1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256
Book Chapter: Verse
4001 Joz 8:29 | 29 En den koning van Ai hing hij aan een hout,
4002 Joz 8:29 | dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij
4003 Joz 8:30 | altaar den HEERE, den God van Israel, op den berg Ebal; ~
4004 Joz 8:31 | geschreven is in het wetboek van Mozes: een altaar van gehele
4005 Joz 8:31 | wetboek van Mozes: een altaar van gehele stenen, over dewelke
4006 Joz 8:32 | ook op stenen een dubbel van de wet van Mozes, hetwelk
4007 Joz 8:32 | stenen een dubbel van de wet van Mozes, hetwelk hij geschreven
4008 Joz 8:33 | bevolen had; om het volk van Israel in het eerst te zegenen. ~
4009 Joz 8:35 | Daar was niet een woord van al hetgeen Mozes geboden
4010 Joz 8:35 | voor de gehele gemeente van Israel, en de vrouwen, en
4011 Joz 8:35 | vreemdelingen, die in het midden van hen wandelden. ~ ~
4012 Joz 9:1 | koningen, die aan deze zijde van de Jordaan waren, op het
4013 Joz 9:6 | tot hem en tot de mannen van Israel: Wij zijn gekomen
4014 Joz 9:7 | 7 Toen zeiden de mannen van Israel tot de Hevieten:
4015 Joz 9:7 | gijlieden in het midden van ons, hoe zullen wij dan
4016 Joz 9:8 | Wie zijt gijlieden, en van waar komt gij? ~
4017 Joz 9:10 | Amorieten die aan gene zijde van de Jordaan waren, Sihon,
4018 Joz 9:10 | waren, Sihon, den koning van Hesbon, en Og, den koning
4019 Joz 9:10 | Hesbon, en Og, den koning van Bazan, die te Astharoth
4020 Joz 9:14 | 14 Toen namen de mannen van hun reiskost; en zij vraagden
4021 Joz 9:16 | het geschiedde ten einde van drie dagen, nadat zij het
4022 Joz 9:16 | en dat zij in het midden van hen waren wonende. ~
4023 Joz 9:22 | zeggende: Wij zijn zeer verre van ulieden gezeten, daar gij
4024 Joz 9:22 | daar gij in het midden van ons zijt wonende? ~
4025 Joz 9:26 | alzo, en hij verloste hen van de hand der kinderen Israels,
4026 Joz 10:1 | toen Adoni-Zedek, de koning van Jeruzalem, gehoord had,
4027 Joz 10:1 | had; en dat de inwoners van Gibeon vrede met Israel
4028 Joz 10:3 | zond Adoni-Zedek, koning van Jeruzalem, tot Hoham, den
4029 Joz 10:3 | Jeruzalem, tot Hoham, den koning van Hebron, en tot Pir-Am, den
4030 Joz 10:3 | en tot Pir-Am, den koning van Jarmuth, en tot Jafia, den
4031 Joz 10:3 | en tot Jafia, den koning van Lachis, en tot Debir, den
4032 Joz 10:3 | en tot Debir, den koning van Eglon, zeggende: ~
4033 Joz 10:5 | der Amorieten, de koning van Jeruzalem, de koning van
4034 Joz 10:5 | van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmuth,
4035 Joz 10:5 | koning van Hebron, de koning van Jarmuth, de koning van Lachis,
4036 Joz 10:5 | koning van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon,
4037 Joz 10:5 | koning van Lachis, de koning van Eglon, zij en al hun legers;
4038 Joz 10:6 | 6 De mannen nu van Gibeon zonden tot Jozua,
4039 Joz 10:6 | tot Jozua, in het leger van Gilgal, zeggende: Trek uw
4040 Joz 10:6 | Trek uw handen niet af van uw knechten, kom haastelijk
4041 Joz 10:7 | 7 Toen toog Jozua op van Gilgal, hij en al het krijgsvolk
4042 Joz 10:8 | uw hand gegeven; niemand van hen zal voor uw aangezicht
4043 Joz 10:9 | gansen nacht over was hij van Gilgal opgetrokken. ~
4044 Joz 10:10 | hen voor het aangezicht van Israel; en hij sloeg hen
4045 Joz 10:11 | zij voor het aangezicht van Israel vluchtten, zijnde
4046 Joz 10:11 | vluchtten, zijnde in den afgang van Beth-horon, zo wierp de
4047 Joz 10:11 | HEERE grote stenen op hen van den hemel, tot Azeka toe,
4048 Joz 10:11 | daar waren er meer, die van de hagelstenen stierven,
4049 Joz 10:12 | en gij, maan, in het dal van Ajalon! ~
4050 Joz 10:20 | dat de overgeblevenen, die van hen overgebleven waren,
4051 Joz 10:23 | uit de spelonk: den koning van Jeruzalem, den koning van
4052 Joz 10:23 | van Jeruzalem, den koning van Hebron, den koning van Jarmuth,
4053 Joz 10:23 | koning van Hebron, den koning van Jarmuth, den koning van
4054 Joz 10:23 | van Jarmuth, den koning van Lachis, den koning van Eglon. ~
4055 Joz 10:23 | koning van Lachis, den koning van Eglon. ~
4056 Joz 10:24 | riep Jozua al de mannen van Israel, en hij zeide tot
4057 Joz 10:27 | beval Jozua, dat men hen van de houten afname, en zij
4058 Joz 10:28 | en hij deed den koning van Makkeda, gelijk als hij
4059 Joz 10:28 | gelijk als hij den koning van Jericho gedaan had. ~
4060 Joz 10:29 | en gans Israel met hem, van Makkeda naar Libna, en hij
4061 Joz 10:30 | gaf dezelve ook in de hand van Israel, met haar koning;
4062 Joz 10:30 | gelijk als hij den koning van Jericho gedaan had. ~
