zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, 3088 Num 27:1 | zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten 3089 Num 27:1 | Manasse, onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef ( 3090 Num 27:1 | geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen 3091 Num 27:2 | stonden voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht 3092 Num 27:2 | en voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en 3093 Num 27:2 | en voor het aangezicht van de oversten, en van de ganse 3094 Num 27:2 | aangezicht van de oversten, en van de ganse vergadering, aan 3095 Num 27:2 | vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, 3096 Num 27:3 | hebben in de vergadering van Korach; maar hij is in zijn 3097 Num 27:4 | onzes vaders uit het midden van zijn geslacht weggenomen 3098 Num 27:4 | het midden der broederen van onzen vader. ~ 3099 Num 27:7 | 7 De dochteren van Zelafead spreken recht; 3100 Num 27:7 | ener erfenis, in het midden van de broederen haars vaders; 3101 Num 27:11 | naastbestaande, die hem de naaste van zijn geslacht is, dat hij 3102 Num 27:14 | heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de 3103 Num 27:14 | zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin. ~ 3104 Num 27:16 | HEERE, de God der geesten van alle vlees, een man stelle 3105 Num 27:18 | Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de 3106 Num 27:19 | hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en 3107 Num 27:20 | 20 En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat zij 3108 Num 27:21 | zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester, staan, 3109 Num 27:21 | vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het aangezicht 3110 Num 27:22 | hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en 3111 Num 27:23 | de HEERE door den dienst van Mozes gesproken had. ~ 3112 Num 28:5 | gemengd met het vierendeel van een hin van gestoten olie. ~ 3113 Num 28:5 | het vierendeel van een hin van gestoten olie. ~ 3114 Num 28:7 | zal zijn het vierendeel van een hin, voor het ene lam; 3115 Num 28:14 | drankofferen zullen zijn de helft van een hin tot een var, en 3116 Num 28:14 | een var, en een derde deel van een hin tot een ram, en 3117 Num 28:14 | een ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een 3118 Num 28:14 | een vierendeel van een hin van wijn tot een lam; dat is 3119 Num 28:28 | 28 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: 3120 Num 29:3 | 3 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; 3121 Num 29:9 | 9 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemend: 3122 Num 29:14 | 14 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: 3123 Num 30:1 | tot de hoofden der stammen van de kinderen Israels, zeggende: 3124 Num 30:12 | als hij het hoort, niets van al wat uit haar lippen gegaan 3125 Num 30:12 | uit haar lippen gegaan is, van haar gelofte, en van de 3126 Num 30:12 | is, van haar gelofte, en van de verbintenis harer ziel, 3127 Num 30:14 | Maar zo haar man tegen haar van dag tot dag ganselijk stilzwijgt, 3128 Num 31:2 | wraak der kinderen Israels van de Midianieten; daarna zult 3129 Num 31:4 | 4 Van elken stam onder alle stammen 3130 Num 31:5 | geleverd uit de duizenden van Israel, duizend van elken 3131 Num 31:5 | duizenden van Israel, duizend van elken stam, twaalf duizend 3132 Num 31:6 | hen ten strijde, duizend van elken stam, hen en Pinehas, 3133 Num 31:6 | hen en Pinehas, den zoon van Eleazar, den priester, ten 3134 Num 31:8 | zwaard Bileam, den zoon van Beor. ~ 3135 Num 31:11 | den roof, en al den buit, van mensen en van beesten. ~ 3136 Num 31:11 | den buit, van mensen en van beesten. ~ 3137 Num 31:12 | leger, in de vlakke velden van Moab, dewelke zijn aan de 3138 Num 