1-500 | 501-636
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:21 | alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk
2 Gen 1:30 | aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene
3 Gen 2:7 | de mens tot een levende ziel. ~
4 Gen 2:19 | zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar
5 Gen 9:4 | Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult
6 Gen 9:5 | zijns broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. ~
7 Gen 9:10 | 10 En met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte,
8 Gen 9:12 | en tussen alle levende ziel, die met u is, tot eeuwige
9 Gen 9:15 | en tussen alle levende ziel van alle vlees; en de wateren
10 Gen 9:16 | God en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op
11 Gen 12:13 | mij wel ga om u, en mijn ziel om uwentwil leve. ~
12 Gen 16:14 | besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid
13 Gen 18:19 | mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven;
14 Gen 18:20 | niet klein?) opdat mijn ziel leve. ~
15 Gen 25:4 | dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve. ~
16 Gen 25:19 | mijn wildbraad, opdat uw ziel mij zegene. ~
17 Gen 25:25 | mijns zoons ete, opdat mijn ziel u zegene. En hij stelde
18 Gen 25:31 | wildbraad zijns zoons, opdat uw ziel mij zegene. ~
19 Gen 29:30 | tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. ~
20 Gen 31:3 | 3 En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs
21 Gen 31:8 | zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter;
22 Gen 32:18 | het geschiedde, als haar ziel uitging (want zij stierf),
23 Gen 40:30 | niet bij ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden
24 Gen 40:30 | ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden is), ~
25 Gen 45:6 | 6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen
26 Exo 4:19 | mannen zijn dood, die uw ziel zochten. ~
27 Exo 12:15 | den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit
28 Exo 12:16 | worden; maar wat van iedere ziel gegeten zal worden, datzelve
29 Exo 12:19 | gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit de vergadering van
30 Exo 15:9 | zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden,
31 Exo 21:23 | zijn, zo zult gij geven ziel voor ziel. ~
32 Exo 21:23 | zult gij geven ziel voor ziel. ~
33 Exo 21:30 | zal hij tot lossing zijner ziel geven naar alles, wat hem
34 Exo 30:12 | iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij
35 Exo 31:14 | denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit
36 Lev 2:1 | 1 Als nu een ziel een offerande van spijsoffer
37 Lev 4:2 | Israels, zeggende: Als een ziel zal gezondigd hebben, door
38 Lev 7:18 | afgrijselijk ding zijn; en de ziel, die daarvan eet, zal haar
39 Lev 7:20 | 20 Doch als een ziel het vlees van het dankoffer,
40 Lev 7:20 | aan haar is, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid
41 Lev 7:21 | 21 En wanneer een ziel iets onreins zal aangeroerd
42 Lev 7:21 | gegeten hebben, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid
43 Lev 7:25 | zal geofferd hebben, die ziel, die het gegeten zal hebben,
44 Lev 7:27 | 27 Alle ziel, die enig bloed eten zal,
45 Lev 7:27 | enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid
46 Lev 11:10 | wateren, en van alle levende ziel, die in de wateren is, geen
47 Lev 11:44 | heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan
48 Lev 11:46 | gevogelte, en van alle levende ziel, die zich roert in de wateren,
49 Lev 11:46 | de wateren, en van alle ziel, die kruipt op de aarde; ~
50 Lev 17:10 | gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten
51 Lev 17:11 | 11 Want de ziel van het vlees is in het
52 Lev 17:11 | is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen. ~
53 Lev 17:12 | kinderen Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch
54 Lev 17:14 | 14 Want het is de ziel van alle vlees; zijn bloed
55 Lev 17:14 | zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb Ik tot de kinderen
56 Lev 17:14 | vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn
57 Lev 17:15 | 15 En alle ziel onder de inboorlingen of
58 Lev 19:8 | heeft; daarom zal dezelve ziel, uit haar volken uitgeroeid
