Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
tochen 1
tochten 3
tochu 1
toe 654
toebehoord 1
toebehoorden 2
toebehoort 2
Frequency    [«  »]
655 plaats
654 ganse
654 ging
654 toe
649 kwam
636 ziel
633 24

Bijbel

IntraText - Concordances

toe

1-500 | 501-654

    Book Chapter: Verse
1 Gen 2:21 | en sloot derzelver plaats toe met vlees. ~ 2 Gen 6:7 | het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat 3 Gen 7:16 | de HEERE sloot achter hem toe. ~ 4 Gen 8:13 | deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was 5 Gen 9:10 | al het gedierte der aarde toe. ~ 6 Gen 10:19 | gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom 7 Gen 10:19 | Adama, en Zoboim, tot Lasa toe. ~ 8 Gen 13:3 | van het zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar 9 Gen 13:12 | sloeg tenten tot aan Sodom toe. ~ 10 Gen 14:14 | hij jaagde hen na tot Dan toe. ~ 11 Gen 14:15 | hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand 12 Gen 14:23 | draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat 13 Gen 14:40 | der Amorieten is tot nog toe niet volkomen. ~ 14 Gen 17:7 | knecht, die haastte, om dat toe te maken. ~ 15 Gen 17:16 | daar, en zagen naar Sodom toe; en Abraham ging met hen, 16 Gen 17:23 | 23 En Abraham trad toe, en zeide: Zult Gij ook 17 Gen 18:4 | den jongste tot den oudste toe, dat huis omsingeld, het 18 Gen 18:5 | 5 En zij riepen Lot toe, en zeiden tot hem: Waar 19 Gen 18:6 | sloot de deur achter zich toe; ~ 20 Gen 18:9 | man, op Lot, en zij traden toe om de deur open te breken. ~ 21 Gen 18:10 | huis, en sloten de deur toe. ~ 22 Gen 18:28 | zag naar Sodom en Gomorra toe, en naar het ganse land 23 Gen 20:17 | de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide 24 Gen 23:32 | kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, 25 Gen 23:63 | hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen! ~ 26 Gen 23:85 | woonden van Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte 27 Gen 24:20 | zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij de naam 28 Gen 25:5 | 5 Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot zijn zoon 29 Gen 25:7 | maak mij smakelijke spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u 30 Gen 25:31 | maakte smakelijke spijzen toe, en bracht die tot zijn 31 Gen 27:2 | 2 En hij zag toe, en ziet, er was een put 32 Gen 28:50 | niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn tussen 33 Gen 29:4 | Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; ~ 34 Gen 30:6 | traden de dienstmaagden toe, zij en haar kinderen, en 35 Gen 30:7 | 7 En Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij 36 Gen 30:7 | neder; en daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen 37 Gen 30:16 | wederom zijns weegs naar Seir toe. ~ 38 Gen 35:12 | schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, 39 Gen 39:16 | deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en 40 Gen 40:28 | heb hem niet gezien tot nu toe. ~ 41 Gen 42:34 | van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, 42 Gen 43:12 | den mond der kinderkens toe. ~ 43 Exo 3:5 | Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van 44 Exo 4:21 | in Egypte te keren, zie toe, dat gij al de wonderen 45 Exo 7:15 | zal uitgaan naar het water toe, zo stel u tegen hem over 46 Exo 7:16 | doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. ~ 47 Exo 9:7 | Israel was niet tot een toe gestorven. Doch het hart 48 Exo 9:18 | dat het gegrond is, tot nu toe. ~ 49 Exo 9:25 | mensen af tot de beesten toe; ook sloeg de hagel al het 50 Exo 10:10 | zal trekken laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder 51 Exo 11:7 | mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet, dat 52 Exo 12:12 | mensen af tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen 53 Exo 21:33 | graaft, en hij dekt hem niet toe, en een os of ezel valt 54 Exo 25:40 | 40 Zie dan toe, dat gij het maakt naar 55 Exo 32:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen 56 Exo 33:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen 57 Exo 34:53 | daarom vreesden zij tot hem toe te treden. ~ 58 Exo 34:55 | traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood hun al wat 59 Exo 38:4 | beneden tot zijn midden toe. ~ 60 Lev 9:7 | altaar, en maak uw zondoffer toe; en uw brandoffer toe; en 61 Lev 9:7 | zondoffer