Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
twaalfde 23
twaalfden 3
twaalven 21
twee 731
tweede 115
tweeden 51
tweedracht 9
Frequency    [«  »]
736 22
734 laat
732 wie
731 twee
718 gegeven
717 geven
709 mannen

Bijbel

IntraText - Concordances

twee

1-500 | 501-731

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:16 | 16 God dan maakte die twee grote lichten; dat grote 2 Gen 4:19 | 19 En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de 3 Gen 5:18 | En Jered leefde honderd twee en zestig jaren, en hij 4 Gen 5:20 | dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij 5 Gen 5:26 | gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij 6 Gen 5:28 | En Lamech leefde honderd twee en tachtig jaren, en hij 7 Gen 6:19 | wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark 8 Gen 6:20 | aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, 9 Gen 7:2 | het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. ~ 10 Gen 7:9 | 9 Kwamen er twee en twee tot Noach in de 11 Gen 7:9 | 9 Kwamen er twee en twee tot Noach in de ark, het 12 Gen 7:15 | des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de 13 Gen 7:15 | levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in de ark. ~ 14 Gen 10:25 | 25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen 15 Gen 11:10 | oud, en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed. ~ 16 Gen 11:20 | 20 En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij 17 Gen 18:1 | 1 En die twee engelen kwamen te Sodom 18 Gen 18:8 | 8 Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen man bekend 19 Gen 18:15 | neem uw huisvrouw, en uw twee dochteren, die voorhanden 20 Gen 18:16 | vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de verschoning 21 Gen 18:30 | woonde op den berg, en zijn twee dochters met hem; want hij 22 Gen 18:30 | een spelonk, hij en zijn twee dochters. ~ 23 Gen 18:36 | 36 En de twee dochters van Lot werden 24 Gen 21:3 | zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, 25 Gen 23:22 | was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, 26 Gen 23:90 | de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, 27 Gen 23:90 | volken zijn in uw buik, en twee natien zullen zich uit uw 28 Gen 25:9 | kudde, en haal mij van daar twee goede geitenbokjes; en ik 29 Gen 25:36 | noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? mijn 30 Gen 27:16 | 16 En Laban had twee dochters: de naam der grootste 31 Gen 29:7 | runderen, en de kemels, in twee heiren; ~ 32 Gen 29:10 | gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden! ~ 33 Gen 29:22 | dienzelfden nacht, en hij nam zijn twee vrouwen, en zijn twee dienstmaagden, 34 Gen 29:22 | zijn twee vrouwen, en zijn twee dienstmaagden, en zijn elf 35 Gen 30:1 | onder Rachel, en onder de twee dienstmaagden. ~ 36 Gen 31:25 | smart waren, zo namen de twee zonen van Jakob, Simeon 37 Gen 35:14 | zich aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg 38 Gen 35:21 | is de hoer, die bij deze twee fonteinen aan den weg was? 39 Gen 36:25 | zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op den overste 40 Gen 37:1 | geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde, 41 Gen 37:50 | 50 En Jozef werden twee zonen geboren, eer er een 42 Gen 38:37 | zijn vader, zeggende: Dood twee mijner zonen, zo ik hem 43 Gen 40:27 | dat mijn huisvrouw er mij twee gebaard heeft. ~ 44 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in het 45 Gen 42:27 | Egypte geboren zijn, waren twee zielen. Al de zielen van 46 Gen 44:1 | krank! Toen nam hij zijn twee zonen met zich, Manasse 47 Gen 44:5 | 5 Nu dan, uw twee zonen, die u in Egypteland 48 Gen 45:14 | ezel, nederliggende tussen twee pakken. ~ 49 Exo 2:13 | hij wederom uit, en ziet, twee Hebreeuwse mannen twistten; 50 Exo 4:9 | geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet geloven, noch 51 Exo 12:6 | zal het slachten tussen twee avonden. ~ 52 Exo 12:23 | den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal de HEERE 53 Exo 16:12 | tot hen, zeggende: Tussen twee avonden zult gij vlees eten, 54 Exo 16:22 | dubbel brood verzamelden, twee gomers voor een; en al de 55 Exo 16:29 | aan den zesden dag voor twee dagen brood; een ieder blijve 56 Exo 18:3 | 3 Met haar twee zonen, welker enes naam 57 Exo 21:21 | hij nochtans een dag of twee dagen overeind blijft, zo 58 Exo 25:10 | ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar 59 Exo 25:12 | haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve 60 Exo 25:12 | zijde derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. ~ 