4063 Joz 10:31 | en gans Israel met hem, van Libna naar Lachis; en hij
4064 Joz 10:32 | HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; en hij nam haar
4065 Joz 10:33 | Toen trok Horam, de koning van Gezer, op, om Lachis te
4066 Joz 10:34 | 34 En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon, en gans
4067 Joz 10:36 | en gans Israel met hem; van Eglon naar Hebron, en zij
4068 Joz 10:41 | 41 En Jozua sloeg hen van Kades-Barnea en tot Gaza
4069 Joz 11:1 | daarna, als Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond
4070 Joz 11:1 | hij tot Jobab, den koning van Madon, en tot den koning
4071 Joz 11:1 | Madon, en tot den koning van Simron, en tot den koning
4072 Joz 11:1 | Simron, en tot den koning van Achsaf, ~
4073 Joz 11:2 | vlakke, tegen het zuiden van Cinneroth, en in de laagte,
4074 Joz 11:3 | aan Hermon, in het land van Mizpa. ~
4075 Joz 11:5 | zich samen aan de wateren van Merom, om tegen Israel te
4076 Joz 11:6 | geven voor het aangezicht van Israel; hun paarden zult
4077 Joz 11:7 | over hen aan de wateren van Merom, en zij overvielen
4078 Joz 11:8 | HEERE gaf hen in de hand van Israel, en zij sloegen hen,
4079 Joz 11:10 | Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~
4080 Joz 11:15 | deed er niet een woord af van alles, wat de HEERE Mozes
4081 Joz 11:16 | het zuiden, en al het land van Gosen, en de laagte, en
4082 Joz 11:17 | 17 Van den kalen berg, die opwaarts
4083 Joz 11:17 | Baal-Gad toe, in het dal van den Libanon, onder aan den
4084 Joz 11:19 | behalve de Hevieten, inwoners van Gibeon; zij namen ze allen
4085 Joz 11:20 | 20 Want het was van den HEERE, hun harten te
4086 Joz 11:21 | roeide de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron,
4087 Joz 11:21 | Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab,
4088 Joz 11:21 | het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab, en van
4089 Joz 11:21 | van Hebron, van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte
4090 Joz 11:21 | van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda,
4091 Joz 11:21 | en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte
4092 Joz 11:21 | ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israel;
4093 Joz 11:21 | en van het ganse gebergte van Israel; Jozua verbande hen
4094 Joz 11:22 | 22 Er bleef niemand van de Enakieten over in het
4095 Joz 11:23 | stammen. En het land rustte van den krijg. ~
4096 Joz 12:1 | bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang
4097 Joz 12:1 | tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den
4098 Joz 12:2 | die te Hesbon woonde; die van Aroer af heerste, welke
4099 Joz 12:2 | midden der beek en de helft van Gilead, en tot aan de beek
4100 Joz 12:3 | vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het oosten,
4101 Joz 12:3 | weg naar Beth-Jesimoth; en van het zuiden beneden Asdoth-Pisga. ~
4102 Joz 12:4 | 4 Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan,
4103 Joz 12:4 | landpale van Og, den koning van Bazan, die van het overblijfsel
4104 Joz 12:4 | den koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen
4105 Joz 12:5 | Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van
4106 Joz 12:5 | van Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Hesbon. ~
4107 Joz 12:5 | landpale van Sihon, den koning van Hesbon. ~
4108 Joz 12:6 | en aan den halven stam van Manasse, dat land tot een
4109 Joz 12:7 | Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen,
4110 Joz 12:7 | Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het dal
4111 Joz 12:7 | Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan
4112 Joz 12:9 | 9 De koning van Jericho, een; de koning
4113 Joz 12:9 | Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-El
4114 Joz 12:9 | koning van Ai, die ter zijde van Beth-El is, een; ~
4115 Joz 12:10 | 10 De koning van Jeruzalem, een; de koning
4116 Joz 12:10 | Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een; ~
4117 Joz 12:11 | 11 De koning van Jarmuth, een; de koning
4118 Joz 12:11 | Jarmuth, een; de koning van Lachis, een; ~
4119 Joz 12:12 | 12 De koning van Eglon, een; de koning Gezer,
4120 Joz 12:13 | 13 De koning van Debir, een; de koning van
4121 Joz 12:13 | van Debir, een; de koning van Geder, een; ~
4122 Joz 12:14 | 14 De koning van Horma, een; de koning van
4123 Joz 12:14 | van Horma, een; de koning van Harad, een; ~
4124 Joz 12:15 | 15 De koning van Libna, een; de koning van
4125 Joz 12:15 | van Libna, een; de koning van Adullam, een; ~
4126 Joz 12:16 | 16 De koning van Makkeda, een; de koning
