1-500 | 501-732
Book Chapter: Verse
501 Matt 5:19| Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd
502 Matt 5:21| zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar
503 Matt 5:22| 22 Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder
504 Matt 5:22| zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka!
505 Matt 5:22| door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal
506 Matt 5:28| 28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve
507 Matt 5:31| 31 Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal,
508 Matt 5:32| 32 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal,
509 Matt 5:32| zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen,
510 Matt 5:39| niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat,
511 Matt 5:41| 41 En zo wie u zal dwingen een mijl te
512 Matt 6:27| 27 Wie toch van u kan, met bezorgd
513 Matt 10:11| zult inkomen, onderzoekt, wie daarin waardig is; en blijft
514 Matt 10:33| 33 Maar zo wie Mij verloochend zal hebben
515 Matt 10:42| 42 En zo wie een van deze kleinen te
516 Matt 11:15| 15 Wie oren heeft om te horen,
517 Matt 12:30| 30 Wie met Mij niet is, die is
518 Matt 12:30| is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert,
519 Matt 12:32| 32 En zo wie enig woord gesproken zal
520 Matt 12:32| vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest
521 Matt 12:48| dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn
522 Matt 12:48| Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~
523 Matt 12:50| 50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet
524 Matt 13:9 | 9 Wie oren heeft om te horen,
525 Matt 13:12| 12 Want wie heeft, dien zal gegeven
526 Matt 13:12| overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal
527 Matt 15:4 | uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt,
528 Matt 15:5 | 5 Maar gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal
529 Matt 16:13| Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik,
530 Matt 16:15| zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? ~
531 Matt 16:25| 25 Want zo wie zijn leven zal willen behouden,
532 Matt 16:25| hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal,
533 Matt 17:25| koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting,
534 Matt 18:1 | discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het
535 Matt 18:4 | 4 Zo wie dan zichzelven zal vernederen,
536 Matt 18:5 | 5 En zo wie zodanig een kindeken ontvangt
537 Matt 18:6 | 6 Maar zo wie een van deze kleinen, die
538 Matt 19:9 | 9 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders
539 Matt 19:25| zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden? ~
540 Matt 19:29| 29 En zo wie zal verlaten hebben, huizen,
541 Matt 20:26| onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot
542 Matt 20:27| 27 En zo wie onder u zal willen de eerste
543 Matt 21:10| stad beroerd, zeggende: Wie is Deze? ~
544 Matt 21:23| doet Gij deze dingen? En Wie heeft U deze macht gegeven? ~
545 Matt 21:31| 31 Wie van deze twee heeft den
546 Matt 21:44| 44 En wie op deze steen valt, die
547 Matt 23:12| 12 En wie zichzelven verhogen zal,
548 Matt 23:12| zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen,
549 Matt 23:16| leidslieden, die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij
550 Matt 23:16| tempel, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij
551 Matt 23:18| 18 En zo wie gezworen zal hebben bij
552 Matt 23:18| altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij
553 Matt 23:20| 20 Daarom wie zweert bij het altaar, die
554 Matt 23:21| 21 En wie zweert bij den tempel, die
555 Matt 23:22| 22 En wie zweert bij den hemel, die
556 Matt 24:13| 13 Maar wie volharden zal tot het einde,
557 Matt 24:45| 45 Wie is dan de getrouwe en voorzichtige
558 Matt 26:68| Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft? ~
559 Mark 1:24| te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige
560 Mark 2:7 | aldus gods lasteringen? Wie kan de zonden vergeven,
561 Mark 3:29| 29 Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen
562 Mark 3:33| antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn
563 Mark 3:35| 35 Want zo wie den wil van God doet, die
564 Mark 4:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Wie oren heeft om te horen,
565 Mark 4:25| 25 Want zo wie heeft, dien zal gegeven
566 Mark 4:25| dien zal gegeven worden; en wie niet heeft, van dien zal
567 Mark 4:41| en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de
568 Mark 5:30| in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? ~
569 Mark 5:31| verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij aangeraakt? ~
570 Mark 6:11| 11 En zo wie u niet zullen ontvangen,
571 Mark 7:10| vader en uw moeder; en: wie vader of moeder vloekt,
572 Mark 8:27| discipelen, zeggende tot hen: Wie zeggen de mensen, dat Ik
573 Mark 8:29| tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En
574 Mark 8:34| discipelen, zeide Hij tot hen: Zo wie achter Mij wil komen, die
575 Mark 8:35| 35 Want zo wie zijn leven zal willen behouden,
576 Mark 8:35| hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven zal verliezen,
577 Mark 8:38| 38 Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden
578 Mark 9:34| woorden geweest op den weg, wie de meeste zou zijn. ~