61 Exo 25:17 | verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs 62 Exo 25:18 | 18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; 63 Exo 25:22 | verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark 64 Exo 25:23 | tafel maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, 65 Exo 25:35 | zal een knoop zijn onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; 66 Exo 25:35 | uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; 67 Exo 25:35 | uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven, uitgaande; 68 Exo 26:17 | 17 Twee houvasten zal een berd hebben, 69 Exo 26:19 | onder de twintig berderen; twee voeten onder een berd, aan 70 Exo 26:19 | onder een berd, aan zijn twee houvasten, en twee voeten 71 Exo 26:19 | zijn twee houvasten, en twee voeten onder een ander berd, 72 Exo 26:19 | een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~ 73 Exo 26:21 | veertig zilveren voeten; twee voeten onder een berd, en 74 Exo 26:21 | voeten onder een berd, en twee voeten onder een ander berd. ~ 75 Exo 26:23 | 23 Ook zult gij twee berderen maken tot de hoekberderen 76 Exo 26:24 | ring; alzo zal het met de twee berderen zijn; tot twee 77 Exo 26:24 | twee berderen zijn; tot twee hoekberderen zullen zij 78 Exo 26:25 | zijnde zestien voeten; twee voeten onder een berd, wederom 79 Exo 26:25 | onder een berd, wederom twee voeten onder een berd. 80 Exo 28:7 | 7 Hij zal twee samenvoegende schouderbanden 81 Exo 28:9 | 9 En gij zult twee sardonixstenen nemen, en 82 Exo 28:11 | graveert, zult gij deze twee stenen graveren, met de 83 Exo 28:12 | 12 En gij zult de twee stenen aan de schouderbanden 84 Exo 28:14 | 14 En twee ketentjes van louter goud; 85 Exo 28:23 | zult ook aan den borstlap twee gouden ringen maken; en 86 Exo 28:23 | ringen maken; en gij zult de twee ringen aan de twee einden 87 Exo 28:23 | zult de twee ringen aan de twee einden van de borstlap zetten. ~ 88 Exo 28:24 | 24 Dan zult gij de twee gedraaide gouden ketentjes 89 Exo 28:24 | gedraaide gouden ketentjes in de twee ringen doen, aan de einden 90 Exo 28:25 | 25 Maar de twee einden der twee gedraaide 91 Exo 28:25 | Maar de twee einden der twee gedraaide ketentjes zult 92 Exo 28:25 | ketentjes zult gij aan die twee kastjes doen; en gij zult 93 Exo 28:26 | 26 Gij zult nog twee gouden ringen maken, en 94 Exo 28:26 | maken, en zult ze aan de twee einden des borstlaps zetten; 95 Exo 28:27 | 27 Nog zult gij twee gouden ringen maken, die 96 Exo 28:27 | die gij zetten zult aan de twee schouderbanden van den efod, 97 Exo 29:1 | het jong eens runds, en twee volkomen rammen; ~ 98 Exo 29:3 | toebrengen, met den var en de twee rammen. ~ 99 Exo 29:38 | het altaar bereiden zult: twee lammeren, die eenjarig zijn, 100 Exo 29:39 | zult gij bereiden tussen de twee avonden. ~ 101 Exo 29:41 | zult gij bereiden tussen de twee avonden; gij zult daarmede 102 Exo 30:2 | vierkant zal het zijn, maar twee ellen deszelfs hoogte; uit 103 Exo 30:4 | 4 Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, 104 Exo 30:4 | onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve 105 Exo 30:8 | aansteken zal, tussen de twee avonden, zal hij dat aansteken; 106 Exo 31:18 | spreken geeindigd had, de twee tafelen der getuigenis, 107 Exo 32:15 | van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in 108 Exo 33:15 | van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in 109 Exo 34:24 | HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de 110 Exo 34:27 | 4 Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de 111 Exo 34:27 | geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand. ~ 112 Exo 34:52 | den berg Sinai afging (de twee tafelen der getuigenis nu 113 Exo 36:22 | 22 Twee houvasten had een berd, 114 Exo 36:24 | onder de twintig berderen; twee voeten onder een berd, aan 115 Exo 36:24 | onder een berd, aan zijn twee houvasten, en twee voeten 116 Exo 36:24 | zijn twee houvasten, en twee voeten onder een ander berd, 117 Exo 36:24 | een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~ 118 Exo 36:26 | veertig zilveren voeten; twee voeten onder een berd, en 119 Exo 36:26 | voeten onder een berd, en twee voeten onder een ander berd. ~ 120 Exo 36:28 | 28 Ook maakte hij twee berderen tot hoekberderen 121 Exo 36:29 | hij met die beide, aan de twee hoeken. ~ 122 Exo 36:30 | zijnde zestien voeten: twee voeten onder elk berd. ~ 123 Exo 37:1 | Bezaleel de ark van sittimhout; twee ellen en een halve was haar 124 Exo 37:3 | haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op