toe; en uw brandoffer toe; en doe verzoening voor 62 Lev 9:7 | daarna de offerande des volks toe, en doe de verzoening voor 63 Lev 9:16 | toebrengen, en maakte dat toe naar het recht. ~ 64 Lev 10:4 | en zeide tot hen: Treedt toe, draagt uw broederen weg, 65 Lev 10:5 | 5 Toen traden zij toe, en droegen hen, in hun 66 Lev 24:19 | zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin 67 Lev 24:22 | eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen 68 Lev 24:28 | koper tot het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal 69 Lev 24:50 | heeft tot het jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner 70 Lev 25:5 | brood eten tot verzadiging toe, en gij zult zeker in uw 71 Lev 25:18 | gij Mij tot deze dingen toe nog niet horen zult, Ik 72 Lev 25:18 | horen zult, Ik zal nog daar toe doen, om u zevenvoudig over 73 Num 6:4 | kernen af tot de basten toe. ~ 74 Num 11:20 | 20 Tot een gehele maand toe, totdat het uit uw neus 75 Num 13:21 | woestijn Zin af tot Rechob toe, waar men gaat naar Hamath. ~ 76 Num 13:22 | zuiden, en kwamen tot Hebron toe en daar waren Ahiman, Sesai 77 Num 14:45 | versmeten hen, tot Horma toe. ~  ~ 78 Num 20:21 | Alzo weigerde Edom Israel toe te laten door zijn landpale 79 Num 21:23 | Doch Sihon liet Israel niet toe, door zijn landpale te trekken; 80 Num 21:24 | de Arnon af tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons; 81 Num 21:30 | Hesbon is verloren tot Dibon toe; en wij hebben hen verwoest 82 Num 21:30 | hebben hen verwoest tot Nofat toe, welke tot Medeba toe reikt. ~ 83 Num 21:30 | Nofat toe, welke tot Medeba toe reikt. ~ 84 Num 22:13 | want de HEERE weigert mij toe te laten met ulieden te 85 Num 28:21 | tot die zeven lammeren toe. ~ 86 Num 28:29 | tot die zeven lammeren toe; 87 Num 29:4 | tot die zeven lammeren toe; ~ 88 Num 29:10 | tot die zeven lammeren toe; 89 Num 29:14 | tot die dertien varren toe; twee tienden tot een ram, 90 Num 29:15 | tot die veertien lammeren toe; ~ 91 Num 31:69 | 16 Toen traden zij toe tot hem, en zeiden: Wij 92 Num 35:1 | kinderen van Jozef, traden toe, en spraken voor het aangezicht 93 Deu 1:28 | gesterkt tot in de hemel toe; ook hebben wij daar kinderen 94 Deu 1:44 | verpletterden u in Seir tot Horma toe. ~ 95 Deu 2:23 | die in Hazerim tot Gaza toe woonden, verdelgd, en aan 96 Deu 2:36 | beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor 97 Deu 3:8 | Arnon tot den berg Hermon toe; ~ 98 Deu 3:10 | Bazan, tot Salcha en Edrei toe; steden des koninkrijks 99 Deu 3:27 | naar het oosten, en zie toe met uw ogen; want gij zult 100 Deu 4:5 | des lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven. ~ 101 Deu 4:26 | gij over de Jordaan naar toe trekt, om dat te erven; 102 Deu 5:22 | stem, en deed daar niets toe; en Hij schreef ze op twee 103 Deu 7:1 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en 104 Deu 9:16 | 16 En ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen 105 Deu 11:10 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is 106 Deu 11:29 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; dan 107 Deu 12:9 | 9 Want gij zijt tot nu toe niet gekomen in de rust 108 Deu 23:20 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 109 Deu 27:9 | Israel, zeggende: Luistert toe en hoort o Israel! Op dezen 110 Deu 28:21 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 111 Deu 28:63 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 112 Deu 29:11 | houthouwer tot uw waterputter toe; ~ 113 Deu 30:16 | het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. ~ 114 Deu 31:16 | dat land, waar het naar toe gaat, in het midden van 115 Deu 32:47 | gij over de Jordaan naar toe gaat, om dat te erven. ~ 116 Deu 34:1 | ganse land, Gilead tot Dan toe; ~ 117 Deu 34:3 | Jericho, de palmstad, tot Zoar toe. ~ 118 Joz 2:7 | veren; en men sloot de poort toe, nadat zij uitgegaan waren, 119 Joz 5:13 | zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond een Man 120 Joz 6:1 | Jericho nu sloot de poorten toe, en was gesloten, voor het 121 Joz 6:21 | van den man tot de vrouw toe, van het kind tot den oude, 122 Joz 7:5 | voor de poort tot Schebarim toe, en sloegen hen in een afgang. 