Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
melzar 2
mem 14
memuchan 3
men 690
menahem 8
mene 5
menen 4
Frequency    [«  »]
709 mannen
703 gedaan
700 zie
690 men
685 dezen
678 23
656 dingen

Bijbel

IntraText - Concordances

men

1-500 | 501-690

    Book Chapter: Verse
501 Jer 25:34 | dagen zijn vervuld, dat men slachten zal, en van uw 502 Jer 26:24 | Safan, was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in de hand 503 Jer 29:22 | die in Babel zijn, dat men zegge: De HEERE stelle u 504 Jer 32:44 | 44      Velden zal men voor geld kopen, en de brieven 505 Jer 37:21 | voorhof der bewaring, en men gaf hem des daags een bol 506 Jer 46:23 | dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan. ~ 507 Jer 48:31 | lieden van Kir-heres zal men zuchten. ~ 508 Jer 48:33 | ophouden uit de kuipen; men zal geen druiven      treden 509 Jer 48:38 | verbroken als een vat, waar men geen lust aan heeft, spreekt 510 Jer 49:23 | bij de zee is bekommernis, men kan er niet rusten. ~ 511 Jer 50:39 | struisen daarin wonen; en men zal er geen verblijf meer      512 Jer 51:33 | dorsvloer, het is tijd, dat men ze trede; nog een weinig, 513 Jer 52:18 | al de koperen vaten, waar men den dienst mede deed. ~ 514 Klaa 1:37 | zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide,      dat zij 515 Klaa 1:42 | eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen 516 Klaa 1:70 | Teth. Het is goed, dat men hope, en stille zij op het 517 Klaa 1:78 | 34      Lamed. Dat men al de gevangenen der aarde 518 Klaa 1:79 | 35      Lamed. Dat men het recht eens mans buigt 519 Klaa 1:80 | 36      Lamed. Dat men een mens verongelijkt in 520 Klaa 1:103| gezien de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel 521 Klaa 1:118| verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten; 522 Klaa 1:124| met bloed besmet, zodat men niet kon zien, of men raakte 523 Klaa 1:124| zodat men niet kon zien, of men raakte hun klederen aan. ~ 524 Klaa 2:5 | halzen; zijn wij woede, men laat ons geen rust. ~ 525 Eze 11:3 | 3      Die zeggen: Men moet geen huizen nabij bouwen; 526 Eze 15:3 | stuk werk te maken? Neemt men daarvan een pin, om enig 527 Eze 16:33 | 33      Men geeft loon aan alle hoeren; 528 Eze 16:34 | tegendeel van de vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te hoereren; 529 Eze 17:15 | zijn boden in Egypte, opdat men hem paarden en veel volks 530 Eze 17:17 | oorlog niets uitrichten als men een wal zal opwerpen, en 531 Eze 17:17 | wal zal opwerpen, en als men sterkten bouwen zal,      532 Eze 21:11 | te vegen gegeven, opdat men het met de hand handelen 533 Eze 22:10 | 10      Men heeft de schaamte des vaders 534 Eze 22:20 | daarover op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik 535 Eze 23:10 | onder de vrouwen, nadat men      gerichten over haar 536 Eze 23:30 | 30      Deze dingen zal men u doen, dewijl gij de heidenen 537 Eze 23:44 | 44      En men ging tot haar in, gelijk 538 Eze 23:44 | ging tot haar in, gelijk men ingaat tot een vrouw, die 539 Eze 26:15 | verwonde zal kermen, wanneer men in het midden van u schrikkelijk      540 Eze 32:27 | krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft      onder 541 Eze 36:3 | Heere HEERE: Daarom, omdat men u van rondom verwoest en 542 Eze 36:15 | En Ik zal maken, dat men den schimp der heidenen 543 Eze 36:20 | Mijn heiligen Naam, omdat men van hen zeide: Dezen zijn 544 Eze 40:22 | naar het oosten zag; en men ging daarin op met zeven 545 Eze 40:38 | der poorten; aldaar wies men het brandoffer. ~ 546 Eze 40:41 | poort, acht tafelen, waarop men slachtte. ~ 547 Eze 40:42 | op dezelve nu      legde men het gereedschap henen, waarmede 548 Eze 40:42 | gereedschap henen, waarmede men het brandoffer en slachtoffer 549 Eze 40:49 | met trappen, bij dewelke men daarin opging; ook waren 550 Eze 41:24 | te weten twee bladen, die men omdraaien kon; twee aan 551 Eze 42:12 | naar het oosten,      als men daar ingaat. ~ 552 Eze 43:18 | des altaars, ten dage als men het zal maken, om brandoffer 553 Eze 45:21 | dagen, ongezuurde broden zal men eten. ~ 554 Eze 46:12 | offer den HEERE, zo zal men hem de poort openen, die 555 Eze 46:12 | als hij weder uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat 556 Eze 47:5 | waren hoge wateren, waar men door zwemmen moest, een 557 Eze 47:5 | zwemmen moest, een beek, waar men niet      kon doorgaan. ~ 558 Eze 47:15 | den weg van Hethlon, waar men komt te Zedad. ~ 559 Eze 47:20 | de landpale af tot daar men recht tegenover Hamath komt; 560 Eze 48:1 | des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon, 561 Dan 1:4 | des konings paleis; en dat men hen onderwees in de boeken 562 Dan 1:5 | koning