1-500 | 501-709
Book Chapter: Verse
501 Psa 26:9 | noch mijn leven met de mannen des bloeds; ~
502 Psa 55:24 | den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen
503 Psa 59:3 | ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds. ~
504 Psa 76:6 | en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden. ~
505 Psa 139:19 | goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij! ~
506 Psa 141:4 | goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken;
507 Spre 8:4 | 4 Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is
508 Spre 25:1 | spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van
509 Pred 12:3 | zullen beven, en de sterke mannen zichzelven zullen krommen,
510 Jes 2:11 | worden, en de hoogheid der mannen zal nedergebogen worden;
511 Jes 2:17 | gebogen, en de hoogheid der mannen zal vernederd worden; en
512 Jes 3:25 | 25 Uw mannen zullen door het zwaard vallen,
513 Jes 5:3 | inwoners van Jeruzalem, en gij mannen van Juda, oordeelt toch
514 Jes 5:7 | het huis van Israel, en de mannen van Juda zijn een plant
515 Jes 5:22 | te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te
516 Jes 21:9 | nu, daar komt een wagen mannen, en een paar ruiters! Toen
517 Jes 36:12 | spreken? Is het niet tot de mannen, die op den muur zitten,
518 Jes 39:3 | tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar zijn
519 Jes 45:14 | Moren en der Sabeers, der mannen van grote lengte, zullen
520 Jer 4:3 | zo zegt de HEERE tot de mannen van Juda, en tot Jeruzalem:
521 Jer 4:4 | voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda en inwoners van
522 Jer 11:2 | verbonds, en spreekt tot de mannen van Juda, en tot de inwoners
523 Jer 11:9 | verbintenis bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners
524 Jer 11:21 | zo zegt de HEERE van de mannen van Anathoth, die uw ziel
525 Jer 11:23 | een kwaad brengen over de mannen van Anathoth, in het jaar
526 Jer 17:25 | zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners
527 Jer 18:11 | Nu dan, spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners
528 Jer 18:21 | worden, en laat hun mannen door den dood omgebracht,
529 Jer 19:10 | verbreken voor de ogen der mannen, die met u gegaan zijn; ~
530 Jer 26:17 | 17 Ook stonden er mannen op, van de oudsten des lands,
531 Jer 26:22 | Maar de koning Jojakim zond mannen naar Egypte, Elnathan, den
532 Jer 26:22 | zoon van Achbor, en andere mannen met hem, in Egypte; ~
533 Jer 29:6 | en geeft uw dochteren aan mannen, dat zij zonen en dochteren
534 Jer 32:32 | hun profeten, en de mannen van Juda, en de inwoners
535 Jer 34:18 | 18 En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn verbond
536 Jer 35:13 | Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners
537 Jer 36:31 | van Jeruzalem, en over de mannen van Juda, al het kwaad
538 Jer 37:10 | bleven van hen enige verwonde mannen over, zo zouden zich die,
539 Jer 38:9 | Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk gehandeld
540 Jer 38:10 | zeggende: Neem van hier dertig mannen onder uw hand, en haal den
541 Jer 38:11 | Alzo nam Ebed-melech de mannen onder zijn hand, en ging
542 Jer 38:16 | overgeven in de hand dezer mannen, die uw ziel zoeken! ~
543 Jer 39:17 | overgegeven worden in de hand der mannen, voor welker aangezicht
544 Jer 40:7 | het veld waren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning
545 Jer 40:7 | aan hem bevolen had de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens,
546 Jer 40:8 | Maachathiets, zij en hun mannen. ~
547 Jer 40:9 | Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende: Vreest niet van
548 Jer 41:1 | des konings, te weten tien mannen, met hem kwamen tot
549 Jer 41:2 | zich op, mitsgaders de tien mannen, die met hem waren, en zij
550 Jer 41:7 | midden des kuils, hij en de mannen, die met hem waren. ~
551 Jer 41:8 | Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot Ismael