123 Joz 7:6 | des HEEREN, tot den avond toe, hij en de oudsten van Israel; 124 Joz 7:26 | van Achor, tot dezen dag toe. ~  ~  ~  ~ ~ 125 Joz 8:4 | gebood hun, zeggende: Ziet toe, gijlieden zult der stad 126 Joz 8:19 | haar plaats, en zij liepen toe, met dat hij zijn hand uitgestrekt 127 Joz 9:27 | des HEEREN, tot dezen dag toe, aan de plaats, die Hij 128 Joz 10:10 | tot Azeka en tot Makkeda toe. ~ 129 Joz 10:11 | van den hemel, tot Azeka toe, dat zij stierven; daar 130 Joz 10:24 | hem getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen 131 Joz 10:24 | koningen. En zij traden toe, en zetten hun voeten op 132 Joz 10:41 | Kades-Barnea en tot Gaza toe; ook het ganse land Gosen, 133 Joz 10:41 | land Gosen, en tot Gibeon toe. ~ 134 Joz 11:8 | joegen hen na tot groot Sidon toe, en tot Misrefoth-maim, 135 Joz 11:17 | Seir gaat, tot Baal-Gad toe, in het dal van den Libanon, 136 Joz 13:4 | de Sidoniers is, tot Afek toe, tot aan de landpale der 137 Joz 13:6 | Libanon aan tot Misrefoth-maim toe, al de Sidoniers; Ik zal 138 Joz 13:9 | land van Medeba tot Dibon toe; ~ 139 Joz 13:11 | en gans Bazan, tot Salcha toe; ~ 140 Joz 13:16 | het vlakke land tot Medeba toe: ~ 141 Joz 13:25 | kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is; ~ 142 Joz 15:46 | Van Ekron, en naar de zee toe; alle, die aan de zijde 143 Joz 15:63 | Jeruzalem, tot dezen dag toe. ~  ~ 144 Joz 16:2 | des Archiets, tot Ataroth toe; ~ 145 Joz 17:4 | 4 Dezen dan traden toe voor het aangezicht van 146 Joz 17:5 | Manasse vielen tien snoeren toe, behalve het land Gilead 147 Joz 23:3 | langen tijd, tot op dezen dag toe; maar gij hebt waargenomen 148 Joz 24:9 | bestaan, tot op dezen dag toe. ~ 149 Ric 1:34 | want zij lieten hun niet toe, af te komen in het dal. ~ 150 Ric 3:23 | der opperzaal voor zich toe, en deed ze in het slot. ~ 151 Ric 3:24 | zijn knechten, en zagen toe, en ziet, de deuren der 152 Ric 3:25 | Als zij nu tot schamens toe gebeid hadden, ziet, zo 153 Ric 4:16 | er niet overbleef tot een toe. ~ 154 Ric 4:19 | te drinken, en dekte hem toe. ~ 155 Ric 6:22 | vluchtte tot Beth-Sitta toe naar Tseredath, tot aan 156 Ric 8:43 | in het veld; en hij zag toe, en ziet, het volk trok 157 Ric 8:51 | stad, en sloten voor zich toe; en zij klommen op het dak 158 Ric 12:19 | en zijn huisvrouw zagen toe. ~ 159 Ric 14:1 | haar vader liet hem niet toe in te gaan. ~ 160 Ric 14:5 | wijngaarden en olijfbomen toe. ~ 161 Ric 15:3 | Simson lag tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht, 162 Ric 15:16 | verdrietig werd tot stervens toe; ~ 163 Ric 17:30 | der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk 164 Ric 18:12 | zullen voorttrekken tot Gibea toe. ~ 165 Ric 19:1 | van Dan af tot Ber-seba toe, ook het land van Gilead, 166 Ric 19:37 | brak voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok 167 Ric 19:48 | gehele stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; 168 Ric 20:13 | en zij riepen hen vrede toe. ~ 169 Rut 2:7 | van des morgens af tot nu toe; nu is haar te huis blijven 170 Rut 3:13 | leg u neder tot den morgen toe. ~ 171 Rut 3:14 | voetdeksel tot den morgen toe; en zij stond op, eer dat 172 1Sa 1:16 | Belials; want ik heb tot nu toe gesproken uit de veelheid 173 1Sa 2:26 | de jongeling Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam 174 1Sa 3:20 | Israel, van Dan tot Ber-seba toe, bekende, dat Samuel bevestigd 175 1Sa 6:9 | 9 Ziet dan toe, indien zij den weg van 176 1Sa 7:14 | Israel, van Ekron tot Gath toe; ook rukte Israel derzelver 177 1Sa 8:8 | geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten 178 1Sa 12:2 | mijn jeugd af tot dezen dag toe. ~ 179 1Sa 15:3 | den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de 180 1Sa 15:3 | de kemelen tot de ezelen toe. ~ 181 1Sa 15:35 | tot den dag zijns doods toe; evenwel droeg Samuel leed 182 1Sa 17:16 | 16 De Filistijn nu trad toe, des morgens vroeg en des 183 1Sa 17:30 | van dien naar een anderen toe, en hij zeide achtervolgens 184 1Sa 17:48 | en liep naar de slagorde toe, den Filistijn tegemoet. ~ 185 1Sa 18:4 | klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en tot zijn boog toe, en 186 1Sa 18:4 | zwaard toe, en tot zijn boog toe, en tot zijn gordel toe. ~ 187 1Sa 18:4 | toe, en tot zijn gordel toe. ~ 188 1Sa 19:13 | dekte het met een kleed toe. ~ 189 1Sa 23:20 | uwer ziel; en het komt ons toe hem over te geven in de 190 1Sa 23:23 | 23 Daarom ziet toe, en verneemt naar alle schuilplaatsen, 191 1Sa 24:8 | woorden, en