4127 Joz 12:16 | Makkeda, een; de koning van Beth-El, een; ~
4128 Joz 12:17 | 17 De koning van Tappuah, een; de koning
4129 Joz 12:17 | Tappuah, een; de koning van Hefer, een; ~
4130 Joz 12:18 | 18 De koning van Afek, een; de koning van
4131 Joz 12:18 | van Afek, een; de koning van Lassaron, een; ~
4132 Joz 12:19 | 19 De koning van Madon, een; de koning van
4133 Joz 12:19 | van Madon, een; de koning van Hazor, een; ~
4134 Joz 12:20 | 20 De koning van Simron-Meron, een; de koning
4135 Joz 12:20 | Simron-Meron, een; de koning van Achsaf, een;
4136 Joz 12:21 | 21 De koning van Taanach, een; de koning
4137 Joz 12:21 | Taanach, een; de koning van Megiddo, een; ~
4138 Joz 12:22 | 22 De koning van Kedes, een; de koning van
4139 Joz 12:22 | van Kedes, een; de koning van Jokneam, aan den Karmel,
4140 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor, een;
4141 Joz 12:24 | 24 De koning van Thirza, een. Al deze koningen
4142 Joz 13:3 | 3 Van de Sichor, die voor aan
4143 Joz 13:3 | is, tot aan de landpale van Ekron tegen het noorden,
4144 Joz 13:4 | 4 Van het zuiden, het ganse land
4145 Joz 13:4 | Kanaanieten, en Meara, die van de Sidoniers is, tot Afek
4146 Joz 13:5 | tegen den opgang der zon, van Baal-Gad, onder aan den
4147 Joz 13:5 | Hermon, tot aan den ingang van Hamath. ~
4148 Joz 13:6 | die op het gebergte wonen van den Libanon aan tot Misrefoth-maim
4149 Joz 13:6 | Sidoniers; Ik zal hen verdrijven van het aangezicht der kinderen
4150 Joz 13:7 | en aan den halven stam van Manasse, ~
4151 Joz 13:8 | hunlieden gaf aan gene zijde van de Jordaan tegen het oosten,
4152 Joz 13:9 | 9 Van Aroer aan, die aan den oever
4153 Joz 13:9 | is, en al het vlakke land van Medeba tot Dibon toe; ~
4154 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de koning der Amorieten,
4155 Joz 13:12 | 12 Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd
4156 Joz 13:13 | Maachath woonden in het midden van Israel tot op dezen dag. ~
4157 Joz 13:14 | vuurofferen Gods, des HEEREN van Israel, zijn zijne erfenis,
4158 Joz 13:15 | aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, ~
4159 Joz 13:16 | 16 Dat hun landpale was van Aroer af, dat aan den oever
4160 Joz 13:21 | en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten,
4161 Joz 13:21 | heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, en
4162 Joz 13:21 | Hur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoners des lands. ~
4163 Joz 13:22 | gedood Bileam, den zoon van Beor, den voorzegger, nevens
4164 Joz 13:22 | voorzegger, nevens degenen, die van hen verslagen zijn. ~
4165 Joz 13:23 | landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en
4166 Joz 13:23 | het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,
4167 Joz 13:24 | 24 En aan den stam van Gad, aan de kinderen van
4168 Joz 13:24 | van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen,
4169 Joz 13:25 | Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land
4170 Joz 13:26 | 26 En van Hesbon af tot Ramath-Mizpa
4171 Joz 13:26 | Ramath-Mizpa en Betonim; en van Mahanaim tot aan de landpale
4172 Joz 13:26 | Mahanaim tot aan de landpale van Debir; ~
4173 Joz 13:27 | en Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon,
4174 Joz 13:27 | over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon,
4175 Joz 13:27 | tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan,
4176 Joz 13:28 | het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen:
4177 Joz 13:29 | Mozes aan den halven stam van Manasse een erfenis gegeven,
4178 Joz 13:29 | halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun
4179 Joz 13:30 | 30 Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan,
4180 Joz 13:30 | Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan,
4181 Joz 13:30 | koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken
4182 Joz 13:30 | Bazan, en al de vlekken van Jair, die in Bazan zijn,
4183 Joz 13:31 | steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de
4184 Joz 13:31 | koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir,
4185 Joz 13:31 | Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse,
4186 Joz 13:31 | kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft
4187 Joz 13:31 | namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen. ~
4188 Joz 13:32 | uitgedeeld had in de velden van Moab, op gene zijde der
4189 Joz 13:32 | op gene zijde der Jordaan van Jericho, tegen het oosten. ~
4190 Joz 13:33 | 33 Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel;
4191 Joz 14:1 | Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen
4192 Joz 14:1 | en de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen
4193 Joz 14:2 | de HEERE door den dienst van Mozes geboden had, aangaande
4194 Joz 14:3 | erfdeel gegeven op gene zijde van de Jordaan; maar aan de
4195 Joz 14:4 | 4 Want de kinderen van Jozef waren twee stammen,
4196 Joz 14:6 | Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal,
4197 Joz 14:6 | Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide
4198 Joz 14:6 | Kades-Barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van
4199 Joz 14:6 | van mij, en ter oorzake van u. ~
4200 Joz 14:7 | HEEREN, mij uitgezonden heeft van Kades-Barnea, om het land
4201 Joz 14:13 | hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. ~
4202 Joz 14:14 | Hebron aan Kaleb, den zoon van Jefunne, den Keneziet, ten
4203 Joz 14:15 | 15 De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-Arba,
4204 Joz 14:15 | Enakieten. En het land rustte van den krijg. ~ ~
4205 Joz 15:1 | voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen,
4206 Joz 15:1 | huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin, zuidwaarts,
4207 Joz 15:2 | het zuiden, het uiterste van de Zoutzee was, van de tong
4208 Joz 15:2 | uiterste van de Zoutzee was, van de tong af, die tegen het
4209 Joz 15:3 | het zuiden tot den opgang van Akrabbim, en gaat door naar
4210 Joz 15:3 | door naar Zin, en gaat op van het zuiden naar Kades-Barnea,
4211 Joz 15:4 | en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen
4212 Joz 15:5 | zijn, tot aan het uiterste van de Jordaan; en de landpale,
4213 Joz 15:5 | tegen het noorden, zal zijn van de tong der zee, van het
4214 Joz 15:5 | zijn van de tong der zee, van het uiterste van de Jordaan. ~
4215 Joz 15:5 | der zee, van het uiterste van de Jordaan. ~
4216 Joz 15:6 | Beth-hogla, en zal doorgaan van het noorden naar Beth-araba;
4217 Joz 15:6 | zal opgaan tot den steen van Bohan, den zoon van Ruben. ~
4218 Joz 15:6 | steen van Bohan, den zoon van Ruben. ~
4219 Joz 15:7 | landpale opgaan naar Debir, van het dal van Achor, en zal
4220 Joz 15:7 | naar Debir, van het dal van Achor, en zal noordwaarts
4221 Joz 15:7 | hetwelk tegen den opgang van Adummim is, die aan het
4222 Joz 15:7 | landpale doorgaan tot het water van En-semes, en haar uitgangen
4223 Joz 15:8 | zal opgaan door het dal van den zoon van Hinnom, aan
4224 Joz 15:8 | door het dal van den zoon van Hinnom, aan de zijde van
4225 Joz 15:8 | van Hinnom, aan de zijde van den Jebusiet van het zuiden,
4226 Joz 15:8 | de zijde van den Jebusiet van het zuiden, dezelve is Jeruzalem;
4227 Joz 15:8 | opwaarts gaan tot de spits van den berg, die voor aan het
4228 Joz 15:8 | berg, die voor aan het dal van Hinnom is, westwaarts, hetwelk
4229 Joz 15:8 | hetwelk in het uiterste van het dal der Refaieten is,
4230 Joz 15:9 | zal deze landpale strekken van de hoogte des bergs tot
4231 Joz 15:9 | en uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. Verder
4232 Joz 15:10 | zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het
4233 Joz 15:10 | zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon;
4234 Joz 15:11 | landpale uitgaan aan de zijde van Ekron, noordwaarts, en deze
4235 Joz 15:12 | de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar hun
4236 Joz 15:13 | 13 Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel
4237 Joz 15:13 | het midden der kinderen van Juda, naar den mond des
4238 Joz 15:13 | HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat
4239 Joz 15:13 | de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron. ~
4240 Joz 15:14 | 14 En Kaleb verdreef van daar de drie zonen van Enak,
4241 Joz 15:14 | verdreef van daar de drie zonen van Enak, Sesai, en Ahiman,
4242 Joz 15:14 | Ahiman, en Talmai, geboren van Enak. ~
4243 Joz 15:15 | 15 En van daar toog hij opwaarts tot
4244 Joz 15:15 | opwaarts tot de inwoners van Debir, (de naam van Debir
4245 Joz 15:15 | inwoners van Debir, (de naam van Debir nu was te voren Kirjath-Sefer). ~
4246 Joz 15:17 | 17 Othniel nu, de zoon van Kenaz, den broeder van Kaleb,
4247 Joz 15:17 | zoon van Kenaz, den broeder van Kaleb, nam haar in; en hij
4248 Joz 15:18 | zij hem aan, om een veld van haar vader te begeren; en
4249 Joz 15:18 | te begeren; en zij sprong van den ezel af; toen sprak
4250 Joz 15:20 | 20 Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4251 Joz 15:20 | van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen. ~
4252 Joz 15:21 | 21 De steden nu, van het uiterste van den stam