59 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers
60 Lev 20:6 | Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het
61 Lev 22:11 | dan nog de priester een ziel met zijn geld zal gekocht
62 Lev 22:60 | 29 Want alle ziel, welken op dienzelven dag
63 Lev 22:61 | 30 Ook alle ziel, die enig werk op dienzelven
64 Lev 22:61 | dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars
65 Lev 23:17 | 17 En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen
66 Lev 23:18 | 18 Maar wie de ziel van enig vee zal verslagen
67 Lev 23:18 | hij zal het wedergeven, ziel voor ziel. ~
68 Lev 23:18 | het wedergeven, ziel voor ziel. ~
69 Lev 25:11 | midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. ~
70 Lev 25:15 | smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen,
71 Lev 25:16 | die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw
72 Lev 25:30 | drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. ~
73 Lev 25:43 | hadden verworpen, en hun ziel van Mijn inzettingen gewalgd
74 Num 5:6 | den HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~
75 Num 9:13 | houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid
76 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al,
77 Num 15:27 | 27 En indien een ziel door afdwaling gezondigd
78 Num 15:28 | verzoening doen over de dwalende ziel, als zij gezondigd heeft
79 Num 15:30 | 30 Maar de ziel, die iets gedaan zal hebben
80 Num 15:30 | smaadt den HEERE; en diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit
81 Num 15:31 | gebod vernietigd; diezelve ziel zal ganselijk uitgeroeid
82 Num 21:4 | Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig
83 Num 21:5 | ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte
84 Num 23:10 | vierde deel van Israel? Mijn ziel sterve den dood der oprechten,
85 Num 30:2 | zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende,
86 Num 30:4 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal horen,
87 Num 30:4 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan. ~
88 Num 30:5 | verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen
89 Num 30:6 | lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft; ~
90 Num 30:7 | verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen
91 Num 30:8 | lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zo zal
92 Num 30:9 | alles, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal over
93 Num 30:10 | eed door verbintenis haar ziel verbonden heeft; ~
94 Num 30:11 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan. ~
95 Num 30:12 | van de verbintenis harer ziel, zal bestaan; haar man heeft
96 Num 30:13 | eed der verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal
97 Num 31:28 | zijn, van vijfhonderd een ziel, uit de mensen en uit de
98 Num 34:11 | daarheen vliede, die een ziel onwetend geslagen heeft. ~
99 Num 34:15 | daarheen vliede, wie een ziel onvoorziens slaat. ~
100 Num 34:30 | 30 Al wie de ziel slaat, naar den mond der
101 Num 34:30 | niet getuigen tegen een ziel, dat zij sterve. ~
102 Num 34:31 | verzoening nemen voor de ziel des doodslagers, die schuldig
103 Deu 4:9 | Alleenlijk wacht u, en bewaart uw ziel wel, dat gij niet vergeet
104 Deu 4:29 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
105 Deu 6:5 | ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. ~
106 Deu 10:12 | ganse hart en met uw ganse ziel; ~
107 Deu 11:13 | ganse hart en met uw ganse ziel; ~
108 Deu 11:18 | woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot een teken
109 Deu 12:15 | Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees
110 Deu 12:20 | zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten,
111 Deu 12:20 | eten, naar allen lust uwer ziel. ~
112 Deu 12:21 | poorten, naar allen lust uwer ziel. ~
113 Deu 12:23 | eet; want het bloed is de ziel; daarom zult gij de ziel
114 Deu 12:23 | ziel; daarom zult gij de ziel met het vlees niet eten; ~
115 Deu 13:3 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
116 Deu 13:6 | of uw vriend, die als uw ziel is, u zal aanporren in het
117 Deu 14:26 | geld voor alles, wat uw ziel gelust, voor runderen en
118 Deu 14:26 | drank, en voor alles, wat uw ziel van u begeren zal, en eet