liet hun niet toe, dat zij opstonden tegen 192 1Sa 29:3 | afgevallen is tot dezen dag toe. ~ 193 1Sa 29:6 | zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet aangenaam 194 1Sa 29:8 | geweest ben, tot dezen dag toe, dat ik niet zal gaan en 195 2Sa 1:15 | jongens, en zeide: Treed toe, val op hem aan. En hij 196 2Sa 3:10 | Juda, van Dan tot Ber-seba toe. ~ 197 2Sa 3:16 | achter haar, tot Bahurim toe. Toen zeide Abner tot hem: 198 2Sa 3:35 | doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor het ondergaan 199 2Sa 6:19 | de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, 200 2Sa 6:23 | tot den dag van haar dood toe. ~  ~ 201 2Sa 13:2 | benauwd tot krank wordens toe, om zijner zuster Thamars 202 2Sa 13:8 | kneedde het, en maakte koekjes toe voor zijn ogen, en bakte 203 2Sa 13:17 | grendel de deur achter haar toe. ~ 204 2Sa 13:18 | grendelde de deur achter haar toe. ~ 205 2Sa 13:34 | hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam veel volks 206 2Sa 14:25 | af tot zijn hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem. ~ 207 2Sa 15:12 | sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom. ~ 208 2Sa 17:11 | Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als zand, dat aan de zee 209 2Sa 17:22 | ontbrak er niet tot een toe, die niet over de Jordaan 210 2Sa 19:7 | is van uw jeugd af tot nu toe. ~ 211 2Sa 19:13 | doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste 212 2Sa 19:19 | Mijn heer rekene mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, 213 2Sa 19:24 | weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. ~ 214 2Sa 24:2 | Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat 215 2Sa 24:13 | land zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik Dien zal 216 2Sa 24:15 | af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het 217 2Sa 24:15 | volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig duizend mannen. ~ 218 2Sa 24:20 | 20 En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn 219 1Kon 3:2 | HEEREN gebouwd, tot die dagen toe. ~ 220 1Kon 5:17| voerden zij grote stenen toe, kostelijke stenen, gehouwen 221 1Kon 5:18| ze, en bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis 222 1Kon 10:19| leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwen stonden 223 1Kon 11:27| stad van zijn vader David toe. ~ 224 1Kon 12:30| heen voor het ene, tot Dan toe. ~ 225 1Kon 20:28| 28 En de man Gods trad toe, en sprak tot den koning 226 1Kon 22:24| Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken; 227 1Kon 22:35| strijd nam op denzelven dag toe, en de koning werd met den 228 2Kon 2:5 | Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot hem: Weet 229 2Kon 2:17| bij hem aan tot schamens toe; en hij zeide: Zendt. En 230 2Kon 4:4 | voor u en voor uw zonen toe; daarna giet in al die vaten, 231 2Kon 4:5 | zich en voor haar zonen toe; die brachten haar de vaten 232 2Kon 4:5 | die brachten haar de vaten toe, en zij goot in. ~ 233 2Kon 4:20| knieen tot aan den middag toe; toen stierf hij. ~ 234 2Kon 4:21| daarna sloot zij voor hem toe, en ging uit. ~ 235 2Kon 4:27| voeten. Maar Gehazi trad toe, om haar af te stoten. Doch 236 2Kon 4:33| de deur voor hen beiden toe, en bad tot den HEERE. ~ 237 2Kon 4:35| jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn 238 2Kon 5:13| Toen traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en 239 2Kon 6:32| hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit 240 2Kon 6:32| bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de 241 2Kon 7:15| volgden hen na tot de Jordaan toe; en ziet, de ganse weg was 242 2Kon 8:6 | land verlaten heeft, tot nu toe. ~ 243 2Kon 8:11| zette het vast tot schamens toe; en de man Gods weende. ~ 244 2Kon 10:23| Baal: Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien bij 245 2Kon 11:11| altaar en naar het huis toe, bij den koning rondom. ~ 246 2Kon 11:14| 14 En zij zag toe, en ziet, de koning stond 247 2Kon 14:17| slaan in Afek, tot verdoens toe. ~ 248 2Kon 14:19| de Syriers tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu 249 2Kon 14:23| Zijn aangezicht, tot nu toe. ~ 250 2Kon 19:9 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 251 2Kon 19:34| 34 Tot op dezen dag toe doen die naar de eerste 252 2Kon 20:4 | kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt hadden; en 253 2Kon 20:8 | de Filistijnen tot Gaza toe, en haar landpalen, van 254 2Kon 20:8 | wachttoren af tot de vaste steden toe. ~ 255 2Kon 22:1 | Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de 256 2Kon 22:17| uw vaderen tot dezen dage toe opgelegd hebben, naar Babel 257 2Kon 23:15| zijn, ook tot op dezen dag toe. ~ 258 2Kon 25:8 | van Geba af tot Ber-seba toe; en hij brak de hoogten 259 1Kro 4:33| dezer steden waren, tot Baal toe. Dit zijn hun woningen en 260 1Kro 5:11| land van Basan, tot Salcha toe. ~ 261 1Kro 7:28| onderhorige plaatsen, tot Gaza toe, en haar onderhorige plaatsen. ~ 262 1Kro 9:18| 18 Ook tot nog toe, aan de poort des konings 263 1Kro 12:22| helpen, tot een groot leger toe, als een leger Gods. ~ 264 1Kro 12:29| drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, 265 1Kro 16:21| 21 Hij liet niemand toe hen te onderdrukken; ook 266 1Kro 17:5 | opgevoerd tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan van 267 1Kro 18:3 | koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn 268 1Kro 19:3 | koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn 269 1Kro 22:2 | Israel van Ber-seba tot Dan toe, en brengt hen tot mij, 270 1Kro 22:12| landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal 271 1Kro 22:21| tot Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging hij 272 1Kro 29:10| 10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, 273 2Kro 5:12| honderd en twintig priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~ 274 2Kro 6:12| honderd en twintig priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~ 275 2Kro 10:18| zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden 276 2Kro 13:4 | en hij kwam tot Jeruzalem toe. ~ 277 2Kro 13:12| Hij hem niet ten uiterste toe verdierf; ook waren in Juda 278 2Kro 14:4 | en hij zeide: Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israel! ~ 279 2Kro 14:5 | 5 Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, 280 2Kro 15:9 | en hij kwam tot Maresa toe. ~ 281 2Kro 15:13| jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van 282 2Kro 16:13| van den man tot de vrouw toe. ~ 283 2Kro 17:12| voeten; tot op het hoogste toe was zijn krankheid; daartoe 284 2Kro 18:12| 12 Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste groot; 285 2Kro 19:23| Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken, 286 2Kro 19:34| de strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel 287 2Kro 19:34| de Syriers, tot den avond toe; en hij stierf ter tijd, 288 2Kro 20:4 | het gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren 289 2Kro 23:26| 13 En zij zag toe; en ziet, de koning stond 290 2Kro 25:13| Samaria af tot Beth-horon toe, en sloegen van hen drie 291 2Kro 26:14| zelfs tot de slingerstenen toe. 292 2Kro 26:15| ging zijn naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk 293 2Kro 26:16| zijn hart tot verdervens toe, en hij overtrad tegen den 294 2Kro 26:18| tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roken, 295 2Kro 28:13| den HEERE; denkt gijlieden toe te doen tot onze zonden 296 2Kro 28:24| van het huis des HEEREN toe; daartoe maakte hij zich 297 2Kro 29:30| zij loofden tot blijdschap toe; en neigden hun hoofden, 298 2Kro 29:31| den HEERE gevuld, treedt toe, en brengt slachtofferen 299 2Kro 30:10| en Manasse, tot Zebulon toe; doch zij belachten hen, 300 2Kro 31:10| te houden tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn 301 2Kro 32:24| Jehizkia krank tot stervens toe, en hij bad tot den HEERE, 302 2Kro 33:16| richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde daarop dankofferen 303 2Kro 34:6 | Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar woeste plaatsen 304 2Kro 34:30| den grote tot den kleine toe; en men las voor hun oren 305 Ezra 5:16| er is van toen af tot nu toe gebouwd, doch niet volbracht. ~ 306 Ezra 7:22| honderd talenten zilvers toe, en tot honderd kor tarwe, 307 Ezra 8:25| 25 En ik woog hun toe het zilver, en het goud, 308 Ezra 9:1 | traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, 309 Ezra 9:14| ons toornen tot verterens toe, dat er geen overblijfsel 310 Ezra 10:4 | op, want deze zaak komt u toe; en wij zullen met u zijn; 311 Ezra 10:12| woorden, alzo komt het ons toe te doen. ~ 312 Neh 2:16 | deed; want ik had tot nog toe den Joden, en den priesteren, 