1-500 | 501-678
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:23 | 23 Toen was het avond geweest,
2 Gen 2:23 | 23 Toen zeide Adam: Deze is
3 Gen 3:23 | 23 Zo verzond hem de HEERE
4 Gen 4:23 | 23 En Lamech zeide tot zijn
5 Gen 5:23 | 23 Zo waren al de dagen van
6 Gen 7:23 | 23 Alzo werd verdelgd al wat
7 Gen 9:23 | 23 Toen namen Sem en Jafeth
8 Gen 10:23 | 23 En Arams zonen waren Uz,
9 Gen 11:23 | 23 En Serug leefde, nadat hij
10 Gen 14:23 | 23 Zo ik van een draad aan
11 Gen 16:23 | 23 Toen nam Abraham zijn zoon
12 Gen 17:23 | 23 En Abraham trad toe, en
13 Gen 18:23 | 23 De zon ging op boven de
14 Gen 20:23 | 23 Zo zweer mij nu hier bij
15 Gen 21:23 | 23 (En Bethuel gewon Rebekka)
16 Gen 22 | 23 ~
17 Gen 23:23 | 23 Want hij had gezegd: Wiens
18 Gen 23:90 | 23 En de HEERE zeide tot haar:
19 Gen 24:23 | 23 Daarna toog hij van daar
20 Gen 25:23 | 23 Doch hij kende hem niet,
21 Gen 27:23 | 23 En het geschiedde des avonds,
22 Gen 27:58 | 23 En zij werd bevrucht, en
23 Gen 28:23 | 23 Toen nam hij zijn broeders
24 Gen 29:23 | 23 En hij nam ze, en deed hen
25 Gen 31:23 | 23 Hun vee, en hun bezitting,
26 Gen 32:23 | 23 De zonen van Lea waren:
27 Gen 33:23 | 23 En dit zijn de zonen van
28 Gen 34:23 | 23 En het geschiedde, als Jozef
29 Gen 35:23 | 23 Toen zeide Juda: Zij neme
30 Gen 36:23 | 23 De overste van het gevangenhuis
31 Gen 36:46 | 23 Doch de overste der schenkers
32 Gen 37:23 | 23 En zie, zeven dorre, dunne
33 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat
34 Gen 39:23 | 23 En hij zeide: Vrede zij
35 Gen 40:23 | 23 Toen zeidet gij tot uw knechten:
36 Gen 41:23 | 23 En zijn vader desgelijks
37 Gen 42:23 | 23 En de zonen van Dan: Chusim. ~
38 Gen 43:23 | 23 Toen zeide Jozef tot het
39 Gen 45:23 | 23 De schutters hebben hem
40 Gen 46:23 | 23 En Jozef zag van Efraim
41 Exo 2:23 | 23 En het geschiedde na vele
42 Exo 4:23 | 23 En Ik heb tot u gezegd:
43 Exo 5:23 | 23 Want van toen af, dat ik
44 Exo 6:23 | 23 En de zonen van Korah waren:
45 Exo 7:23 | 23 En Farao keerde zich om,
46 Exo 8:23 | 23 En Ik zal een verlossing
47 Exo 9:23 | 23 Toen strekte Mozes zijn
48 Exo 10:23 | 23 Zij zagen de een de ander
49 Exo 12:23 | 23 Want de HEERE zal doorgaan,
50 Exo 14:23 | 23 En de Egyptenaars vervolgden
51 Exo 15:23 | 23 Toen kwamen zij te Mara;
52 Exo 16:23 | 23 Hij dan zeide tot hen: Dit
53 Exo 18:23 | 23 Indien gij deze zaak doet,
54 Exo 19:23 | 23 Toen zeide Mozes tot den
55 Exo 20:23 | 23 Gij zult nevens Mij niet
56 Exo 21:23 | 23 Maar indien er een dodelijk
57 Exo 22:23 | 23 Indien gij hen enigszins
58 Exo 23 | 23 ~
59 Exo 23:23 | 23 Want Mijn Engel zal voor
60 Exo 25:23 | 23 Gij zult ook een tafel maken
61 Exo 26:23 | 23 Ook zult gij twee berderen
62 Exo 28:23 | 23 Gij zult ook aan den borstlap
63 Exo 29:23 | 23 En een broodbol, en een
64 Exo 30:23 | 23 Gij nu, neem u de voornaamste
65 Exo 32:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij:
66 Exo 33:23 | 23 Zij dan zeiden tot mij:
67 Exo 34:23 | 23 En wanneer Ik Mijn hand