derzelver ene 125 Exo 37:3 | derzelver ene zijde waren, en twee ringen op haar andere zijde. ~ 126 Exo 37:6 | verzoendeksel van louter goud; twee ellen en een halve was deszelfs 127 Exo 37:7 | 7 Ook maakte hij twee cherubim van goud; van dicht 128 Exo 37:10 | een tafel van sittimhout; twee ellen was haar lengte, en 129 Exo 37:21 | daar was een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; 130 Exo 37:21 | uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; 131 Exo 37:21 | uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; 132 Exo 37:25 | breedte, vierkant, maar twee ellen zijn hoogte; uit hetzelve 133 Exo 37:27 | 27 Hij maakte ook twee gouden ringen daaraan, onder 134 Exo 37:27 | onder zijn krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn beide zijden, 135 Exo 38:29 | was zeventig talenten, en twee duizend vierhonderd sikkelen. ~ 136 Exo 39:16 | 16 En zij maakten twee gouden kastjes, en twee 137 Exo 39:16 | twee gouden kastjes, en twee gouden ringen; en zij zetten 138 Exo 39:16 | ringen; en zij zetten die twee ringen aan de beide einden 139 Exo 39:17 | 17 En zij zetten de twee gedraaide gouden ketentjes 140 Exo 39:17 | gouden ketentjes aan de twee ringen, aan de einden van 141 Exo 39:18 | 18 Doch de twee andere einden der gedraaide 142 Exo 39:18 | ketenen zetten zij aan de twee kastjes, en zij zetten ze 143 Exo 39:19 | 19 Zij maakten ook twee gouden ringen, die zij aan 144 Exo 39:19 | gouden ringen, die zij aan de twee andere einden des borstlaps 145 Exo 39:20 | 20 Nog maakten zij twee gouden ringen, die zij zetten 146 Exo 39:20 | ringen, die zij zetten aan de twee schouderbanden van den efod, 147 Lev 4:9 | 9 Daartoe de twee nieren, en het vet, dat 148 Lev 5:7 | heeft, den HEERE brengen twee tortelduiven, of twee jonge 149 Lev 5:7 | brengen twee tortelduiven, of twee jonge duiven, een ten zondoffer, 150 Lev 5:11 | hand niet bereiken kan aan twee tortelduiven of twee jonge 151 Lev 5:11 | aan twee tortelduiven of twee jonge duiven, zo zal hij, 152 Lev 8:2 | var des zondoffers, en de twee rammen, en den korf van 153 Lev 8:16 | het net der lever, en de twee nieren en haar vet; en Mozes 154 Lev 12:5 | gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens 155 Lev 12:8 | een lam vindt, zo zal zij twee tortelduiven, of twee jonge 156 Lev 12:8 | zij twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, een 157 Lev 14:4 | die te reinigen zal zijn, twee levende reine vogelen neme, 158 Lev 14:10 | den achtsten dag zal hij twee volkomen lammeren, en een 159 Lev 14:22 | 22 Mitsgaders twee tortelduiven, of twee jonge 160 Lev 14:22 | Mitsgaders twee tortelduiven, of twee jonge duiven, die zijn hand 161 Lev 14:49 | dat huis te ontzondigen, twee vogeltjes nemen, mitsgaders 162 Lev 15:14 | achtsten dag zal hij voor zich twee tortelduiven of twee jonge 163 Lev 15:14 | zich twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen; en zal 164 Lev 15:29 | achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven, of twee jonge 165 Lev 15:29 | zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, en zij 166 Lev 16:1 | sprak tot Mozes, nadat de twee zonen van Aaron gestorven 167 Lev 16:5 | kinderen Israels zal hij nemen twee geitenbokken ten zondoffer, 168 Lev 16:8 | Aaron zal de loten over die twee bokken werpen: een lot voor 169 Lev 22:36 | veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~ 170 Lev 22:44 | 13 En zijn spijsoffer twee tienden meelbloem, met olie 171 Lev 22:48 | Gijlieden zult uit uw woningen twee beweegbroden brengen, zij 172 Lev 22:48 | brengen, zij zullen van twee tienden meelbloem zijn, 173 Lev 22:49 | het jong van een rund, en twee rammen offeren; zij zullen 174 Lev 22:50 | geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige lammeren ten dankoffer 175 Lev 22:51 | aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren bewegen; zij zullen 176 Lev 23:5 | koeken daarvan bakken; van twee tienden zal een koek zijn. ~ 177 Lev 23:6 | 6 En gij zult ze in twee rijen leggen, zes in een 178 Num 1:35 | van den stam van Manasse twee en dertig duizend en tweehonderd. ~ 179 Num 1:39 | getelden van den stam van Dan twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~ 180 Num 2:21 | en zijn getelden waren twee en dertig duizend en tweehonderd. ~ 181 Num 2:26 | en zijn getelden waren twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~ 182 Num 3:39 | oud en daarboven, waren twee en twintig duizend. ~ 183 Num 3:43 | naar hun getelden, waren twee en twintig duizend tweehonderd 184 Num 4:36 | waren, naar hun geslachten, twee