Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
geveinsden 17
geveinsdheid 5
geveld 1
geven 717
gevende 21
gever 1
geverfd 1
Frequency    [«  »]
732 wie
731 twee
718 gegeven
717 geven
709 mannen
703 gedaan
700 zie

Bijbel

IntraText - Concordances

geven

1-500 | 501-717

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:15 | des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was 2 Gen 1:17 | des hemels, om licht te geven op de aarde. ~ 3 Gen 4:12 | zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende 4 Gen 6:17 | aarde is, zal den geest geven. ~ 5 Gen 12:7 | uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar 6 Gen 13:15 | dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in 7 Gen 13:17 | breedte, want Ik zal het u geven. ~ 8 Gen 14:26 | HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen 9 Gen 14:31 | Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten. ~ 10 Gen 16:8 | uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, 11 Gen 16:16 | u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, 12 Gen 18:32 | onze vader wijn te drinken geven, en bij hem liggen, opdat 13 Gen 18:34 | nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in, lig bij hem, 14 Gen 22:13 | zal het geld des akkers geven; neem het van mij, zo zal 15 Gen 23:7 | uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel 16 Gen 23:19 | voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal ook voor 17 Gen 23:41 | en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van 18 Gen 24:3 | zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, 19 Gen 24:4 | aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen gezegend 20 Gen 26:13 | te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~ 21 Gen 26:22 | en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker 22 Gen 26:22 | ik U voorzeker de tienden geven! ~  ~ 23 Gen 27:27 | dan zullen wij u ook die geven, voor den dienst, dien gij 24 Gen 27:63 | uitdrukkelijk uw loon, dat ik geven zal. ~ 25 Gen 27:66 | hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult 26 Gen 27:66 | Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze zaak 27 Gen 31:11 | mij zeggen zult, zal ik geven. ~ 28 Gen 31:12 | het geschenk; en ik zal geven, gelijk als gij tot mij 29 Gen 31:14 | onze zuster aan een man geven zouden, die de voorhuid 30 Gen 31:16 | zullen wij u onze dochteren geven, en uw dochteren zullen 31 Gen 31:21 | zullen onze dochteren aan hen geven. ~ 32 Gen 32:12 | gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal 33 Gen 32:12 | zaad na u zal Ik dit land geven. ~ 34 Gen 35:9 | zijn broeder geen zaad te geven. ~ 35 Gen 35:16 | zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat? ~ 36 Gen 35:17 | zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij hem zendt. ~ 37 Gen 35:18 | Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring 38 Gen 36:36 | Farao's beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze, toen 39 Gen 38:27 | om zijn ezel voeder te geven in de herberg, zo zag hij 40 Gen 41:18 | het beste van Egypteland geven, en gij zult het vette dezes 41 Gen 43:16 | uw vee, zo zal ik het u geven voor uw vee, indien het 42 Gen 43:24 | Farao het vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen 43 Gen 44:4 | tot een eeuwige bezitting geven. ~ 44 Gen 45:33 | aan zijn zonen bevelen te geven, zo legde hij zijn voeten 45 Exo 2:9 | het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje 46 Exo 3:21 | En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; 47 Exo 5:7 | deze lieden geen stro meer geven, tot het maken der tichelstenen, 48 Exo 5:10 | Ik zal ulieden geen stro geven. ~ 49 Exo 6:3 | hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het 50 Exo 6:7 | Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden 51 Exo 6:7 | zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de 52 Exo 10:25 | brandofferen in onze handen geven, die wij den HEERE, onzen 53 Exo 12:25 | land komt, dat u de HEERE geven zal, gelijk Hij gesproken 54 Exo 13:5 | vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van 55 Exo 13:8 | gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: 56 Exo 16:8 | avond vlees te eten zal geven, en aan den morgen brood 57 Exo 21:19 | onschuldig zijn; alleen zal hij geven hetgeen hij verzuimd heeft, 58 Exo 21:22 | vrouw oplegt, en hij zal het geven door de rechters. ~ 59 Exo 21:23 | verderf zal zijn, zo