68 Exo 34:46 | 23 Al wat mannelijk is onder
69 Exo 35:23 | 23 En alle man, bij wien gevonden
70 Exo 36:23 | 23 Hij maakte ook de berderen
71 Exo 37:23 | 23 En hij maakte hem zeven
72 Exo 38:23 | 23 En met hem Aholiab, de zoon
73 Exo 39:23 | 23 En het gat des mantels was
74 Exo 40:23 | 23 En hij schikte daarop het
75 Lev 4:23 | 23 Of men zijn zonde, die hij
76 Lev 6:23 | 23 Alzo zal alle spijsoffer
77 Lev 7:23 | 23 Spreek tot de kinderen Israels,
78 Lev 8:23 | 23 En men slachtte hem; en
79 Lev 9:23 | 23 Toen ging Mozes met Aaron
80 Lev 11:23 | 23 En alle kruipend gevogelte,
81 Lev 13:23 | 23 Maar indien de blaar in
82 Lev 14:23 | 23 En hij zal die, op den achtsten
83 Lev 15:23 | 23 Zelfs indien het op het
84 Lev 16:23 | 23 Daarna zal Aaron komen in
85 Lev 18:23 | 23 Insgelijks zult gij bij
86 Lev 19:23 | 23 Als gij ook in dat land
87 Lev 20:23 | 23 En wandelt niet in de inzettingen
88 Lev 21:23 | 23 Doch tot den voorhang zal
89 Lev 22:23 | 23 Doch een os, of klein vee,
90 Lev 22:54 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes,
91 Lev 23:23 | 23 En Mozes zeide tot de kinderen
92 Lev 24:23 | 23 Het land ook zal niet voor
93 Lev 25:23 | 23 Indien gij nog door deze
94 Lev 26:23 | 23 Zo zal de priester hem rekenen
95 Num 1:23 | 23 Hun getelden van den stam
96 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden
97 Num 3:23 | 23 De geslachten der Gersonieten
98 Num 4:23 | 23 Gij zult hen tellen van
99 Num 5:23 | 23 Daarna zal de priester deze
100 Num 6:23 | 23 Spreek tot Aaron en zijn
101 Num 7:23 | 23 En ten dankoffer: twee runderen,
102 Num 8:23 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes,
103 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN
104 Num 10:23 | 23 En over het heir van den
105 Num 11:23 | 23 Doch de HEERE zeide tot
106 Num 13:23 | 23 Daarna kwamen zij tot het
107 Num 14:23 | 23 Zo zij het land, hetwelk
108 Num 15:23 | 23 Alles, wat u de HEERE door
109 Num 16:23 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes,
110 Num 18:36 | 23 Maar de Levieten, die zullen
111 Num 19:23 | 23 Maar de Levieten, die zullen
112 Num 20:23 | 23 De HEERE nu sprak tot Mozes,
113 Num 21:23 | 23 Doch Sihon liet Israel niet
114 Num 22:23 | 23 De ezelin nu zag den Engel
115 Num 23 | 23 ~
116 Num 23:23 | 23 Want er is geen toverij
117 Num 24:23 | 23 Voorts hief hij zijn spreuk
118 Num 26:23 | 23 De zonen van Issaschar,
119 Num 27:23 | 23 En hij legde zijn handen
120 Num 28:23 | 23 Behalve het morgenbrandoffer,
121 Num 29:23 | 23 Verder op den vierden dag:
122 Num 31:23 | 23 Alle ding, dat het vuur
123 Num 31:76 | 23 Indien gij daarentegen alzo
124 Num 32:23 | 23 En zij verreisden van Kehelatha,
125 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef:
126 Num 34:23 | 23 Of onvoorziens met enigen
127 Deu 1:23 | 23 Deze zaak nu was goed in
128 Deu 2:23 | 23 Ook hebben de Kafthorieten,
129 Deu 3:23 | 23 Ook bad ik den HEERE om
130 Deu 4:23 | 23 Wacht u, dat gij het verbond
131 Deu 5:23 | 23 En het geschiedde, als gij