duizend zevenhonderd en 185 Num 4:40 | het huis hunner vaderen, twee duizend zeshonderd en dertig. ~ 186 Num 6:10 | den achtsten dag zal hij twee tortelduiven, of twee jonge 187 Num 6:10 | hij twee tortelduiven, of twee jonge duiven brengen tot 188 Num 7:3 | runderen; een wagen voor twee oversten, en een os voor 189 Num 7:7 | 7 Twee wagens en vier runderen 190 Num 7:17 | 17 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 191 Num 7:23 | 23 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 192 Num 7:29 | 29 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 193 Num 7:35 | 35 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 194 Num 7:41 | 41 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 195 Num 7:47 | 47 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 196 Num 7:53 | 53 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 197 Num 7:59 | 59 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 198 Num 7:65 | 65 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 199 Num 7:71 | 71 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 200 Num 7:77 | 77 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 201 Num 7:83 | 83 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf 202 Num 7:85 | zilver van de vaten was twee duizend en vierhonderd sikkelen, 203 Num 7:89 | getuigenis, van tussen de twee cherubim. Alzo sprak Hij 204 Num 9:3 | dag in deze maand, tussen twee avonden zult gij dat houden, 205 Num 9:5 | eerste maand, tussen de twee avonden, in de woestijn 206 Num 9:11 | veertienden dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat 207 Num 9:22 | 22 Of als de wolk twee dagen, of een maand, of 208 Num 10:2 | 2 Maak u twee zilveren trompetten; van 209 Num 11:19 | zult niet een dag, noch twee dagen eten, noch vijf dagen, 210 Num 11:26 | 26 Maar twee mannen waren in het leger 211 Num 11:31 | leger; en zij waren omtrent twee ellen boven de aarde. ~ 212 Num 15:6 | spijsoffer bereiden, van twee tienden meelbloem, gemengd 213 Num 22:22 | reed op zijn ezelin, en twee zijner jongeren waren bij 214 Num 26:14 | geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. ~ 215 Num 26:34 | Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd. ~ 216 Num 26:37 | Efraim, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. 217 Num 28:3 | den HEERE offeren zult: twee volkomen eenjarige lammeren 218 Num 28:4 | zult gij bereiden tussen de twee avonden. ~ 219 Num 28:8 | zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer 220 Num 28:9 | 9 Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, 221 Num 28:9 | volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem, ten spijsoffer, 222 Num 28:11 | brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, 223 Num 28:12 | gemengd, tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, 224 Num 28:19 | brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren, en een ram, 225 Num 28:20 | tienden tot een var, en twee tienden tot een ram zult 226 Num 28:27 | liefelijken reuk offeren: twee jonge varren, een ram, zeven 227 Num 28:28 | drie tienden tot een var, twee tienden tot een ram; ~ 228 Num 29:3 | drie tienden tot den var, twee tienden tot den ram. ~ 229 Num 29:9 | drie tienden tot den var, twee tienden tot den enen ram; ~ 230 Num 29:13 | HEERE: dertien jonge varren, twee rammen, veertien eenjarige 231 Num 29:14 | die dertien varren toe; twee tienden tot een ram, onder 232 Num 29:14 | tienden tot een ram, onder die twee rammen; ~ 233 Num 29:17 | dag: twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen 234 Num 29:20 | dertienden dag: elf varren, twee rammen, veertien volkomen 235 Num 29:23 | vierden dag: tien varren, twee rammen, veertien volkomen 236 Num 29:26 | vijfden dag: negen varren, twee rammen, en veertien volkomen 237 Num 29:29 | zesden dag: acht varren, twee rammen, veertien volkomen 238 Num 29:32 | zevenden dag: zeven varren, twee rammen, veertien volkomen 239 Num 31:27 | 27 En deel den buit in twee helften tussen degenen, 240 Num 31:33 | 33 En twee en zeventig duizend runderen; ~ 241 Num 31:35 | hadden, alle zielen waren twee en dertig duizend. ~ 242 Num 31:38 | schatting voor den HEERE twee en zeventig. ~ 243 Num 31:40 | schatting voor den HEERE twee en dertig zielen. ~ 244 Num 33:15 | 15 Twee stammen en een halve stam 245 Num 34:5 | den hoek tegen het oosten, twee duizend ellen, en aan den 246 Num 34:5 | den hoek van het zuiden, twee duizend ellen, en aan den 247 Num 34:5 | den hoek van het westen, twee duizend ellen, en aan den 248 Num 34:5 | den hoek van het