579 Mark 9:37| 37 Zo wie een van zodanige kinderkens
580 Mark 9:37| die ontvangt Mij; en zo wie Mij zal ontvangen, die ontvangt
581 Mark 9:40| 40 Want wie tegen ons niet is, die is
582 Mark 9:41| 41 Want zo wie ulieden een beker water
583 Mark 9:42| 42 En zo wie een van deze kleinen, die
584 Mark 10:11| En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, en een
585 Mark 10:15| 15 Voorwaar zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet
586 Mark 10:26| zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden? ~
587 Mark 10:43| onder u niet zijn; maar zo wie onder u groot zal willen
588 Mark 10:44| 44 En zo wie van u de eerste zal willen
589 Mark 11:23| voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen berg zal zeggen:
590 Mark 11:28| doet Gij deze dingen? En wie heeft U deze macht gegeven,
591 Mark 13:13| om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde,
592 Mark 16:3 | En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de
593 Luk 3:7 | Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden
594 Luk 4:34 | te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige
595 Luk 5:21 | te overdenken, zeggende: Wie is Deze, Die gods lastering
596 Luk 5:21 | gods lastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven,
597 Luk 7:42 | hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van deze zal hem meer liefhebben? ~
598 Luk 7:49 | te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden
599 Luk 8:8 | Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft, om te horen,
600 Luk 8:18 | hoe gij hoort; want zo wie heeft, dien zal gegeven
601 Luk 8:18 | zal gegeven worden; en zo wie niet heeft, ook hetgeen
602 Luk 8:25 | zeggende tot elkander: Wie is toch Deze, dat Hij ook
603 Luk 8:45 | 45 En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt?
604 Luk 8:45 | verdringen U, en zegt Gij: Wie is het, die Mij aangeraakt
605 Luk 9:5 | 5 En zo wie u niet zullen ontvangen,
606 Luk 9:9 | Johannes heb ik onthoofd; wie is nu Deze, van Welken ik
607 Luk 9:18 | Hij vraagde hen, zeggende: Wie zeggen de scharen, dat Ik
608 Luk 9:20 | tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij, dat Ik ben? En
609 Luk 9:24 | 24 Want zo wie zijn leven behouden wil,
610 Luk 9:24 | zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal,
611 Luk 9:26 | 26 Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden
612 Luk 9:46 | overlegging onder hen, namelijk, wie van hen de meeste ware. ~
613 Luk 9:48 | 48 En zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal
614 Luk 9:48 | die ontvangt Mij; en zo wie Mij ontvangen zal, ontvangt
615 Luk 9:50 | Verbied het niet; want wie tegen ons niet is, die is
616 Luk 10:16 | 16 Wie u hoort, die hoort Mij;
617 Luk 10:16 | hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt
618 Luk 10:16 | verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt
619 Luk 10:22 | overgegeven; en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader;
620 Luk 10:22 | Zoon is, dan de Vader; en wie de Vader is, dan de Zoon,
621 Luk 10:29 | rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste? ~
622 Luk 10:36 | 36 Wie dan van deze drie dunkt
623 Luk 11:5 | 5 En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben,
624 Luk 11:23 | 23 Wie met Mij niet is, die is
625 Luk 11:23 | is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert,
626 Luk 12:9 | 9 Maar wie Mij verloochenen zal voor
627 Luk 12:10 | hem vergeven worden; maar wie tegen den Heiligen Geest
628 Luk 12:14 | Hij zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot een rechter
629 Luk 12:25 | 25 Wie toch van u kan, met bezorgd
630 Luk 12:42 | 42 En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige
631 Luk 14:27 | 27 En wie zijn kruis niet draagt,
632 Luk 14:28 | 28 Want wie van u, willende een toren
633 Luk 14:35 | bekwaam; men werpt het weg. Wie oren heeft, om te horen,
634 Luk 16:11 | niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen? ~
635 Luk 16:12 | niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven? ~
636 Luk 17:7 | 7 En wie van u heeft een dienstknecht
637 Luk 17:31 | 31 In dienzelven dag, wie op het dak zal zijn, en
638 Luk 17:31 | hetzelve weg te nemen; en wie op den akker zijn zal, die
639 Luk 17:33 | 33 Zo wie zijn leven zal zoeken te
640 Luk 17:33 | zal het verliezen; en zo wie hetzelve zal verliezen,
641 Luk 18:17 | 17 Voorwaar, zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet
642 Luk 18:26 | die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? ~
643 Luk 19:3 | En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege
644 Luk 20:2 | Gij deze dingen doet; of wie Hij is, Die U deze macht
645 Luk 22:23 | onder elkander te vragen, wie van hen het toch mocht zijn,
646 Luk 22:24 | ook twisting onder hen, wie van hen scheen de meeste
647 Luk 22:27 | 27 Want wie is meerder, die aanzit,
648 Luk 22:36 | zeide dan tot hen: Maar nu, wie een buidel heeft, die neme
649 Luk 22:64 | Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft? ~
650 Joha 1:19| opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij? ~
651 Joha 1:22| Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord
652 Joha 4:10| de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt:
653 Joha 4:14| 14 Maar zo wie gedronken zal hebben van
