1-500 | 501-700
Book Chapter: Verse
501 Jes 49:12 | 12 Zie, deze zullen van verre komen;
502 Jes 49:12 | zullen van verre komen; en zie, die van het noorden en
503 Jes 49:16 | 16 Zie, Ik heb u in de beide handpalmen
504 Jes 49:18 | Hef uw ogen op rondom, en zie, alle deze vergaderen zich,
505 Jes 51:22 | volks zaak twisten zal: Zie, Ik neem den beker der zwijmeling
506 Jes 52:6 | het Zelf ben, Die spreekt: Zie, hier ben Ik. ~
507 Jes 54:11 | voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen gans sierlijk
508 Jes 54:16 | 16 Zie, Ik heb den smid geschapen,
509 Jes 58:18 | 18 Ik zie hun wegen, en Ik zal hen
510 Jes 61:2 | 2 Want zie, de duisternis zal de aarde
511 Jes 61:4 | Hef uw ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd,
512 Jes 63:11 | zegt de dochter van Sion: Zie, uw Heil komt; zie, Zijn
513 Jes 63:11 | Sion: Zie, uw Heil komt; zie, Zijn loon is met Hem, en
514 Jes 64:15 | 15 Zie van den hemel af, en aanschouw
515 Jes 65:5 | Uwer gedenken op Uw wegen; zie, Gij waart verbolgen, omdat
516 Jes 65:9 | eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen
517 Jer 1:6 | zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want
518 Jer 1:9 | de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in
519 Jer 1:10 | 10 Zie, Ik stel u te dezen dage
520 Jer 1:11 | Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede. ~
521 Jer 1:13 | ziet gij? En ik zeide: Ik zie een ziedenden pot, welks
522 Jer 1:15 | 15 Want zie, Ik roep alle geslachten
523 Jer 1:18 | 18 Want zie, Ik stel u heden tot een
524 Jer 2:23 | Baals niet nagewandeld? Zie uw weg in het dal, ken,
525 Jer 3:2 | naar de hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet
526 Jer 3:5 | Hij dien gestadig bewaren? Zie, gij spreekt en doet die
527 Jer 3:22 | zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen
528 Jer 6:19 | Hoor toe, gij aarde! Zie, Ik zal een kwaad brengen
529 Jer 13:20 | Hef uw ogen op, en zie, die daar van het noorden
530 Jer 14:13 | zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, die profeten zeggen hun:
531 Jer 20:4 | Want zo zegt de HEERE: Zie, Ik stel u tot een schrik
532 Jer 22:10 | het land zijner geboorte zie. ~
533 Jer 23:14 | de profeten van Jeruzalem zie Ik afschuwelijkheid; zij
534 Jer 28:16 | Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal u wegwerpen van
535 Jer 30:3 | 3 Want zie, de dagen komen, spreekt
536 Jer 30:6 | manspersoon baart? Waarom zie Ik dan eens iegelijken mans
537 Jer 30:10 | ontzet u niet, Israel! want zie, Ik zal u uit verre landen
538 Jer 32:7 | 7 Zie, Hanameel, de zoon van Sallum,
539 Jer 32:17 | 17 Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en
540 Jer 32:24 | 24 Zie, de wallen! zij zijn gekomen
541 Jer 32:24 | gesproken hebt, is geschied, en zie, Gij ziet het. ~
542 Jer 32:27 | 27 Zie, Ik ben de HEERE, de God
543 Jer 32:28 | Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de
544 Jer 33:6 | 6 Zie, Ik zal haar de gezondheid
545 Jer 34:2 | tot hem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze stad in de
546 Jer 39:16 | heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen
547 Jer 40:4 | 4 Nu dan, zie, ik heb u heden losgemaakt
548 Jer 40:4 | Babel te komen, zo laat het; zie, het ganse land is voor
549 Jer 45:4 | zeggen: Zo zegt de HEERE: Zie, dat Ik gebouwd heb, breek
550 Jer 45:5 | zoeken? Zoek ze niet; want zie, Ik breng een kwaad over
551 Jer 46:5 | 5 Waarom zie Ik, dat zij versaagd en
552 Jer 46:27 | ontzet u niet, o Israel! want zie, Ik zal u verlossen uit
553 Jer 48:19 | Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van Aroer!
554 Jer 49:15 | 15 Want zie, Ik heb u klein gemaakt
555 Klaa 1:9 | heeft geen trooster. HEERE, zie mijn ellende aan, want
556 Klaa 1:11| om de ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, dat
557 Klaa 1:42| 20 Resch. Zie, HEERE, aanschouw toch,
558 Klaa 1:94| hemel aanschouwe, en het zie. ~
559 Klaa 2:1 | geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan. ~
560 Eze 4:14 | zeide ik: Ach, Heere, HEERE, zie, mijn ziel is niet verontreinigd
561 Eze 4:15 | En Hij zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest gegeven
562 Eze 4:16 | tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods
563 Eze 8:9 | zeide Hij tot mij: Ga in, en zie de boze gruwelen, die zij
564 Eze 8:17 | Mij te vertoornen; want zie, zij steken de wijnranken
565 Eze 12:12 | met het oog de aarde niet zie. ~
566 Eze 12:27 | 27 Mensenkind, zie, die van het huis Israels
567 Eze 16:37 | 37 Daarom, zie, Ik zal al uw boelen vergaderen,
568 Eze 16:43 | geweest zijt met dit alles, zie, zo zal Ik ook uw weg op