552 Jer 41:9 | al de dode lichamen der mannen, die hij aan de zijde van
553 Jer 41:12 | Zo namen zij al de mannen, en togen henen, om met
554 Jer 41:15 | Johanans aangezicht, met acht mannen, en hij toog tot de kinderen
555 Jer 41:16 | geslagen had) te weten de mannen, die krijgslieden waren,
556 Jer 42:17 | 17 Zo zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten
557 Jer 43:2 | Kareah, en al de trotse mannen, zeggende tot Jeremia: Gij
558 Jer 43:6 | 6 De mannen, en de vrouwen, en de kinderkens,
559 Jer 43:9 | voor de ogen der Joodse mannen; ~
560 Jer 44:15 | antwoordden aan Jeremia al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen
561 Jer 44:19 | drankofferen, zonder onze mannen? ~
562 Jer 44:20 | tot al het volk, tot de mannen en tot de vrouwen, en tot
563 Jer 44:27 | niet ten goede; en alle mannen van Juda, die in Egypteland
564 Jer 48:14 | Wij zijn helden en dappere mannen ten strijde? ~
565 Jer 52:25 | krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen, die des konings
566 Jer 52:25 | oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands,
567 Eze 8:11 | 11 En zeventig mannen uit de oudsten van het huis
568 Eze 8:16 | omtrent vijf en twintig mannen; hun achterste leden waren
569 Eze 9:2 | 2 En ziet, zes mannen kwamen van den weg der Hoge
570 Eze 9:6 | zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren. ~
571 Eze 11:1 | poort waren vijf en twintig mannen, en in het midden van
572 Eze 11:2 | Mensenkind, deze zijn de mannen, die ongerechtigheid bedenken,
573 Eze 11:15 | broederen, uw broederen, de mannen uwer maagschap, en het ganse
574 Eze 14:1 | Daarna kwamen tot mij mannen uit de oudsten van Israel,
575 Eze 14:3 | 3 Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in
576 Eze 14:14 | Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniel en Job, in
577 Eze 14:16 | 16 Die drie mannen in het midden deszelven
578 Eze 14:18 | 18 Ofschoon die drie mannen in het midden deszelven
579 Eze 16:45 | walg gehad hebben van haar mannen en van haar kinderen;
580 Eze 20:1 | derzelver maand, dat er mannen uit de oudsten van Israel
581 Eze 23:14 | want toen zij geschilderde mannen aan den wand zag, de beelden
582 Eze 23:40 | zij gezonden hebben tot mannen, die van verre zouden komen;
583 Eze 23:42 | stil was, zo zonden zij tot mannen uit de menigte der mensen,
584 Eze 23:45 | 45 Rechtvaardige mannen dan, die zullen haar richten
585 Eze 39:14 | 14 Ook zullen zij mannen uitscheiden, die gestadig
586 Dan 3:8 | zelfder tijd Chaldeeuwse mannen, die de Joden openlijk beschuldigden; ~
587 Dan 3:12 | 12 Er zijn Joodse mannen, die gij over de bediening
588 Dan 3:12 | Mesach en Abed-nego; deze mannen hebben, o koning! op u geen
589 Dan 3:13 | voorbrengen zou; toen werden die mannen voor den koning gebracht. ~
590 Dan 3:20 | En tot de sterkste mannen van kracht, die in zijn
591 Dan 3:21 | 21 Toen werden die mannen gebonden in hun mantels,
592 Dan 3:22 | de vonken des vuurs die mannen, die Sadrach, Mesach en
593 Dan 3:23 | 23 Maar als die drie mannen, Sadrach, Mesach en Abed-nego,
594 Dan 3:24 | raadsheren: Hebben wij niet drie mannen in het midden des vuurs,
595 Dan 3:25 | zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden
596 Dan 3:27 | raadsheren des konings, deze mannen beziende, omdat het vuur
597 Dan 6:6 | 6 Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen dezen
598 Dan 6:12 | 12 Toen kwamen die mannen met hopen, en zij vonden
599 Dan 6:16 | 16 Toen kwamen die mannen met hopen tot den koning,
600 Dan 6:25 | koning, en zij brachten die mannen voor, die Daniel overluid
601 Dan 9:7 | is te deze dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners
602 Dan 10:7 | zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren, zagen
603 Amos 6:9 | zal geschieden, zo er tien mannen in enig huis zullen overgelaten
604 Jona 1:10| 10 Toen vreesden die mannen met grote vreze, en zeiden