132 Deu 6:23 | 23 En hij voerde ons van daar
133 Deu 7:23 | 23 En de HEERE zal hen geven
134 Deu 9:23 | 23 Voorts als de HEERE ulieden
135 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze
136 Deu 12:23 | 23 Alleen houdt vast, dat gij
137 Deu 14:23 | 23 En voor het aangezicht des
138 Deu 15:23 | 23 Zijn bloed alleen zult gij
139 Deu 21:23 | 23 Zo zal zijn dood lichaam
140 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter
141 Deu 23 | 23 ~
142 Deu 23:23 | 23 Wat uit uw lippen gaat,
143 Deu 27:23 | 23 Vervloekt zij, die bij zijn
144 Deu 28:23 | 23 En uw hemel, die boven uw
145 Deu 29:23 | 23 Dat zijn ganse aarde zij
146 Deu 31:23 | 23 En Hij gebood Jozua, den
147 Deu 32:23 | 23 Ik zal kwaden over hen hopen;
148 Deu 33:23 | 23 En van Nafthali zeide hij:
149 Joz 2:23 | 23 Alzo keerden die twee mannen
150 Joz 4:23 | 23 Want de HEERE, uw God, heeft
151 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen,
152 Joz 7:23 | 23 Zij dan namen die dingen
153 Joz 8:23 | 23 Doch den koning van Ai grepen
154 Joz 9:23 | 23 Nu dan, vervloekt zijt gijlieden!
155 Joz 10:23 | 23 Zij nu deden alzo, en brachten
156 Joz 11:23 | 23 Alzo nam Jozua al dat land
157 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor,
158 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen
159 Joz 15:23 | 23 En Kedes, en Hazor, en Jithnan, ~
160 Joz 18:23 | 23 En Haavvim, en Para, en
161 Joz 19:23 | 23 Dit is het erfdeel van den
162 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan,
163 Joz 23:23 | 23 Dat wij ons een altaar zouden
164 Joz 24 | 23 ~
165 Joz 25:23 | 23 En nu, doet de vreemde goden
166 Ric 1:23 | 23 En het huis van Jozef bestelde
167 Ric 2:23 | 23 Alzo liet de HEERE deze
168 Ric 3:23 | 23 Toen ging Ehud uit van de
169 Ric 4:23 | 23 Alzo heeft God te dien dage
170 Ric 4:47 | 23 Vloekt Meroz, zegt de Engel
171 Ric 5:23 | 23 Doch de HEERE zeide tot
172 Ric 6:23 | 23 Toen werden de mannen van
173 Ric 7:23 | 23 Maar Gideon zeide tot hen:
174 Ric 8:23 | 23 Zo zond God een bozen geest
175 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de
176 Ric 12:23 | 23 Maar zijn huisvrouw zeide
177 Ric 15:23 | 23 Toen verzamelden zich de
178 Ric 17:23 | 23 En zij riepen de kinderen
179 Ric 18:23 | 23 En de man, de heer des huizes,
180 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen
181 Ric 20:23 | 23 En de kinderen van Benjamin
182 Rut 2:23 | 23 Alzo hield zij zich bij
183 1Sa 1:23 | 23 En Elkana, haar man, zeide
184 1Sa 2:23 | 23 En hij zeide tot hen: Waarom
185 1Sa 9:23 | 23 Toen zeide Samuel tot den
186 1Sa 10:23 | 23 Zij nu liepen, en namen
187 1Sa 12:23 | 23 Wat ook mij aangaat, het
188 1Sa 13:23 | 23 En der Filistijnen leger
189 1Sa 14:23 | 23 Alzo verloste de HEERE Israel
190 1Sa 15:23 | 23 Want wederspannigheid is
191 1Sa 16:23 | 23 En het geschiedde, als de
192 1Sa 17:23 | 23 Toen hij met hen sprak,
193 1Sa 18:23 | 23 En de knechten van Saul
194 1Sa 19:23 | 23 Toen ging hij derwaarts
195 1Sa 20:23 | 23 En aangaande de zaak, waarvan
