1-500 | 501-762
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:3 | 3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd
2 Gen 1:3 | zeide: Daar zij licht! en daar werd licht. ~
3 Gen 1:6 | 6 En God zeide: Daar zij een uitspansel in het
4 Gen 2:10 | te bewateren; en werd van daar verdeeld, en werd tot vier
5 Gen 2:12 | goud van dit land is goed; daar is ook bedolah, en de steen
6 Gen 4:10 | zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is een stem des bloeds van
7 Gen 9:22 | het zijn beiden broederen daar buiten te kennen. ~
8 Gen 10:19 | Kanaanieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot
9 Gen 10:19 | naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra,
10 Gen 10:30 | woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het
11 Gen 11:8 | verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en
12 Gen 11:9 | der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE
13 Gen 12:8 | 8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen
14 Gen 12:10 | Abram af naar Egypte, om daar als een vreemdeling te verkeren,
15 Gen 12:19 | genomen hebben? en nu, zie, daar is uw huisvrouw; neem haar
16 Gen 13:4 | altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft
17 Gen 14:26 | wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga
18 Gen 14:41 | het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en
19 Gen 17:2 | ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover
20 Gen 17:16 | stonden die mannen op van daar, en zagen naar Sodom toe;
21 Gen 17:22 | mannen het aangezicht van daar, en gingen naar Sodom; maar
22 Gen 19:1 | 1 En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden,
23 Gen 20:31 | Ber-seba, omdat die beiden daar gezworen hadden. ~
24 Gen 21:5 | jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen
25 Gen 23:7 | dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt. ~
26 Gen 23:8 | alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen. ~
27 Gen 23:62 | 62 Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-Roi;
28 Gen 23:77 | zonen Heths gekocht had, daar is Abraham begraven, en
29 Gen 23:85 | hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur; hij
30 Gen 23:97 | slorpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moede; daarom
31 Gen 24:8 | als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech,
32 Gen 24:17 | 17 Toen toog Izak van daar, en hij legerde zich in
33 Gen 24:21 | groeven zij een andere put, en daar twistten zij ook over; daarom
34 Gen 24:22 | 22 En hij brak op van daar, en groef een andere put,
35 Gen 24:23 | 23 Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba. ~
36 Gen 24:25 | 25 Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den
37 Gen 24:25 | en Izaks knechten groeven daar een put. ~
38 Gen 24:27 | zijt gij tot mij gekomen, daar gij mij haat, en hebt mij
39 Gen 25:9 | de kudde, en haal mij van daar twee goede geitenbokjes;
40 Gen 25:45 | zal ik zenden, en u van daar nemen; waarom zoude ik ook
41 Gen 26:2 | uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren
42 Gen 26:6 | weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als
43 Gen 26:18 | opgericht teken, en goot daar olie boven op. ~
44 Gen 26:19 | naam dier plaats Beth-El; daar toch de naam dier stad te
45 Gen 27:38 | 3 En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha,
46 Gen 28:51 | zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en
47 Gen 28:51 | deze zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken,
48 Gen 31:26 | Sichems huis, en gingen van daar. ~
49 Gen 32:1 | en woon aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die
50 Gen 32:3 | naar Beth-El; en ik zal daar een altaar maken dien God,
51 Gen 34:19 | een tot den ander: Ziet, daar komt die meester-dromer
52 Gen 36:11 | de lieden des huizes was daar binnenshuis.
53 Gen 36:20 | gevangen waren; alzo was hij daar in het gevangenhuis. ~
54 Gen 36:22 | Jozefs hand; en al wat zij daar deden, deed hij. ~
55 Gen 38:2 | en koopt ons koren van daar, opdat wij leven en niet
56 Gen 38:5 | kopen onder degenen, die daar kwamen; want de honger was
57 Gen 38:23 | dat het Jozef hoorde; want daar was een taalman tussen hen. ~
58 Gen 38:26 | hun ezels, en togen van daar. ~
59 Gen 43:23 | gekocht voor Farao; ziet, daar is zaad voor u, opdat gij
60 Gen 45:31 | en Sara, zijn huisvrouw; daar hebben zij Izak begraven,
61 Gen 45:31 | Rebekka, zijn huisvrouw; en daar heb ik Lea begraven. ~
62 Gen 46:5 | land Kanaan gegraven heb, daar zult gij mij begraven! Nu
63 Gen 46:10 | Jordaan is, hielden zij daar een grote en zeer zware