verordende hun, wat men ze dag bij dag geven zou 563 Dan 1:5 | wijn zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog, 564 Dan 1:12 | knechten tien dagen lang, en men geve ons van het gezaaide 565 Dan 1:13 | 13      En men zie voor uw aangezicht onze 566 Dan 1:15 | einde nu der tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner 567 Dan 1:18 | de koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo bracht 568 Dan 2:2 | Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars, 569 Dan 2:12 | verbolgen, en zeide, dat men al de wijzen te Babel zou 570 Dan 2:13 | de wijzen werden gedood; men zocht ook Daniel en zijn 571 Dan 2:30 | levenden; maar daarom, opdat men den koning de uitlegging 572 Dan 2:46 | Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en liefelijk 573 Dan 3:4 | heraut riep met kracht: Men zegt u aan, gij volken, 574 Dan 3:13 | toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach en Abed-nego 575 Dan 3:19 | antwoordde en zeide, dat men den oven      zevenmaal 576 Dan 3:19 | meer heet zou maken dan men dien pleegt heet te maken. ~ 577 Dan 4:6 | bevel van mij gesteld, dat men voor mij zou inbrengen al 578 Dan 4:25 | 25      Te weten, men zal u van de mensen verstoten, 579 Dan 4:25 | velds zal uw woning zijn, en men zal u het kruid, als den 580 Dan 4:26 | Dat er ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen 581 Dan 4:32 | 32      En men zal u van de mensen verstoten, 582 Dan 4:32 | beesten des velds zijn; men zal u gras te smaken geven, 583 Dan 5:2 | geproefd had, zeide hij, dat men de gouden en zilveren vaten 584 Dan 5:3 | 3      Toen bracht men voor de gouden vaten, die 585 Dan 5:3 | voor de gouden vaten, die men uit den tempel van het huis 586 Dan 5:7 | koning met kracht riep dat men de sterrekijkers, de Chaldeen 587 Dan 5:20 | koninkrijks afgestoten, en men nam de eer van hem weg. ~ 588 Dan 5:21 | woning was bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk 589 Dan 5:23 | den Heere des hemels, en men heeft de vaten van Zijn 590 Dan 6:24 | zeer vrolijk, en zeide, dat men Daniel uit den kuil trekken 591 Dan 6:27 | is een bevel gegeven, dat men in de ganse heerschappij 592 Dan 7:5 | muil tussen zijn tanden; en men zeide aldus tot      hetzelve: 593 Dan 7:12 | Aangaande ook de overige dieren, men nam hun heerschappij weg, 594 Dan 7:26 | zal het gericht zitten, en men zal zijn heerschappij wegnemen, 595 Dan 11:21 | zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid 596 Hos 8:8 | geworden, gelijk een vat, waar men geen lust toe heeft. ~ 597 Hos 13:1 | Efraim sprak, zo beefde men, hij heeft zich verheven 598 Amos 3:5 | geen strik voor hem is? Zal men den strik van den aardbodem 599 Amos 3:5 | den aardbodem opnemen, als men ganselijk niet heeft gevangen? ~ 600 Amos 4:2 | ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, 601 Amos 6:12 | rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen 602 Amos 6:14 | ulieden drukken, van daar men komt te Hamath, tot aan      603 Amos 8:3 | zijn, in alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen. ~ 604 Jona 3:7 | En hij liet uitroepen, en men sprak te Nineve, uit bevel 605 Mic 2:4 | 4      Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden 606 Mic 2:4 | over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht 607 Mic 2:6 | profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden. ~ 608 Nah 2:7 | gevankelijk weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; 609 Nah 2:8 | vluchten. Staat, staat! zal men roepen, maar niemand zal 610 Nah 3:3 | einde zijn der lichamen, men zal over hun lichamen struikelen; ~ 611 Zep 2:4 | verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, 612 Zac 7:2 | 2      Toen men naar het huis van God gezonden 613 Zac 12:10 | bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een      614 Zac 13:9 | zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik zal 615 Zac 13:9 | zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal Mijn 616 Mal 1:4 | zo zal Ik afbreken; en men      zal hen noemen: Landpale 617 Mal 2:3 | drek uwer feesten, zodat men u met denzelven wegnemen 618 Mal 2:7 | de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet 619 Matt 5:15 | 15 Noch steekt men een kaars aan, en zet die 620 Matt 7:16 | zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, 621 Matt 9:17 | 17 Noch doet men nieuwen wijn in oude leder 622 Matt 9:17 | leder zakken verderven, maar men doet nieuwen wijn in nieuwe 623 Matt 18:25 | betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn 624 Matt 23:23 | geloof. Deze dingen moest men doen, en de andere niet 625 Mark 2:22 | maar nieuwen wijn moet men in nieuwe leder zakken doen. 626 Mark 5:43 | zou weten; en zeide, dat men haar zou te eten geven. ~  ~ 627 Mark 7:27 | het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neme, 628 Mark 10:49 | stil staande, zeide, dat men hem roepen zou; en zij riepen 629 Luk 2:21 | dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, 630 Luk 3:23 | oud te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef, 631 Luk 5:38 | 38 Maar nieuwen wijn moet men in nieuwe leder zakken doen, 632 Luk 6:38 | en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want 633 Luk 6:44 | eigen vrucht gekend; want men leest geen vijgen van doornen, 634 Luk 6:44 | geen vijgen van doornen, en men snijdt geen druif van bramen. ~ 635 Luk 8:55 | opgestaan; en Hij gebood, dat men haar te eten geven zoude. ~ 636 Luk 11:42 | de liefde Gods. Dit moest men doen, en het andere niet 637 Luk 12:20 | dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en 638 Luk 12:48 | veel geeist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van 639 Luk 12:48 | vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen. ~ 640 Luk 13:14 | zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in 641 Luk 14:35 | tot den mesthoop bekwaam; men werpt het weg. Wie oren 642 Luk 15:32 | 32 Men behoorde dan vrolijk en 643 Luk 17:21 | 21 En men zal niet zeggen: Ziet hier, 644 Luk 18:1 | daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet 645 Luk 18:40 | stilstaande, beval, dat men denzelven tot Hem brengen 646 Luk 23:29 | er komen dagen, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de 647 Joha 2:10 | goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan 648 Joha 4:20 | Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. ~ 649 Joha 7:4 | verborgen, en zoekt zelf, dat men openlijk van hem spreke. 650 Joha 15:6 | rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men 651 Joha 15:6 | men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en 652 Hand 3:13 | als hij oordeelde, dat men Hem zoude loslaten. ~ 653 Hand 9:5 | geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden 654 Hand 9:19 | 19 Daarom oordeel ik, dat men degenen, die uit de heidenen 655 Hand 9:38 | Paulus achtte billijk, dat men dien niet zoude medenemen, 656 Hand 14:35 | u in alles getoond, dat men, alzo arbeidende, de zwakken 657 Hand 15:33 | greep hem, en beval, dat men hem met twee ketenen zou 658 Hand 15:34 | beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats zou 659 Hand 16:24 | Zo beval de overste, dat men hem in de legerplaats zou 660 Hand 16:24 | zou brengen, en zeide, dat men hem met geselen onderzoeken 661 Hand 17:3 | beveelt gij, tegen de wet, dat men mij zal slaan? ~ 662 Hand 19:21 | Paulus zich beriep, dat men hem tot de kennis des keizers 663 Hand 21:21 | 21 En als men langen tijd zonder eten 664 Hand 21:21 | hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor 665 Rom 2:21 | uzelven niet? Die predikt, dat men niet stelen zal, steelt 666 Rom 2:22 | 22 Die zegt, dat men geen overspel doen zal, 667 Rom 10:10 | Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en 668 Rom 10:10 | en met den mond belijdt men ter zaligheid. ~ 669 Rom 12:3 | niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar 670 Rom 14:2 | De een gelooft wel, dat men alles eten mag, maar die 671 1Kor 5:1 | 1 Men hoort ganselijk, dat er 672 1Kor 8:2 | nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen. ~ 673 2Kor 4:18 | aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die 674 2Kor 4:18 | ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, 675 2Kor 4:18 | ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar 676 2Kor 4:18 | tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. ~  ~ 677 2Kor 11:30 | 30 Indien men moet roemen, zo zal ik roemen 678 Gal 1:23 | alleenlijk gehoord, dat men zeide: Degene, die ons eertijds 679 1The 5:1 | hebt gij niet van node, dat men u schrijve. ~ 680 2The 3:7 | Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; 681 1Tim 3:15 | opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, 682 2Tim 4:5 | een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle 683 2Tim 4:17 | heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd 684 2Tim 5:11 | 11 Welken men moet den mond stoppen, die 685 Tit 1:11 | 11 Welken men moet den mond stoppen, die 686 Heb 5:12 | hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste 687 Heb 11:1 | vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der 688 Heb 11:1 | een bewijs der zaken, die men niet ziet. ~ 689 Heb 11:3 | alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn 690 Open 16:15 | hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie. ~


1-500 | 501-690

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License