196 1Sa 22:23 | 23 Blijf bij mij; vrees niet;
197 1Sa 23 | 23 ~
198 1Sa 23:23 | 23 Daarom ziet toe, en verneemt
199 1Sa 24:23 | 23 Toen zwoer David aan Saul;
200 1Sa 25:23 | 23 Toen nu Abigail David zag,
201 1Sa 26:23 | 23 De HEERE dan vergelde aan
202 1Sa 28:23 | 23 Doch hij weigerde het, en
203 1Sa 30:23 | 23 Maar David zeide: Alzo zult
204 2Sa 1:23 | 23 Saul en Jonathan, die beminden,
205 2Sa 2:23 | 23 Maar hij weigerde af te
206 2Sa 3:23 | 23 Als nu Joab en het ganse
207 2Sa 5:23 | 23 En David vraagde den HEERE,
208 2Sa 6:23 | 23 Michal nu, Sauls dochter,
209 2Sa 7:23 | 23 En wie is, gelijk Uw volk,
210 2Sa 11:23 | 23 En de bode zeide tot David:
211 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom
212 2Sa 13:23 | 23 En het geschiedde, na twee
213 2Sa 14:23 | 23 Alzo maakte zich Joab op,
214 2Sa 15:23 | 23 En het ganse land weende
215 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels
216 2Sa 17:23 | 23 Als nu Achitofel zag, dat
217 2Sa 18:23 | 23 Wat het ook zij, zeide hij,
218 2Sa 19:23 | 23 En de koning zeide tot Simei:
219 2Sa 20:23 | 23 Joab nu was over het ganse
220 2Sa 22:23 | 23 Want al Zijn rechten waren
221 2Sa 23 | 2 Samuël 23 ~
222 2Sa 23:23 | 23 Hij was de heerlijkste van
223 2Sa 24:23 | 23 Dit alles gaf Arauna, de
224 1Kon 1:23| 23 En zij gaven den koning
225 1Kon 2:23| 23 En de koning Salomo zwoer
226 1Kon 3:23| 23 Toen zeide de koning: Deze
227 1Kon 4:23| 23 Tien vette runderen, en
228 1Kon 6:23| 23 In de aanspraakplaats nu
229 1Kon 7:23| 23 Verder maakte hij de gegotene
230 1Kon 8:23| 23 En hij zeide: HEERE, God
231 1Kon 9:23| 23 Dezen waren de oversten
232 1Kon 10:23| 23 Alzo werd de koning Salomo
233 1Kon 11:23| 23 Ook verwekte God hem een
234 1Kon 12:23| 23 Zeg tot Rehabeam, den zoon
235 1Kon 13:23| 23 En het geschiedde, nadat
236 1Kon 14:23| 23 Want ook zij bouwden zich
237 1Kon 15:23| 23 Het overige nu van alle
238 1Kon 16:23| 23 In het een en dertigste
239 1Kon 17:23| 23 En Elia nam het kind, en
240 1Kon 18:23| 23 Dat men ons dan twee varren
241 1Kon 20:23| 23 Want de knechten van den
242 1Kon 21:23| 23 Verder ook over Izebel sprak
243 1Kon 22:23| 23 Nu dan, zie, de HEERE heeft
244 2Kon 2:23| 23 En hij ging van daar op
245 2Kon 3:23| 23 En zij zeiden: Dit is bloed;
246 2Kon 4:23| 23 En hij zeide: Waarom gaat
247 2Kon 5:23| 23 En Naaman zeide: Belieft
248 2Kon 6:23| 23 En hij bereidde hun een
249 2Kon 8:23| 23 Het overige nu der geschiedenissen
250 2Kon 9:23| 23 Toen keerde Joram zijn hand,
251 2Kon 10:23| 23 En Jehu kwam met Jonadab,
252 2Kon 14:23| 23 Doch de HEERE was hun genadig,
253 2Kon 15:23| 23 In het vijftiende jaar van
254 2Kon 16:23| 23 In het vijftigste jaar van
255 2Kon 19:23| 23 Totdat de HEERE Israel van
256 2Kon 20:23| 23 Nu dan, wed toch met mijn
257 2Kon 21:23| 23 Door middel uwer boden hebt
258 2Kon 23:23| 23 En de knechten van Amon
259 2Kon 25 | 2 Koningen 23 ~
260 2Kon 25:23| 23 Maar in het achttiende jaar
261 2Kon 27:23| 23 Toen nu al de oversten der
262 1Kro 1:23| 23 En Ofir, en Havila, en Jobab.