64 Exo 2:17 | en zij dreven haar van daar; doch Mozes stond op, en
65 Exo 7:23 | en hij zette zijn hart daar ook niet op. ~
66 Exo 8:22 | volk woont, afzonderen, dat daar geen vermenging van ongedierte
67 Exo 9:26 | kinderen Israels waren, daar was geen hagel. ~
68 Exo 10:26 | dienen zullen, totdat wij daar komen. ~
69 Exo 12:26 | zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst? ~
70 Exo 14:2 | de zee, voor Baal-Zefon; daar tegenover zult gij u legeren
71 Exo 14:9 | na, en achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd hadden
72 Exo 15:27 | Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen,
73 Exo 17:1 | legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het
74 Exo 22:14 | of het sterft; zijn heer daar niet bij zijnde, zal hij
75 Exo 25:35 | 35 En daar zal een knoop zijn onder
76 Exo 29:43 | 43 En daar zal Ik komen tot de kinderen
77 Exo 34:12 | Gij met mij zult zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken
78 Exo 34:21 | er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots
79 Exo 37:21 | 21 En daar was een knoop onder twee
80 Exo 38:15 | voorhofs, van hier en van daar, waren behangselen van vijftien
81 Exo 40:7 | altaar; en gij zult water daar in doen. ~
82 Exo 40:19 | zette het deksel der tent daar bovenop, gelijk als de HEERE
83 Lev 6:12 | worden; maar de priester zal daar elken morgen hout aansteken,
84 Lev 8:7 | 7 Daar deed hij hem den rok aan,
85 Lev 8:31 | samenkomst, en eet hetzelve daar, mitsgaders het brood, dat
86 Lev 16:23 | heilige ging, en hij zal ze daar laten. ~
87 Lev 25:18 | niet horen zult, Ik zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig
88 Num 4:6 | geheel kleed van hemelsblauw daar bovenop uitspreiden; en
89 Num 9:17 | plaats, waar de wolk bleef, daar legerden zich de kinderen
90 Num 9:21 | den avond tot den morgen daar was, en de wolk in den morgen
91 Num 11:8 | 8 Het volk liep hier en daar, en verzamelde het, en maalde
92 Num 11:16 | samenkomst, en zij zullen zich daar bij u stellen. ~
93 Num 11:34 | plaats Kibroth Thaava; want daar begroeven zij het volk,
94 Num 13:22 | kwamen tot Hebron toe en daar waren Ahiman, Sesai en Talmai,
95 Num 13:23 | dal Eskol, en sneden van daar een rank af met een tros
96 Num 13:24 | de kinderen Israels van daar afgesneden hadden. ~
97 Num 13:28 | groot; en ook hebben wij daar kinderen van Enak gezien. ~
98 Num 13:33 | 33 Wij hebben ook daar de reuzen gezien, en de
99 Num 14:35 | te niet worden, en zullen daar sterven! ~
100 Num 14:43 | en de Kanaanieten zijn daar voor uw aangezicht, en gij
101 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen,
102 Num 20:4 | woestijn gebracht, dat wij daar sterven zouden, wij en onze
103 Num 20:13 | zijn de wateren van Meriba, daar de kinderen Israels met
104 Num 20:26 | zal verzameld worden, en daar sterven. ~
105 Num 21:12 | 12 Van daar reisden zij, en legerden
106 Num 21:13 | 13 Van daar reisden zij, en legerden
107 Num 21:16 | 16 En van daar reisden zij naar Beer. Dit
108 Num 22:41 | hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des volks.
109 Num 23:13 | en vervloek hem mij van daar! ~
110 Num 23:27 | God, dat gij het mij van daar vervloekt. ~
111 Num 32:14 | legerden zich in Rafidim; doch daar was geen water voor het
112 Num 33:6 | landpale van het westen, daar zal u de grote zee de landpale
113 Num 33:8 | Hor zult gij aftekenen tot daar men komt te Hamath; en de
114 Deu 1:28 | hemel toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten gezien. ~
115 Deu 1:37 | uwentwil, zeggende: Gij zult daar ook niet inkomen. ~
116 Deu 4:29 | 29 Dan zult gij van daar den HEERE, uw God, zoeken,
117 Deu 5:15 | de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid door een
118 Deu 5:22 | een grote stem, en deed daar niets toe; en Hij schreef
119 Deu 6:23 | 23 En hij voerde ons van daar uit, opdat Hij ons inbracht,
120 Deu 10:7 | 7 Van daar reisden zij naar Gudgod,
121 Deu 12:14 | uwer stammen zal verkiezen, daar zult gij uw brandofferen
122 Deu 12:14 | brandofferen offeren, en daar zult gij doen al wat ik
123 Deu 12:32 | waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen, en daarvan
124 Deu 16:6 | uw God, verkiezen zal om daar Zijn Naam te doen wonen,
125 Deu 19:12 | zenden, en nemen hem van daar, en zij zullen hem in de
126 Deu 21:3 | zijn aan den verslagene, daar zullen de oudsten derzelver
127 Deu 24:18 | HEERE, uw God, heeft u van daar verlost; daarom gebiede
128 Deu 30:4 | het einde des hemels, van daar zal u de HEERE, uw God,
129 Deu 30:4 | God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen. ~
130 Deu 33:19 | volken tot den berg roepen; daar zullen zij offeranden der