noorden, twee duizend ellen; dat de stad 249 Num 34:6 | boven dezelve zult gij hun twee en veertig steden geven. ~ 250 Deu 3:8 | land uit de hand van de twee koningen der Amorieten, 251 Deu 3:21 | HEERE, ulieder God, aan deze twee koningen gedaan heeft; alzo 252 Deu 4:13 | woorden, en schreef ze op twee stenen tafelen. ~ 253 Deu 4:47 | van Og, koning van Bazan; twee koningen der Amorieten, 254 Deu 5:22 | toe; en Hij schreef ze op twee stenen tafelen, en gaf ze 255 Deu 9:10 | 10 En de HEERE gaf mij de twee stenen tafelen, met Gods 256 Deu 9:11 | nachten, als mij de HEERE de twee stenen tafelen, de tafelen 257 Deu 9:15 | brandde van vuur, en de twee tafelen des verbonds waren 258 Deu 9:17 | 17 Toen vatte ik de twee tafelen, en wierp ze heen 259 Deu 10:1 | de HEERE tot mij: Houw u twee stenen tafelen, als de eerste, 260 Deu 10:3 | van sittimhout, en hieuw twee stenen tafelen als de eerste; 261 Deu 10:3 | klom op den berg, en de twee tafelen waren in mijn hand. ~ 262 Deu 14:6 | verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, en herkauwen 263 Deu 17:6 | 6 Op den mond van twee getuigen, of drie getuigen, 264 Deu 19:15 | zondigen; op den mond van twee getuigen, of op den mond 265 Deu 19:17 | 17 Zo zullen die twee mannen, welke den twist 266 Deu 21:15 | 15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, een beminde, 267 Deu 32:30 | enige duizend jagen, en twee tien duizend doen vluchten, 268 Joz 2:1 | nu, de zoon van Nun, had twee mannen, die heimelijk verspieden 269 Joz 2:10 | en wat gijlieden aan de twee koningen der Amorieten, 270 Joz 2:23 | 23 Alzo keerden die twee mannen weder, en gingen 271 Joz 3:4 | en tussen dezelve, bij de twee duizend ellen in de maat; 272 Joz 6:22 | 22 Jozua nu zeide tot de twee mannen, de verspieders des 273 Joz 7:3 | optrekke, dat er omtrent twee duizend mannen, of omtrent 274 Joz 9:10 | Hij gedaan heeft aan de twee koningen der Amorieten die 275 Joz 14:3 | 3 Want aan de twee stammen en den halven stam 276 Joz 14:4 | kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; 277 Joz 15:60 | Kirjath-Jearim, en Rabba; twee steden en haar dorpen. ~ 278 Joz 19:30 | Umma, en Afek, en Rehob; twee en twintig steden en haar 279 Joz 21:16 | voorsteden; negen steden van deze twee stammen. ~ 280 Joz 21:25 | Gath-Rimmon en haar voorsteden: twee steden. ~ 281 Joz 22 | haar voorsteden: twee steden. ~ 282 Ric 3:16 | maakte zich een zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte 283 Ric 4:54 | en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken 284 Ric 6:3 | keerden uit het volk weder twee en twintig duizend, dat 285 Ric 6:25 | 25 En zij vingen twee vorsten der Midianieten, 286 Ric 8:44 | deur der stadspoort; en de twee andere hopen overvielen 287 Ric 9:3 | Gileadiet; en hij richtte Israel twee en twintig jaren. ~ 288 Ric 10:37 | aan mij geschieden: Laat twee maanden van mij af, dat 289 Ric 10:38 | Ga heen; en hij liet haar twee maanden gaan. Toen ging 290 Ric 10:39 | geschiedde ten einde van twee maanden dat zij tot haar 291 Ric 11:6 | dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend. ~ 292 Ric 14:4 | en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden. ~ 293 Ric 14:13 | doden. En zij bonden hem met twee nieuwe touwen, en voerden 294 Ric 14:16 | ezelskinnebakken, een hoop, twee hopen, met een ezelskinnebakken 295 Ric 15:21 | Gaza, en bonden hem met twee koperen ketenen, en hij 296 Ric 15:28 | met een wrake voor mijn twee ogen aan de Filistijnen 297 Ric 15:29 | 29 En Simson vatte de twee middelste pilaren, op dewelke 298 Ric 19:21 | aarde op dien dag van Israel twee en twintig duizend man. ~ 299 Ric 19:45 | Gideom, en sloegen van hen twee duizend man. ~ 300 Rut 1:1 | zijn huisvrouw, en zijn twee zonen. ~ 301 Rut 1:2 | Naomi, en de naam zijner twee zonen Machlon en Chiljon, 302 Rut 1:3 | werd overgelaten met haar twee zonen. ~ 303 Rut 1:5 | 5 En die twee, Machlon en Chiljon, stierven 304 Rut 1:5 | vrouw overgelaten na haar twee zonen en na haar man. ~ 305 Rut 1:7 | zij geweest was en haar twee schoondochters met haar. 306 Rut 1:8 | Zo zeide Naomi tot haar twee schoondochters: Gaat heen, 307 1Sa 1:2 | 2 En hij had twee vrouwen; de naam van de 308 1Sa 1:3 | HEEREN, Hofni, en Pinehas, de twee zonen van Eli. ~ 309 1Sa 2:21 | en baarde drie zonen en twee dochters; en de jongeling 310 1Sa 4:4 | de cherubim woont; en de twee zonen van Eli, Hofni en 311 1Sa 4:11 | Gods werd genomen, en de twee zonen van Eli, Hofni en 312 1Sa 4:17 | geschied; daarenboven zijn uw twee zonen, Hofni en Pinehas, 313 1Sa 6:7 | maakt