263 1Kro 2:23| 23 En hij nam Gesur en Aram,
264 1Kro 3:23| 23 En de kinderen van Nearja
265 1Kro 4:23| 23 Dezen waren pottenbakkers,
266 1Kro 5:23| 23 De kinderen nu van den halven
267 1Kro 6:23| 23 Zijn zoon Elkana; en zijn
268 1Kro 7:23| 23 Daarna ging hij in tot zijn
269 1Kro 8:23| 23 En Abdon, en Zichri, en
270 1Kro 9:23| 23 Zij dan en hun zonen waren
271 1Kro 11:23| 23 Hij versloeg ook een Egyptischen
272 1Kro 12:23| 23 En dit zijn de getallen
273 1Kro 15:23| 23 En Berechja en Elkana waren
274 1Kro 16:23| 23 Zingt den HEERE, gij, ganse
275 1Kro 17:23| 23 Nu dan, HEERE, het woord,
276 1Kro 22:23| 23 Toen zeide Ornan tot David:
277 1Kro 24 | 23 ~
278 1Kro 24:23| 23 De kinderen van Musi waren
279 1Kro 25:23| 23 En van de kinderen van Hebron
280 1Kro 26:23| 23 Het zestiende voor Hananja;
281 1Kro 27:23| 23 Voor de Amramieten, van
282 1Kro 28:23| 23 Maar David nam het getal
283 1Kro 30:23| 23 Alzo zat Salomo op den troon
284 2Kro 7:23| 23 Hoor Gij dan uit den hemel,
285 2Kro 10:23| 23 En alle koningen der aarde
286 2Kro 12:23| 23 En hij handelde verstandelijk,
287 2Kro 19:23| 23 Toen trad Zedekia, de zoon
288 2Kro 21:23| 23 Want de kinderen Ammons
289 2Kro 23:13| 2 Kronieken 23 ~
290 2Kro 24:23| 23 Daarom geschiedde het met
291 2Kro 25:23| 23 En Joas, de koning van Israel,
292 2Kro 26:23| 23 En Uzzia ontsliep met zijn
293 2Kro 28:23| 23 Want hij offerde den goden
294 2Kro 29:23| 23 Daarna brachten zij de bokken
295 2Kro 30:23| 23 Als nu de ganse gemeente
296 2Kro 32:23| 23 En velen brachten geschenken
297 2Kro 33:23| 23 Maar hij vernederde zich
298 2Kro 34:23| 23 En zij zeide tot hen: Zo
299 2Kro 35:23| 23 En de schutters schoten
300 2Kro 36:23| 23 En de schutters schoten
301 2Kro 37:23| 23 Zo zegt Kores, koning van
302 Ezra 2:23| 23 De mannen van Anathoth,
303 Ezra 4:23| 23 Toen, van dat het afschrift
304 Ezra 7:23| 23 Al wat naar het bevel van
305 Ezra 8:23| 23 Alzo vastten wij; en verzochten
306 Ezra 10:23| 23 En van de Levieten: Jozabad,
307 Neh 3:23 | 23 Daarna verbeterden Benjamin,
308 Neh 4:23 | 23 Voorts noch ik, noch mijn
309 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd
310 Neh 9:23 | 23 Gij hebt ook hun kinderen
311 Neh 10:23 | 23 Hosea, Hananja, Hassub, ~
312 Neh 11:23 | 23 Want er was een gebod des
313 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de
314 Neh 13:23 | 23 Ook zag ik in die dagen
315 Est 15:1 | 23 Als men de zaak onderzocht,
316 Est 52:10 | 23 En de Joden namen aan te
317 Job 3:23 | 23 Aan den man, wiens weg verborgen
318 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds
319 Job 6:23 | 23 Of bevrijdt mij van de hand
320 Job 9:23 | 23 Als de gesel haastelijk
321 Job 12:23 | 23 Hij vermenigvuldigt de volken,
322 Job 13:23 | 23 Hoeveel misdaden en zonden
323 Job 15:23 | 23 Hij zwerft heen en weder
324 Job 19:23 | 23 Och, of nu mijn woorden
325 Job 20:23 | 23 Er zij wat om zijn buik
326 Job 21:23 | 23 Deze sterft in de kracht
327 Job 22:23 | 23 Zo gij u bekeert tot den
328 Job 23 | 23 ~
329 Job 24:23 | 23 Stelt hem God in gerustigheid,
330 Job 27:23 | 23 Een ieder zal over hem met
331 Job 28:23 | 23 God verstaat haar weg, en
332 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij,
333 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij
334 Job 31:23 | 23 Want het verderf Gods was
335 Job 33:23 | 23 Is er dan bij Hem een Gezant,
336 Job 34:23 | 23 Gewisselijk, Hij legt den
337 Job 36:23 | 23 Wie heeft Hem gesteld over
338 Job 36:56 | 23 Den Almachtige, Dien kunnen
339 Job 37:23 | 23 Dien Ik ophoude tot den
340 Job 38:23 | 23 Zult gij het beroeren als
341 Job 39:23 | 23 Zal hij een verbond met
342 Job 40:23 | 23 Achter zich verlicht hij
343 Psa 18:23 | 23 Want al Zijn rechten waren
344 Psa 22:23 | 23 Zo zal ik Uw Naam mijn broederen
345 Psa 23 | 23 ~
346 Psa 31:23 | 23 Ik zeide wel in mijn haasten:
347 Psa 35:23 | 23 De HEERE verlost de ziel
348 Psa 36:23 | 23 Ontwaak en word wakker tot
349 Psa 38:23 | 23 Mem. De gangen deszelven
350 Psa 39:23 | 23 Haast U tot mijn hulp, HEERE,
351 Psa 44:23 | 23 Maar om Uwentwil worden
352 Psa 50:23 | 23 Wie dankoffert, die zal
353 Psa 55:23 | 23 Werp uw zorg op den HEERE,
354 Psa 68:23 | 23 De Heere heeft gezegd: Ik
355 Psa 69:23 | 23 Hun tafel worde voor hun
356 Psa 71:23 | 23 Mijn lippen zullen juichen,
357 Psa 73:23 | 23 Ik zal dan geduriglijk bij
358 Psa 74:23 | 23 Vergeet niet het geroep
359 Psa 78:23 | 23 Daar Hij den wolken van
360 Psa 89:23 | 23 De vijand zal hem niet dringen,
361 Psa 94:23 | 23 En Hij zal hun ongerechtigheid
362 Psa 102:23 | 23 Wanneer de volken samen
363 Psa 104:23 | 23 De mens gaat dan uit tot
364 Psa 105:23 | 23 Daarna kwam Israel in Egypte,
365 Psa 106:23 | 23 Dies Hij zeide, dat Hij
366 Psa 107:23 | 23 Die met schepen ter zee
367 Psa 109:23 | 23 Ik ga heen gelijk een schaduw,
368 Psa 118:23 | 23 Dit is van den HEERE geschied,
369 Psa 119:23 | 23 Als zelfs de vorsten zittende
370 Psa 136:23 | 23 Die aan ons gedacht heeft
371 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en
372 Spre 1:23| 23 Keert u tot Mijn bestraffing;
373 Spre 3:23| 23 Dan zult gij uw weg