119 Deu 18:6 | naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE
120 Deu 19:21 | oog zal niet verschonen; ziel om ziel, oog om oog, tand
121 Deu 19:21 | niet verschonen; ziel om ziel, oog om oog, tand om tand,
122 Deu 24:6 | nemen; want hij neemt de ziel te pand. ~
123 Deu 24:7 | gevonden zal worden, die een ziel steelt uit zijn broederen,
124 Deu 24:15 | want hij is arm, en zijn ziel verlangt daarnaar; dat hij
125 Deu 26:16 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
126 Deu 27:25 | die geschenk neemt, om een ziel, het bloed eens onschuldigen,
127 Deu 28:65 | ogen, en mattigheid der ziel. ~
128 Deu 30:2 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
129 Deu 30:6 | ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij levet. ~
130 Deu 30:10 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
131 Joz 2:14 | die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven,
132 Joz 10:28 | koning, henlieden en alle ziel die daarin was; hij liet
133 Joz 10:30 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was; hij liet
134 Joz 10:32 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was, naar alles,
135 Joz 10:35 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was, verbande
136 Joz 10:37 | al haar steden, en alle ziel, die daarin was; hij liet
137 Joz 10:37 | hij verbande haar, en alle ziel, die daarin was. ~
138 Joz 10:39 | zwaards, en verbanden alle ziel, die daarin was; hij liet
139 Joz 11:11 | 11 En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de
140 Joz 20:3 | vliede de doodslager, die een ziel door dwaling, niet met wetenschap,
141 Joz 20:9 | derwaarts vluchte alwie een ziel slaat door dwaling; opdat
142 Joz 23:5 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~
143 Joz 24:14 | ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord
144 Ric 4:42 | het is een volk, dat zijn ziel versmaad heeft, insgelijks
145 Ric 4:45 | Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken. ~
146 Ric 8:17 | gestreden, en hij heeft zijn ziel verre weggeworpen, en u
147 Ric 9:16 | den HEERE. Toen werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid
148 Ric 11:3 | verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door
149 Ric 15:16 | moeilijk viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens
150 Ric 15:30 | 30 En Simson zeide: Mijn ziel sterve met de Filistijnen;
151 Rut 4:15 | zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden;
152 1Sa 1:15 | gedronken; maar ik heb mijn ziel uitgegoten voor het aangezicht
153 1Sa 1:26 | heer! zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer! Ik ben
154 1Sa 2:16 | voor u, gelijk als het uw ziel lusten zal; zo zeide hij
155 1Sa 2:33 | ogen te verteren, en om uw ziel te bedroeven; en al de menigte
156 1Sa 2:35 | in Mijn hart en in Mijn ziel zijn zal; dien zal Ik een
157 1Sa 17:55 | zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, o koning! ik weet
158 1Sa 18:1 | Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd
159 1Sa 18:1 | Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde
160 1Sa 18:1 | Jonathan beminde hem als zijn ziel. ~
161 1Sa 18:3 | hij hem liefhad als zijn ziel. ~
162 1Sa 19:5 | 5 Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij
163 1Sa 19:11 | zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt,
164 1Sa 20:1 | uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt? ~
165 1Sa 20:3 | als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een
166 1Sa 20:4 | zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen. ~
167 1Sa 20:17 | lief met de liefde zijner ziel. ~
168 1Sa 22:2 | had, en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd was,
169 1Sa 22:23 | vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel
170 1Sa 22:23 | ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar gij zult met
171 1Sa 23:15 | uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David
172 1Sa 23:20 | naar al de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe hem
173 1Sa 24:12 | nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt. ~
174 1Sa 25:26 | als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE,