een nieuwen wagen, en twee zogende koeien, op dewelke 314 1Sa 6:10 | lieden deden alzo, en namen twee zogende koeien, en spanden 315 1Sa 10:2 | van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij het graf 316 1Sa 10:4 | vragen, en zij zullen u twee broden geven; die zult gij 317 1Sa 11:11 | werden, dat er onder hen geen twee te zamen bleven. ~ 318 1Sa 13:2 | Israel; en er waren bij Saul twee duizend te Michmas en op 319 1Sa 14:49 | Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren deze: de 320 1Sa 25:18 | nam tweehonderd broden, en twee lederzakken wijns, en vijf 321 1Sa 28:8 | klederen aan, en ging heen, en twee mannen met hem, en zij kwamen 322 1Sa 30:12 | van een klomp vijgen, en twee stukken rozijnen; en hij 323 1Sa 30:18 | hadden; ook redde David zijn twee vrouwen. ~ 324 2Sa 1:1 | was wedergekomen, en David twee dagen te Ziklag gebleven 325 2Sa 2:2 | derwaarts op, als ook zijn twee vrouwen, Ahinoam, de Jizreelietische, 326 2Sa 4:2 | 2 En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; 327 2Sa 8:2 | nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden, en 328 2Sa 8:5 | David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~ 329 2Sa 12:1 | zeide hij tot hem: Er waren twee mannen in een stad, de een 330 2Sa 13:6 | zuster Thamar kome, dat zij twee koekjes voor mijn ogen toemake, 331 2Sa 13:23 | 23 En het geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, 332 2Sa 14:6 | 6 Nu had uw dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten 333 2Sa 14:28 | 28 Alzo bleef Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, 334 2Sa 18:24 | 24 David nu zat tussen de twee poorten; en de wachter ging 335 2Sa 21:8 | 8 Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter 336 2Sa 23:20 | van Kabzeel; die sloeg twee sterke leeuwen van Moab; 337 1Kon 2:5 | hij gedaan heeft aan de twee krijgsoversten van Israel, 338 1Kon 2:32| wederkeren, omdat hij op twee mannen, rechtvaardiger en 339 1Kon 2:39| einde van drie jaren, dat twee knechten van Simei wegliepen 340 1Kon 3:16| 16 Toen kwamen er twee vrouwen, die hoeren waren, 341 1Kon 5:14| waren zij op den Libanon; twee maanden elk in zijn huis; 342 1Kon 6:23| aanspraakplaats nu maakte hij twee cherubs van olieachtig hout; 343 1Kon 6:32| 32 De twee deuren ook waren van olieachtige 344 1Kon 6:34| 34 En de twee deuren waren van dennenhout; 345 1Kon 6:34| waren van dennenhout; de twee zijden der ene deur waren 346 1Kon 6:34| omdraaiende; alzo waren de twee gegraveerde zijden der andere 347 1Kon 7:15| 15 Want hij vormde twee koperen pilaren; de hoogte 348 1Kon 7:16| 16 Hij maakte ook twee kapitelen, van gegoten koper, 349 1Kon 7:18| hij de pilaren, mitsgaders twee rijen rondom over het ene 350 1Kon 7:20| kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja, daarboven tegenover 351 1Kon 7:24| omringende die zee rondom; twee rijen dezer knoppen waren 352 1Kon 7:26| ener leliebloem; zij hield twee duizend bath. ~ 353 1Kon 7:41| 41 Te weten de twee pilaren, en bollen der kapitelen, 354 1Kon 7:41| kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren waren, en de twee 355 1Kon 7:41| twee pilaren waren, en de twee netten, om de twee bollen 356 1Kon 7:41| en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen te 357 1Kon 7:42| vierhonderd granaatappelen tot de twee netten, namelijk twee rijen 358 1Kon 7:42| de twee netten, namelijk twee rijen van granaatappelen 359 1Kon 7:42| granaatappelen tot het ene net, om de twee bollen der kapitelen te 360 1Kon 8:9 | in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes 361 1Kon 8:63| dat hij den HEERE offerde, twee en twintig duizend runderen, 362 1Kon 9:10| jaren, in dewelke Salomo die twee huizen gebouwd had, het 363 1Kon 10:19| tot de zitplaats toe, en twee leeuwen stonden bij die 364 1Kon 12:28| koning een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij 365 1Kon 14:20| Jerobeam heeft geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij 366 1Kon 15:25| van Juda; en hij regeerde twee jaren over Israel. ~ 367 1Kon 16:8 | te Thirza, en regeerde twee jaren. ~ 368 1Kon 16:21| volk van Israel verdeeld in twee helften; de helft des volks 369 1Kon 16:24| Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde 370 1Kon 16:29| over Israel, te Samaria, twee en twintig jaren. ~ 371 1Kon 18:21| zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God 372 1Kon 18:23| 23 Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij 373 1Kon 18:32| altaar, naar de wijdte van twee maten zaads. ~ 374 1Kon 20:1 | vergaderde al zijn macht; en twee en