Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
20 830
21 792
22 736
23 678
24 633
25 596
26 548
Frequency    [«  »]
700 zie
690 men
685 dezen
678 23
656 dingen
655 plaats
654 ganse

Bijbel

IntraText - Concordances

23

1-500 | 501-678

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:23 | 23 Toen was het avond geweest, 2 Gen 2:23 | 23 Toen zeide Adam: Deze is 3 Gen 3:23 | 23 Zo verzond hem de HEERE 4 Gen 4:23 | 23 En Lamech zeide tot zijn 5 Gen 5:23 | 23 Zo waren al de dagen van 6 Gen 7:23 | 23 Alzo werd verdelgd al wat 7 Gen 9:23 | 23 Toen namen Sem en Jafeth 8 Gen 10:23 | 23 En Arams zonen waren Uz, 9 Gen 11:23 | 23 En Serug leefde, nadat hij 10 Gen 14:23 | 23 Zo ik van een draad aan 11 Gen 16:23 | 23 Toen nam Abraham zijn zoon 12 Gen 17:23 | 23 En Abraham trad toe, en 13 Gen 18:23 | 23 De zon ging op boven de 14 Gen 20:23 | 23 Zo zweer mij nu hier bij 15 Gen 21:23 | 23 (En Bethuel gewon Rebekka) 16 Gen 22 | 23 ~ 17 Gen 23:23 | 23 Want hij had gezegd: Wiens 18 Gen 23:90 | 23 En de HEERE zeide tot haar: 19 Gen 24:23 | 23 Daarna toog hij van daar 20 Gen 25:23 | 23 Doch hij kende hem niet, 21 Gen 27:23 | 23 En het geschiedde des avonds, 22 Gen 27:58 | 23 En zij werd bevrucht, en 23 Gen 28:23 | 23 Toen nam hij zijn broeders 24 Gen 29:23 | 23 En hij nam ze, en deed hen 25 Gen 31:23 | 23 Hun vee, en hun bezitting, 26 Gen 32:23 | 23 De zonen van Lea waren: 27 Gen 33:23 | 23 En dit zijn de zonen van 28 Gen 34:23 | 23 En het geschiedde, als Jozef 29 Gen 35:23 | 23 Toen zeide Juda: Zij neme 30 Gen 36:23 | 23 De overste van het gevangenhuis 31 Gen 36:46 | 23 Doch de overste der schenkers 32 Gen 37:23 | 23 En zie, zeven dorre, dunne 33 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat 34 Gen 39:23 | 23 En hij zeide: Vrede zij 35 Gen 40:23 | 23 Toen zeidet gij tot uw knechten: 36 Gen 41:23 | 23 En zijn vader desgelijks 37 Gen 42:23 | 23 En de zonen van Dan: Chusim. ~ 38 Gen 43:23 | 23 Toen zeide Jozef tot het 39 Gen 45:23 | 23 De schutters hebben hem 40 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim 41 Exo 2:23 | 23 En het geschiedde na vele 42 Exo 4:23 | 23 En Ik heb tot u gezegd: 43 Exo 5:23 | 23 Want van toen af, dat ik 44 Exo 6:23 | 23 En de zonen van Korah waren: 45 Exo 7:23 | 23 En Farao keerde zich om, 46 Exo 8:23 | 23 En Ik zal een verlossing 47 Exo 9:23 | 23 Toen strekte Mozes zijn 48 Exo 10:23 | 23 Zij zagen de een de ander 49 Exo 12:23 | 23 Want de HEERE zal doorgaan, 50 Exo 14:23 | 23 En de Egyptenaars vervolgden 51 Exo 15:23 | 23 Toen kwamen zij te Mara; 52 Exo 16:23 | 23 Hij dan zeide tot hen: Dit 53 Exo 18:23 | 23 Indien gij deze zaak doet, 54 Exo 19:23 | 23 Toen zeide Mozes tot den 55 Exo 20:23 | 23 Gij zult nevens Mij niet 56 Exo 21:23 | 23 Maar indien er een dodelijk 57 Exo 22:23 | 23 Indien gij hen enigszins 58 Exo 23 | 23 ~ 59 Exo 23:23 | 23 Want Mijn Engel zal voor 60 Exo 25:23 | 23 Gij zult ook een tafel