313 Neh 3:32 | punt tot de Schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden 314 Neh 4:5 | hun ongerechtigheid niet toe; en hun zonde worde niet 315 Neh 4:6 | samengevoegd werd tot zijn helft toe; want het hart des volks 316 Neh 4:14 | 14 En ik zag toe, en maakte mij op, en zeide 317 Neh 4:21 | het voortkomen der sterren toe. ~ 318 Neh 6:1 | ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in 319 Neh 8:18 | van Nun, tot op dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. ~ 320 Neh 12:23 | Johanan, den zoon van Eljasib, toe. ~ 321 Neh 12:31 | muur, naar de Mistpoort toe. ~ 322 Est 1:1 | Indie af tot aan Morenland toe, honderd zeven en twintig 323 Est 1:20 | grootste tot de kleinste toe. ~ 324 Est 16:7 | maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~ 325 Est 16:13 | van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de 326 Est 17:7 | maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~ 327 Est 17:13 | van den jonge tot den oude toe, de kleine kinderen en de 328 Est 52 | Joden, die te Susan zijn, toe, te doen naar het gebod 329 Job 1:22 | schreef Gode niets ongerijmds toe. ~  ~ 330 Job 2:7 | voetzool af tot zijn schedel toe. ~ 331 Job 3:22 | blijde zijn tot opspringens toe, en zich verheugen, als 332 Job 5:16 | boosheid stopt haar mond toe. ~ 333 Job 9:18 | 18 Hij laat mij niet toe mijn adem te verhalen; maar 334 Job 11:7 | gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? ~ 335 Job 20:6 | zijn hoogheid tot den hemel toe opklomme, en zijn hoofd 336 Job 25:5 | 5Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel 337 Job 26:10 | afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis. ~ 338 Job 28:11 | 11 Hij bindt de rivier toe, dat niet een traan uitkomt, 339 Job 29:24 | 24 Lachte ik hun toe, zij geloofden het niet; 340 Job 31:12 | hetwelk tot de verderving toe verteert, en al mijn inkomen 341 Job 34:36 | beproefd worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil 342 Job 36:40 | Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden 343 Psa 9:18 | terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. ~ 344 Psa 23:5 | 5Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover 345 Psa 36:3 | voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; 346 Psa 37:6 | waarheid tot de bovenste wolken toe. ~ 347 Psa 41:13 | kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn 348 Psa 48:15 | ons geleiden tot den dood toe. ~ 349 Psa 66:16 | 16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, 350 Psa 71:17 | mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. ~ 351 Psa 73:4 | geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris. ~ 352 Psa 74:7 | het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws 353 Psa 81:9 | Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, 354 Psa 104:23 | zijn arbeid tot den avond toe. ~ 355 Psa 105:14 | 14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook 356 Psa 105:19 | 19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft 357 Psa 118:13 | hard gestoten, tot vallens toe, maar de HEERE heeft mij 358 Psa 119:33 | zal hem houden ten einde toe. ~ 359 Psa 119:112| eeuwiglijk te doen, ten einde toe. ~ 360 Psa 135:8 | den mens af tot het vee toe. ~ 361 Psa 137:7 | ontbloot ze, tot haar fondament toe! ~ 362 Psa 147:6 | vernedert Hij, tot de aarde toe. ~ 363 Spre 4:18| lichtende tot den vollen dag toe. ~ 364 Spre 6:4 | Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering. ~ 365 Spre 7:18| van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken 366 Spre 10:12| dekt alle overtredingen toe. ~ 367 Spre 13:25| verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen 368 Spre 19:4 | goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van 369 Spre 31:4 | Het komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den 370 Spre 31:4 | het komt den koningen niet toe wijn te drinken, en den 371 Pred 2:9 | En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand, die voor 372 Pred 3:7 | scheuren, en een tijd om toe te naaien; een tijd om te 373 Pred 3:11| begin tot      het einde toe. ~ 374 Pred 3:14| eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te 375 Pred 4:2 | de levenden, die tot nog toe levend zijn. ~ 376 Pred 5:5 | 5      Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen 377 Pred 7:14| dage des