zult gij geven ziel voor ziel. ~ 60 Exo 21:30 | tot lossing zijner ziel geven naar alles, wat hem zal 61 Exo 21:32 | heer dertig zilverlingen geven, en de os zal gestenigd 62 Exo 22:16 | zonder uitstel een bruidschat geven, dat zij hem ter vrouwe 63 Exo 22:17 | weigert haar aan hem te geven, zo zal hij geld geven naar 64 Exo 22:17 | te geven, zo zal hij geld geven naar den bruidschat der 65 Exo 22:29 | uwer zonen zult gij Mij geven. ~ 66 Exo 22:30 | achtsten dag zult gij ze Mij geven. ~ 67 Exo 23:31 | van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht 68 Exo 24:12 | Ik zal u stenen tafelen geven, en de wet, en de geboden, 69 Exo 25:16 | de getuigenis, die Ik u geven zal. ~ 70 Exo 25:21 | de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. ~ 71 Exo 30:12 | verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij hen tellen zult; 72 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden 73 Exo 30:14 | het hefoffer des HEEREN geven. ~ 74 Exo 32:13 | zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten 75 Exo 33:13 | zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten 76 Exo 34:1 | Aan uw zaad zal Ik het geven; ~ 77 Lev 5:16 | toedoen, dat hij den priester geven zal; alzo zal de priester 78 Lev 6:5 | dat is, dien zal hij dat geven op den dag zijner schuld. ~ 79 Lev 7:32 | een hefoffer den priester geven, uit uw dankofferen. ~ 80 Lev 7:36 | van de kinderen Israels te geven geboden heeft, ten dage 81 Lev 14:34 | hetwelk Ik u tot bezitting geven zal, en Ik de plaag der 82 Lev 14:35 | en den priester te kennen geven, zeggende: Het schijnt mij, 83 Lev 15:14 | en zal ze den priester geven. ~ 84 Lev 18:21 | van uw zaad zult gij niet geven, om voor den Molech door 85 Lev 19:26 | geen vogelgeschrei acht geven, noch guichelarij plegen. ~ 86 Lev 20:24 | bezitten, en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk 87 Lev 22:22 | vuuroffer op het altaar geven. ~ 88 Lev 22:41 | gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult 89 Lev 22:69 | offeren, welke gij den HEERE geven zult. ~ 90 Lev 24:19 | het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging 91 Lev 24:37 | zult gij hem niet op woeker geven, en gij zult uw spijze niet 92 Lev 24:37 | spijze niet op overwinst geven. ~ 93 Lev 24:38 | om u het land Kanaan te geven, opdat Ik u tot een God 94 Lev 25:4 | 4 Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land 95 Lev 25:4 | het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds 96 Lev 25:4 | des velds zal zijn vrucht geven; ~ 97 Lev 25:6 | 6 Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult 98 Lev 25:20 | zal zijn inkomsten niet geven, en het geboomte des lands 99 Lev 25:20 | lands zal zijn vrucht niet geven. ~ 100 Lev 26:23 | denzelven dag uw schatting geven, een heiligheid den HEERE. ~ 101 Num 3:9 | zijn zonen, de Levieten geven; zij zijn gegeven, zij zijn 102 Num 3:48 | aan Aaron en zijn zonen geven, het geld der gelosten die 103 Num 5:7 | toedoen, en zal het dien geven, aan wien hij zich verschuldigd 104 Num 5:24 | vervloeking medebrengt, te drinken geven, dat het water, hetwelk 105 Num 5:26 | water die vrouw te drinken geven. ~ 106 Num 7:5 | zult dezelve den Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. ~ 107 Num 10:29 | gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen 108 Num 11:4 | Wie zal ons vlees te eten geven? ~ 109 Num 11:13 | hebben, om al dit volk te geven? Want zij wenen tegen mij, 110 Num 11:18 | Wie zal ons vlees te eten geven? want het ging ons wel in 111 Num 11:18 | Daarom zal de HEERE u vlees geven, en gij zult eten. ~ 112 Num 11:21 | gezegd: Ik zal hun vlees geven, en zij zullen een gehele 113 Num 13:2 | Ik den kinderen Israels geven zal; van elken stam zijner 114 Num 14:8 | brengen, en zal ons dat geven; een land, hetwelk van melk 115 Num 15:2 | uwer woningen, dat Ik u geven zal; ~ 116 Num 15:21 | gij den HEERE een hefoffer geven, bij uw geslachten. ~ 117 Num 17:12 | Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, 118 Num 18:12 | Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, 119 Num 18:25 | die zij den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~ 120 Num 18:41 | daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester Aaron. ~ 121 Num 19:12 | die zij den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~ 122 Num 19:28 | daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester Aaron. ~ 