maken 61 Exo 26:23 | 23 Ook zult gij twee berderen 62 Exo 28:23 | 23 Gij zult ook aan den borstlap 63 Exo 29:23 | 23 En een broodbol, en een 64 Exo 30:23 | 23 Gij nu, neem u de voornaamste 65 Exo 32:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij: 66 Exo 33:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij: 67 Exo 34:23 | 23 En wanneer Ik Mijn hand 68 Exo 34:46 | 23 Al wat mannelijk is onder 69 Exo 35:23 | 23 En alle man, bij wien gevonden 70 Exo 36:23 | 23 Hij maakte ook de berderen 71 Exo 37:23 | 23 En hij maakte hem zeven 72 Exo 38:23 | 23 En met hem Aholiab, de zoon 73 Exo 39:23 | 23 En het gat des mantels was 74 Exo 40:23 | 23 En hij schikte daarop het 75 Lev 4:23 | 23 Of men zijn zonde, die hij 76 Lev 6:23 | 23 Alzo zal alle spijsoffer 77 Lev 7:23 | 23 Spreek tot de kinderen Israels, 78 Lev 8:23 | 23 En men slachtte hem; en 79 Lev 9:23 | 23 Toen ging Mozes met Aaron 80 Lev 11:23 | 23 En alle kruipend gevogelte, 81 Lev 13:23 | 23 Maar indien de blaar in 82 Lev 14:23 | 23 En hij zal die, op den achtsten 83 Lev 15:23 | 23 Zelfs indien het op het 84 Lev 16:23 | 23 Daarna zal Aaron komen in 85 Lev 18:23 | 23 Insgelijks zult gij bij 86 Lev 19:23 | 23 Als gij ook in dat land 87 Lev 20:23 | 23 En wandelt niet in de inzettingen 88 Lev 21:23 | 23 Doch tot den voorhang zal 89 Lev 22:23 | 23 Doch een os, of klein vee, 90 Lev 22:54 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes, 91 Lev 23:23 | 23 En Mozes zeide tot de kinderen 92 Lev 24:23 | 23 Het land ook zal niet voor 93 Lev 25:23 | 23 Indien gij nog door deze 94 Lev 26:23 | 23 Zo zal de priester hem rekenen 95 Num 1:23 | 23 Hun getelden van den stam 96 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden 97 Num 3:23 | 23 De geslachten der Gersonieten 98 Num 4:23 | 23 Gij zult hen tellen van 99 Num 5:23 | 23 Daarna zal de priester deze 100 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn 101 Num 7:23 | 23 En ten dankoffer: twee runderen, 102 Num 8:23 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes, 103 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN 104 Num 10:23 | 23 En over het heir van den 105 Num 11:23 | 23 Doch de HEERE zeide tot 106 Num 13:23 | 23 Daarna kwamen zij tot het 107 Num 14:23 | 23 Zo zij het land, hetwelk 108 Num 15:23 | 23 Alles, wat u de HEERE door 109 Num 16:23 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes, 110 Num 18:36 | 23 Maar de Levieten, die zullen 111 Num 19:23 | 23 Maar de Levieten, die zullen 112 Num 20:23 | 23 De HEERE nu sprak tot Mozes, 113 Num 21:23 | 23 Doch Sihon liet Israel niet 114 Num 22:23 | 23 De ezelin nu zag den Engel 115 Num 23 | 23 ~ 116 Num 23:23 | 23 Want er is geen toverij 117 Num 24:23 | 23 Voorts hief hij zijn spreuk 118 Num 26:23 | 23 De zonen van Issaschar, 119 Num 27:23 | 23 En hij legde zijn handen 120 Num 28:23 | 23 Behalve het morgenbrandoffer, 121 Num 29:23 | 23 Verder op den vierden