dertig koningen waren 375 1Kon 20:15| en zij waren tweehonderd twee en dertig; en na hen telde 376 1Kon 20:16| hij en de koningen, de twee en dertig koningen, die 377 1Kon 20:27| zich tegenover hen, als twee blote geitenkudden, maar 378 1Kon 21:10| 10 En zet tegenover hem twee mannen, zonen Belials, die 379 1Kon 21:13| 13 Toen kwamen de twee mannen, zonen Belials, en 380 1Kon 22:31| der wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: 381 1Kon 22:52| koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israel. ~ 382 2Kon 1:14| hemel gedaald, en heeft die twee eerste hoofdmannen van vijftigen 383 2Kon 2:9 | En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij 384 2Kon 2:12| klederen en scheurde ze in twee stukken. ~ 385 2Kon 2:24| des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden 386 2Kon 2:24| verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen. ~ 387 2Kon 5:22| nu straks zijn tot mij twee jongelingen uit de zonen 388 2Kon 5:22| toch een talent zilvers en twee wisselklederen. ~ 389 2Kon 5:23| zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En hij hield aan 390 2Kon 5:23| hield aan bij hem, en bond twee talenten zilvers in twee 391 2Kon 5:23| twee talenten zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, 392 2Kon 5:23| zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, en hij legde 393 2Kon 5:23| wisselklederen, en hij legde ze op twee van zijn jongens, die ze 394 2Kon 7:1 | worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, 395 2Kon 7:14| 14 Zij namen dan twee wagenpaarden. En de koning 396 2Kon 7:16| verkocht voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, 397 2Kon 7:18| omtrent dezen tijd zullen twee maten gerst voor een sikkel, 398 2Kon 8:17| 17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen 399 2Kon 8:26| 26 Twee en twintig jaren was Ahazia 400 2Kon 9:32| Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen. ~ 401 2Kon 10:4 | gans zeer, en zeiden: Ziet, twee koningen bestonden niet 402 2Kon 10:8 | En hij zeide: Legt ze in twee hopen, aan de deur der poort, 403 2Kon 10:14| bornput van Beth-Heked, twee en veertig mannen, en hij 404 2Kon 11:7 | 7 En de twee delen van ulieden, allen, 405 2Kon 16:2 | koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; 406 2Kon 16:23| over Israel, en regeerde twee jaren te Samaria. ~ 407 2Kon 16:27| 27 In het twee en vijftigste jaar van Azaria, 408 2Kon 19:16| maakten zich gegoten beelden, twee kalveren; en maakten bossen, 409 2Kon 20:23| van Assyrie; en ik zal u twee duizend paarden geven, zo 410 2Kon 23:19| 19 Amon was twee en twintig jaren oud, toen 411 2Kon 23:19| koning werd, en hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de 412 2Kon 25:12| altaren, die Manasse in de twee voorhoven van het huis des 413 2Kon 27:4 | weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings 414 2Kon 27:7 | ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden 415 2Kon 27:16| 16 De twee pilaren, de ene zee, en 416 1Kro 1:19| 19 Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des 417 1Kro 4:5 | de vader van Thekoa, had twee vrouwen, Hela en Naara. ~ 418 1Kro 5:21| vijftig duizend schapen, en twee duizend ezelen, en honderd 419 1Kro 7:2 | was in de dagen van David twee en twintig duizend en zeshonderd. ~ 420 1Kro 7:7 | geslachtsregisters gesteld zijnde, waren twee en twintig duizend en vier 421 1Kro 11:21| was hij geeerd boven de twee; daarom werd hij hun tot 422 1Kro 11:22| van daden; hij versloeg twee sterke leeuwen van Moab; 423 1Kro 12:28| zijns vaders huis waren twee en twintig oversten; ~ 424 1Kro 18:5 | David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~ 425 1Kro 19:5 | David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~ 426 1Kro 20:7 | 7 Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen; 427 1Kro 25:17| twintigste voor Jachin, het twee en twintigste voor Gamul, ~ 428 1Kro 26:29| 29 Het twee en twintigste voor Giddalti; 429 1Kro 27:8 | den dienst; daar waren er twee en zestig van Obed-Edom. ~ 430 1Kro 27:17| maar bij de schatkameren twee en twee. ~ 431 1Kro 27:17| de schatkameren twee en twee. ~ 432 1Kro 27:18| vier bij den hogen weg, twee bij Parbar. ~ 433 1Kro 27:32| broeders waren kloeke lieden, twee duizend en zevenhonderd 434 2Kro 3:10| het heilige der heiligen, twee cherubim van uittrekkend 435 2Kro 3:15| maakte hij voor het huis twee pilaren, van vijf en dertig 436 2Kro 4:3 | omringende de zee rondom; twee rijen dezer runderen waren 437 2Kro 4:12| 12 De twee pilaren, en de bollen, en 438 2Kro 4:12| pilaren, en