123 Num 20:8 | ogen, zo zal zij hun water geven; alzo zult gij hun water 124 Num 20:19 | deszelfs prijs daarvoor geven; ik zal alleenlijk, zonder 125 Num 21:16 | volk, zo zal Ik hun water geven. ~ 126 Num 24:14 | volk; kom, ik zal u raad geven, en zeggen wat dit volk 127 Num 27:7 | gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis, 128 Num 27:9 | erfenis aan zijn broederen geven. ~ 129 Num 27:10 | de broederen zijns vaders geven. ~ 130 Num 27:11 | zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn naastbestaande, 131 Num 31:16 | overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor 132 Num 31:29 | en den priester Eleazar geven tot een heffing des HEEREN. ~ 133 Num 31:30 | zult ze aan de Levieten geven, die de wacht van de tabernakel 134 Num 31:82 | land Gilead ter bezitting geven. ~ 135 Num 33:13 | halven stam van Manasse te geven geboden heeft. ~ 136 Num 34:2 | de Levieten steden zullen geven om te bewonen; daartoe zult 137 Num 34:2 | aan de Levieten voorsteden geven, aan de steden rondom dezelve. ~ 138 Num 34:4 | gij aan de Levieten zult geven, zullen van den stadsmuur 139 Num 34:6 | gij aan de Levieten zult geven, zullen zijn zes vrijsteden, 140 Num 34:6 | zes vrijsteden, die gij geven zult, opdat de doodslager 141 Num 34:6 | hun twee en veertig steden geven. ~ 142 Num 34:7 | die gij aan de Levieten geven zult, zullen zijn acht en 143 Num 34:8 | bezitting der kinderen Israels geven zult, zult gij van dien, 144 Num 34:8 | zijn steden aan de Levieten geven. ~ 145 Num 34:13 | En deze steden, die gij geven zult, zullen zes vrijsteden 146 Num 34:14 | dezer vrijsteden zult gij geven op deze zijde van de Jordaan, 147 Num 34:14 | drie dezer steden zult gij geven in het land Kanaan; vrijsteden 148 Num 35:2 | kinderen Israels in erfenis te geven; en mijn heer is door den 149 Num 35:2 | onzen broeder Zelafead te geven aan zijn dochteren. ~ 150 Deu 1:8 | het hun en hun zaad na hen geven zou. ~ 151 Deu 1:20 | de HEERE, onze God, ons geven zal. ~ 152 Deu 1:25 | de HEERE, onze God, ons geven zal, is goed. ~ 153 Deu 1:35 | heb uw vaderen te zullen geven! ~ 154 Deu 1:36 | aan hem zal Ik het land geven, waarop hij getreden heeft, 155 Deu 1:39 | komen, en dien zal Ik het geven, en die zullen het erfelijk 156 Deu 2:5 | zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding 157 Deu 2:9 | geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen 158 Deu 2:19 | kinderen Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots 159 Deu 2:25 | uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der 160 Deu 2:29 | de HEERE, onze God, ons geven zal. ~ 161 Deu 2:31 | land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, om 162 Deu 3:20 | dat de HEERE, uw God, hun geven zal aan gene zijde van de 163 Deu 4:21 | HEERE, uw God, u ter erfenis geven zal. ~ 164 Deu 5:16 | dat u de HEERE, uw God, geven zal. ~ 165 Deu 5:31 | het land, hetwelk Ik hun geven zal, om dat te erven. ~ 166 Deu 6:10 | gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, 167 Deu 6:23 | inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen gezworen 168 Deu 7:3 | gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen, en hun dochters 169 Deu 7:13 | vaderen gezworen heeft u te geven. ~ 170 Deu 7:16 | die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet 171 Deu 7:23 | 23 En de HEERE zal hen geven voor uw aangezicht, en Hij 172 Deu 7:24 | hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam van onder 173 Deu 10:11 | vaderen gezworen heb, hun te geven. ~ 174 Deu 11:9 | aan hen en aan hun zaad te geven; een land, vloeiende van 175 Deu 11:14 | zal Ik den regen uws lands geven te Zijner tijd, vroegen 176 Deu 11:15 | 15 En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; 177 Deu 11:21 | vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk 178 Deu 11:25 | zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop 179 Deu 11:31 | dat de HEERE, uw God, u geven zal; en gij zult het erfelijk 180 Deu 12:9 | die de HEERE, uw God, u geven zal. ~ 181 Deu 12:10 | erven; en Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom, 182 Deu 13:1 | van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder; ~ 183 Deu 14:21 | poorten is, zult gij het geven, dat hij het ete, of verkoopt 184 Deu 15:4 | HEERE, uw God, ten erve zal geven, om hetzelve erfelijk te 185 Deu 15:7 | dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij uw hart 186 Deu 15:10 | 10 Gij zult hem mildelijk geven, en uw hart zal niet boos 187 Deu 15:14 | heeft, daarvan zult gij hem geven. ~ 188 Deu 16:10 | uwer hand zijn, dat gij geven zult, naardat u de HEERE, 189 Deu 16:18 | die de HEERE, uw God, u geven zal, onder uw stammen; dat 190 Deu 16:20 | dat u de HEERE, uw God, geven zal. ~ 191 Deu 18:3 | dat hij den priester zal geven den schouder, en beide kinnebakken, 192 Deu 18:4 | uwer schapen zult gij hem geven; ~ 193 Deu 18:9 | dat de HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij niet leren 194 Deu 18:18 | Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken 195 Deu 19:1 | land de HEERE, uw God, u geven zal, en gij die erfelijk 196 Deu 19:2 | hetwelk de HEERE, uw God, u geven zal, om dat erfelijk te 197 Deu 19:8 | heeft, en u al dat land geven zal, hetwelk Hij uw vaderen 198 Deu 19:8 | hetwelk Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; ~ 199 Deu 19:12 | de hand des bloedwrekers geven, dat hij sterve. ~ 200 Deu 20:13 | God, zal haar in uw hand geven; en gij zult alles, wat 201 Deu 21:1 | hetwelk de HEERE, uw God, u geven zal, om dat te erven, een 202 Deu 21:16 | vermogen de eerstgeboorte te geven aan den zoon der beminde, 203 Deu 22:19 | honderd zilverlingen, en ze geven aan den vader van de jonge 204 Deu 22:29 | dochter vijftig zilverlingen geven, en zij zal hem ter vrouwe 205 Deu 23:14 | vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw leger heilig 206 Deu 24:1 | schrijven, en in haar hand geven, en ze laten gaan uit zijn 207 Deu 24:15 | zijn dag zult gij zijn loon geven, en de zon zal daarover 208 Deu 25:15 | dat u de HEERE, uw God, geven zal. ~ 209 Deu 25:19 | HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk 210 Deu 26:1 | HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat erfelijk 211 Deu 26:3 | gezworen heeft ons te zullen geven. ~ 212 Deu 26:12 | den wees en aan de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten 213 Deu 27:2 | dat u de HEERE, uw God, geven zal, zo zult gij u grote 214 Deu 27:3 | dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende 215 Deu 28:7 | 7 De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u 216 Deu 28:8 | dat u de HEERE, uw God, geven zal. ~ 217 Deu 28:11 | gezworen heeft u te zullen geven. ~ 218 Deu 28:12 | om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te 219 Deu 28:24 | stof tot regen uws lands geven; van den hemel zal het op 220 Deu 28:25 | De HEERE zal u geslagen geven voor het aangezicht uwer 221 Deu 28:55 | niet aan een van die zal geven van het vlees zijner zonen, 222 Deu 28:65 | u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, 223 Deu 30:20 | gezworen heeft hun te zullen geven. ~  ~  ~ 224 Deu 31:7 | gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult het hun doen 225 Deu 32:49 | Israels tot een bezitting geven zal; ~ 226 Deu 32:52 | Ik den kinderen Israels geven zal. ~  ~  ~ 227 Deu 34:4 | Aan uw zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen 228 Joz 1:6 | vaderen heb gezworen hun te geven. ~ 229 Joz 2:20 | onze zaak te kennen zult geven, zo zullen wij onschuldig 230 Joz 4:22 | het uw kinderen te kennen geven, zeggende: Op het droge 231 Joz 5:6 | gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van 232 Joz 7:7 | ooit doen gaan, om ons te geven in de hand der Amorieten, 233 Joz 8:7 | uw God, zal ze in uw hand geven. ~ 234 Joz 8:18 | want Ik zal hen in uw hand geven. Toen strekte Jozua de spies, 235 Joz 9:24 | Hij ulieden al dit land geven, en al de inwoners des lands 236 Joz 11:6 | hen altegader verslagen geven voor het aangezicht van 237 Joz 15:16 | dochter Achsa tot een vrouw geven. ~ 238 Joz 17:4 | dat men ons een erfdeel geven zou in het midden onzer 239 Joz 20:4 | stad nemen, en hem plaats geven, dat hij bij hen wone. ~ 240 Joz 21:2 | men ons steden te bewonen geven zou, en haar voorsteden 241 Joz 22:16 | gezworen had hun vaderen te geven, en zij beerfden het, en 242 Ric 1:12 | dochter Achsa tot een vrouw geven. ~ 243 Ric 4:7 | en Ik zal hem in uw hand geven? ~ 244 Ric 6:2 | Midianieten in hun hand zou geven; opdat zich Israel niet 245 Ric 6:7 | de Midianieten in uw hand geven; daarom laat al dat volk 246 Ric 7:6 | aan uw heir brood zouden geven? ~ 247 Ric 7:15 | moede zijn, brood zouden geven? ~ 248 Ric 7:25 | zeiden: Wij zullen ze gaarne geven; en zij spreidden een kleed 249 Ric 10:9 | hen voor mijn aangezicht geven zal, zal ik u dan tot een 250 Ric 10:30 | ganselijk in mijn hand zult geven; ~ 251 Ric 13:12 | ulieden een raadsel te raden geven; indien gij mij dat in de 252 Ric 13:12 | uitvinden, zo zal ik ulieden geven dertig fijne lijnwaadsklederen, 253 Ric 13:13 | verklaren, zo zult gijlieden mij geven dertig fijne lijnwaadsklederen, 254 Ric 14:12 | te binden, om u over te geven in de hand der Filistijnen. 