dag: 122 Num 31:23 | 23 Alle ding, dat het vuur 123 Num 31:76 | 23 Indien gij daarentegen alzo 124 Num 32:23 | 23 En zij verreisden van Kehelatha, 125 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef: 126 Num 34:23 | 23 Of onvoorziens met enigen 127 Deu 1:23 | 23 Deze zaak nu was goed in 128 Deu 2:23 | 23 Ook hebben de Kafthorieten, 129 Deu 3:23 | 23 Ook bad ik den HEERE om 130 Deu 4:23 | 23 Wacht u, dat gij het verbond 131 Deu 5:23 | 23 En het geschiedde, als gij 132 Deu 6:23 | 23 En hij voerde ons van daar 133 Deu 7:23 | 23 En de HEERE zal hen geven 134 Deu 9:23 | 23 Voorts als de HEERE ulieden 135 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze 136 Deu 12:23 | 23 Alleen houdt vast, dat gij 137 Deu 14:23 | 23 En voor het aangezicht des 138 Deu 15:23 | 23 Zijn bloed alleen zult gij 139 Deu 21:23 | 23 Zo zal zijn dood lichaam 140 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter 141 Deu 23 | 23 ~ 142 Deu 23:23 | 23 Wat uit uw lippen gaat, 143 Deu 27:23 | 23 Vervloekt zij, die bij zijn 144 Deu 28:23 | 23 En uw hemel, die boven uw 145 Deu 29:23 | 23 Dat zijn ganse aarde zij 146 Deu 31:23 | 23 En Hij gebood Jozua, den 147 Deu 32:23 | 23 Ik zal kwaden over hen hopen; 148 Deu 33:23 | 23 En van Nafthali zeide hij: 149 Joz 2:23 | 23 Alzo keerden die twee mannen 150 Joz 4:23 | 23 Want de HEERE, uw God, heeft 151 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen, 152 Joz 7:23 | 23 Zij dan namen die dingen 153 Joz 8:23 | 23 Doch den koning van Ai grepen 154 Joz 9:23 | 23 Nu dan, vervloekt zijt gijlieden! 155 Joz 10:23 | 23 Zij nu deden alzo, en brachten 156 Joz 11:23 | 23 Alzo nam Jozua al dat land 157 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor, 158 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen 159 Joz 15:23 | 23 En Kedes, en Hazor, en Jithnan, ~ 160 Joz 18:23 | 23 En Haavvim, en Para, en 161 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den 162 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan, 163 Joz 23:23 | 23 Dat wij ons een altaar zouden 164 Joz 24 | 23 ~ 165 Joz 25:23 | 23 En nu, doet de vreemde goden 166 Ric 1:23 | 23 En het huis van Jozef bestelde 167 Ric 2:23 | 23 Alzo liet de HEERE deze 168 Ric 3:23 | 23 Toen ging Ehud uit van de 169 Ric 4:23 | 23 Alzo heeft God te dien dage 170 Ric 4:47 | 23 Vloekt Meroz, zegt de Engel 171 Ric 5:23 | 23 Doch de HEERE zeide tot 172 Ric 6:23 | 23 Toen werden de mannen van 173 Ric 7:23 | 23 Maar Gideon zeide tot hen: 174 Ric 8:23 | 23 Zo zond God een bozen geest 175 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de 176 Ric 12:23 | 23 Maar zijn huisvrouw zeide 177 Ric 15:23 | 23 Toen verzamelden zich de 178 Ric 17:23 | 23 En zij riepen de kinderen 179 Ric 18:23 | 23 En de man, de heer des huizes, 180 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen 181 Ric 20:23 | 23 En de kinderen van Benjamin 182 Rut 2:23 | 23 Alzo hield zij zich bij 