605 Jona 1:10| gij dit gedaan? Want de mannen wisten, dat hij van des
606 Jona 1:13| 13 Maar de mannen roeiden, om het schip weder
607 Jona 1:16| 16 Dies vreesden de mannen den HEERE met grote vreeze;
608 Nah 2:3 | rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de
609 Zep 1:12 | zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn
610 Zep 3:4 | lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen
611 Zac 7:2 | en Regem-Melech, en zijn mannen, om het aangezicht des HEEREN
612 Zac 8:4 | heirscharen: Er zullen nog oude mannen en oude vrouwen zitten op
613 Zac 8:23 | dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der
614 Matt 12:41| 41 De mannen van Nineve zullen opstaan
615 Matt 14:21| waren omtrent vijf duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen. ~
616 Matt 14:35| 35 En als de mannen van die plaats Hem werden
617 Matt 15:38| hadden, waren vier duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen. ~
618 Matt 16:9 | broden der vijf duizend mannen; en hoevele korven gij opnaamt? ~
619 Matt 16:10| broden der vier duizend mannen, en hoevele manden gij opnaamt? ~
620 Mark 6:44| waren omtrent vijf duizend mannen. ~
621 Mark 8:19| brak onder de vijf duizend mannen, hoeveel volle korven met
622 Mark 8:20| brak onder de vier duizend mannen, hoeveel volle manden met
623 Luk 5:18 | 18 En ziet, enige mannen brachten op een bed een
624 Luk 7:20 | 20 En als de mannen tot Hem gekomen waren, zeiden
625 Luk 9:14 | waren omtrent vijf duizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn
626 Luk 9:30 | 30 En ziet, twee mannen spraken met Hem, welke waren
627 Luk 9:32 | heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden. ~
628 Luk 11:31 | opstaan in het oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal
629 Luk 11:32 | 32 De mannen van Nineve, zullen opstaan
630 Luk 14:24 | ulieden, dat niemand van die mannen, die genood waren, mijn
631 Luk 17:12 | ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden van verre; ~
632 Luk 22:63 | 63 En de mannen, die Jezus hielden, bespotten
633 Luk 24:4 | twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende
634 Joha 4:18| 18 Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt,
635 Joha 6:10| plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend
636 Hand 1:10| Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte
637 Hand 1:11| ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op
638 Hand 1:16| 16 Mannen broeders, deze Schrift moest
639 Hand 1:21| is dan nodig, dat van de mannen, die met ons ongedaan hebben
640 Hand 2:5 | Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen,
641 Hand 2:14| sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem
642 Hand 2:22| 22 Gij Israelietische mannen, hoort deze woorden: Jezus
643 Hand 2:29| 29 Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd
644 Hand 2:37| apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? ~
645 Hand 3:12| volk: Gij Israelietische mannen, wat verwondert gij u over
646 Hand 4:4 | geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijf duizend. ~
647 Hand 5:5 | 5 En nu, zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon,
648 Hand 5:17| hij gezien had, ziet, de mannen, die van Cornelius afgezonden
649 Hand 5:19| Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; ~
650 Hand 5:21| En Petrus ging af tot de mannen die van Cornelius tot hem
651 Hand 6:3 | Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die de voorhuid hebben,
652 Hand 6:11| zelfder ure stonden er drie mannen voor het huis, daar ik in
653 Hand 6:13| en tot hem zeide: Zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon,
654 Hand 6:20| Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welken te Antiochie
655 Hand 7:15| synagogen tot hen, zeggende: Mannen broeders, indien er enig
656 Hand 7:16| zeide: Gij Israelietische mannen, en gij, die God vreest,