255 Ric 15:5 | plagen; zo zullen wij u geven, een iegelijk, duizend en 256 Ric 16:10 | priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen, en orde 257 Ric 19:28 | morgen zal Ik hem in uw hand geven. ~ 258 Ric 20:1 | Benjaminieten ter vrouwe geven. ~ 259 Ric 20:7 | geen tot vrouwen zullen geven. ~ 260 Ric 20:18 | van onze dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels 261 Rut 3:4 | zo zal hij u te kennen geven, wat gij doen zult. ~ 262 Rut 4:12 | het zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw. ~ 263 Rut 4:14 | nagelaten u heden een losser te geven; en zijn naam worde vermaard 264 1Sa 1:11 | zo zal ik dat den HEERE geven al de dagen zijns levens, 265 1Sa 1:17 | God Israels zal uw bede geven, die gij van Hem gebeden 266 1Sa 2:10 | zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden 267 1Sa 2:16 | Nu zult gij het immers geven, en zo niet, ik zal het 268 1Sa 3:15 | gezicht aan Eli te kennen te geven. ~ 269 1Sa 8:9 | zo zult gij hen te kennen geven de wijze des konings, die 270 1Sa 8:14 | zal ze aan zijn knechten geven. ~ 271 1Sa 8:15 | hovelingen, en aan zijn knechten geven. ~ 272 1Sa 9:8 | dat zal ik den man Gods geven, opdat hij ons onzen weg 273 1Sa 9:19 | hart is, zal ik u te kennen geven. 274 1Sa 10:4 | zij zullen u twee broden geven; die zult gij van hun hand 275 1Sa 12:17 | Hij zal donder en regen geven; zo weet dan, en ziet, dat 276 1Sa 15:16 | op, zo zal ik u te kennen geven, wat de HEERE van nacht 277 1Sa 16:3 | nodigen, en Ik zal u te kennen geven, wat gij doen zult, en gij 278 1Sa 17:25 | hij zal hem zijn dochter geven, en hij zal zijns vaders 279 1Sa 17:44 | aan de vogelen des hemels geven, en aan de dieren des velds. ~ 280 1Sa 17:46 | aan de beesten des velds geven; en de ganse aarde zal weten, 281 1Sa 17:47 | zal ulieden in onze hand geven. ~ 282 1Sa 18:17 | Merab zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, wees mij een 283 1Sa 18:19 | dochter van Saul, aan David geven zou, zo is zij aan Adriel, 284 1Sa 18:21 | Saul zeide: Ik zal haar hem geven, dat zij hem tot een valstrik 285 1Sa 20:9 | dat u dan niet te kennen geven? ~ 286 1Sa 20:10 | Wie zal het mij te kennen geven, indien uw vader u wat hards 287 1Sa 22:7 | altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten 288 1Sa 22:22 | voorzeker Saul zou te kennen geven; ik heb oorzaak gegeven 289 1Sa 23:20 | komt ons toe hem over te geven in de hand des konings. ~ 290 1Sa 25:8 | zij zullen het u te kennen geven. Laat dan deze jongelingen 291 1Sa 25:11 | en zou ik het den mannen geven, die ik niet weet, van waar 292 1Sa 28:19 | de hand der Filistijnen geven, en morgen zult gij en uw 293 1Sa 28:19 | de hand der Filistijnen geven. ~ 294 1Sa 30:22 | dien wij gered hebben, niet geven, maar aan een iegelijk zijn 295 2Sa 4:10 | dat ik hem bodenloon zou geven; ~ 296 2Sa 5:19 | Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: 297 2Sa 5:19 | Filistijnen zekerlijk in uw hand geven. ~ 298 2Sa 12:11 | en zal haar aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen 299 2Sa 13:4 | gij het mij niet te kennen geven? Toen zeide Amnon tot hem: 300 2Sa 15:35 | Abjathar, zult te kennen geven. ~ 301 2Sa 18:11 | zilverlingen en een gordel te geven? 302 2Sa 21:6 | koning zeide: Ik zal hen geven. ~ 303 2Sa 23:15 | zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, 304 1Kon 1:12| laat mij u toch een raad geven, dat gij uw ziel en de ziel 305 1Kon 1:20| gij hun zoudt te kennen geven, wie op den troon van mijn 306 1Kon 3:5 | God zeide: Begeer wat Ik u geven zal. ~ 307 1Kon 5:6 | loon uwer knechten zal ik u geven, naar al wat gij zeggen 308 1Kon 11:11| scheuren, en datzelve uw knecht geven. ~ 309 1Kon 11:13| een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids 310 1Kon 11:31| scheuren, en u tien stammen geven. ~ 311 1Kon 11:35| zal u daarvan tien stammen geven. ~ 312 1Kon 11:36| zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat Mijn knecht David 313 1Kon 11:38| gebouwd heb, en zal u Israel