183 1Sa 1:23 | 23 En Elkana, haar man, zeide 184 1Sa 2:23 | 23 En hij zeide tot hen: Waarom 185 1Sa 9:23 | 23 Toen zeide Samuel tot den 186 1Sa 10:23 | 23 Zij nu liepen, en namen 187 1Sa 12:23 | 23 Wat ook mij aangaat, het 188 1Sa 13:23 | 23 En der Filistijnen leger 189 1Sa 14:23 | 23 Alzo verloste de HEERE Israel 190 1Sa 15:23 | 23 Want wederspannigheid is 191 1Sa 16:23 | 23 En het geschiedde, als de 192 1Sa 17:23 | 23 Toen hij met hen sprak, 193 1Sa 18:23 | 23 En de knechten van Saul 194 1Sa 19:23 | 23 Toen ging hij derwaarts 195 1Sa 20:23 | 23 En aangaande de zaak, waarvan 196 1Sa 22:23 | 23 Blijf bij mij; vrees niet; 197 1Sa 23 | 23 ~ 198 1Sa 23:23 | 23 Daarom ziet toe, en verneemt 199 1Sa 24:23 | 23 Toen zwoer David aan Saul; 200 1Sa 25:23 | 23 Toen nu Abigail David zag, 201 1Sa 26:23 | 23 De HEERE dan vergelde aan 202 1Sa 28:23 | 23 Doch hij weigerde het, en 203 1Sa 30:23 | 23 Maar David zeide: Alzo zult 204 2Sa 1:23 | 23 Saul en Jonathan, die beminden, 205 2Sa 2:23 | 23 Maar hij weigerde af te 206 2Sa 3:23 | 23 Als nu Joab en het ganse 207 2Sa 5:23 | 23 En David vraagde den HEERE, 208 2Sa 6:23 | 23 Michal nu, Sauls dochter, 209 2Sa 7:23 | 23 En wie is, gelijk Uw volk, 210 2Sa 11:23 | 23 En de bode zeide tot David: 211 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom 212 2Sa 13:23 | 23 En het geschiedde, na twee 213 2Sa 14:23 | 23 Alzo maakte zich Joab op, 214 2Sa 15:23 | 23 En het ganse land weende 215 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels 216 2Sa 17:23 | 23 Als nu Achitofel zag, dat 217 2Sa 18:23 | 23 Wat het ook zij, zeide hij, 218 2Sa 19:23 | 23 En de koning zeide tot Simei: 219 2Sa 20:23 | 23 Joab nu was over het ganse 220 2Sa 22:23 | 23 Want al Zijn rechten waren 221 2Sa 23 | 2 Samuël 23 ~ 222 2Sa 23:23 | 23 Hij was de heerlijkste van 223 2Sa 24:23 | 23 Dit alles gaf Arauna, de 224 1Kon 1:23| 23 En zij gaven den koning 225 1Kon 2:23| 23 En de koning Salomo zwoer 226 1Kon 3:23| 23 Toen zeide de koning: Deze 227 1Kon 4:23| 23 Tien vette runderen, en 228 1Kon 6:23| 23 In de aanspraakplaats nu 229 1Kon 7:23| 23 Verder maakte hij de gegotene 230 1Kon 8:23| 23 En hij zeide: HEERE, God 231 1Kon 9:23| 23 Dezen waren de oversten 232 1Kon 10:23| 23 Alzo werd de koning Salomo 233 1Kon 11:23| 23 Ook verwekte God hem een 234 1Kon 12:23| 23 Zeg tot Rehabeam, den zoon 235 1Kon 13:23| 23 En het geschiedde, nadat 236 1Kon 14:23| 23 Want ook zij bouwden zich 237 1Kon 15:23| 23 Het overige nu van alle 238 1Kon 16:23| 23 In het een en dertigste 239 1Kon 17:23| 23 En Elia nam het kind, en 240 1Kon 18:23| 23 Dat men ons dan twee varren 241 1Kon 20:23| 23 Want de knechten van den 242 1Kon 21:23| 23 Verder ook over Izebel sprak 243 1Kon 22:23| 23 Nu dan, zie, de HEERE heeft 244 2Kon 2:23| 23 En hij ging van daar op 245 2Kon 3:23| 23 En zij zeiden: Dit is bloed; 246 2Kon 4:23| 23 En hij zeide: Waarom gaat 247 2Kon 5:23| 23 En