175 1Sa 25:29 | u te vervolgen, en om uw ziel te zoeken, zo zal de ziel
176 1Sa 25:29 | ziel te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden zijn
177 1Sa 25:29 | den HEERE, uw God; maar de ziel uwer vijanden zal Hij slingeren
178 1Sa 26:21 | meer doen, voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw
179 1Sa 26:24 | gelijk als te dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht
180 1Sa 26:24 | geacht geweest, alzo zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot
181 1Sa 28:9 | waarom stelt gij dan mijn ziel een strik, om mij te doden? ~
182 1Sa 28:21 | gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en
183 2Sa 3:21 | regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet David
184 2Sa 4:8 | Saul, uw vijand, die uw ziel zocht, alzo heeft de HEERE
185 2Sa 4:9 | De HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost
186 2Sa 5:8 | blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, die zal tot
187 2Sa 11:11 | waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak
188 2Sa 13:39 | 39 Toen verlangde de ziel van den koning David zeer
189 2Sa 14:7 | heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij
190 2Sa 14:14 | verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij
191 2Sa 14:19 | zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer koning,
192 2Sa 16:11 | voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu
193 2Sa 18:13 | al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen
194 2Sa 19:5 | van al uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en
195 2Sa 19:5 | knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren,
196 2Sa 19:5 | en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en de ziel
197 2Sa 19:5 | ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben
198 1Kon 1:12 | een raad geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo
199 1Kon 1:12 | geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. ~
200 1Kon 1:29 | de HEERE leeft, die mijn ziel uit allen nood verlost heeft; ~
201 1Kon 2:4 | ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, zo zal geen
202 1Kon 3:11 | rijkdom, noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden; maar hebt
203 1Kon 8:48 | ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden,
204 1Kon 11:37 | zult regeren over al wat uw ziel zal begeren; en gij zult
205 1Kon 17:21 | mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. ~
206 1Kon 17:22 | de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder
207 1Kon 19:2 | morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van
208 1Kon 19:2 | uw ziel stellen, als de ziel van een hunner. ~
209 1Kon 19:4 | jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is
210 1Kon 19:4 | genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter
211 1Kon 19:10 | overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
212 1Kon 19:14 | overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
213 1Kon 20:31 | Israel; mogelijk zal hij uw ziel in het leven behouden. ~
214 1Kon 20:32 | Benhadad zegt: Laat toch mijn ziel leven. En hij zeide: Leeft
215 1Kon 20:39 | gemist wordt, zo zal uw ziel in de plaats zijner ziel
216 1Kon 20:39 | ziel in de plaats zijner ziel zijn, of gij zult een talent
217 1Kon 20:42 | hebt laten gaan, zo zal uw ziel in de plaats van zijn ziel
218 1Kon 20:42 | ziel in de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats
219 2Kon 1:13 | man Gods, laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten,
220 2Kon 1:13 | laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten, van deze
221 2Kon 1:14 | verteerd; maar nu, laat mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~
222 2Kon 2:2 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft ik zal u niet verlaten!
223 2Kon 2:4 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten!
224 2Kon 2:6 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten!
225 2Kon 4:27 | Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk bedroefd,
226 2Kon 4:30 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten!
227 2Kon 10:24 | gebracht heb, ontkomt, zijn ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~