tegenspoeds, zie toe; want God maakt ook den 378 Pred 9:3 | moeten zij naar de doden toe. ~ 379 Jes 1:6 | voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan 380 Jes 8:16 | Bind de getuigenis toe; verzegel de wet onder mijn 381 Jes 9:6 | nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der 382 Jes 10:18 | de ziel af, tot het vlees toe; en hij zal zijn, gelijk 383 Jes 10:30 | laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! ~ 384 Jes 14:17 | liet los gaan naar huis toe? ~ 385 Jes 15:4 | wordt gehoord tot Jahaz toe; daarom maken de toegerusten 386 Jes 15:5 | grendelen zijn naar Zoar toe, de driejarige vaars; want 387 Jes 15:8 | haar gehuil tot Eglaim toe, ja, tot Beer-Elim toe zal 388 Jes 15:8 | Eglaim toe, ja, tot Beer-Elim toe zal haar gehuil zijn. ~ 389 Jes 16:8 | verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen door      de 390 Jes 21:5 | Bereid de tafel, zie toe, gij wachter! eet, drink; 391 Jes 22:5 | geschreeuw naar het gebergte toe. ~ 392 Jes 23:12 | van Sidon! Naar Chittim toe, maak u op, vaar over; ook 393 Jes 25:12 | ze ter aarde tot het stof toe doen reiken. ~  ~ 394 Jes 26:5 | vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het 395 Jes 26:20 | en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein 396 Jes 28:6 | strijd afkeren tot de poort toe. ~ 397 Jes 30:28 | beek, die tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te 398 Jes 34:1 | en gij volken, luistert toe; de aarde hore, en haar 399 Jes 38:1 | Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de 400 Jes 38:13 | voor tot den morgenstond toe; gelijk een leeuw, alzo 401 Jes 40:2 | Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld 402 Jes 40:19 | giet er zilveren ketenen toe. ~ 403 Jes 41:5 | zij naderden en kwamen toe; ~ 404 Jes 41:28 | 28      Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs 405 Jes 45:4 | bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet. ~ 406 Jes 45:20 | u, en komt, treedt hier toe samen, gijlieden, die van 407 Jes 45:21 | Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: 408 Jes 45:22 | 22      Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij 409 Jes 46:4 | En tot de ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, 410 Jes 46:4 | zijn, ja, tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen; Ik 411 Jes 47:7 | zijn in eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet 412 Jes 49:1 | gij eilanden! en luistert toe, gij volken van verre! De 413 Jes 58:3 | Doch nadert gijlieden hier toe, gij kinderen der guichelares! 414 Jes 58:9 | en vernedert u tot de hel toe. ~ 415 Jes 60:21 | nu aan tot in eeuwigheid toe. ~  ~  ~ 416 Jes 64:5 | 5      En Ik zag toe, en er was niemand die hielp; 417 Jes 67:20 | Mijn      heiligen berg toe, naar Jeruzalem, zegt de 418 Jer 2:10 | eilanden der Chitteers, en ziet toe, en zendt naar Kedar, en 419 Jer 2:27 | want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; 420 Jer 3:2 | de hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen? 421 Jer 5:1 | van Jeruzalem, en ziet nu toe, en verneemt, en zoekt op 422 Jer 6:13 | kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen 423 Jer 6:13 | profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen 424 Jer 6:16 | Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude 425 Jer 6:19 | 19      Hoor toe, gij aarde! Zie, Ik zal 426 Jer 8:10 | kleinste aan tot den grootste toe pleegt een ieder van hen 427 Jer 8:10 | profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen 428 Jer 9:10 | hemels aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! ~ 429 Jer 10:7 | heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen 430 Jer 13:7 | verdorven en deugde nergens toe. ~ 431 Jer 13:10 | deze gordel, die nergens toe deugt. ~ 432 Jer 14:2 | zwart gekleed ter aarde toe, en Jeruzalems geschrei 433 Jer 25:3 | van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste 434 Jer 27:22 | zullen zij zijn, tot den dag toe, dat Ik ze bezoeken zal, 435 Jer 31:26 | Hierop ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~ 436 Jer 31:34 | af tot hun      grootste toe, spreekt de HEERE; want 437 Jer 32:9 | en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen. ~ 438 Jer 32:31 | hebben, tot op dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn 439 Jer 33:12 | mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al 440 Jer 42:1 | 1      Toen traden toe alle oversten der heiren, 441 Jer 42:1 | kleinste tot den grootste toe; ~ 442 Jer 42:8 | kleinste af tot den grootste toe; ~ 443 Jer 44:12 | kleinste tot den grootste toe; door het zwaard en door 444 Jer 46:3 | het schild en de rondas toe, en nadert tot den strijd! ~ 445 Jer 48:19 | Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van Aroer! 