657 Hand 7:26| 26 Mannen broeders, kinderen van het
658 Hand 7:38| 38 Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen
659 Hand 8:15| 15 En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen?
660 Hand 9:7 | Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat
661 Hand 9:13| antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij. ~
662 Hand 9:22| Gemeente, goed gedacht, enige mannen uit zich te verkiezen, en
663 Hand 9:22| wordt Barsabas, en Silas, mannen, die voorgangers waren onder
664 Hand 9:25| zijnde, goed gedacht, enige mannen te verkiezen, en tot u te
665 Hand 11:5 | namen tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten,
666 Hand 11:12| eerlijke vrouwen en van de mannen niet weinige. ~
667 Hand 11:22| genaamd Areopagus, zeide: Gij mannen van Athene! ik bemerke,
668 Hand 11:34| 34 Doch sommige mannen hingen hem aan, en geloofden;
669 Hand 13:7 | deze waren omtrent twaalf mannen. ~
670 Hand 13:25| dergelijke dingen, zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit
671 Hand 13:35| gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze! wat mens is er
672 Hand 13:37| 37 Want gij hebt deze mannen hier gebracht, die noch
673 Hand 14:30| 30 En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde
674 Hand 15:23| zeggen: Wij hebben vier mannen, die een gelofte gedaan
675 Hand 15:26| 26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan
676 Hand 15:28| Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de
677 Hand 16:1 | 1 Mannen broeders en vaders, hoort
678 Hand 16:4 | gevangenissen overleverende beiden mannen en vrouwen. ~
679 Hand 17:1 | den raad houdende, zeide: Mannen broeders! ik heb met alle
680 Hand 17:6 | Farizeen, riep in den raad: Mannen broeders, ik ben een Farizeer,
681 Hand 17:21| niet; want meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen,
682 Hand 19:23| oversten over duizend, en de mannen, die de voornaamsten de
683 Hand 19:24| Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons hier
684 Hand 21:10| 10 En zeide tot hen: Mannen, ik zie, dat de vaart zal
685 Hand 21:21| midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor
686 Hand 21:25| Daarom zijt goedsmoeds, mannen, want ik geloof Gode, dat
687 Hand 22:17| waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets
688 Rom 1:27 | 27 En insgelijks ook de mannen, nalatende het natuurlijk
689 Rom 1:27 | hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid
690 Rom 1:27 | tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende,
691 Rom 11:4 | Mijzelven nog zeven duizend mannen overgelaten, die de knie
692 1Kor 6:10| ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch
693 1Kor 14:35| haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk
694 Efez 5:22| vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den
695 Efez 5:24| de vrouwen aan haar eigen mannen in alles. ~
696 Efez 5:25| 25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief,
697 Efez 5:28| 28 Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen
698 Kol 3:18 | Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt
699 Kol 3:19 | 19 Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en
700 1Tim 1:10| hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven,
701 1Tim 2:8 | 8 Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen,
702 1Tim 3:12| de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die hun kinderen en
703 Tit 2:2 | 2 Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig,
704 Tit 2:4 | voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar kinderen
705 Tit 2:5 | goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat
706 Tit 2:6 | 6 Vermaan den jonge mannen insgelijks, dat zij matig
707 1Pet 3:1 | vrouwen, zijt uw eigenen mannen onderdanig; opdat ook, zo
708 1Pet 3:5 | hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; ~
709 1Pet 3:7 | 7 Gij mannen, insgelijks, woont bij haar
1-500 | 501-709 |