569 Eze 16:44 | 44 Zie, een ieder, die spreekwoorden
570 Eze 23:22 | alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw boelen, van welke
571 Eze 23:28 | alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal u overgeven in de
572 Eze 24:16 | 16 Mensenkind! zie, Ik zal den lust uwer ogen
573 Eze 28:3 | 3 Zie, gij zijt wijzer dan Daniel;
574 Eze 28:7 | 7 Daarom zie, Ik zal vreemden over u
575 Eze 28:22 | Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon!
576 Eze 29:3 | Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Farao,
577 Eze 29:8 | zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het zwaard over
578 Eze 29:10 | 10 Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw
579 Eze 29:19 | zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den
580 Eze 31:3 | 3 Zie, Assur was een ceder op
581 Eze 33:33 | Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen
582 Eze 35:3 | Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte
583 Eze 38:3 | Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij
584 Eze 39:1 | Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst
585 Eze 40:4 | sprak tot mij: Mensenkind! zie met uw ogen, en hoor met
586 Eze 44:5 | Mensenkind! zet er uw hart op, en zie met uw ogen, en hoor met
587 Dan 1:13 | 13 En men zie voor uw aangezicht onze
588 Dan 3:25 | antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende
589 Dan 8:19 | 19 En hij zeide: Zie, ik zal u te kennen geven,
590 Dan 9:18 | hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de
591 Hos 6:10 | 10 Ik zie een afschuwelijke zaak in
592 Amos 4:13| 13 Want zie, Die de bergen formeert,
593 Amos 7:8 | paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik zal het paslood stellen
594 Zac 2:10 | gij dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het
595 Zac 3:4 | Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid
596 Zac 4:2 | ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden
597 Zac 5:2 | ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende rol, welker
598 Zac 5:5 | mij: Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt. ~
599 Zac 6:8 | sprak tot mij, zeggende: Zie, deze, die uitgegaan zijn
600 Matt 7:4 | splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog? ~
601 Matt 8:4 | En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand zegt;
602 Matt 12:2 | ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen, wat
603 Matt 12:47| En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders
604 Matt 19:27| Petrus, en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten,
605 Matt 21:5 | Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig
606 Matt 25:20| talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb
607 Matt 25:22| talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb
608 Matt 25:25| talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe. ~
609 Mark 1:44| 44 En zeide tot hem: Zie, dat gij niemand iets zegt;
610 Mark 2:24| Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den
611 Mark 3:32| en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders
612 Mark 8:24| hij, opziende, zeide: Ik zie de mensen, want ik zie hen,
613 Mark 8:24| Ik zie de mensen, want ik zie hen, als bomen, wandelen. ~
614 Mark 10:28| begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten,
615 Mark 11:21| zijnde, zeide tot Hem: Rabbi, zie, de vijgeboom, dien Gij
616 Mark 12:15| een penning, dat Ik hem zie. ~
617 Mark 13:1 | discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen, en hoedanige
618 Mark 15:4 | zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen
619 Luk 1:20 | 20 En zie, gij zult zwijgen, en niet
620 Luk 1:31 | 31 En zie, gij zult bevrucht worden,
621 Luk 1:36 | 36 En zie, Elizabet, uw nicht, is
622 Luk 1:38 | 38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren;
623 Luk 1:44 | 44 Want zie, als de stem uwer groetenis
624 Luk 1:48 | dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig
625 Luk 2:34 | tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een
626 Luk 2:48 | hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U
627 Luk 7:12 | poort der stad genaakte, zie daar, een dode werd uitgedragen,
628 Luk 9:38 | zeggende: Meester, ik bid U, zie toch mijn zoon aan; want
629 Luk 9:39 | 39 En zie, een geest neemt hem, en
630 Luk 11:35 | 35 Zie dan toe, dat niet het licht,
631 Luk 13:7 | tot den wijngaardenier: Zie, ik kome nu drie jaren,
632 Luk 13:32 | heen, en zegt dien vos: Zie, Ik werp duivelen uit, en
633 Luk 15:29 | antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u nu zo vele jaren,