374 Spre 4:23| 23 Behoed uw hart boven
375 Spre 5:23| 23 Hij zal sterven, omdat
376 Spre 6:23| 23 Want het gebod is een
377 Spre 7:23| 23 Totdat hem de pijl
378 Spre 8:23| 23 Ik ben van eeuwigheid
379 Spre 10:23| 23 Het is voor den zot
380 Spre 11:23| 23 De begeerte der rechtvaardigen
381 Spre 12:23| 23 Een kloekzinnig mens
382 Spre 13:23| 23 Het ploegen der armen
383 Spre 14:23| 23 In allen smartelijke
384 Spre 15:23| 23 Een man heeft blijdschap
385 Spre 16:23| 23 Het hart eens wijzen
386 Spre 17:23| 23 De goddeloze zal het
387 Spre 18:23| 23 De arme spreekt smekingen;
388 Spre 19:23| 23 De vreze des HEEREN
389 Spre 20:23| 23 Tweeerlei weegsteen
390 Spre 21:23| 23 Die zijn mond en zijn
391 Spre 22:23| 23 Want de HEERE zal hun
392 Spre 23 | 23 ~
393 Spre 23:23| 23 Koop de waarheid, en
394 Spre 24:23| 23 Deze spreuken zijn
395 Spre 25:23| 23 De noordenwind verdrijft
396 Spre 26:23| 23 Brandende lippen, en
397 Spre 27:23| 23 Zijt naarstig, om het
398 Spre 28:23| 23 Die een mens bestraft,
399 Spre 29:23| 23 De hoogmoed des mensen
400 Spre 30:23| 23 Om een hatelijke vrouw,
401 Spre 31:23| 23 Nun. Haar man is bekend
402 Pred 2:23| 23 Want al zijn dagen
403 Pred 7:23| 23 Dit alles heb ik met
404 Jes 1:23 | 23 Uw vorsten zijn afvalligen,
405 Jes 3:23 | 23 De spiegels, en de
406 Jes 5:23 | 23 Die den goddeloze rechtvaardigen
407 Jes 7:23 | 23 Ook zal het te dienzelfden
408 Jes 8:23 | 23 Maar het land, dat
409 Jes 10:23 | 23 Want een verdelging,
410 Jes 14:23 | 23 En Ik zal hen stellen
411 Jes 19:23 | 23 Te dien dage zal er
412 Jes 22:23 | 23 En Ik zal hem als een
413 Jes 23 | 23 ~
414 Jes 24:23 | 23 En de maan zal schaamrood
415 Jes 28:23 | 23 Neemt ter ore en hoort
416 Jes 29:23 | 23 Want als hij zijn kinderen,
417 Jes 30:23 | 23 Dan zal Hij uw zaad,
418 Jes 33:23 | 23 Uw touwen zijn slap
419 Jes 37:23 | 23 Wien hebt gij gehoond,
420 Jes 40:23 | 23 Die de vorsten te niet
421 Jes 41:23 | 23 Verkondigt dingen,
422 Jes 42:23 | 23 Wie onder ulieden neemt
423 Jes 43:23 | 23 Mij hebt gij niet gebracht
424 Jes 44:23 | 23 Zingt met vreugde,
425 Jes 45:23 | 23 Ik heb gezworen bij
426 Jes 49:23 | 23 En koningen zullen
427 Jes 51:23 | 23 Maar Ik zal hem dien,
428 Jes 66:23 | 23 Zij zullen niet tevergeefs
429 Jes 67:23 | 23 En het zal geschieden,
430 Jer 2:23 | 23 Hoe zegt gij: Ik ben
431 Jer 3:23 | 23 Waarlijk, tevergeefs
432 Jer 4:23 | 23 Ik zag het land aan,
433 Jer 5:23 | 23 Maar dit volk heeft
434 Jer 6:23 | 23 Boog en spies zullen
435 Jer 7:23 | 23 Maar deze zaak heb
436 Jer 9:23 | 23 Zo zegt de HEERE: Een