Naaman zeide: Belieft 248 2Kon 6:23| 23 En hij bereidde hun een 249 2Kon 8:23| 23 Het overige nu der geschiedenissen 250 2Kon 9:23| 23 Toen keerde Joram zijn hand, 251 2Kon 10:23| 23 En Jehu kwam met Jonadab, 252 2Kon 14:23| 23 Doch de HEERE was hun genadig, 253 2Kon 15:23| 23 In het vijftiende jaar van 254 2Kon 16:23| 23 In het vijftigste jaar van 255 2Kon 19:23| 23 Totdat de HEERE Israel van 256 2Kon 20:23| 23 Nu dan, wed toch met mijn 257 2Kon 21:23| 23 Door middel uwer boden hebt 258 2Kon 23:23| 23 En de knechten van Amon 259 2Kon 25 | 2 Koningen 23 ~ 260 2Kon 25:23| 23 Maar in het achttiende jaar 261 2Kon 27:23| 23 Toen nu al de oversten der 262 1Kro 1:23| 23 En Ofir, en Havila, en Jobab. 263 1Kro 2:23| 23 En hij nam Gesur en Aram, 264 1Kro 3:23| 23 En de kinderen van Nearja 265 1Kro 4:23| 23 Dezen waren pottenbakkers, 266 1Kro 5:23| 23 De kinderen nu van den halven 267 1Kro 6:23| 23 Zijn zoon Elkana; en zijn 268 1Kro 7:23| 23 Daarna ging hij in tot zijn 269 1Kro 8:23| 23 En Abdon, en Zichri, en 270 1Kro 9:23| 23 Zij dan en hun zonen waren 271 1Kro 11:23| 23 Hij versloeg ook een Egyptischen 272 1Kro 12:23| 23 En dit zijn de getallen 273 1Kro 15:23| 23 En Berechja en Elkana waren 274 1Kro 16:23| 23 Zingt den HEERE, gij, ganse 275 1Kro 17:23| 23 Nu dan, HEERE, het woord, 276 1Kro 22:23| 23 Toen zeide Ornan tot David: 277 1Kro 24 | 23 ~ 278 1Kro 24:23| 23 De kinderen van Musi waren 279 1Kro 25:23| 23 En van de kinderen van Hebron 280 1Kro 26:23| 23 Het zestiende voor Hananja; 281 1Kro 27:23| 23 Voor de Amramieten, van 282 1Kro 28:23| 23 Maar David nam het getal 283 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon 284 2Kro 7:23| 23 Hoor Gij dan uit den hemel, 285 2Kro 10:23| 23 En alle koningen der aarde 286 2Kro 12:23| 23 En hij handelde verstandelijk, 287 2Kro 19:23| 23 Toen trad Zedekia, de zoon 288 2Kro 21:23| 23 Want de kinderen Ammons 289 2Kro 23:13| 2 Kronieken 23 ~ 290 2Kro 24:23| 23 Daarom geschiedde het met 291 2Kro 25:23| 23 En Joas, de koning van Israel, 292 2Kro 26:23| 23 En Uzzia ontsliep met zijn 293 2Kro 28:23| 23 Want hij offerde den goden 294 2Kro 29:23| 23 Daarna brachten zij de bokken 295 2Kro 30:23| 23 Als nu de ganse gemeente 296 2Kro 32:23| 23 En velen brachten geschenken 297 2Kro 33:23| 23 Maar hij vernederde zich 298 2Kro 34:23| 23 En zij zeide tot hen: Zo 299 2Kro 35:23| 23 En de schutters schoten 300 2Kro 36:23| 23 En de schutters schoten 301 2Kro 37:23| 23 Zo zegt Kores, koning van 302 Ezra 2:23| 23 De mannen van Anathoth, 303 Ezra 4:23| 23 Toen, van dat het afschrift 304 Ezra 7:23| 23 Al wat naar het bevel van 305 Ezra 8:23| 23 Alzo vastten wij; en verzochten 306 Ezra 10:23| 23 En van de Levieten: Jozabad, 307 Neh 3:23 | 23 Daarna verbeterden Benjamin, 308 Neh 4:23 | 23 Voorts noch ik, noch mijn 309 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd 310 Neh 9:23 | 23 Gij hebt ook hun kinderen 311 Neh 