131 Joz 2:1 | was Rachab, en zij sliepen daar. ~
132 Joz 4:9 | verbonds droegen; en zij zijn daar tot op dezen dag. ~
133 Joz 6:22 | en brengt die vrouw van daar uit, met al wat zij heeft,
134 Joz 8:22 | deze van hier en gene van daar; en zij sloegen hen, totdat
135 Joz 8:35 | 35 Daar was niet een woord van al
136 Joz 9:22 | verre van ulieden gezeten, daar gij in het midden van ons
137 Joz 10:11 | Azeka toe, dat zij stierven; daar waren er meer, die van de
138 Joz 10:27 | den mond der spelonk, die daar zijn tot op dezen zelven
139 Joz 15:14 | 14 En Kaleb verdreef van daar de drie zonen van Enak,
140 Joz 15:15 | 15 En van daar toog hij opwaarts tot de
141 Joz 17:14 | lot en een snoer gegeven, daar ik toch een groot volk ben,
142 Joz 17:15 | op naar het woud, en houw daar voor u af in het land der
143 Joz 18:13 | 13 En van daar gaat de landpale door naar
144 Joz 18:17 | gaat uit te En-semes; van daar gaat zij uit naar Geliloth,
145 Joz 19:13 | 13 En van daar gaat zij oostwaarts door
146 Joz 19:34 | naar Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok,
147 Joz 25:26 | steen, en hij richtte dien daar op onder den eik, die bij
148 Ric 1:11 | 11 En van daar was hij heengetogen tegen
149 Ric 1:20 | had; en hij verdreef van daar de drie zonen van Enak. ~
150 Ric 3:2 | tenminste dengenen, die daar te voren niet van wisten. ~
151 Ric 3:3 | den berg Baal-Hermon, tot daar men komt te Hamath. ~
152 Ric 3:20 | En Ehud kwam tot hem in, daar hij was zittende in een
153 Ric 4:51 | hij zich, viel henen, lag daar neder; tussen haar voeten
154 Ric 4:51 | alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden! ~
155 Ric 5:4 | de opkomst des lands, tot daar gij komt te Gaza; en zij
156 Ric 7:8 | 8 En hij toog van daar op naar Pnuel, en sprak
157 Ric 7:15 | Sukkoth, en zeide: Ziet daar Zebah en Tsalmuna, van dewelke
158 Ric 8:37 | te spreken en zeide: Zie daar volk, afkomende uit het
159 Ric 10:33 | sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig
160 Ric 13:5 | wijngaarden van Thimnath, ziet daar, een jonge leeuw, brullende
161 Ric 15:15 | gij zeggen: Ik heb u lief, daar uw hart niet met mij is?
162 Ric 15:27 | mannen en vrouwen; ook waren daar alle vorsten der Filistijnen;
163 Ric 17:7 | stil en zeker zijnde; en daar was geen erfheer, die iemand
164 Ric 17:11 | 11 Toen reisden van daar uit het geslacht der Danieten,
165 Ric 17:13 | 13 En van daar togen zij door naar het
166 Ric 18:19 | 19 Daar toch onze ezelen zowel stro
167 Ric 20:2 | huis Gods, en zij bleven daar tot op den avond, voor Gods
168 Ric 20:24 | Israels te dier tijd van daar, een iegelijk naar zijn
169 Ric 20:24 | alzo togen zij uit van daar, een iegelijk naar zijn
170 Rut 1:21 | zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt,
171 Rut 2:10 | ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben? ~
172 1Sa 1:1 | 1 Daar was een man van Ramathaim-Zofim,
173 1Sa 1:22 | HEEREN verschijne, en blijve daar tot in eeuwigheid. ~
174 1Sa 3:10 | de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere
175 1Sa 4:4 | Silo, en men bracht van daar de ark des verbonds des
176 1Sa 4:4 | Hofni en Pinehas, waren daar met de ark des verbonds
177 1Sa 6:14 | den Beth-semiet, en bleef daar staande; en daar was een
178 1Sa 6:14 | en bleef daar staande; en daar was een grote steen, en
179 1Sa 7:17 | keerde weder naar Rama; want daar was zijn huis, en daar richtte
180 1Sa 7:17 | want daar was zijn huis, en daar richtte hij Israel; en hij
181 1Sa 10:3 | 3 Als gij u van daar en verder aan begeeft, en
182 1Sa 10:3 | komen tot aan Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen vinden,
183 1Sa 10:8 | dankzegging; zeven dagen zult gij daar beiden, totdat ik tot u
184 1Sa 10:10 | 10 Toen zij daar aan den heuvel kwamen, zie,
185 1Sa 10:12 | Toen antwoordde een man van daar, en zeide: Wie is toch hun
186 1Sa 10:23 | liepen, en namen hem van daar, en hij stelde zich in het
187 1Sa 12:2 | 2 En nu, ziet, daar trekt de koning voor uw
188 1Sa 12:13 | 13 En nu, ziet daar den koning, dien gij verkoren
189 1Sa 14:17 | en zijn wapendrager waren daar niet. ~
190 1Sa 14:25 | volk kwam in een woud; en daar was honig op het veld. ~
191 1Sa 15:7 | Amalekieten van Havila af, tot daar gij komt te Sur, dat voor
192 1Sa 17:16 | avonds. Alzo stelde hij zich daar veertig dagen lang. ~
193 1Sa 17:52 | vervolgden de Filistijnen, tot daar men komt aan de vallei,
194 1Sa 18:23 | konings schoonzoon te worden, daar ik een arm en verachtzaam
195 1Sa 21:7 | 7 Daar was nu een man van de knechten
196 1Sa 22:1 | 1 Toen ging David van daar, en ontkwam in de spelonk