4253 Joz 15:21 | steden nu, van het uiterste van den stam der kinderen van
4254 Joz 15:21 | van den stam der kinderen van Juda, tot de landpale van
4255 Joz 15:21 | van Juda, tot de landpale van Edom, tegen het zuiden,
4256 Joz 15:46 | 46 Van Ekron, en naar de zee toe;
4257 Joz 15:46 | alle, die aan de zijde van Asdod zijn, en haar dorpen; ~
4258 Joz 15:47 | dorpen, tot aan de rivier van Egypte; en de grote zee,
4259 Joz 15:63 | 63 Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten,
4260 Joz 15:63 | de Jebusieten, inwoners van Jeruzalem, niet verdrijven;
4261 Joz 15:63 | Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen
4262 Joz 16:1 | kwam het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan
4263 Joz 16:1 | kinderen van Jozef uit: van de Jordaan bij Jericho,
4264 Joz 16:1 | bij Jericho, aan het water van Jericho, oostwaarts, de
4265 Joz 16:1 | oostwaarts, de woestijn opgaande van Jericho, door het gebergte
4266 Joz 16:2 | 2 En het komt van Beth-El uit naar Luz; en
4267 Joz 16:3 | Jafleti, tot aan de landpale van het benedenste Beth-horon,
4268 Joz 16:4 | erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~
4269 Joz 16:5 | landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen,
4270 Joz 16:6 | het westen bij Michmetath, van het noorden, en deze landpale
4271 Joz 16:6 | Thaanath-Silo, en gaat door dezelve van het oosten naar Janoah; ~
4272 Joz 16:7 | 7 En komt af van Janoah naar Ataroth en Naharoth,
4273 Joz 16:8 | 8 Van Tappuah gaat deze landpale
4274 Joz 16:8 | zee. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4275 Joz 16:8 | van den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. ~
4276 Joz 16:9 | afgezonderd waren voor de kinderen van Efraim, waren in het midden
4277 Joz 16:9 | Efraim, waren in het midden van het erfdeel der kinderen
4278 Joz 16:9 | het erfdeel der kinderen van Manasse, al die steden en
4279 Joz 17:1 | 1 De stam van Manasse had ook een lot,
4280 Joz 17:1 | omdat hij de eerstgeborene van Jozef was: te weten Machir,
4281 Joz 17:1 | Machir, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead;
4282 Joz 17:1 | eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een krijgsman
4283 Joz 17:2 | de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun
4284 Joz 17:2 | huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen
4285 Joz 17:2 | Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van
4286 Joz 17:2 | van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen van
4287 Joz 17:2 | van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van
4288 Joz 17:2 | van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van
4289 Joz 17:2 | van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke
4290 Joz 17:2 | zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef,
4291 Joz 17:2 | kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen. ~
4292 Joz 17:3 | 3 Zelafead nu, de zoon van Hefer, den zoon van Gilead,
4293 Joz 17:3 | zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir,
4294 Joz 17:3 | zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse,
4295 Joz 17:3 | zoon van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen,
4296 Joz 17:4 | toe voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en
4297 Joz 17:4 | en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van Nun,
4298 Joz 17:4 | aangezicht van Jozua, den zoon van Nun, en voor het aangezicht
4299 Joz 17:4 | het midden der broederen van haar vader. ~
4300 Joz 17:5 | Bazan, dat op gene zijde van de Jordaan is. ~
4301 Joz 17:6 | 6 Want de dochteren van Manasse erfden een erfdeel
4302 Joz 17:6 | de overgebleven kinderen van Manasse. ~
4303 Joz 17:7 | 7 Zodat de landpale van Manasse was van Aser af
4304 Joz 17:7 | landpale van Manasse was van Aser af tot Michmetath,
4305 Joz 17:7 | rechterhand tot aan de inwoners van En-Tappuah. ~
4306 Joz 17:8 | Manasse had wel het land van Tappuah, maar Tappuah zelve,
4307 Joz 17:8 | Tappuah zelve, aan de landpale van Manasse, hadden de kinderen
4308 Joz 17:8 | Manasse, hadden de kinderen van Efraim. ~
4309 Joz 17:9 | der beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden der
4310 Joz 17:9 | in het midden der steden van Manasse; en de landpale
4311 Joz 17:9 | Manasse; en de landpale van Manasse is aan het noorden
4312 Joz 17:10 | 10 Het was van Efraim tegen het zuiden,
4313 Joz 17:10 | tegen het noorden was het van Manasse, en de zee was zijn
4314 Joz 17:12 | 12 En de kinderen van Manasse konden de inwoners
4315 Joz 17:12 | Manasse konden de inwoners van die steden niet verdrijven;