634 Luk 18:28 | 28 En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten,
635 Luk 19:2 | 2 En zie, er was een man, met name
636 Luk 19:8 | en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen,
637 Luk 19:20 | ander kwam, zeggende: Heer, zie hier uw pond, hetwelk ik
638 Luk 22:38 | 38 En zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij
639 Luk 23:50 | 50 En zie, een man, met name Jozef,
640 Luk 24:4 | daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij
641 Luk 24:13 | 13 En zie, twee van hen gingen op
642 Joha 1:29| zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde
643 Joha 1:47| Filippus zeide tot hem: Kom en zie. ~
644 Joha 1:48| komen, en zeide tot hem: Zie, waarlijk een Israeliet,
645 Joha 3:26| Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen
646 Joha 4:19| zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt. ~
647 Joha 5:14| tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden;
648 Joha 7:52| uit Galilea? Onderzoek en zie, dat uit Galilea geen profeet
649 Joha 9:15| ogen, en ik wies mij, en ik zie. ~
650 Joha 9:25| dat ik blind was, en nu zie. ~
651 Joha 11:3 | tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank. ~
652 Joha 11:34| zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. ~
653 Joha 12:15| niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt, zittende
654 Joha 16:29| discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit,
655 Joha 18:21| Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd
656 Joha 19:26| tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. ~
657 Joha 19:27| zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure
658 Joha 20:25| Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en
659 Joha 20:27| Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw
660 Hand 3:4 | ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. ~
661 Hand 4:29| 29 En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef
662 Hand 5:19| zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; ~
663 Hand 7:11| 11 En nu zie, de hand des Heeren is tegen
664 Hand 16:26| het den overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want
665 Hand 21:10| zeide tot hen: Mannen, ik zie, dat de vaart zal geschieden
666 Hand 21:24| keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken
667 Rom 2:17 | 17 Zie, gij wordt een Jood genaamd
668 Rom 7:23 | 23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden,
669 Rom 11:21 | takken niet gespaard heeft, zie toe, dat Hij ook mogelijk
670 Rom 11:22 | 22 Zie dan de goedertierenheid
671 1Kor 3:10| daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. ~
672 1Kor 10:12| dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. ~
673 2Kor 7:8 | mij berouwd heeft; want ik zie, dat dezelve zendbrief,
674 Efez 5:33| zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze. ~ ~ ~
675 Fili 1:27| opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben,
676 Fili 2:4 | 4 Een iegelijk zie niet op het zijne, maar
677 Fili 2:4 | zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen der anderen
678 Kol 4:17 | 17 En zegt aan Archippus: Zie op de bediening, die gij
679 Heb 2:13 | Hem stellen. En wederom: Zie daar, Ik en de kinderen,
680 Heb 8:5 | tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles
681 Heb 10:7 | 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des
682 Heb 10:9 | 9 Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen,
683 Open 1:18| Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid.
684 Open 2:22| 22 Zie, Ik werp haar te bed, en
685 Open 3:8 | 8 Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur
686 Open 3:9 | 9 Zie, Ik geef u enigen uit de
687 Open 3:9 | zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen
688 Open 3:11| 11 Zie, Ik kom haastelijk; houd
689 Open 3:20| 20 Zie, Ik sta aan de deur, en
690 Open 5:5 | zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam
691 Open 6:1 | van een donderslag: Kom en zie! ~
692 Open 6:3 | tweede dier zeggen: Kom en zie! ~
693 Open 6:5 | derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een
694 Open 6:7 | dier, die zeide: Kom en zie! ~
695 Open 16:15| 15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig
696 Open 16:15| en men zijn schaamte niet zie. ~
697 Open 19:10| aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie, dat gij dat niet doet;
698 Open 22:7 | 7 Zie, Ik kom haastiglijk zalig
699 Open 22:9 | 9 En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet;
700 Open 22:12| 12 En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn
1-500 | 501-700 |