197 1Sa 22:3 | 3 En David ging van daar naar Mizpa der Moabieten;
198 1Sa 22:22 | toen Doeg, de Edomiet, daar was, dat hij het voorzeker
199 1Sa 23:22 | waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft; want hij heeft
200 1Sa 23:27 | 27 Doch daar kwam een bode tot Saul,
201 1Sa 24:1 | 1 En David toog van daar op, en hij bleef in de vestingen
202 1Sa 25:13 | omtrent vierhonderd man, en daar bleven er tweehonderd bij
203 1Sa 26:15 | geen wacht gehouden? Want daar is een van het volk gekomen,
204 1Sa 27:5 | steden des lands, dat ik daar wone; want waarom zou uw
205 1Sa 28:24 | en kneedde het, en bakte daar ongezuurde van. ~
206 1Sa 30:26 | den buit, zeggende: Ziet, daar is een zegen voor ulieden,
207 2Sa 4:8 | zeiden tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth,
208 2Sa 4:10 | zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen was als
209 2Sa 6:2 | van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods,
210 2Sa 14:2 | naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; en hij
211 2Sa 14:32 | ware mij goed, dat ik nog daar ware; nu dan, laat mij het
212 2Sa 15:21 | dode, hetzij ten leven, daar zal uw knecht voorzeker
213 2Sa 15:24 | 24 En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem,
214 2Sa 16:5 | kwam, ziet, toen kwam van daar een man uit, van het geslacht
215 2Sa 17:2 | Zo zal ik over hem komen, daar hij moede en slap van handen
216 2Sa 18:14 | stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was in het
217 2Sa 19:37 | mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht Chimham, laat
218 2Sa 20:1 | 1 Toen was daar bij geval een Belials man,
219 2Sa 20:8 | en daarop was een gordel, daar het zwaard aan vastgemaakt
220 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de beenderen van Saul,
221 2Sa 24:22 | goed is in zijn ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer,
222 1Kon 1:14| 14 Zie, als gij daar nog met den koning spreken
223 1Kon 1:23| Zie, de profeet Nathan is daar; en hij kwam voor het aangezicht
224 1Kon 1:45| koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, zodat
225 1Kon 1:52| een vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op
226 1Kon 2:32| het zwaard gedood heeft, daar het mijn vader David niet
227 1Kon 2:36| en woon aldaar; en ga van daar niet uit herwaarts of derwaarts. ~
228 1Kon 6:19| des verbonds des HEEREN daar te zetten. ~
229 1Kon 8:16| te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; maar Ik heb David
230 1Kon 8:21| 21 En ik heb daar een plaats beschikt voor
231 1Kon 8:29| gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het
232 1Kon 9:3 | ogen en Mijn hart zullen daar zijn te allen dage. ~
233 1Kon 9:28| te Ofir, en haalden van daar aan goud, vierhonderd en
234 1Kon 10:20| En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide
235 1Kon 11:36| verkoren heb, om Mijn Naam daar te stellen. ~
236 1Kon 12:2 | zoon van Nebat, dit hoorde, daar hij nog in Egypte was (want
237 1Kon 12:25| woonde daarin, en toog van daar uit, en bouwde Penuel. ~
238 1Kon 14:2 | ga heen naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die
239 1Kon 14:21| van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner
240 1Kon 17:4 | raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen. ~
241 1Kon 17:9 | woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden,
242 1Kon 17:10| stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende;
243 1Kon 18:46| aangezicht van Achab henen, tot daar men te Jizreel komt. ~ ~ ~
244 1Kon 19:15| woestijn van Damaskus; en ga daar in, en zalf Hazael ten koning
245 1Kon 19:19| 19 Zo ging hij van daar, en vond Elisa, den zoon
246 1Kon 20:12| als hij dit woord hoorde, daar hij was drinkende, hij en
247 1Kon 20:40| nu, als uw knecht hier en daar doende was, dat hij er niet
248 2Kon 2:18| kwamen zij weder tot hem, daar hij te Jericho gebleven
249 2Kon 2:23| 23 En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij
250 2Kon 2:25| 25 En hij ging van daar naar den berg Karmel; en
251 2Kon 2:25| den berg Karmel; en van daar keerde hij weder naar Samaria. ~
252 2Kon 4:10| wand maken, en laat ons daar voor hem zetten een bed,
253 2Kon 4:10| hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. ~
254 2Kon 4:11| geschiedde op een dag, dat hij daar kwam; en hij week in die
255 2Kon 4:11| opperkamer, en legde zich daar neder. ~
256 2Kon 4:25| zijn jongen zeide: Zie, daar is de Sunamietische. ~
257 2Kon 5:18| Rimmon zal gaan, om zich daar neder te buigen, en hij
258 2Kon 6:2 | Jordaan gaan, en elk van daar een timmerhout halen, dat