31:12 | dewelke zijn aan de Jordaan van Jericho. ~ 3139 Num 31:14 | honderden, die uit den strijd van dien oorlog kwamen. ~ 3140 Num 31:16 | deze waren, door den raad van Bileam, den kinderen Israels, 3141 Num 31:16 | HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag 3142 Num 31:18 | 18 Doch al de kinderen van vrouwelijk geslacht, die 3143 Num 31:20 | kleding, en alle gereedschap van vellen, en alle geiten haren 3144 Num 31:20 | haren werk, en gereedschap van hout, ontzondigen. ~ 3145 Num 31:26 | 26 Neem op de som van den buit der gevangenen 3146 Num 31:26 | den buit der gevangenen van mensen en van beesten; gij 3147 Num 31:26 | gevangenen van mensen en van beesten; gij en Eleazar, 3148 Num 31:26 | priester, en de hoofden van de vaderen der vergadering. ~ 3149 Num 31:28 | schatting voor den HEERE heffen, van de oorlogsmannen, die tot 3150 Num 31:28 | dezen krijg uitgetogen zijn, van vijfhonderd een ziel, uit 3151 Num 31:29 | 29 Van hun helft zult gij het nemen, 3152 Num 31:30 | 30 Maar van de helft der kinderen Israels 3153 Num 31:30 | Israels zult gij een gevangene van vijftig nemen, uit de mensen, 3154 Num 31:30 | Levieten geven, die de wacht van de tabernakel des HEEREN 3155 Num 31:32 | De buit nu, het overschot van den roof, dat het krijgsvolk 3156 Num 31:37 | schatting voor den HEERE van schapen was zeshonderd vijf 3157 Num 31:41 | den priester, de schatting van de heffing des HEEREN, gelijk 3158 Num 31:42 | 42 En van de helft der kinderen Israels, 3159 Num 31:42 | welke Mozes afgedeeld had, van de mannen, die gestreden 3160 Num 31:47 | 47 Van die helft der kinderen Israels 3161 Num 31:47 | een gevangene uit vijftig, van mensen en van beesten; en 3162 Num 31:47 | uit vijftig, van mensen en van beesten; en hij gaf ze aan 3163 Num 31:47 | de Levieten, die de wacht van den tabernakel des HEEREN 3164 Num 31:51 | en Eleazar, de priester, van het goud, alle welgewrochte 3165 Num 31:52 | zevenhonderd en vijftig sikkelen, van de hoofdlieden der duizenden, 3166 Num 31:52 | hoofdlieden der duizenden, en van de hoofdlieden der honderden. ~ 3167 Num 31:54 | Eleazar, de priester, dat goud van de hoofdlieden der duizenden 3168 Num 31:54 | land Jaezer, en het land van Gilead, en ziet, deze plaats 3169 Num 31:55 | 2 Zo kwamen de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben, 3170 Num 31:55 | kinderen van Gad en de kinderen van Ruben, en spraken tot Mozes, 3171 Num 31:57 | aangezicht der vergadering van Israel geslagen heeft, is 3172 Num 31:59 | Mozes zeide tot de kinderen van Gad en tot de kinderen van 3173 Num 31:59 | van Gad en tot de kinderen van Ruben: Zullen uw broeders 3174 Num 31:61 | deden uw vaders, als ik hen van Kades-Barnea zond, om dit 3175 Num 31:64 | uit Egypte opgetogen zijn, van twintig jaren oud en daarboven, 3176 Num 31:65 | 12 Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, den Keniziet, en 3177 Num 31:65 | Keniziet, en Jozua, de zoon van Nun; want zij hebben volhard 3178 Num 31:67 | zijt opgestaan in stede van uw vaderen, een menigte 3179 Num 31:67 | uw vaderen, een menigte van zondige mensen, om de hittigheid 3180 Num 31:67 | mensen, om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel 3181 Num 31:68 | 15 Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, 3182 Num 31:71 | gesteld hebben, een ieder van zijn erfenis. ~ 3183 Num 31:72 | niet erven aan gene zijde van de Jordaan, en verder heen, 3184 Num 31:72 | zal zijn aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang. ~ 3185 Num 31:74 | 21 En een ieder van u, die toegerust is, over 3186 Num 31:78 | Toen spraken de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben 3187 Num 31:78 | kinderen van Gad en de kinderen van Ruben tot Mozes, zeggende: 3188 Num 31:79 | aldaar