437 Jer 10:23 | 23 Ik weet, o HEERE! dat
438 Jer 11:23 | 23 En zij zullen geen
439 Jer 13:23 | 23 Zal ook een Moorman
440 Jer 17:23 | 23 Maar zij hebben niet
441 Jer 18:23 | 23 Doch Gij, HEERE! weet
442 Jer 22:23 | 23 O gij, die nu op den
443 Jer 23 | 23 ~
444 Jer 23:23 | 23 Ben Ik een God van
445 Jer 25:23 | 23 Dedan, en Thema, en
446 Jer 26:23 | 23 Die voerden Uria uit
447 Jer 29:23 | 23 Omdat zij een dwaasheid
448 Jer 30:23 | 23 Ziet, een onweder des
449 Jer 31:23 | 23 Zo zegt de HEERE der
450 Jer 32:23 | 23 Zij zijn er ook ingekomen
451 Jer 33:23 | 23 Voorts geschiedde des
452 Jer 36:23 | 23 En het geschiedde,
453 Jer 38:23 | 23 Zij zullen dan al uw
454 Jer 44:23 | 23 Vanwege dat gij gerookt
455 Jer 46:23 | 23 Zij hebben haar woud
456 Jer 48:23 | 23 En over Kirjathaim,
457 Jer 49:23 | 23 Tegen Damaskus. Beschaamd
458 Jer 50:23 | 23 Hoe is de hamer der
459 Jer 51:23 | 23 En door u zal Ik in
460 Jer 52:23 | 23 En de granaatappelen
461 Klaa 1:67| 23 Cheth. Zij zijn allen
462 Eze 1:23 | 23 En onder dat uitspansel
463 Eze 3:23 | 23 En ik maakte mij op,
464 Eze 7:23 | 23 Maak een keten; want
465 Eze 11:23 | 23 En de heerlijkheid
466 Eze 12:23 | 23 Daarom zeg tot hen:
467 Eze 13:23 | 23 Daarom zult gij niet
468 Eze 14:23 | 23 Zo zullen zij u vertroosten,
469 Eze 16:23 | 23 Het is ook geschied
470 Eze 17:23 | 23 Op den berg der hoogte
471 Eze 18:23 | 23 Zou Ik enigzins lust
472 Eze 20:23 | 23 Ik hief ook Mijn hand
473 Eze 21:23 | 23 Dit zal hun in hun
474 Eze 22:23 | 23 Voorts geschiedde des
475 Eze 23 | 23 ~
476 Eze 23:23 | 23 De kinderen van Babel
477 Eze 24:23 | 23 En uw hoeden zullen
478 Eze 27:23 | 23 Haran, en Kanne, en
479 Eze 28:23 | 23 Want Ik zal de pestilentie
480 Eze 30:23 | 23 En Ik zal de Egyptenaars
481 Eze 32:23 | 23 Welker graven gesteld
482 Eze 33:23 | 23 Toen geschiedde des
483 Eze 34:23 | 23 En Ik zal een enigen
484 Eze 36:23 | 23 Want Ik zal Mijn groten
485 Eze 37:23 | 23 En zij zullen zich
486 Eze 38:23 | 23 Alzo zal Ik Mij groot
487 Eze 39:23 | 23 En de heidenen zullen
488 Eze 40:23 | 23 De poort nu van het
489 Eze 41:23 | 23 De tempel nu en het
490 Eze 43:23 | 23 Als gij een einde zult
491 Eze 44:23 | 23 En zij zullen Mijn
492 Eze 45:23 | 23 En de zeven dagen van
493 Eze 46:23 | 23 En er was rondom in
494 Eze 47:23 | 23 Ook zal het geschieden,
495 Eze 48:23 | 23 Aangaande voorts het
496 Dan 2:23 | 23 Ik dank en ik loof
497 Dan 3:23 | 23 Maar als die drie mannen,
498 Dan 4:23 | 23 Dat nu de koning, een
499 Dan 5:23 | 23 Maar gij hebt u verheven
500 Dan 6:23 | 23 Mijn God heeft Zijn
1-500 | 501-678 |