446 Jer 48:34 | Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij 447 Jer 48:34 | tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, 448 Jer 50:3 | mensen aan tot de beesten toe zijn zij      weggezworven, 449 Jer 51:11 | de schilden volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest 450 Jer 52:11 | den dag zijns doods toe. ~ 451 Eze 4:14 | van mijn jeugd af tot nu toe, geen dood aas, noch dat 452 Eze 9:6 | vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, 453 Eze 17:7 | wortelen naar denzelven toe, en wierp zijn takken tot 454 Eze 17:7 | de bedden zijner planting toe. ~ 455 Eze 20:29 | hoogte, tot op dezen dag toe. ~ 456 Eze 20:31 | drekgoden tot op dezen dag toe; en zou Ik van u gevraagd      457 Eze 20:47 | het zuiden tot het noorden toe. ~ 458 Eze 23:14 | haar hoererijen nog meer toe; want toen zij geschilderde 459 Eze 24:3 | Heere HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook 460 Eze 24:3 | Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water daarin. ~ 461 Eze 24:10 | 10      Draag veel houts toe, steek het vuur aan, verteer 462 Eze 25:9 | en tot Kiriathaim      toe; ~ 463 Eze 25:13 | en zij zullen tot Dedan toe door het zwaard vallen. ~ 464 Eze 34:21 | gij dezelve naar buiten toe verstrooid hebt; ~ 465 Eze 39:19 | vette eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap 466 Eze 39:19 | drinken tot dronkenschap toe; van Mijn slachtoffer, dat 467 Eze 41:8 | ellen, de el tot den oksel toe genomen. ~ 468 Eze 41:11 | naar het ledig gelatene toe, de ene deur den weg naar 469 Eze 41:17 | binnenste en buitenste huis toe, en aan den gansen wand 470 Eze 42:4 | de breedte; naar binnen toe, en een weg van een el; 471 Eze 45:7 | westergrens tot de oostergrens toe. ~ 472 Eze 46:17 | hebben tot het vrijjaar toe; dan zal het tot den vorst 473 Eze 46:19 | kameren, den priesteren toe behorende, die naar het 474 Eze 47:10 | En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar zullen plaatsen zijn 475 Eze 47:18 | landpale af      tot de Oostzee toe; en dat zal de oosterhoek 476 Eze 48:2 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Aser een. ~ 477 Eze 48:3 | oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali een. ~ 478 Eze 48:4 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse een. ~ 479 Eze 48:5 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraim een. ~ 480 Eze 48:6 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben een. ~ 481 Eze 48:7 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Juda een. ~ 482 Eze 48:8 | oosterhoek tot den westerhoek toe, zal het hefoffer zijn, 483 Eze 48:8 | oosterhoek tot den westerhoek toe; en het heiligdom zal in 484 Eze 48:23 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Benjamin een snoer. ~ 485 Eze 48:24 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon een. ~ 486 Eze 48:25 | oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een. ~ 487 Eze 48:26 | oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon een. ~ 488 Eze 48:27 | oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad een. ~ 489 Dan 1:21 | jaar van den koning Kores toe. ~  ~ 490 Dan 6:15 | tot den ondergang der zon toe bemoeide hij zich,      491 Dan 6:27 | heerschappij is tot het einde toe. ~ 492 Dan 7:4 | arendsvleugelen; ik zag toe, totdat zijn vleugelen uitgeplukt 493 Dan 7:11 | 11      Toen zag ik toe vanwege de stem der grote 494 Dan 7:11 | die hoorn sprak; ik zag toe, totdat het dier gedood, 495 Dan 7:12 | gegeven tot tijd en stonde toe. ~ 496 Dan 7:26 | verdoende, tot het einde toe. ~ 497 Dan 8:26 | en gij, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen 498 Dan 8:26 | want er zijn nog vele dagen toe. ~ 499 Dan 9:26 | vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk 500 Dan 9:27 | zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten


1-500 | 501-654

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License