zijn in de steden van Gilead; ~ 3189 Num 31:81 | Eleazar, en Jozua, den zoon van Nun, en den hoofden der 3190 Num 31:81 | den hoofden der vaderen van de stammen der kinderen 3191 Num 31:82 | hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen van 3192 Num 31:82 | van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over 3193 Num 31:83 | gesteld worden in het midden van ulieden in het land Kanaan. ~ 3194 Num 31:84 | 31 En de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben 3195 Num 31:84 | kinderen van Gad en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: 3196 Num 31:85 | wij hebben aan deze zijde van de Jordaan. ~ 3197 Num 31:86 | hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van 3198 Num 31:86 | van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam 3199 Num 31:86 | Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, 3200 Num 31:86 | stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van 3201 Num 31:86 | van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, 3202 Num 31:86 | Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het 3203 Num 31:86 | koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden 3204 Num 31:86 | het land met de steden van hetzelve in de landpalen, 3205 Num 31:87 | 34 En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en Ataroth, 3206 Num 31:90 | 37 En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en 3207 Num 31:91 | Baal-Meon, veranderd zijnde van naam, en Sibma; en zij noemden 3208 Num 31:92 | 39 En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, 3209 Num 31:92 | kinderen van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, 3210 Num 31:93 | Gilead aan Machir, den zoon van Manasse; en hij woonde daarin. ~ 3211 Num 31:94 | 41 Jair nu, de zoon van Manasse, ging heen en nam 3212 Num 32:1 | hun heiren, door de hand van Mozes en Aaron. ~ 3213 Num 32:3 | 3 Zij reisden dan van Rameses; in de eerste maand, 3214 Num 32:3 | maand, des anderen daags van het pascha, togen de kinderen 3215 Num 32:3 | hoge hand, voor de ogen van alle Egyptenaren; ~ 3216 Num 32:5 | Als de kinderen Israels van Rameses verreisd waren, 3217 Num 32:6 | 6 En zij verreisden van Sukkoth, en legerden zich 3218 Num 32:7 | 7 En zij verreisden van Etham, en keerden weder 3219 Num 32:8 | 8 En zij verreisden van Hachiroth, en gingen over, 3220 Num 32:8 | gingen over, door het midden van de zee, naar de woestijn, 3221 Num 32:9 | 9 En zij verreisden van Mara, en kwamen te Elim; 3222 Num 32:10 | 10 En zij verreisden van Elim, en legerden zich aan 3223 Num 32:11 | 11 En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden 3224 Num 32:13 | 13 En zij verreisden van Dofka, en legerden zich 3225 Num 32:14 | 14 En zij verreisden van Aluz, en legerden zich in 3226 Num 32:15 | 15 En zij verreisden van Rafidim, en legerden zich 3227 Num 32:15 | legerden zich in de woestijn van Sinai. ~ 3228 Num 32:16 | verreisden uit de woestijn van Sinai, en legerden zich 3229 Num 32:17 | 17 En zij verreisden van Kibroth-Thaava, en legerden 3230 Num 32:18 | 18 En zij verreisden van Hazeroth, en legerden zich 3231 Num 32:19 | 19 En zij verreisden van Rithma, en legerden zich 3232 Num 32:20 | 20 En zij verreisden van Rimmon-Perez, en legerden 3233 Num 32:21 | 21 En zij verreisden van Libna, en legerden zich 3234 Num 32:22 | 22 En zij verreisden van Rissa, en legerden zich 3235 Num 32:23 | 23 En zij verreisden van Kehelatha, en legerden zich 3236 Num 32:23 | legerden zich in het gebergte van Safer. ~ 3237 Num 32:24 | 24 En zij verreisden van het gebergte Safer, en legerden 3238 Num 32:25 | 25 En zij verreisden van Harada, en legerden zich 3239 Num 32:26 | 26 En zij verreisden van Makheloth, en legerden zich 3240 Num 32:27 | 27 En zij verreisden