259 2Kon 6:2 | timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats maken, om er
260 2Kon 7:4 | in de stad, en wij zullen daar sterven, en indien wij hier
261 2Kon 7:8 | en dronken, en namen van daar zilver, en goud, en klederen,
262 2Kon 7:8 | een andere tent, namen van daar ook, en gingen henen, en
263 2Kon 7:10| Syriers, en ziet, niemand was daar, noch eens mensen stem;
264 2Kon 9:2 | 2 Als gij daar zult gekomen zijn, zo zie,
265 2Kon 9:5 | En toen hij inkwam, ziet, daar zaten de hoofdmannen van
266 2Kon 10:15| 15 En van daar gegaan zijnde, zo vond hij
267 2Kon 11:16| des konings, en zij werd daar gedood. ~
268 2Kon 16:20| Assyrie weder, en bleef daar niet in het land. ~
269 2Kon 17:6 | kwamen te Elath, en hebben daar gewoond tot op dezen dag. ~
270 2Kon 18:6 | kwamen te Elath, en hebben daar gewoond tot op dezen dag. ~
271 2Kon 19:11| 11 En zij hadden daar gerookt op alle hoogten,
272 2Kon 19:27| daarheen, die gijlieden van daar weggevoerd hebt, dat zij
273 2Kon 21:32| deze stad niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook
274 2Kon 25:12| hij verbrijzelde ze van daar, en wierp het stof daarvan
275 2Kon 25:16| zag hij de graven, die daar op den berg waren, en zond
276 2Kon 25:20| priesteren der hoogten, die daar waren, op de altaren, en
277 2Kon 25:27| gezegd heb: Mijn Naam zal daar wezen. ~
278 2Kon 26:13| 13 En hij bracht van daar uit al de schatten van het
279 2Kon 27:14| en al de koperen vaten, daar men den dienst mede deed. ~
280 1Kro 3:4 | geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden;
281 1Kro 4:23| plantages en tuinen; zij zijn daar gebleven bij den koning
282 1Kro 4:40| want die van Cham woonden daar tevoren. ~
283 1Kro 4:41| en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en zij
284 1Kro 4:41| woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun schapen. ~
285 1Kro 6:33| 33 Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van
286 1Kro 11:4 | Jeruzalem, welke is Jebus; want daar waren de Jebusieten, de
287 1Kro 11:13| Pas-Dammim, als de Filistijnen daar ten strijde vergaderd waren,
288 1Kro 12:17| bedriegelijk over te leveren, daar toch geen wrevel in mijn
289 1Kro 12:39| 39 En zij waren daar bij David drie dagen lang,
290 1Kro 13:5 | Egyptische Sichor af, tot daar men komt te Hamath, om de
291 1Kro 13:6 | in Juda is, dat hij van daar ophaalde de ark Gods, des
292 1Kro 14:11| Baal-Perazim, zo sloeg hen David daar; en David zeide: God heeft
293 1Kro 14:12| 12 En daar lieten zij hun goden; en
294 1Kro 16:37| 37 Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds
295 1Kro 21:2 | gewicht een talent gouds, en daar was edelgesteente aan; en
296 1Kro 21:6 | nog een krijg te Gath; en daar was een zeer lang man, en
297 1Kro 23:14| 14 Zie daar, ik heb in mijn verdrukking
298 1Kro 27:8 | in kracht tot den dienst; daar waren er twee en zestig
299 1Kro 28:23| die twintig jaren oud en daar beneden waren; omdat de
300 1Kro 29:21| 21 En zie, daar zijn de verdelingen der
301 2Kro 1:3 | die te Gibeon was; want daar was de tent der samenkomst
302 2Kro 1:6 | 6 En Salomo offerde daar, voor het aangezicht des
303 2Kro 5:9 | gezien werden; en zij was daar tot op dezen dag. ~
304 2Kro 6:9 | gezien werden; en zij was daar tot op dezen dag. ~
305 2Kro 7:5 | te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; en geen man verkoren
306 2Kro 7:6 | verkoren, dat Mijn Naam daar zou wezen; en Ik heb David
307 2Kro 7:11| 11 En ik heb daar de ark gesteld, waarin het
308 2Kro 7:20| Gij gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te
309 2Kro 8:7 | des HEEREN was, dewijl hij daar de brandofferen en het vette
310 2Kro 8:16| geheiligd, opdat Mijn Naam daar zij tot in eeuwigheid en
311 2Kro 8:16| ogen en Mijn hart zullen daar te allen dage zijn. ~
312 2Kro 9:18| Ofir, en zij haalden van daar vierhonderd en vijftig talenten
313 2Kro 10:19| En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op de
314 2Kro 13:13| verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner
315 2Kro 21:2 | boodschapten, zeggende: Daar komt een grote menigte tegen
316 2Kro 21:26| het dal van Beracha, want daar loofden zij den HEERE; daarom
317 2Kro 22:18| ingewand met een krankheid, daar geen genezen aan was. ~
318 2Kro 22:38| ingewand met een krankheid, daar geen genezen aan was. ~
319 2Kro 23:28| konings; en zij doodden ze daar. ~
320 2Kro 26:11| getal hunner monstering, daar de hand van Jeiel, den schrijver,
321 2Kro 26:20| stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven
322 2Kro 32:21| ingegaan was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit
323 2Kro 33:10| zijn volk; maar zij merkten daar niet op. ~
324 2Kro 35:12| zij namen het brandoffer daar af, opdat zij die naar de
325 2Kro 35:18| 18 Daar was ook geen pascha als
326 2Kro 36:12| zij namen het brandoffer daar af, opdat zij die naar de
327 2Kro 36:18| 18 Daar was ook geen pascha als
328 Ezra 6:6 | rivier zijt, weest verre van daar! ~
329 Ezra 10:6 | zoon van Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood,
330 Neh 2:3 | aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begravenissen
331 Neh 2:6 | zeide de koning tot mij, daar de koningin nevens hem zat:
332 Neh 2:11 | kwam te Jeruzalem, en was daar drie dagen. ~
333 Neh 2:14 | des konings vijver; doch daar was geen plaats voor het
334 Neh 4:2 | stofhopen levend maken, daar zij verbrand zijn? ~
335 Neh 12:44 | en over de Levieten, die daar stonden. ~
336 Neh 13:9 | de kameren; en ik bracht daar weder in de vaten van Gods
337 Neh 13:16 | 16 Daar waren ook Tyriers binnen,
338 Est 49:10 | woord en zijn wet aankwam, daar was bij de Joden blijdschap
339 Job 3:17 | 17 Daar houden de bozen op van beroering,
340 Job 3:17 | bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van
341 Job 3:18 | 18 Daar zijn de gebondenen te zamen
342 Job 3:19 | De kleine en de grote is daar; en de knecht vrij van zijn
343 Job 16:17 | 17 Daar toch geen wrevel in mijn
344 Job 21:22 | men God wetenschap leren, daar Hij de hogen richt? ~
345 Job 21:23 | kracht zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust
346 Job 23:7 | 7 Daar zou de oprechte met Hem
347 Job 28:4 | beek door, bij dengene, die daar woont, de wateren vergeten
348 Job 35:12 | 12 Daar roepen zij; maar Hij antwoordt
349 Job 36:7 | koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos,
350 Job 37:19 | 19 Waar is de weg, daar het licht woont? En de duisternis,
351 Job 37:24 | 24 Waar is de weg, daar het licht verdeeld wordt,
352 Job 38:32 | 32 Van daar speurt hij de spijze op;
353 Job 38:33 | en waar verslagenen zijn, daar is hij. ~
354 Job 40:7 | het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen. ~
355 Psa 12:5 | 5Die daar zeggen: Wij zullen de overhand
356 Psa 66:6 | doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. ~
357 Psa 68:28 | 28 Daar is Benjamin de kleine, die
358 Psa 68:34 | 34 Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen,
359 Psa 69:4 | mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God. ~
360 Psa 70:4 | loon hunner beschaming, die daar zeggen: Ha, ha! ~
361 Psa 71:18 | de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o
362 Psa 72:12 | nooddruftige redden, die daar roept, mitsgaders den ellendige,
363 Psa 78:23 | 23 Daar Hij den wolken van boven
364 Psa 104:26 | 26 Daar wandelen de schepen, en
365 Psa 109:10 | dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en
366 Psa 118:26 | 26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN!
367 Psa 122:5 | 5Want daar zijn de stoelen des gerichts
368 Psa 132:17 | 17 Daar zal Ik David een hoorn doen
369 Psa 137:1 | 1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij,
370 Psa 137:7 | den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot
371 Psa 139:8 | opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel,
372 Psa 139:8 | in de hel, zie, Gij zijt daar. ~
373 Psa 139:10 | 10 Ook daar zou Uw hand mij geleiden,
374 Spre 1:20| Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar
375 Spre 8:27| hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over
376 Spre 12:18| 18 Daar is een, die woorden als
377 Spre 13:23| veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt
378 Spre 30:11| 11 Daar is een geslacht, dat zijn
379 Pred 4:8 | 8 Daar is er een, en geen tweede;
380 Pred 4:14| gevangenhuis, om koning te zijn; daar ook een, die in zijn koninkrijk
381 Pred 5:7 | hoge, neemt er acht op; en daar zijn hogen boven henlieden. ~
382 Pred 5:10| het goed vermenigvuldigt, daar vermenigvuldigen ook die
383 Pred 8:4 | het woord des konings is, daar is heerschappij; en wie
384 Pred 9:10| noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. ~