geven. ~ 314 1Kon 13:7 | en ik zal u een geschenk geven. ~ 315 1Kon 14:3 | hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen jongen geschieden 316 1Kon 17:14| HEERE regen op den aardbodem geven zal. ~ 317 1Kon 18:1 | Achab; want Ik zal regen geven op den aardbodem. ~ 318 1Kon 20:5 | uw kinderen zult gij mij geven; ~ 319 1Kon 20:13| zal ze heden in uw hand geven, opdat gij weet, dat Ik 320 1Kon 20:28| grote menigte in uw hand geven, opdat gijlieden weet, dat 321 1Kon 21:2 | is; en ik zal u daarvoor geven een wijngaard, die beter 322 1Kon 21:2 | in geld deszelfs waarde geven. ~ 323 1Kon 21:3 | u de erve mijner vaderen geven zou! ~ 324 1Kon 21:4 | erve mijner vaderen niet geven. En hij legde zich neder 325 1Kon 21:6 | wijngaard in zijn plaats geven; maar hij heeft gezegd: 326 1Kon 21:6 | zal u mijn wijngaard niet geven. ~ 327 1Kon 21:7 | Naboth, den Jizreeliet, geven. ~ 328 1Kon 21:15| hij u weigerde om geld te geven; want Naboth leeft niet, 329 1Kon 22:6 | ze in de hand des konings geven. ~ 330 1Kon 22:12| hen in de hand des konings geven. ~ 331 1Kon 22:15| ze in de hand des konings geven. ~ 332 2Kon 3:10| in der Moabieten hand te geven! ~ 333 2Kon 3:13| in der Moabieten hand te geven. ~ 334 2Kon 3:18| Moabieten in ulieder hand geven. ~ 335 2Kon 6:11| gij mij dan niet te kennen geven, wie van de onzen zij voor 336 2Kon 7:12| knechten: Ik zal u nu te kennen geven, wat de Syriers ons gedaan 337 2Kon 8:19| zijn zonen een lamp zou geven. ~ 338 2Kon 12:7 | bekenden, dat gij het zoudt geven voor de breuken van het 339 2Kon 12:15| die het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~ 340 2Kon 13:7 | bekenden, dat gij het zoudt geven voor de breuken van het 341 2Kon 13:15| die het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~ 342 2Kon 16:20| den koning van Assyrie te geven, voor elk man vijftig zilveren 343 2Kon 20:23| zal u twee duizend paarden geven, zo gij voor u de ruiters 344 2Kon 20:23| ruiters daarop zult kunnen geven. ~ 345 2Kon 21:7 | Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen 346 2Kon 23:14| de hand hunner vijanden geven; en zij zullen tot een roof 347 2Kon 24:5 | 5 En dat zij dat geven in de hand der verzorgers 348 2Kon 24:5 | des HEEREN; opdat zij het geven aan degenen, die het werk 349 2Kon 25:35| naar het bevel van Farao te geven; een ieder naar zijn schatting 350 2Kon 25:35| lands, om aan Farao Necho te geven. ~ 351 1Kro 11:17| zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, 352 1Kro 14:10| zult Gij hen in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot hem: 353 1Kro 14:10| want Ik zal hen in uw hand geven. ~ 354 1Kro 16:18| Ik zal u het land Kanaan geven, een snoer van ulieder erfdeel; ~ 355 1Kro 23:9 | zijn, want Ik zal hem rust geven van al zijn vijanden rondom 356 1Kro 23:9 | vrede en stilte over Israel geven in zijn dagen. ~ 357 1Kro 30:9 | verblijd over hun vrijwillig geven; want zij gaven met een 358 1Kro 30:14| hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het is 359 1Kro 30:14| het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. ~ 360 2Kro 1:7 | tot hem: Begeer, wat Ik u geven zal. ~ 361 2Kro 1:12| rijkdom, en goederen, en eer geven, dergelijke geen koningen, 362 2Kro 2:10| twintig duizend kor gerst geven; daartoe twintig duizend 363 2Kro 13:7 | zal hun in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over 364 2Kro 19:5 | hen in de hand des konings geven. ~ 365 2Kro 19:11| hen in de hand des konings geven. ~ 366 2Kro 22:7 | dage een lamp te zullen geven. ~ 367 2Kro 22:27| dage een lamp te zullen geven. ~ 368 2Kro 25:9 | heeft meer dan dit, om u te geven. ~ 369 2Kro 31:4 | der priesteren en Levieten geven zouden, opdat zij versterkt 370 2Kro 31:19| gesteld waren, delen te geven. ~ 371 2Kro 35:12| vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten, om den HEERE te 372 2Kro 36:12| vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten, om den HEERE te 373 Ezra 4:13| impost, en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten 374 Ezra 7:16| priesteren, die vrijwilliglijk geven, ten huize huns Gods, dat 375 Ezra 7:20| u voorvallen zal uit te geven, zult gij geven uit het 376 Ezra 7:20| zal uit te geven, zult gij geven uit het schathuis des konings. ~ 377 Ezra 9:8 | laten, en ons een nagel te geven in Zijn heilige plaats, 378 Ezra 9:8 | ons een weinig levens te geven in onze dienstbaarheid. ~ 379 Ezra 9:9 | richten, en om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem. ~ 380 Ezra 9:12| gij nu uw dochteren niet geven aan hun zonen, en hun dochteren 381 Neh 9:8 | hem gemaakt, dat Gij zoudt geven het land der Kanaanieten, 382 Neh 9:8 | Gij het zijn zade zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden 383 Neh 9:15 | ophieft, dat Gij het hun zoudt geven. ~ 384 Neh 10:30 | onze dochteren niet zouden geven aan de volken des lands, 385 Neh 13:25 | dochteren hun zonen zult geven, en indien gij van hun dochteren 386 Est 1:20 | vrouwen aan haar mannen eer geven, van de grootste tot de 387 Est 4:1 | en met haar delen haar te geven, en zeven aanzienlijke jonge 388 Est 4:1 | aanzienlijke jonge dochters haar te geven uit het huis des konings; 389 Est 5 | zij het niet zou te kennen geven. ~ 390 Est 28:1 | koning goeddunkt, mij te geven mijn bede, en mijn verzoek 391 Est 30:9 | zal dat kleed en dat paard geven in de hand van een uit de 392 Job 2:4 | wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven. ~ 393 Job 6:30 | de ellenden te verstaan geven? ~  ~ 394 Job 12:7 | dat zal het u te kennen geven. ~ 395 Job 13:19 | zweeg, zo zou ik den geest geven. ~ 396 Job 14:4 | 4 Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een. ~ 397 Job 15:2 | wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen 398 Job 25:5 | en zij zal geen schijnsel geven; en de sterren zijn niet 399 Job 29:18 | zal in mijn nest den geest geven, en ik zal de dagen vermenigvuldigen 400 Job 32:7 | jaren wijsheid te kennen geven. ~ 401 Job 34:15 | vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof 402 Job 35:4 | 4 Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden met u. ~ 403 Job 36:12 | het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis. ~ 404 Job 38:22 | Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met 405 Psa 2:8 | Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden 406 Psa 29:11 | HEERE zal Zijn volk sterkte geven; de HEERE zal Zijn volk 407 Psa 32:8 | gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn. ~ 408 Psa 38:4 | den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten. ~ 409 Psa 49:8 | zijn rantsoen niet kunnen geven; ~ 410 Psa 51:18 | offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij 411 Psa 72:15 | zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, 412 Psa 78:20 | zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke vlees 413 Psa 84:12 | HEERE zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet 414 Psa 85:13 | Ook zal de HEERE het goede geven; en ons land zal zijn vrucht 415 Psa 85:13 | ons land zal zijn vrucht geven. ~ 416 Psa 94:13 | 13 Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat 417 Psa 105:11 | 11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer 418 Psa 115:7 | voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel. ~ 419 Psa 120:3 | U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen? ~ 420 Spre 1:4 | slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap 421 Spre 3:28| weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is. ~ 422 Spre 3:34| zachtmoedigen zal Hij genade geven. ~ 423 Spre 4:9 | een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal 424 Spre 10:24| der rechtvaardigen zal God geven. ~ 425 Spre 21:26| maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden. ~ 426 Spre 29:17| uw ziel vermakelijkheden geven. ~ 427 Pred 4:17| der zotten slachtoffer te geven; want zij weten niet, dat 428 Pred 8:7 | wie zal het hem te kennen geven, wanneer het geschieden 429 Pred 10:14| wie zal het hem te kennen geven? ~ 430 Pred 10:20| zou het woord te kennen geven. ~  ~  ~  ~ ~ 431 Hoo 2:13 | voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. 432 Hoo 7:12 | mijn      uitnemende liefde geven. ~ 433 Hoo 7:13 | 13      De dudaim geven reuk, en aan onze deuren 434 Hoo 8:2 | specerijwijn te drinken geven, en van het sap van mijn 435 Jes 5:10 | wijngaards zullen een enig bath geven, en een homer zaads zal 436 Jes 5:10 | homer zaads zal een efa geven. ~ 437 Jes 7:14 | Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger 438 Jes 7:22 | veelheid der melk, die zij geven zullen, boter zal eten; 439 Jes 10:6 | volk, en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid; 440 Jes 14:3 | wanneer u de HEERE rust geven zal van uw smart, en van 441 Jes 19:12 | Dat zij u nu te kennen geven of vernemen, wat de HEERE 442 