van Tachath, en legerden zich 3241 Num 32:28 | 28 En zij verreisden van Tharah, en legerden zich 3242 Num 32:29 | 29 En zij verreisden van Mithka, en legerden zich 3243 Num 32:30 | 30 En zij verreisden van Hasmona, en legerden zich 3244 Num 32:31 | 31 En zij verreisden van Moseroth, en legerden zich 3245 Num 32:32 | 32 En zij verreisden van Bene-Jaakan, en legerden 3246 Num 32:33 | 33 En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden 3247 Num 32:34 | 34 En zij verreisden van Jotbatha, en legerden zich 3248 Num 32:35 | 35 En zij verreisden van Abrona, en legerden zich 3249 Num 32:36 | 36 En zij verreisden van Ezeon-Geber, en legerden 3250 Num 32:37 | 37 En zij verreisden van Kades, en legerden zich 3251 Num 32:37 | aan het einde des lands van Edom. ~ 3252 Num 32:38 | veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israels uit 3253 Num 32:40 | de Kanaaniet, de koning van Harad, die in het zuiden 3254 Num 32:41 | 41 En zij verreisden van den berg Hor, en legerden 3255 Num 32:42 | 42 En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich 3256 Num 32:43 | 43 En zij verreisden van Funon, en legerden zich 3257 Num 32:44 | 44 En zij verreisden van Oboth, en legerden zich 3258 Num 32:44 | legerden zich aan de heuvelen van Abarim, in de landpale van 3259 Num 32:44 | van Abarim, in de landpale van Moab. ~ 3260 Num 32:45 | 45 En zij verreisden van de heuvelen van Abarim, 3261 Num 32:45 | verreisden van de heuvelen van Abarim, en legerden zich 3262 Num 32:46 | 46 En zij verreisden van Dibon-Gad, en legerden zich 3263 Num 32:47 | 47 En zij verreisden van Almon-Diblathaim, en legerden 3264 Num 32:48 | 48 En zij verreisden van de bergen Abarim, en legerden 3265 Num 32:48 | Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. ~ 3266 Num 32:49 | legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimoth, tot aan Abel-Sittim, 3267 Num 32:50 | Moabieten, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~ 3268 Num 32:55 | geschieden, dat, die gij van hen zult laten overblijven, 3269 Num 33:3 | zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, aan de 3270 Num 33:3 | woestijn Zin, aan de zijden van Edom; en de zuider landpale 3271 Num 33:3 | zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen 3272 Num 33:4 | deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang 3273 Num 33:4 | het zuiden naar den opgang van Akrabbim, en doorgaan naar 3274 Num 33:4 | haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-Barnea; 3275 Num 33:5 | zal deze landpale omgaan van Azmon naar de rivier van 3276 Num 33:5 | van Azmon naar de rivier van Egypte, en haar uitgangen 3277 Num 33:6 | 6 Aangaande de landpale van het westen, daar zal u de 3278 Num 33:6 | zijn; dit zal uw landpale van het westen zijn. ~ 3279 Num 33:7 | Voorts zal u de landpale van het noorden deze zijn: van 3280 Num 33:7 | van het noorden deze zijn: van de grote zee af zult gij 3281 Num 33:8 | 8 Van den berg Hor zult gij aftekenen 3282 Num 33:10 | tegen het oosten aftekenen van Hazar-Enan naar Sefam. ~ 3283 Num 33:11 | deze landpale zal afgaan van Sefam naar Ribla, tegen 3284 Num 33:11 | Ribla, tegen het oosten van Ain; daarna zal deze landpale 3285 Num 33:11 | strekken langs den oever van de zee Cinnereth oostwaarts. ~ 3286 Num 33:13 | stammen en den halven stam van Manasse te geven geboden 3287 Num 33:14 | 14 Want de stam van de kinderen der Rubenieten, 3288 Num 33:14 | hunner vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, 3289 Num 33:14 | mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis 3290 Num 33:15 | ontvangen aan deze zijde van de Jordaan, van Jericho 3291 Num 33:15 | deze zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts tegen 3292 Num 33:17 | priester, en Jozua, de zoon