385 Pred 9:15| 15 En men vond daar een armen wijzen man in,
386 Pred 11:3 | plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen. ~
387 Hoo 3:6 | 6 Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn,
388 Hoo 3:7 | het bed, dat Salomo heeft, daar zijn zestig helden rondom
389 Hoo 7:12 | granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende
390 Hoo 8:5 | 5 Wie is zij, die daar opklimt uit de woestijn,
391 Hoo 8:5 | appelboom heb ik u opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart
392 Hoo 8:5 | met smart voortgebracht, daar heeft zij u met smart
393 Jes 2:9 | 9 Daar bukt zich de gemene man,
394 Jes 4:6 | 6 En daar zal een hut zijn tot een
395 Jes 5:19 | 19 Die daar zeggen: Dat Hij haaste,
396 Jes 7:25 | houwelen pleegt om te hakken, daar zal men niet komen uit vrees
397 Jes 8:19 | duivelskunstenaars, die daar piepen, en binnensmonds
398 Jes 8:21 | En een ieder van hen zal daar doorgaan, hard gedrukt en
399 Jes 13:20 | 20 Daar zal geen woonplaats zijn
400 Jes 13:20 | geslacht; en de Arabier zal daar geen tent spannen, en de
401 Jes 13:21 | 21 Maar daar zullen nederliggen de wilde
402 Jes 13:21 | schrikkelijke gedierten, en daar zullen de jonge struisen
403 Jes 14:8 | zeggende: Sinds dat gij daar nederligt, komt niemand
404 Jes 17:2 | zullen zij wezen, die zullen daar nederliggen, en niemand
405 Jes 17:9 | kinderen Israels wil, hoewel daar verwoesting zal wezen. ~
406 Jes 17:12 | veelheid der grote volken, die daar bruisen, gelijk de zeeen
407 Jes 17:12 | het geruis der natien, die daar ruisen, gelijk de geweldige
408 Jes 21:9 | 9 En zie nu, daar komt een wagen mannen, en
409 Jes 27:10 | worden, gelijk een woestijn; daar zullen de kalveren weiden,
410 Jes 27:10 | zullen de kalveren weiden, en daar zullen zij nederliggen,
411 Jes 28:1 | een afvallende bloem, die daar is op het hoofd der zeer
412 Jes 28:10 | regel, hier een weinig, daar een weinig. ~
413 Jes 28:13 | regel, hier een weinig, daar een weinig; opdat zij heengaan,
414 Jes 30:10 | 10 Die daar zeggen tot de zieners: Ziet
415 Jes 30:32 | zal hebben doen rusten), daar zal men met trommelen en
416 Jes 33:7 | hun allersterksten roepen daar buiten; de boden des vredes
417 Jes 33:21 | stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk
418 Jes 33:21 | geen treffelijk schip zal daar overvaren. ~
419 Jes 34:10 | eeuwigheden zal niemand daar doorgaan. ~
420 Jes 34:14 | wilde dieren der eilanden daar ontmoeten, en de duivel
421 Jes 34:15 | 15 Daar zal de wilde meerle nestelen
422 Jes 37:33 | deze stad niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook
423 Jes 40:22 | 22 Hij is het, Die daar zit boven den kloot der
424 Jes 41:27 | zeg tot Sion: Zie, zie ze daar! en tot Jeruzalem; Ik zal
425 Jes 46:7 | zetten hem aan zijn plaats; daar staat hij, hij wijkt van
426 Jes 48:1 | Juda voortgekomen zijt! die daar zweert bij den Naam des
427 Jes 48:13 | wanneer Ik ze roep, staan zij daar te zamen. ~
428 Jes 48:16 | het geschied is, ben Ik daar; en nu, de Heere HEERE,
429 Jes 52:11 | vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet
430 Jes 61:8 | Wie zijn deze, die daar komen gevlogen als een wolk,
431 Jes 66:5 | 5 Die daar zeggen: Houd u tot uzelven,
432 Jes 66:20 | 20 Van daar zal niet meer wezen een
433 Jer 2:33 | Wat maakt gij uw weg goed, daar gij boelering zoekt? Waarom
434 Jer 4:10 | Gijlieden zult vrede hebben; daar het zwaard tot aan de ziel
435 Jer 4:16 | het horen tegen Jeruzalem; daar komen hoeders uit verren
436 Jer 6:14 | zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede. ~
437 Jer 8:11 | zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede. ~
438 Jer 13:6 | en neem den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar
439 Jer 13:20 | uw ogen op, en zie, die daar van het noorden komen! waar
440 Jer 13:21 | bezoeking over u doen zal, daar gij hem geleerd hebt tot
441 Jer 14:15 | in Mijn Naam profeteren, daar Ik hen niet gezonden heb,
442 Jer 14:18 | uitga in het veld, ziet daar de verslagenen van het zwaard,
443 Jer 14:18 | ik in de stad komen, ziet daar de kranken van honger! Ja,