228 2Kon 10:24 | zijn ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~
229 2Kon 25:25 | hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht,
230 1Kro 23:19 | begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE,
231 1Kro 29:9 | hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt
232 2Kro 1:11 | goederen, noch eer, noch de ziel uwer haters, noch ook vele
233 2Kro 7:38 | ganse hart en met hun ganse ziel, in het land hunner gevangenis,
234 2Kro 16:12 | ganse hart en met hun ganse ziel. ~
235 2Kro 34:31 | ganse hart en met zijn ganse ziel, te onderhouden, doende
236 Job 6:7 | 7 Mijn ziel weigert uw woorden aan te
237 Job 7:11 | klagen in bitterheid mijner ziel. ~
238 Job 7:15 | 15 Zodat mijn ziel de verworging kiest; den
239 Job 9:21 | oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; ik versmaad mijn leven. ~
240 Job 10:1 | 1 Mijn ziel is verdrietig over mijn
241 Job 10:1 | spreken in bitterheid mijner ziel. ~
242 Job 11:20 | zal zijn de uitblazing der ziel. ~ ~
243 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en
244 Job 13:14 | mijn tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen? ~
245 Job 14:22 | zijnde, heeft smart; en zijn ziel, in hem zijnde, heeft rouw. ~ ~
246 Job 16:4 | gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats?
247 Job 18:4 | 4 O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn!
248 Job 19:2 | lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden
249 Job 21:25 | daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede
250 Job 23:13 | dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen. ~
251 Job 24:12 | zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt
252 Job 27:2 | de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! ~
253 Job 27:8 | geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? ~
254 Job 30:15 | als een wind mijn edele ziel, en mijn heil is als een
255 Job 30:16 | Daarom stort zich nu mijn ziel in mij uit; de dagen des
256 Job 30:25 | harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige? ~
257 Job 31:30 | mits door een vloek zijn ziel te begeren). ~
258 Job 31:39 | gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen
259 Job 32:2 | ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan
260 Job 33:18 | 18 Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude;
261 Job 33:20 | brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze; ~
262 Job 33:22 | 22 En zijn ziel nadert ten verderve, en
263 Job 33:28 | 28 Maar God heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere
264 Job 33:30 | 30 Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf,
265 Job 36:14 | 14 Hun ziel zal in de jonkheid sterven,
266 Psa 3:3 | 3Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij
267 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij,
268 Psa 6:5 | Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid
269 Psa 7:3 | 3 Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw,
270 Psa 7:6 | vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede
271 Psa 10:3 | roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard,
272 Psa 11:1 | zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder
273 Psa 11:5 | geweld liefheeft, haat Zijn ziel. ~
274 Psa 13:3 | raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart
275 Psa 16:2 | 2 O mijn ziel! gij hebt tot den HEERE
276 Psa 16:10 | 10 Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten;
277 Psa 17:13 | hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; ~
278 Psa 19:8 | is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN
279 Psa 22:21 | 21 Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame
280 Psa 22:30 | nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden. ~
281 Psa 23:3 | 3Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor
282 Psa 24:4 | zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid,
283 Psa 25:1 | U, o HEERE! hef ik mijn ziel op. ~
284 Psa 25:13 | 13 Nun. Zijn ziel zal vernachten in het goede,
285 Psa 25:20 | 20 Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet
286 Psa 26:9 | 9 Raap mijn ziel niet weg met de zondaren,
287 Psa 30:4 | 4 HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd;
288 Psa 31:8 | hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend; ~
289 Psa 31:10 | doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik. ~
290 Psa 31:14 | raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. ~
291 Psa 33:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden,
292 Psa 33:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij
293 Psa 34:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden,
294 Psa 34:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij
295 Psa 35:3 | 3 Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den
296 Psa 35:23 | 23 De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen,
297 Psa 36:3 | vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. ~
298 Psa 36:4 | schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts
299 Psa 36:7 | oorzaak gegraven voor mijn ziel. ~
300 Psa 36:9 | 9 Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE;
301 Psa 36:12 | goed, de beroving mijner ziel.
302 Psa 36:13 | mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed
303 Psa 36:17 | Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen,
304 Psa 36:25 | in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij
305 Psa 39:13 | 13 En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken;
306 Psa 41:15 | schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen;
307 Psa 42:5 | mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. ~
308 Psa 42:16 | waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! ~
309 Psa 42:17 | 3 Mijn ziel dorst naar God, naar den
310 Psa 42:19 | gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht
311 Psa 42:20 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij?
312 Psa 42:21 | 7 O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij,
313 Psa 42:26 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig
314 Psa 43:5 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig
315 Psa 44:26 | 26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen;
316 Psa 49:9 | Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal
317 Psa 49:16 | 16 Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs
318 Psa 49:19 | 19 Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en
319 Psa 54:5 | en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor
320 Psa 54:6 | onder degenen, die mijn ziel ondersteunen. ~
321 Psa 55:19 | 19 Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den
322 Psa 56:7 | hielen; als die op mijn ziel wachten. ~
323 Psa 56:14 | 14 Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook
324 Psa 57:2 | Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem
325 Psa 57:5 | 5 Mijn ziel is in het midden der leeuwen,
326 Psa 57:7 | bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben
327 Psa 59:4 | Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich
328 Psa 62:2 | 2 Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is
329 Psa 62:6 | 6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem
330 Psa 63:2 | U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees
331 Psa 63:6 | 6 Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid
332 Psa 63:9 | 9 Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand
333 Psa 63:10 | 10 Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting,
334 Psa 66:16 | vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. ~
335 Psa 69:2 | zijn gekomen tot aan de ziel. ~
336 Psa 69:11 | geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden
337 Psa 69:19 | 19 Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij
338 Psa 70:3 | schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts
339 Psa 71:10 | van mij, en die op mijn ziel loeren, beraadslagen te
340 Psa 71:13 | verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met
341 Psa 71:23 | zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt. ~
342 Psa 74:19 | aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over;
343 Psa 77:3 | uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. ~
344 Psa 77:4 | peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela. ~
345 Psa 78:50 | Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun
346 Psa 84:3 | 3 Mijn ziel is begerig, en bezwijkt
347 Psa 86:2 | 2 Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw gunstgenoot,
348 Psa 86:4 | 4 Verheug de ziel Uws knechts; want tot U,
349 Psa 86:4 | U, HEERE! verhef ik mijn ziel. ~
350 Psa 86:13 | over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs
351 Psa 86:14 | der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor
352 Psa 88:4 | 4 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en
353 Psa 88:15 | waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn
354 Psa 89:49 | niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld
355 Psa 94:17 | Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. ~
356 Psa 94:19 | hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. ~
357 Psa 94:21 | rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij
358 Psa 103:1 | David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij
359 Psa 103:2 | 2 Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn
360 Psa 103:22 | heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel! ~ ~
361 Psa 104:1 | 1 Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij
362 Psa 104:35 | zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah! ~ ~
363 Psa 107:5 | hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. ~
364 Psa 107:9 | Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige
365 Psa 107:9 | verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; ~
366 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle spijze,
367 Psa 107:26 | tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. ~
368 Psa 109:20 | kwaad spreken tegen mijn ziel. ~
369 Psa 109:31 | verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen. ~ ~
370 Psa 116:4 | Och HEERE! bevrijd mijn ziel. ~
371 Psa 116:7 | 7 Mijn ziel! keer weder tot uw rust,
372 Psa 116:8 | Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van de dood, mijn
373 Psa 119:20 | 20 Mijn ziel is verbroken vanwege het
374 Psa 119:25 | 25 Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak
375 Psa 119:28 | 28 Mijn ziel druipt weg van treurigheid;
376 Psa 119:81 | 81 Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen
377 Psa 119:109 | 109 Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand;
378 Psa 119:129 | daarom bewaart ze mijn ziel. ~
379 Psa 119:167 | 167 Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen,
380 Psa 119:175 | 175 Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven,
381 Psa 120:2 | 2O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van
382 Psa 120:6 | 6Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen,
383 Psa 121:7 | bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. ~
384 Psa 123:4 | 4Onze ziel is veel te zat des spots
385 Psa 124:4 | een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. ~
386 Psa 124:5 | stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. ~
387 Psa 124:7 | 7Onze ziel is ontkomen, als een vogel
388 Psa 130:5 | verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op
389 Psa 130:6 | 6Mijn ziel wacht op den HEERE, meer
390 Psa 131:2 | 2Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden,
391 Psa 131:2 | kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind
392 Psa 138:3 | versterkt met kracht in mijn ziel. ~
393 Psa 139:14 | werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. ~
394 Psa 141:8 | betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet. ~
395 Psa 142:5 | niemand zorgde voor mijn ziel. ~
396 Psa 142:8 | 8Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw
397 Psa 143:3 | de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven
398 Psa 143:6 | mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig
399 Psa 143:8 | gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op. ~
400 Psa 143:11 | Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw
401 Psa 143:12 | hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben
402 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~
403 Spre 1:19 | gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. ~
404 Spre 2:10 | en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; ~
405 Spre 3:22 | zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid
406 Spre 6:16 | HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel: ~
407 Spre 6:26 | huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. ~
408 Spre 6:30 | als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger
409 Spre 6:32 | verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet; ~
410 Spre 8:36 | tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij
411 Spre 10:3 | 3 De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet
412 Spre 11:17 | goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is,
413 Spre 11:25 | 25 De zegenende ziel zal vet gemaakt worden;
414 Spre 13:2 | het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. ~
415 Spre 13:3 | mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring,
416 Spre 13:4 | 4 De ziel des luiaards is begerig,
417 Spre 13:4 | doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt
418 Spre 13:8 | Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de
419 Spre 13:19 | geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten
420 Spre 13:25 | eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen
421 Spre 15:32 | verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing
422 Spre 16:17 | wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart. ~
423 Spre 16:24 | honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. ~
424 Spre 16:26 | 26 De ziel des arbeidzamen arbeidt
425 Spre 18:7 | lippen een strik zijner ziel. ~
426 Spre 19:2 | 2 Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed;
427 Spre 19:8 | verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid
428 Spre 19:15 | vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren. ~
429 Spre 19:16 | gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht,
430 Spre 19:18 | hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden. ~
431 Spre 20:2 | vergramt, zondigt tegen zijn ziel. ~
432 Spre 20:27 | 27 De ziel des mensen is een lamp des
433 Spre 21:10 | 10 De ziel des goddelozen begeert het
434 Spre 21:23 | tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. ~
435 Spre 22:5 | des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre
436 Spre 22:23 | dengenen, die hen beroven, de ziel roven. ~
437 Spre 22:25 | leert, en een strik over uw ziel haalt. ~
438 Spre 23:7 | hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen:
439 Spre 23:14 | de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~
440 Spre 24:12 | niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet
441 Spre 24:14 | kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal
442 Spre 25:13 | hij verkwikt zijns heren ziel. ~
443 Spre 25:25 | koud water op een vermoeide ziel. ~
444 Spre 27:7 | 7 Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem;
445 Spre 27:7 | maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet. ~
446 Spre 27:9 | vriend, vanwege den raad der ziel. ~
447 Spre 28:17 | gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden;
448 Spre 29:10 | de oprechten zoeken zijn ziel. ~
449 Spre 29:17 | gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven. ~
450 Spre 29:24 | een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en
451 Spre 31:6 | bitterlijk bedroefd van ziel zijn; ~
452 Pred 2:24 | drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in
453 Pred 4:8 | arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede?
454 Pred 6:2 | en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek, van
455 Pred 6:3 | jaren veel waren, doch zijn ziel niet verzadigd werd van
456 Pred 7:28 | 28 Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar
457 Hoo 1:7 | mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt,
458 Hoo 3:1 | mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem,
459 Hoo 3:2 | zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem,
460 Hoo 3:3 | gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft?
461 Hoo 3:4 | vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem
462 Hoo 5:6 | Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken;
463 Hoo 6:12 | het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig
464 Jes 1:14 | gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een last;
465 Jes 3:9 | verbergen ze niet. Wee hunlieder ziel; want zij doen zichzelven
466 Jes 10:18 | vruchtbaren velds; van de ziel af, tot het vlees toe; en
467 Jes 15:4 | geschrei, eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld. ~
468 Jes 26:8 | gedachtenis is de begeerte onzer ziel. ~
469 Jes 26:9 | 9 Met mijn ziel heb ik U begeerd in den
470 Jes 29:8 | hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of, gelijk als wanneer
471 Jes 29:8 | is hij nog mat, en zijn ziel is begerig; alzo zal de
472 Jes 32:6 | spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig
473 Jes 38:15 | vanwege de bitterheid mijner ziel. ~
474 Jes 38:17 | geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij
475 Jes 42:1 | Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik
476 Jes 43:4 | volken in plaats van uw ziel. ~
477 Jes 44:20 | afgeleid; zodat hij zijn ziel niet redden kan, noch zeggen:
478 Jes 49:7 | Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het
479 Jes 51:23 | hand zetten, die tot uw ziel zeiden: Buig u neder, dat
480 Jes 53:10 | krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer
481 Jes 53:11 | Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd
482 Jes 53:12 | roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in den
483 Jes 55:2 | eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich
484 Jes 55:3 | komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want Ik zal met
485 Jes 56:2 | eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich
486 Jes 56:3 | komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want Ik zal met
487 Jes 59:3 | waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet? Ziet,
488 Jes 59:5 | verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag kwelle, dat hij
489 Jes 59:10 | 10 En zo gij uw ziel opent voor den hongerige,
490 Jes 59:10 | hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht
491 Jes 59:11 | geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten,
492 Jes 62:10 | vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God,
493 Jes 67:3 | verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen. ~
494 Jer 2:24 | woestijn, naar den lust harer ziel schept zij den wind, wie
495 Jer 3:11 | afgekeerde Israel heeft haar ziel gerechtvaardigd, meer dan
496 Jer 4:10 | daar het zwaard tot aan de ziel raakt. ~
497 Jer 4:19 | zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der bazuin
498 Jer 4:30 | versmaden u, zij zullen uw ziel zoeken. ~
499 Jer 4:31 | O, wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de doodslagers! ~ ~
500 Jer 5:9 | spreekt de HEERE. Of zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk
1-500 | 501-636 |