10:23 | 23 Hosea, Hananja, Hassub, ~ 312 Neh 11:23 | 23 Want er was een gebod des 313 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de 314 Neh 13:23 | 23 Ook zag ik in die dagen 315 Est 15:1 | 23 Als men de zaak onderzocht, 316 Est 52:10 | 23 En de Joden namen aan te 317 Job 3:23 | 23 Aan den man, wiens weg verborgen 318 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds 319 Job 6:23 | 23 Of bevrijdt mij van de hand 320 Job 9:23 | 23 Als de gesel haastelijk 321 Job 12:23 | 23 Hij vermenigvuldigt de volken, 322 Job 13:23 | 23 Hoeveel misdaden en zonden 323 Job 15:23 | 23 Hij zwerft heen en weder 324 Job 19:23 | 23 Och, of nu mijn woorden 325 Job 20:23 | 23 Er zij wat om zijn buik 326 Job 21:23 | 23 Deze sterft in de kracht 327 Job 22:23 | 23 Zo gij u bekeert tot den 328 Job 23 | 23 ~ 329 Job 24:23 | 23 Stelt hem God in gerustigheid, 330 Job 27:23 | 23 Een ieder zal over hem met 331 Job 28:23 | 23 God verstaat haar weg, en 332 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij, 333 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij 334 Job 31:23 | 23 Want het verderf Gods was 335 Job 33:23 | 23 Is er dan bij Hem een Gezant, 336 Job 34:23 | 23 Gewisselijk, Hij legt den 337 Job 36:23 | 23 Wie heeft Hem gesteld over 338 Job 36:56 | 23 Den Almachtige, Dien kunnen 339 Job 37:23 | 23 Dien Ik ophoude tot den 340 Job 38:23 | 23 Zult gij het beroeren als 341 Job 39:23 | 23 Zal hij een verbond met 342 Job 40:23 | 23 Achter zich verlicht hij 343 Psa 18:23 | 23 Want al Zijn rechten waren 344 Psa 22:23 | 23 Zo zal ik Uw Naam mijn broederen 345 Psa 23 | 23 ~ 346 Psa 31:23 | 23 Ik zeide wel in mijn haasten: 347 Psa 35:23 | 23 De HEERE verlost de ziel 348 Psa 36:23 | 23 Ontwaak en word wakker tot 349 Psa 38:23 | 23 Mem. De gangen deszelven 350 Psa 39:23 | 23 Haast U tot mijn hulp, HEERE, 351 Psa 44:23 | 23 Maar om Uwentwil worden 352 Psa 50:23 | 23 Wie dankoffert, die zal 353 Psa 55:23 | 23 Werp uw zorg op den HEERE, 354 Psa 68:23 | 23 De Heere heeft gezegd: Ik 355 Psa 69:23 | 23 Hun tafel worde voor hun 356 Psa 71:23 | 23 Mijn lippen zullen juichen, 357 Psa 73:23 | 23 Ik zal dan geduriglijk bij 358 Psa 74:23 | 23 Vergeet niet het geroep 359 Psa 78:23 | 23 Daar Hij den wolken van 360 Psa 89:23 | 23 De vijand zal hem niet dringen, 361 Psa 94:23 | 23 En Hij zal hun ongerechtigheid 362 Psa 102:23 | 23 Wanneer de volken samen 363 Psa 104:23 | 23 De mens gaat dan uit tot 364 Psa 105:23 | 23 Daarna kwam Israel in Egypte, 365 Psa 106:23 | 23 Dies Hij zeide, dat Hij 366 Psa 107:23 | 23 Die met schepen ter zee 367 Psa 109:23 | 23 Ik ga heen gelijk een schaduw, 368 Psa 118:23 | 23 Dit is van den HEERE geschied, 369 Psa 119:23 | 23  Als zelfs de vorsten zittende 370 Psa 136:23 | 23 Die aan ons gedacht heeft 371 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en 372 Spre 1:23| 23      Keert u tot Mijn bestraffing; 373 Spre 3:23| 23      Dan zult