de bollen, en de twee kapitelen, op het hoofd 439 2Kro 4:12| hoofd der pilaren; en de twee netten, om de twee bollen 440 2Kro 4:12| en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen te 441 2Kro 4:13| vierhonderd granaatappelen tot de twee netten: twee rijen van granaatappelen 442 2Kro 4:13| granaatappelen tot de twee netten: twee rijen van granaatappelen 443 2Kro 4:13| granaatappelen tot elk net, om de twee bollen der kapitelen te 444 2Kro 5:10| in de ark, dan alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb 445 2Kro 6:10| in de ark, dan alleen de twee tafelen, die Mozes bij Horeb 446 2Kro 8:5 | slachtofferen van runderen, twee en twintig duizend, en van 447 2Kro 10:18| tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen. ~ 448 2Kro 14:21| veertien vrouwen, en gewon twee en twintig zonen en zestien 449 2Kro 22:5 | 5 Twee en dertig jaar was Joram 450 2Kro 22:19| de tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden 451 2Kro 22:20| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als 452 2Kro 22:25| 5 Twee en dertig jaar was Joram 453 2Kro 22:39| de tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden 454 2Kro 22:40| 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als 455 2Kro 23:2 | 2 Twee en veertig jaar was Ahazia 456 2Kro 24:3 | 3 En Jojada nam voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen 457 2Kro 26:3 | koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; 458 2Kro 26:12| der strijdbare helden, was twee duizend en zeshonderd. ~ 459 2Kro 33:11| doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden 460 2Kro 33:21| 21 Amon was twee en twintig jaren oud, als 461 2Kro 33:21| koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. ~ 462 2Kro 35:8 | priesteren tot paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein 463 2Kro 36:8 | priesteren tot paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein 464 2Kro 37:6 | hem op, en bond hem met twee koperen ketenen, om hem 465 Ezra 2:3 | 3 De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en 466 Ezra 2:3 | Paros, twee duizend honderd twee en zeventig. ~ 467 Ezra 2:4 | van Sefatja, driehonderd twee en zeventig. ~ 468 Ezra 2:6 | kinderen van Jesua-Joab, twee duizend achthonderd en twaalf. ~ 469 Ezra 2:10| kinderen van Bani, zeshonderd twee en veertig. ~ 470 Ezra 2:12| Azgad, duizend tweehonderd twee en twintig. 471 Ezra 2:14| De kinderen van Bigvai, twee duizend zes en vijftig. ~ 472 Ezra 2:24| De kinderen van Azmaveth, twee en veertig. ~ 473 Ezra 2:27| mannen van Michmas, honderd twee en twintig. ~ 474 Ezra 2:29| 29 De kinderen van Nebo, twee en vijftig. ~ 475 Ezra 2:37| kinderen van Immer, duizend twee en vijftig. ~ 476 Ezra 2:58| Salomo, waren driehonderd twee en negentig. ~ 477 Ezra 2:60| kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en vijftig. ~ 478 Ezra 2:64| ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd 479 Ezra 8:27| tot duizend drachmen; en twee vaten van blinkend goed 480 Ezra 10:13| werk van een dag noch van twee; want velen onzer hebben 481 Neh 5:14 | twintigste jaar af, tot het twee en dertigste jaar van den 482 Neh 6:15 | twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen. ~ 483 Neh 7:8 | kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en 484 Neh 7:8 | waren twee duizend, honderd twee en zeventig; ~ 485 Neh 7:9 | van Sefatja, driehonderd twee en zeventig; ~ 486 Neh 7:10 | kinderen van Arach, zeshonderd twee en vijftig; ~ 487 Neh 7:11 | kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd en 488 Neh 7:17 | 17 De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee 489 Neh 7:17 | twee duizend, driehonderd twee en twintig; ~ 490 Neh 7:19 | De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven en zestig; ~ 491 Neh 7:28 | mannen van Beth-Azmaveth, twee en veertig; ~ 492 Neh 7:31 | mannen van Michmas, honderd twee en twintig; ~ 493 Neh 7:33 | mannen van het andere Nebo, twee en vijftig; ~ 494 Neh 7:40 | kinderen van Immer, duizend twee en vijftig; ~ 495 Neh 7:60 | Salomo, waren driehonderd twee en negentig. ~ 496 Neh 7:62 | kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en veertig. ~ 497 Neh 7:66 | ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend, driehonderd 498 Neh 7:71 | drachmen, en aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden. ~ 499 Neh 7:72 | drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven 500 Neh 11:12 | deden, waren achthonderd twee en twintig. En Adaja, de


1-500 | 501-731

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License