4316 Joz 17:14 | Toen spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende:
4317 Joz 17:15 | Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim te eng is. ~
4318 Joz 17:16 | Toen zeiden de kinderen van Jozef: Dat gebergte zou
4319 Joz 17:16 | plaatsen, en die in het dal van Jizreel zijn. ~
4320 Joz 17:17 | sprak Jozua tot het huis van Jozef, tot Efraim en tot
4321 Joz 18:1 | En de ganse vergadering van de kinderen Israels verzamelde
4322 Joz 18:4 | voor ulieden drie mannen van elken stam, dat ik ze heenzende,
4323 Joz 18:5 | blijven op zijn landpale van het zuiden, en het huis
4324 Joz 18:5 | het zuiden, en het huis van Jozef zal blijven op zijn
4325 Joz 18:5 | blijven op zijn landpale van het noorden. ~
4326 Joz 18:7 | geen deel in het midden van ulieden; maar het priesterdom
4327 Joz 18:7 | Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel
4328 Joz 18:7 | erfdeel genomen op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts,
4329 Joz 18:11 | 11 En het lot van den stam der kinderen van
4330 Joz 18:11 | van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun
4331 Joz 18:11 | huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen
4332 Joz 18:11 | ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen
4333 Joz 18:11 | Juda, en tussen de kinderen van Jozef. ~
4334 Joz 18:12 | naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale
4335 Joz 18:12 | gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden,
4336 Joz 18:12 | aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op
4337 Joz 18:12 | uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven. ~
4338 Joz 18:13 | 13 En van daar gaat de landpale door
4339 Joz 18:13 | door naar Luz, aan de zijde van Luz, welke is Beth-El, zuidwaarts;
4340 Joz 18:13 | berg, die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-Horon
4341 Joz 18:14 | den westhoek zuidwaarts van den berg, die tegenover
4342 Joz 18:14 | een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten
4343 Joz 18:15 | zuiden is aan het uiterste van Kirjath-Jearim; en deze
4344 Joz 18:15 | aan de fontein der wateren van Neftoah. ~
4345 Joz 18:16 | bergs, die tegenover het dal van den zoon van Hinnom is,
4346 Joz 18:16 | tegenover het dal van den zoon van Hinnom is, die in het dat
4347 Joz 18:16 | en gaat af door het dal van Hinnom, aan de zijde der
4348 Joz 18:16 | en gaat af aan de fontein van Rogel; ~
4349 Joz 18:17 | 17 En strekt zich van het noorden, en gaat uit
4350 Joz 18:17 | en gaat uit te En-semes; van daar gaat zij uit naar Geliloth,
4351 Joz 18:17 | zij gaat af aan den steen van Bohan, den zoon van Ruben; ~
4352 Joz 18:17 | steen van Bohan, den zoon van Ruben; ~
4353 Joz 18:19 | landpale door aan de zijde van Beth-hogla noordwaarts,
4354 Joz 18:19 | noordwaarts, en de uitgangen van deze landpale zijn aan de
4355 Joz 18:19 | noordwaarts, aan het uiterste van de Jordaan zuidwaarts. Dit
4356 Joz 18:20 | het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen
4357 Joz 18:21 | 21 De steden nu van den stam der kinderen van
4358 Joz 18:21 | van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen,
4359 Joz 18:28 | het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. ~ ~ ~ ~
4360 Joz 19:1 | voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen;
4361 Joz 19:1 | erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen
4362 Joz 19:1 | het erfdeel der kinderen van Juda. ~
4363 Joz 19:8 | zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4364 Joz 19:8 | van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen. ~
4365 Joz 19:9 | Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het snoer
4366 Joz 19:9 | onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der
4367 Joz 19:9 | het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hen;
4368 Joz 19:9 | daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van
4369 Joz 19:9 | van Simeon in het midden van hun erfdeel. ~
4370 Joz 19:10 | lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen;
4371 Joz 19:10 | huisgezinnen; en de landpale van hun erfdeel was tot aan
4372 Joz 19:12 | 12 En zij wendt zich van Sarid oostwaarts tegen den
4373 Joz 19:12 | der zon, tot de landpale van Chisloth-Thabor, en zij
4374 Joz 19:13 | 13 En van daar gaat zij oostwaarts
4375 Joz 19:14 | haar uitgangen zijn het dal van Jiftah-El. ~
4376 Joz 19:16 | het erfdeel der kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen;
4377 Joz 19:17 | Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen. ~
4378 Joz 19:22 | Beth-Semes; en de uitgangen van hun landpale zijn aan de