gij uw weg 374 Spre 4:23| 23      Behoed uw hart boven 375 Spre 5:23| 23      Hij zal sterven, omdat 376 Spre 6:23| 23      Want het gebod is een 377 Spre 7:23| 23      Totdat hem de pijl 378 Spre 8:23| 23      Ik ben van eeuwigheid 379 Spre 10:23| 23      Het is voor den zot 380 Spre 11:23| 23      De begeerte der rechtvaardigen 381 Spre 12:23| 23      Een kloekzinnig mens 382 Spre 13:23| 23      Het ploegen der armen 383 Spre 14:23| 23      In allen smartelijke 384 Spre 15:23| 23      Een man heeft blijdschap 385 Spre 16:23| 23      Het hart eens wijzen 386 Spre 17:23| 23      De goddeloze zal het 387 Spre 18:23| 23      De arme spreekt smekingen; 388 Spre 19:23| 23      De vreze des HEEREN 389 Spre 20:23| 23      Tweeerlei weegsteen 390 Spre 21:23| 23      Die zijn mond en zijn 391 Spre 22:23| 23      Want de HEERE zal hun 392 Spre 23 | 23 ~ 393 Spre 23:23| 23      Koop de waarheid, en 394 Spre 24:23| 23      Deze spreuken zijn 395 Spre 25:23| 23      De noordenwind verdrijft 396 Spre 26:23| 23      Brandende lippen, en 397 Spre 27:23| 23      Zijt naarstig, om het 398 Spre 28:23| 23      Die een mens bestraft, 399 Spre 29:23| 23      De hoogmoed des mensen 400 Spre 30:23| 23      Om een hatelijke vrouw, 401 Spre 31:23| 23      Nun. Haar man is bekend 402 Pred 2:23| 23      Want al zijn dagen 403 Pred 7:23| 23      Dit alles heb ik met 404 Jes 1:23 | 23      Uw vorsten zijn afvalligen, 405 Jes 3:23 | 23      De spiegels, en de 406 Jes 5:23 | 23      Die den goddeloze rechtvaardigen 407 Jes 7:23 | 23      Ook zal het te dienzelfden 408 Jes 8:23 | 23      Maar het land, dat 409 Jes 10:23 | 23      Want een verdelging, 410 Jes 14:23 | 23      En Ik zal hen stellen 411 Jes 19:23 | 23      Te dien dage zal er 412 Jes 22:23 | 23      En Ik zal hem als een 413 Jes 23 | 23 ~ 414 Jes 24:23 | 23      En de maan zal schaamrood 415 Jes 28:23 | 23      Neemt ter ore en hoort 416 Jes 29:23 | 23      Want als hij zijn kinderen, 417 Jes 30:23 | 23      Dan zal Hij uw zaad, 418 Jes 33:23 | 23      Uw touwen zijn slap 419 Jes 37:23 | 23      Wien hebt gij gehoond, 420 Jes 40:23 | 23      Die de vorsten te niet 421 Jes 41:23 | 23      Verkondigt dingen, 422 Jes 42:23 | 23      Wie onder ulieden neemt 423 Jes 43:23 | 23      Mij hebt gij niet gebracht 424 Jes 44:23 | 23      Zingt met vreugde, 425 Jes 45:23 | 23      Ik heb gezworen bij 426 Jes 49:23 | 23      En koningen zullen 427 Jes 51:23 | 23      Maar Ik zal hem dien, 428 Jes 66:23 | 23      Zij zullen niet tevergeefs 429 Jes 67:23 | 23      En het zal geschieden, 430 Jer 2:23 | 23      Hoe zegt gij: Ik ben 431 Jer 3:23 | 23      Waarlijk, tevergeefs 432 Jer 4:23 | 23      Ik zag het land aan, 433 Jer 5:23 | 23      Maar dit volk heeft 434 Jer 6:23 | 23      Boog en spies zullen 435 Jer 7:23 | 23      Maar deze zaak heb 436 Jer 9:23 | 23      Zo zegt de HEERE: Een 437 Jer 10:23 | 23      Ik weet, o HEERE! dat 