444 Jer 14:19 | wacht naar vrede, maar daar is niets goeds, en naar
445 Jer 14:19 | van genezing, maar ziet, daar is verschrikking. ~
446 Jer 18:16 | eeuwige aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten,
447 Jer 22:11 | plaats is uitgegaan: Hij zal daar nimmermeer wederkomen. ~
448 Jer 22:14 | 14 Die daar zegt: Ik zal mij een zeer
449 Jer 22:24 | rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken. ~
450 Jer 22:26 | gijlieden niet geboren zijt, en daar zult gij sterven. ~
451 Jer 22:27 | hetwelk hun ziel verlangt om daar weder te komen, daarhenen
452 Jer 23:27 | 27 Die daar denken om Mijn volk Mijn
453 Jer 23:32 | met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden,
454 Jer 23:38 | woord zegt: Des HEEREN last, daar Ik tot u gezonden heb, zeggende:
455 Jer 29:31 | ulieden geprofeteerd heeft, daar Ik hem niet gezonden
456 Jer 32:25 | doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeen
457 Jer 33:26 | zijn zaad niet neme, die daar heerse over het zaad van
458 Jer 35:4 | kamer der oversten, die daar is boven de kamer van
459 Jer 37:12 | land van Benjamin, om van daar te scheiden door het midden
460 Jer 37:13 | van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam
461 Jer 38:9 | den kuil geworpen hebben; daar hij toch in zijn plaats
462 Jer 38:11 | de schatkamer, en nam van daar enige oude verscheurde en
463 Jer 40:1 | hij hem had laten halen, daar hij met ketenen gebonden
464 Jer 40:4 | ogen is te gaan, ga daar. ~
465 Jer 42:14 | naar brood hongeren, en daar zullen wij blijven; ~
466 Jer 43:12 | aantrekt, en hij zal van daar uittrekken in vrede. ~
467 Jer 44:8 | alwaar gij gekomen zijt, om daar als vreemdeling te verkeren;
468 Jer 44:15 | rookten, en al de vrouwen, die daar stonden, zijnde een grote
469 Jer 46:17 | 17 Daar riepen zij: Farao, de koning
470 Jer 49:16 | de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de
471 Jer 49:18 | zegt de HEERE; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind
472 Jer 49:33 | eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind
473 Jer 49:38 | koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE; ~
474 Jer 50:9 | zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen worden;
475 Jer 50:41 | 41 Ziet, daar komt een volk uit het noorden;
476 Jer 51:1 | Babel, en tegen degenen, die daar wonen in het hart van degenen,
477 Klaa 1:17| breidt haar handen uit, daar is geen trooster voor haar;
478 Eze 1:3 | en de hand des HEEREN was daar op hem. ~
479 Eze 3:15 | Chebar woonden, en ik bleef daar zij woonden; ja, ik bleef
480 Eze 3:15 | zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd in het midden van
481 Eze 3:22 | En de hand des HEEREN was daar op mij, en Hij zeide tot
482 Eze 3:22 | in de vallei, en Ik zal daar met u spreken. ~
483 Eze 7:22 | ontheiligen; want inbrekers zullen daar inkomen en die ontheiligen. ~
484 Eze 8:1 | hand des Heeren HEEREN daar over mij viel. ~
485 Eze 8:8 | groef in dien wand, en ziet, daar was een deur. ~
486 Eze 8:14 | het noorden is, en ziet, daar zaten vrouwen, bewenende
487 Eze 11:18 | al deszelfs gruwelen van daar wegdoen. ~
488 Eze 12:13 | niet zien, hoewel hij daar sterven zal. ~
489 Eze 13:6 | leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken,
490 Eze 13:6 | De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden
491 Eze 13:7 | zegt: De HEERE spreekt, daar Ik niet gesproken heb? ~
492 Eze 13:10 | verleiden, zeggende: Vrede, daar geen vrede is; en dat de
493 Eze 13:22 | valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan
494 Eze 17:18 | veracht, brekende het verbond, daar hij, ziet, zijn hand gegeven
495 Eze 17:20 | Mijn jachtgaren; en Ik zal daar met hem rechten over zijn
496 Eze 18:18 | midden zijner volken; ziet daar, hij zal sterven in
497 Eze 20:11 | 11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen,
498 Eze 20:28 | geboomte, en offerden daar hun offeren, en gaven daar
499 Eze 20:28 | daar hun offeren, en gaven daar hun tergende offeranden,
500 Eze 20:28 | tergende offeranden, en daar zetten zij hun liefelijken
1-500 | 501-762 |