4379 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4380 Joz 19:23 | van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen,
4381 Joz 19:24 | voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen. ~
4382 Joz 19:29 | uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende
4383 Joz 19:31 | 31 Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4384 Joz 19:31 | van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen,
4385 Joz 19:32 | ging uit voor de kinderen van Nafthali, voor de kinderen
4386 Joz 19:32 | Nafthali, voor de kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen. ~
4387 Joz 19:33 | 33 En hun landpale is van Helef, van Allon tot Zaanannim,
4388 Joz 19:33 | hun landpale is van Helef, van Allon tot Zaanannim, en
4389 Joz 19:34 | westwaarts naar Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort naar
4390 Joz 19:39 | 39 Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van
4391 Joz 19:39 | van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen,
4392 Joz 19:40 | voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen. ~
4393 Joz 19:41 | 41 En de landpale van hun erfdeel was: Zora, en
4394 Joz 19:47 | de landpale der kinderen van Dan was hun klein uitgekomen;
4395 Joz 19:47 | daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden tegen
4396 Joz 19:47 | Lesem, Dan, naar den naam van hun vader Dan. ~
4397 Joz 19:48 | 48 Dit is het erfdeel van de stam der kinderen van
4398 Joz 19:48 | van de stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen,
4399 Joz 19:49 | Israels aan Jozua, den zoon van Nun, een erfdeel in het
4400 Joz 19:49 | een erfdeel in het midden van hen. ~
4401 Joz 19:50 | Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim; en hij bouwde die
4402 Joz 19:51 | priester, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen
4403 Joz 19:51 | en de hoofden der vaderen van de stammen, door het lot
4404 Joz 19:51 | des HEEREN, aan de deur van de tent der samenkomst.
4405 Joz 19:51 | Aldus maakten zij een einde van het uitdelen des lands. ~ ~ ~ ~
4406 Joz 20:2 | gesproken heb door den dienst van Mozes. ~
4407 Joz 20:4 | 4Als hij vlucht tot een van die steden, zo zal hij staan
4408 Joz 20:4 | woorden spreken voor de oren van de oudsten derzelver stad;
4409 Joz 20:6 | zijn huis, tot de stad, van waar hij gevloden is. ~
4410 Joz 20:7 | Galilea, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het
4411 Joz 20:7 | en Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba,
4412 Joz 20:7 | Hebron, op het gebergte van Juda. ~
4413 Joz 20:8 | 8En aan gene zijde van de Jordaan, van Jericho
4414 Joz 20:8 | gene zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts, gaven
4415 Joz 20:8 | woestijn, in het platte land, van den stam van Ruben; en Ramoth
4416 Joz 20:8 | platte land, van den stam van Ruben; en Ramoth in Gilead,
4417 Joz 20:8 | Ruben; en Ramoth in Gilead, van denstam van Gad; en Golan
4418 Joz 20:8 | Ramoth in Gilead, van denstam van Gad; en Golan in Bazan,
4419 Joz 20:8 | Gad; en Golan in Bazan, van den stam van Manasse. ~
4420 Joz 20:8 | Golan in Bazan, van den stam van Manasse. ~
4421 Joz 20:9 | vreemdeling, die in het midden van henlieden verkeert, opdat
4422 Joz 21:1 | naderden de hoofden der vaderen van de Levieten tot Eleazar,
4423 Joz 21:1 | en tot Jozua, den zoon van Nun, en tot de hoofden der
4424 Joz 21:1 | tot de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen
4425 Joz 21:2 | geboden door den dienst van Mozes, dat men ons steden
4426 Joz 21:3 | Israels aan de Levieten van hun erfdeel, naar den mond
4427 Joz 21:4 | Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit
4428 Joz 21:4 | uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van
4429 Joz 21:4 | Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van
4430 Joz 21:4 | van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en
4431 Joz 21:4 | van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam
4432 Joz 21:4 | den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door
4433 Joz 21:4 | Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot,
4434 Joz 21:5 | de overgebleven kinderen van Kahath vielen, bij het lot,
4435 Joz 21:5 | Kahath vielen, bij het lot, van de huisgezinnen van den
4436 Joz 21:5 | lot, van de huisgezinnen van den stam van Efraim, en
4437 Joz 21:5 | huisgezinnen van den stam van Efraim, en van den stam
4438 Joz 21:5 | den stam van Efraim, en van den stam van Dan, en van
4439 Joz 21:5 | Efraim, en van den stam van Dan, en van den halven stam