438 Jer 11:23 | 23      En zij zullen geen 439 Jer 13:23 | 23      Zal ook een Moorman 440 Jer 17:23 | 23      Maar zij hebben niet 441 Jer 18:23 | 23      Doch Gij, HEERE! weet 442 Jer 22:23 | 23      O gij, die nu op den 443 Jer 23 | 23 ~ 444 Jer 23:23 | 23      Ben Ik een God van 445 Jer 25:23 | 23      Dedan, en Thema, en 446 Jer 26:23 | 23      Die voerden Uria uit 447 Jer 29:23 | 23      Omdat zij een dwaasheid 448 Jer 30:23 | 23      Ziet, een onweder des 449 Jer 31:23 | 23      Zo zegt de HEERE der 450 Jer 32:23 | 23      Zij zijn er ook ingekomen 451 Jer 33:23 | 23      Voorts geschiedde des 452 Jer 36:23 | 23      En het geschiedde, 453 Jer 38:23 | 23      Zij zullen dan al uw 454 Jer 44:23 | 23      Vanwege dat gij gerookt 455 Jer 46:23 | 23      Zij hebben haar woud 456 Jer 48:23 | 23      En over Kirjathaim, 457 Jer 49:23 | 23      Tegen Damaskus. Beschaamd 458 Jer 50:23 | 23      Hoe is de hamer der 459 Jer 51:23 | 23      En door u zal Ik in 460 Jer 52:23 | 23      En de granaatappelen 461 Klaa 1:67| 23      Cheth. Zij zijn allen 462 Eze 1:23 | 23      En onder dat uitspansel 463 Eze 3:23 | 23      En ik maakte mij op, 464 Eze 7:23 | 23      Maak een keten; want 465 Eze 11:23 | 23      En de heerlijkheid 466 Eze 12:23 | 23      Daarom zeg tot hen: 467 Eze 13:23 | 23      Daarom zult gij niet 468 Eze 14:23 | 23      Zo zullen zij u vertroosten, 469 Eze 16:23 | 23      Het is ook geschied 470 Eze 17:23 | 23      Op den berg der hoogte 471 Eze 18:23 | 23      Zou Ik enigzins lust 472 Eze 20:23 | 23      Ik hief ook Mijn hand 473 Eze 21:23 | 23      Dit zal hun in hun 474 Eze 22:23 | 23      Voorts geschiedde des 475 Eze 23 | 23 ~ 476 Eze 23:23 | 23      De kinderen van Babel 477 Eze 24:23 | 23      En uw hoeden zullen 478 Eze 27:23 | 23      Haran, en Kanne, en 479 Eze 28:23 | 23      Want Ik zal de pestilentie 480 Eze 30:23 | 23      En Ik zal de Egyptenaars 481 Eze 32:23 | 23      Welker graven gesteld 482 Eze 33:23 | 23      Toen geschiedde des 483 Eze 34:23 | 23      En Ik zal een enigen 484 Eze 36:23 | 23      Want Ik zal Mijn groten 485 Eze 37:23 | 23      En zij zullen zich 486 Eze 38:23 | 23      Alzo zal Ik Mij groot 487 Eze 39:23 | 23      En de heidenen zullen 488 Eze 40:23 | 23      De poort nu van het 489 Eze 41:23 | 23      De tempel nu en het 490 Eze 43:23 | 23      Als gij een einde zult 491 Eze 44:23 | 23      En zij zullen Mijn 492 Eze 45:23 | 23      En de zeven dagen van 493 Eze 46:23 | 23      En er was rondom in 494 Eze 47:23 | 23      Ook zal het geschieden, 495 Eze 48:23 | 23      Aangaande voorts het 496 Dan 2:23 | 23      Ik dank en ik loof 497 Dan 3:23 | 23      Maar als die drie mannen, 498 Dan 4:23 | 23      Dat nu de koning, een 499 Dan 5:23 | 23      Maar gij hebt u verheven 500 Dan 6:23 | 23      Mijn God heeft Zijn


1-500 | 501-678

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License