van Nun. ~ 3293 Num 33:19 | zijn de namen dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, 3294 Num 33:19 | dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van 3295 Num 33:19 | van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne; ~ 3296 Num 33:20 | 20 En van den stam der kinderen van 3297 Num 33:20 | van den stam der kinderen van Simeon, Semuel, zoon van 3298 Num 33:20 | van Simeon, Semuel, zoon van Ammihud; ~ 3299 Num 33:21 | 21 Van den stam van Benjamin, Elidad, 3300 Num 33:21 | 21 Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van 3301 Num 33:21 | van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon; ~ 3302 Num 33:22 | 22 En van den stam der kinderen van 3303 Num 33:22 | van den stam der kinderen van Dan, de overste Bukki, zoon 3304 Num 33:22 | de overste Bukki, zoon van Jogli; ~ 3305 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef: van 3306 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef: van den stam der 3307 Num 33:23 | Van de kinderen van Jozef: van den stam der kinderen van 3308 Num 33:23 | van den stam der kinderen van Manasse, de overste Hanniel, 3309 Num 33:23 | de overste Hanniel, zoon van Efod; ~ 3310 Num 33:24 | 24 En van den stam der kinderen van 3311 Num 33:24 | van den stam der kinderen van Efraim, de overste Kemuel, 3312 Num 33:24 | de overste Kemuel, zoon van Siftan; ~ 3313 Num 33:25 | 25 En van den stam der kinderen van 3314 Num 33:25 | van den stam der kinderen van Zebulon, de overste Elizafan, 3315 Num 33:25 | de overste Elizafan, zoon van Parnach; ~ 3316 Num 33:26 | 26 En van den stam der kinderen van 3317 Num 33:26 | van den stam der kinderen van Issaschar, de overste Paltiel, 3318 Num 33:26 | de overste Paltiel, zoon van Azzan; ~ 3319 Num 33:27 | 27 En van den stam der kinderen van 3320 Num 33:27 | van den stam der kinderen van Aser, de overste Achihud, 3321 Num 33:27 | de overste Achihud, zoon van Selomi; ~ 3322 Num 33:28 | 28 En van den stam der kinderen van 3323 Num 33:28 | van den stam der kinderen van Nafthali, de overste Pedael, 3324 Num 33:28 | de overste Pedael, zoon van Ammihud. ~ 3325 Num 34:1 | Moabieten, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: ~ 3326 Num 34:2 | kinderen Israels, dat zij van de erfenis hunner bezitting 3327 Num 34:4 | Levieten zult geven, zullen van den stadsmuur af, en naar 3328 Num 34:4 | stadsmuur af, en naar buiten, van duizend ellen zijn rondom. ~ 3329 Num 34:5 | 5 En gij zult meten van buiten de stad, aan den 3330 Num 34:5 | duizend ellen, en aan den hoek van het zuiden, twee duizend 3331 Num 34:5 | duizend ellen, en aan den hoek van het westen, twee duizend 3332 Num 34:5 | duizend ellen, en aan den hoek van het noorden, twee duizend 3333 Num 34:5 | zij hebben tot voorsteden van de steden. ~ 3334 Num 34:8 | 8 De steden, die gij van de bezitting der kinderen 3335 Num 34:8 | Israels geven zult, zult gij van dien, die vele heeft, vele 3336 Num 34:8 | vele heeft, vele nemen, en van dien, die weinig heeft, 3337 Num 34:8 | erfenis, die zij zullen erven, van zijn steden aan de Levieten 3338 Num 34:14 | gij geven op deze zijde van de Jordaan, en drie dezer 3339 Num 34:15 | den bijwoner in het midden van hen, tot een toevlucht zijn; 3340 Num 34:29 | ulieden zijn tot een inzetting van recht, bij uw geslachten, 3341 Num 35:1 | En de hoofden der vaderen van het geslacht de kinderen 3342 Num 35:1 | het geslacht de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, 3343 Num 35:1 | kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, 3344 Num 35:1 | zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten 3345 Num 35:1 | geslachten der kinderen van Jozef, traden toe, en spraken 3346 Num 35:1 | spraken voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht 3347 Num 35:1 | aangezicht der oversten, hoofden van de vaderen der kinderen 3348 Num 35:2 | HEERE geboden, de erfenis van onzen broeder Zelafead te 3349 Num 35:3 | 3 Wanneer zij een van de zonen der andere stammen 3350 Num 35:3 | zonen der andere stammen van de kinderen Israels tot 3351 Num 35:3 | worden, zo zou haar erfenis van de erfenis onzer vaderen 3352 Num 35:3 | toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam, aan welken zij 3353 Num 35:3 | geworden zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden 3354 Num 35:4 | toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam, aan welken zij 3355 Num 35:4 | zijn; alzo zou haar erfenis van de erfenis van den stam 3356 Num 35:4 | haar erfenis van de erfenis van den stam onzer vaderen afgetrokken 3357 Num 35:5 | zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt recht. ~ 3358 Num 35:6 | het woord, dat de HEERE van de dochteren van Zelafead 3359 Num 35:6 | de HEERE van de dochteren van Zelafead geboden heeft, 3360 Num 35:6 | dat zij aan het geslacht van haars vaders stam tot vrouwen 3361 Num 35:7 | 7 Zo zal de erfenis van de kinderen Israels niet 3362 Num 35:7 | Israels niet omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen 3363 Num 35:7 | een ieder aan de erfenis van den stam zijner vaderen. ~ 3364 Num 35:8 | dochter, die een erfenis erft, van de stammen der kinderen 3365 Num 35:8 | ter vrouw worden aan een van het geslacht van den stam 3366 Num 35:8 | aan een van het geslacht van den stam haars vaders; opdat 3367 Num 35:9 | erfenis niet omgewend worden van den enen stam tot den anderen; 3368 Num 35:10 | alzo deden de dochteren van Zelafead; ~ 3369 Num 35:11 | Milka, en Noa, dochteren van Zelafead, zijn den zonen 3370 Num 35:12 | 12 Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, 3371 Num 35:12 | geslachten van de kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, 3372 Num 35:12 | kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, zijn zij tot vrouwen 3373 Num 35:12 | haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders. ~ 3374 Num 35:13 | de HEERE door de dienst van Mozes aan de kinderen Israels 3375 Num 35:13 | Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. ~ 3376 Deu 1:1 | gesproken heeft, aan deze zijde van de Jordaan, in de woestijn, 3377 Deu 1:2 | Elf dag reizen zijn het van Horeb, door den weg van 3378 Deu 1:2 | van Horeb, door den weg van het gebergte Seir, tot aan 3379 Deu 1:4 | woonde, en Og, den koning van Bazan, welke woonde in Astharoth, 3380 Deu 1:5 | 5 Aan deze zijde van de Jordaan, in het land 3381 Deu 1:5 | de Jordaan, in het land van Moab, hief Mozes aan, deze 3382 Deu 1:13 | verstandige, en ervarene mannen, van uw stammen, dat ik hen tot 3383 Deu 1:15 | hoofden over u, oversten van duizenden, en oversten van 3384 Deu 1:15 | van duizenden, en oversten van honderden, en oversten van 3385 Deu 1:15 | van honderden, en oversten van vijftigen, en oversten van 3386 Deu 1:15 | van vijftigen, en oversten van tienen, en ambtlieden voor 3387 Deu 1:19 | 19 Toen vertogen wij van Horeb, en doorwandelden 3388 Deu 1:19 | gezien hebt, op den weg van het gebergte der Amorieten, 3389 Deu 1:23 | ik uit u twaalf mannen, van elken stam een man. ~ 3390 Deu 1:25 | 25 En zij namen van de vrucht des lands in hun 3391 Deu 1:35 | 35 Zo iemand van deze mannen, van dit kwade 3392 Deu 1:35 | iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal 3393 Deu 1:36 | 36 Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne; die zal het zien, 3394 Deu 1:38 | 38 Jozua, de zoon van Nun, die voor uw aangezicht 3395 Deu 1:40 | naar de woestijn, den weg van de Schelfzee. ~ 3396 Deu 1:42 | Ik ben niet in het midden van u; opdat gij niet voor het 3397 Deu 2:1 | naar de woestijn, den