4440 Joz 21:5 | van den stam van Dan, en van den halven stam van Manasse,
4441 Joz 21:5 | en van den halven stam van Manasse, tien steden. ~
4442 Joz 21:6 | 6 En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen
4443 Joz 21:6 | den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen van den
4444 Joz 21:6 | Gerson, van de huisgezinnen van den stam van Issaschar,
4445 Joz 21:6 | huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den stam
4446 Joz 21:6 | den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van
4447 Joz 21:6 | Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van
4448 Joz 21:6 | van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en
4449 Joz 21:6 | van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den halven
4450 Joz 21:6 | den stam van Nafthali, en van den halven stam van Manasse,
4451 Joz 21:6 | en van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij het
4452 Joz 21:7 | 7 Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen,
4453 Joz 21:7 | naar hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van
4454 Joz 21:7 | huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van
4455 Joz 21:7 | van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van
4456 Joz 21:7 | van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van
4457 Joz 21:7 | van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf
4458 Joz 21:7 | van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden. ~
4459 Joz 21:8 | geboden had door den dienst van Mozes. ~
4460 Joz 21:9 | 9 Verder gaven zij van den stam der kinderen van
4461 Joz 21:9 | van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der
4462 Joz 21:9 | der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van
4463 Joz 21:9 | van den stam der kinderen van Simeon, deze steden, die
4464 Joz 21:10 | 10 Dat zij waren van de kinderen van Aaron, van
4465 Joz 21:10 | zij waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen
4466 Joz 21:10 | van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen der Kahathieten,
4467 Joz 21:10 | Kahathieten, uit de kinderen van Levi; want het eerste lot
4468 Joz 21:11 | Zo gaven zij hun de stad van Arba, den vader van Anok (
4469 Joz 21:11 | stad van Arba, den vader van Anok (zij is Hebron), op
4470 Joz 21:11 | is Hebron), op den berg van Juda, en haar voorsteden
4471 Joz 21:12 | zij aan Kaleb, den zoon van Jefunne, tot zijn bezitting. ~
4472 Joz 21:13 | gaven zij aan de kinderen van den priester Aaron de vrijstad
4473 Joz 21:16 | voorsteden; negen steden van deze twee stammen. ~
4474 Joz 21:17 | 17 En van den stam van Benjamin, Gibeon
4475 Joz 21:17 | 17 En van den stam van Benjamin, Gibeon en haar
4476 Joz 21:19 | Al de steden der kinderen van Aaron, de priesteren, waren
4477 Joz 21:20 | huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten, die
4478 Joz 21:20 | die overgebleven waren van de kinderen van Kahath,
4479 Joz 21:20 | overgebleven waren van de kinderen van Kahath, die hadden de steden
4480 Joz 21:20 | hadden de steden huns lots van den stam van Efraim. ~
4481 Joz 21:20 | steden huns lots van den stam van Efraim. ~
4482 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan, Elteke
4483 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan, Elteke en haar voorsteden,
4484 Joz 21:25 | 25 En van den halven stam van Manasse,
4485 Joz 21:25 | 25 En van den halven stam van Manasse, Thaanach en haar
4486 Joz 21:26 | steden voor de huisgezinnen van de overige kinderen van
4487 Joz 21:26 | van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met haar
4488 Joz 21:27 | 27 En aan de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen
4489 Joz 21:27 | de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen der Levieten,
4490 Joz 21:27 | huisgezinnen der Levieten, van den halven stam van Manasse,
4491 Joz 21:27 | Levieten, van den halven stam van Manasse, de vrijstad des
4492 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar,
4493 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar, Kisjon en haar
4494 Joz 22:3 | 30 En van den stam van Aser, Misal
4495 Joz 22:3 | 30 En van den stam van Aser, Misal en haar voorsteden,
4496 Joz 22:5 | 32 En van den stam van Nafthali, de
4497 Joz 22:5 | 32 En van den stam van Nafthali, de vrijstad des
4498 Joz 22:7 | 34 Aan de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari,
4499 Joz 22:7 | huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige Levieten,
4500 Joz 22:7 | de kinderen van Merari, van de overige Levieten, werd
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19256 |