654 Joha 5:12| 12 Zij vraagden hem dan: Wie is de Mens, Die u gezegd
655 Joha 5:13| gemaakt was, wist niet, Wie Hij was; want Jezus was
656 Joha 6:60| zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen? ~
657 Joha 6:64| Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden,
658 Joha 6:64| die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden
659 Joha 7:20| zeide: Gij hebt den duivel; wie zoekt U te doden? ~
660 Joha 8:25| Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide
661 Joha 8:46| 46 Wie van u overtuigt Mij van
662 Joha 9:2 | vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze,
663 Joha 9:21| ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft,
664 Joha 9:36| Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik
665 Joha 12:34| mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? ~
666 Joha 12:38| gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd,
667 Joha 13:11| 11 Want Hij wist, wie Hem verraden zou; daarom
668 Joha 13:20| Ik u: Zo Ik iemand zende, wie dien ontvangt, die ontvangt
669 Joha 13:20| ontvangt, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, die ontvangt
670 Joha 13:24| dezen, dat hij vragen zou, wie hij toch ware, van welken
671 Joha 13:25| Jezus, zeide tot Hem: Heere, wie is het? ~
672 Joha 15:2 | die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt
673 Joha 21:12| discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het
674 Joha 21:20| was, en gezegd had: Heere! wie is het, die U verraden zal? ~
675 Hand 6:17| Christus geloofd hebben, wie was ik toch, die God konde
676 Hand 13:15| weet ik; maar gijlieden, wie zijt gij? ~
677 Hand 15:33| zou binden; en vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan
678 Hand 16:8 | 8 En ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heere? En Hij
679 Hand 20:15| 15 En ik zeide: Wie zijt Gij, Heere? En Hij
680 Rom 2:1 | verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt;
681 Rom 7:24 | 24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het
682 Rom 8:31 | zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? ~
683 Rom 8:33 | 33 Wie zal beschuldiging inbrengen
684 Rom 8:34 | 34 Wie is het, die verdoemt? Christus
685 Rom 8:35 | 35 Wie zal ons scheiden van de
686 Rom 9:19 | klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan? ~
687 Rom 9:20 | 20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God
688 Rom 10:6 | aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen?
689 Rom 10:7 | 7 Of, wie zal in den afgrond nederdalen?
690 Rom 10:16 | want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd? ~
691 Rom 11:34 | 34 Want wie heeft den zin des Heeren
692 Rom 11:34 | zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? ~
693 Rom 11:35 | 35 Of wie heeft Hem eerst gegeven,
694 Rom 14:4 | 4 Wie zijt gij, die eens anderen
695 1Kor 2:11| 11 Want wie van de mensen weet, hetgeen
696 1Kor 2:16| 16 Want wie heeft den zin des Heeren
697 1Kor 3:5 | 5 Wie is dan Paulus, en wie is
698 1Kor 3:5 | 5 Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars,
699 1Kor 4:7 | 7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt
700 1Kor 9:7 | 7 Wie dient ooit in den krijg
701 1Kor 9:7 | krijg op eigen bezoldiging? Wie plant een wijngaard, en
702 1Kor 9:7 | niet van zijn vrucht? Of wie weidt een kudde, en eet
703 1Kor 11:27| 27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood
704 1Kor 14:8 | een onzeker geluid geeft, wie zal zich tot den krijg bereiden? ~
705 2Kor 2:2 | indien ik ulieden bedroef, wie is het toch, die mij zal
706 2Kor 2:16| des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? ~
707 2Kor 10:17| 17 Doch wie roemt, die roeme in den
708 2Kor 11:29| 29 Wie is er zwak, dat ik niet
709 2Kor 11:29| zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik
710 Gal 3:1 | gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij
711 Gal 5:7 | 7 Gij liept wel; wie heeft u verhinderd der waarheid
712 Gal 5:10 | zal het oordeel dragen, wie hij ook zij. ~
713 Kol 1:27 | 27 Aan wie God heeft willen bekend
714 Jako 2:10| 10 Want wie de gehele wet zal houden,
715 Jako 3:13| 13 Wie is wijs en verstandig onder
716 Jako 4:4 | vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld
717 Jako 4:12| behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen
718 Jako 4:17| 17 Wie dan weet goed te doen, en
719 1Pet 3:10| 10 Want wie het leven wil liefhebben,
720 1Pet 3:13| 13 En wie is het, die u kwaad doen
721 1Pet 4:1 | dezelfde gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft,
722 1Joh 2:5 | 5 Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien
723 1Joh 2:22| 22 Wie is de leugenaar, dan die
724 1Joh 3:17| 17 Zo wie nu het goed der wereld heeft,
725 1Joh 4:15| 15 Zo wie beleden zal hebben, dat
726 1Joh 5:5 | 5 Wie is het, die de wereld overwint,
727 Open 3:19| 19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf
728 Open 5:2 | uitroepende met een grote stem: Wie is waardig het boek te openen,
729 Open 6:17| Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan? ~ ~ ~
730 Open 7:13| de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn
731 Open 13:4 | aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie
732 Open 13:4 | Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve? ~
1-500 | 501-732 |