weg van de Schelfzee, gelijk de 3398 Deu 2:4 | uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; 3399 Deu 2:5 | niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook 3400 Deu 2:5 | ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb 3401 Deu 2:6 | Spijze zult gij voor geld van hen kopen, dat gij etet; 3402 Deu 2:6 | zult gij water voor geld van hen kopen, dat gij drinket. ~ 3403 Deu 2:8 | wij nu doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen 3404 Deu 2:8 | onze broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, 3405 Deu 2:8 | Ezau, die in Seir woonden, van den weg des vlakken velds, 3406 Deu 2:8 | den weg des vlakken velds, van Elath, en van Ezeon-Geber, 3407 Deu 2:8 | vlakken velds, van Elath, en van Ezeon-Geber, zo keerden 3408 Deu 2:8 | doortogen den weg der woestijn van Moab. ~ 3409 Deu 2:9 | want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik 3410 Deu 2:12 | in Seir; maar de kinderen van Ezau verdreven hen uit de 3411 Deu 2:12 | bezitting en verdelgden hen van hun aangezicht, en hebben 3412 Deu 2:14 | die wij gewandeld hebben van Kades-Barnea, totdat wij 3413 Deu 2:18 | doortrekken aan Ar, de landpale van Moab; ~ 3414 Deu 2:19 | hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons 3415 Deu 2:22 | als Hij aan de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, 3416 Deu 2:24 | Ik heb Sihon, den koning van Hesbon, den Amoriet, en 3417 Deu 2:25 | zullen sidderen, en bang zijn van uw aangezicht. ~ 3418 Deu 2:26 | Kedemot tot Sihon, den koning van Hesbon, met woorden van 3419 Deu 2:26 | van Hesbon, met woorden van vrede, zeggende: ~ 3420 Deu 2:29 | 29 Gelijk de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, 3421 Deu 2:30 | 30 Maar Sihon, de koning van Hesbon, wilde ons door hetzelve 3422 Deu 2:36 | 36 Van Aroer af, dat aan den oever 3423 Deu 2:37 | 37 Behalve tot het land van de kinderen Ammons naderdet 3424 Deu 2:37 | Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets, 3425 Deu 3:1 | ons en togen op, den weg van Bazan; en Og, de koning 3426 Deu 3:1 | Bazan; en Og, de koning van Bazan, trok uit ons tegemoet, 3427 Deu 3:3 | gaf ook Og, den koning van Bazan, en al zijn volk, 3428 Deu 3:4 | er was geen stad, die wij van hen niet namen: zestig steden, 3429 Deu 3:4 | steden, de ganse landstreek van Argob, het koninkrijk van 3430 Deu 3:4 | van Argob, het koninkrijk van Og in Bazan. ~ 3431 Deu 3:6 | gelijk wij Sihon, den koning van Hesbon, gedaan hadden, verbannende 3432 Deu 3:7 | Doch al het vee en den roof van die steden roofden wij voor 3433 Deu 3:8 | tijd het land uit de hand van de twee koningen der Amorieten, 3434 Deu 3:8 | Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, van de 3435 Deu 3:8 | zijde van de Jordaan waren, van de beek Arnon tot den berg 3436 Deu 3:10 | steden des koninkrijks van Og in Bazan. ~ 3437 Deu 3:11 | 11 Want Og, de koning van Bazan, was alleen van de 3438 Deu 3:11 | koning van Bazan, was alleen van de overigen der reuzen overgebleven; 3439 Deu 3:11 | bedstede, zijnde een bedstede van ijzer, is zij niet te Rabba 3440 Deu 3:12 | wij te dier tijd in bezit; van Aroer af, dat aan de beek 3441 Deu 3:12 | beek Arnon is, en de helft van het gebergte van Gilead, 3442 Deu 3:12 | de helft van het gebergte van Gilead, met de steden van 3443 Deu 3:12 | van Gilead, met de steden van hetzelve, gaf ik aan de 3444 Deu 3:13 | 13 En het overige van Gilead, mitsgaders het ganse 3445 Deu 3:13 | ganse Bazan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven 3446 Deu 3:13 | gaf ik aan den halven stam van Manasse, de ganse landstreek 3447 Deu 3:13 | Manasse, de ganse landstreek van Argob, door het ganse Bazan; 3448 Deu 3:14 | 14 Jair, de zoon van Manasse, kreeg de ganse 3449 Deu 3:14 | kreeg de