Jes 22:21 | heerschappij zal Ik in zijn hand geven; en hij zal den inwoneren 443 Jes 28:9 | het gehoorde te verstaan geven? Den gespeenden van de melk, 444 Jes 30:20 | wateren der verdrukking geven; maar uw leraars zullen 445 Jes 30:23 | land bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands 446 Jes 36:8 | zal u twee duizend paarden geven, zo gij voor u de ruiters 447 Jes 36:8 | ruiters daarop zult kunnen geven. ~ 448 Jes 37:7 | Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen 449 Jes 40:14 | gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem zou leren van het 450 Jes 41:27 | een blijden boodschapper geven. ~ 451 Jes 41:28 | vragen, en zij Mij antwoord geven zouden. ~ 452 Jes 42:6 | u behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, 453 Jes 42:8 | eer zal Ik geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden 454 Jes 42:12 | Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden 455 Jes 43:20 | zal in de woestijn wateren geven, en rivieren in de wildernis, 456 Jes 43:20 | uitverkorenen drinken      te geven. ~ 457 Jes 45:3 | 3      En Ik zal u geven de schatten, die in de duisternissen 458 Jes 45:11 | Mijner handen      bevel geven? ~ 459 Jes 46:13 | vertoeven; maar Ik zal heil geven in Sion, aan Israel Mijn 460 Jes 48:11 | Mijn eer aan geen ander geven. ~ 461 Jes 49:8 | zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks,      462 Jes 53:12 | Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen, en Hij zal de 463 Jes 55:3 | eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden 464 Jes 56:3 | eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden 465 Jes 57:5 | muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en 466 Jes 57:5 | zal Ik een ieder van hen geven,      die niet uitgeroeid 467 Jes 62:8 | het brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid 468 Jes 63:8 | indien Ik uw koren meer zal geven tot spijs voor uw vijanden, 469 Jer 3:15 | En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen 470 Jer 3:19 | de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke 471 Jer 8:10 | hun vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan andere bezitters; 472 Jer 11:5 | vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende van 473 Jer 14:13 | zal u een gewissen vrede geven in deze      plaats. ~ 474 Jer 14:22 | of kan de hemel druppelen geven? Zijt Gij die niet, o HEERE, 475 Jer 15:13 | uw schatten tot een roof geven, zonder prijs; en dat om 476 Jer 16:7 | dode; noch hun te drinken geven uit den troostbeker, over 477 Jer 16:13 | Ik u geen      genade zal geven. ~ 478 Jer 17:3 | al uw schatten ten roof geven, mitsgaders uw hoogten, 479 Jer 17:10 | dat, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de 480 Jer 19:7 | gedierte der aarde tot spijze geven. ~ 481 Jer 20:4 | en Ik zal      gans Juda geven in de hand des konings van 482 Jer 20:5 | 5      Ook zal Ik geven al het vermogen dezer stad, 483 Jer 20:5 | koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand hunner vijanden, 484 Jer 20:10 | wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen 485 Jer 21:7 | en van      den honger, geven in de hand van Nebukadrezar, 486 Jer 22:25 | 25      En Ik zal u geven in de hand dergenen, die 487 Jer 24:7 | En Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik 488 Jer 27:8 | en dat zijn hals niet zal geven onder het juk des konings 489 Jer 29:21 | profeteren: Ziet, Ik zal hen      geven in de hand van Nebukadrezar, 490 Jer 31:33 | Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart 491 Jer 32:19 | mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar 492 Jer 32:22 | gezworen hadt hun te zullen geven, een land vloeiende van 493 Jer 32:39 | enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de 494 Jer 32:40 | zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken. ~ 495 Jer 34:22 | Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt de HEERE, en zal 496 Jer 38:15 | doden? En als ik u raad zal geven, gij zult toch naar mij 497 Jer 42:12 | zal ulieden barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, 498 Jer 44:30 | den koning van Egypte, geven in de hand zijner vijanden, 499 Jer 45:5 | zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaatsen, waar 500 Jer 46:26 | 26      En Ik zal hen geven in de hand dergenen, die


1-500 | 501-717

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License