ganse landstreek van Argob, tot aan de landpale 3450 Deu 3:16 | Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan de beek 3451 Deu 3:16 | de beek Arnon, het midden van de beek en de landpale; 3452 Deu 3:17 | mitsgaders de landpale; van Cinnereth af tot aan de 3453 Deu 3:18 | door voor het aangezicht van uw broederen, de kinderen 3454 Deu 3:20 | geven zal aan gene zijde van de Jordaan; dan zult gij 3455 Deu 3:25 | bezien, dat aan gene zijde van de Jordaan is, dat goede 3456 Deu 3:26 | spreek niet meer tot Mij van deze zaak. ~ 3457 Deu 3:27 | 27 Klim op de hoogte van Pisga, en hef uw ogen op 3458 Deu 3:28 | zal voor het aangezicht van dit volk henen overgaan, 3459 Deu 4:2 | opdat gij bewaart de geboden van den HEERE, uw God, die ik 3460 Deu 4:3 | uw God, uit het midden van u verdaan. ~ 3461 Deu 4:9 | hebben; en dat zij niet van uw hart wijken, al de dagen 3462 Deu 4:11 | berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan het midden 3463 Deu 4:16 | gesnedens, de gelijkenis van enig beeld, van mannelijk 3464 Deu 4:16 | gelijkenis van enig beeld, van mannelijk of vrouwelijk 3465 Deu 4:17 | 17 De gedaante van enig beest, dat op de aarde 3466 Deu 4:17 | de aarde is; de gedaante van enigen gevleugelden vogel, 3467 Deu 4:18 | 18 De gedaante van iets, dat op den aardbodem 3468 Deu 4:18 | aardbodem kruipt; de gedaante van enigen vis, die in het water 3469 Deu 4:23 | zoudt maken, de gelijkenis van iets, dat de HEERE, uw God, 3470 Deu 4:25 | beelden maakt, de gelijkenis van enig ding, en doet, wat 3471 Deu 4:26 | voorzeker haast zult omkomen van dat land, waar gij over 3472 Deu 4:29 | 29 Dan zult gij van daar den HEERE, uw God, 3473 Deu 4:32 | die voor u geweest zijn, van dien dag af, dat God den 3474 Deu 4:32 | de aarde geschapen heeft, van het ene einde des hemels 3475 Deu 4:33 | volk gehoord hebbe de stem van God, sprekende uit het midden 3476 Deu 4:36 | 36 Van den hemel heeft Hij u Zijn 3477 Deu 4:41 | steden uit, aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang 3478 Deu 4:42 | onwetende doodslaat, dien hij van gisteren en eergisteren 3479 Deu 4:42 | niet haatte; dat hij in een van deze steden vlood en levend 3480 Deu 4:46 | 46 Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover 3481 Deu 4:46 | tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den koning der Amorieten, 3482 Deu 4:47 | hadden; daartoe het land van Og, koning van Bazan; twee 3483 Deu 4:47 | het land van Og, koning van Bazan; twee koningen der 3484 Deu 4:47 | Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen 3485 Deu 4:48 | 48 Van Aroer af, dat aan den oever 3486 Deu 4:49 | vlakke veld, aan deze zijde van de Jordaan, naar het oosten, 3487 Deu 5:4 | 4 Van aangezicht tot aangezicht 3488 Deu 5:8 | noch enige gelijkenis, van hetgeen boven in den hemel, 3489 Deu 5:14 | noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling, 3490 Deu 5:15 | dat de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid door 3491 Deu 5:23 | duisternis hoordet, en de berg van vuur brandde, zo naderdet 3492 Deu 5:26 | 26 Want wie is er van alle vlees, die de stem 3493 Deu 5:28 | gehoord de stem der woorden van dit volk, die zij tot u 3494 Deu 6:3 | heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende. ~ 3495 Deu 6:9 | gij zult ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten 3496 Deu 6:11 | 11 En huizen, vol van alle goeds, die gij niet 3497 Deu 6:14 | andere goden niet navolgen, van de goden der volken, die 3498 Deu 6:15 | ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN, 3499 Deu 6:15 | niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge. ~ 3500 Deu 6:21 | Wij waren dienstknechten van Farao in Egypte; maar de


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License