Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zieken 2
ziekte 5
ziekten 10
ziel 636
ziele 6
zielen 98
zien 413
Frequency    [«  »]
654 ging
654 toe
649 kwam
636 ziel
633 24
633 onze
626 geschiedde

Bijbel

IntraText - Concordances

ziel

1-500 | 501-636

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:21 | alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk 2 Gen 1:30 | aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene 3 Gen 2:7 | de mens tot een levende ziel. ~ 4 Gen 2:19 | zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar 5 Gen 9:4 | Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult 6 Gen 9:5 | zijns broeders zal Ik de ziel des mensen eisen. ~ 7 Gen 9:10 | 10 En met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, 8 Gen 9:12 | en tussen alle levende ziel, die met u is, tot eeuwige 9 Gen 9:15 | en tussen alle levende ziel van alle vlees; en de wateren 10 Gen 9:16 | God en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op 11 Gen 12:13 | mij wel ga om u, en mijn ziel om uwentwil leve. ~ 12 Gen 16:14 | besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid 13 Gen 18:19 | mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; 14 Gen 18:20 | niet klein?) opdat mijn ziel leve. ~ 15 Gen 25:4 | dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve. ~ 16 Gen 25:19 | mijn wildbraad, opdat uw ziel mij zegene. ~ 17 Gen 25:25 | mijns zoons ete, opdat mijn ziel u zegene. En hij stelde 18 Gen 25:31 | wildbraad zijns zoons, opdat uw ziel mij zegene. ~ 19 Gen 29:30 | tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. ~ 20 Gen 31:3 | 3 En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs 21 Gen 31:8 | zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter; 22 Gen 32:18 | het geschiedde, als haar ziel uitging (want zij stierf), 23 Gen 40:30 | niet bij ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden 24 Gen 40:30 | ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden is), ~ 25 Gen 45:6 | 6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen 26 Exo 4:19 | mannen zijn dood, die uw ziel zochten. ~ 27 Exo 12:15 | den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit 28 Exo 12:16 | worden; maar wat van iedere ziel gegeten zal worden, datzelve 29 Exo 12:19 | gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit de vergadering van 30 Exo 15:9 | zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, 31 Exo 21:23 | zijn, zo zult gij geven ziel voor ziel. ~ 32 Exo 21:23 | zult gij geven ziel voor ziel. ~ 33 Exo 21:30 | zal hij tot lossing zijner ziel geven naar alles, wat hem 34 Exo 30:12 | iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij 35 Exo 31:14 | denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit 36 Lev 2:1 | 1 Als nu een ziel een offerande van spijsoffer 37 Lev 4:2 | Israels, zeggende: Als een ziel zal gezondigd hebben, door 38 Lev 7:18 | afgrijselijk ding zijn; en de ziel, die daarvan eet, zal haar 39 Lev 7:20 | 20 Doch als een ziel het vlees van het dankoffer, 40 Lev 7:20 | aan haar is, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid 41 Lev 7:21 | 21 En wanneer een ziel iets onreins zal aangeroerd 42 Lev 7:21 | gegeten hebben, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid 43 Lev 7:25 | zal geofferd hebben, die ziel, die het gegeten zal hebben, 44 Lev 7:27 | 27 Alle ziel, die enig bloed eten zal, 45 Lev 7:27 | enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid 46 Lev 11:10 | wateren, en van alle levende ziel, die in de wateren is, geen 47 Lev 11:44 | heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan 48 Lev 11:46 | gevogelte, en van alle levende ziel, die zich roert in de wateren, 49 Lev 11:46 | de wateren, en van alle ziel, die kruipt op de aarde; ~ 50 Lev 17:10 | gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten 51 Lev 17:11 | 11 Want de ziel van het vlees is in het 52 Lev 17:11 | is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen. ~ 53 Lev 17:12 | kinderen Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch 54 Lev 17:14 | 14 Want het is de ziel van alle vlees; zijn bloed 55 Lev 17:14 | zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb Ik tot de kinderen 56 Lev 17:14 | vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn 57 Lev 17:15 | 15 En alle ziel onder de inboorlingen of 58 Lev 19:8 | heeft; daarom zal dezelve ziel, uit haar volken uitgeroeid 59 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers 60 Lev 20:6 | Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het 61 Lev 22:11 | dan nog de priester een ziel met zijn geld zal gekocht 62 Lev 22:60 | 29 Want alle ziel, welken op dienzelven dag 63 Lev 22:61 | 30 Ook alle ziel, die enig werk op dienzelven 64 Lev 22:61 | dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars 65 Lev 23:17 | 17 En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen 66 Lev 23:18 | 18 Maar wie de ziel van enig vee zal verslagen 67 Lev 23:18 | hij zal het wedergeven, ziel voor ziel. ~ 68 Lev 23:18 | het wedergeven, ziel voor ziel. ~ 69 Lev 25:11 | midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen. ~ 70 Lev 25:15 | smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, 71 Lev 25:16 | die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw 72 Lev 25:30 | drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. ~ 73 Lev 25:43 | hadden verworpen, en hun ziel van Mijn inzettingen gewalgd 74 Num 5:6 | den HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~ 75 Num 9:13 | houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid 76 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al, 77 Num 15:27 | 27 En indien een ziel door afdwaling gezondigd 78 Num 15:28 | verzoening doen over de dwalende ziel, als zij gezondigd heeft 79 Num 15:30 | 30 Maar de ziel, die iets gedaan zal hebben 80 Num 15:30 | smaadt den HEERE; en diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit 81 Num 15:31 | gebod vernietigd; diezelve ziel zal ganselijk uitgeroeid 82 Num 21:4 | Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig 83 Num 21:5 | ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte 84 Num 23:10 | vierde deel van Israel? Mijn ziel sterve den dood der oprechten, 85 Num 30:2 | zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende, 86 Num 30:4 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal horen, 87 Num 30:4 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan. ~ 88 Num 30:5 | verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen 89 Num 30:6 | lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft; ~ 90 Num 30:7 | verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen 91 Num 30:8 | lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zo zal 92 Num 30:9 | alles, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal over 93 Num 30:10 | eed door verbintenis haar ziel verbonden heeft; ~ 94 Num 30:11 | verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan. ~ 95 Num 30:12 | van de verbintenis harer ziel, zal bestaan; haar man heeft 96 Num 30:13 | eed der verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal 97 Num 31:28 | zijn, van vijfhonderd een ziel, uit de mensen en uit de 98 Num 34:11 | daarheen vliede, die een ziel onwetend geslagen heeft. ~ 99 Num 34:15 | daarheen vliede, wie een ziel onvoorziens slaat. ~ 100 Num 34:30 | 30 Al wie de ziel slaat, naar den mond der 101 Num 34:30 | niet getuigen tegen een ziel, dat zij sterve. ~ 102 Num 34:31 | verzoening nemen voor de ziel des doodslagers, die schuldig 103 Deu 4:9 | Alleenlijk wacht u, en bewaart uw ziel wel, dat gij niet vergeet 104 Deu 4:29 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 105 Deu 6:5 | ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. ~ 106 Deu 10:12 | ganse hart en met uw ganse ziel; ~ 107 Deu 11:13 | ganse hart en met uw ganse ziel; ~ 108 Deu 11:18 | woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt ze tot een teken 109 Deu 12:15 | Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees 110 Deu 12:20 | zal vlees eten; dewijl uw ziel lust heeft vlees te eten, 111 Deu 12:20 | eten, naar allen lust uwer ziel. ~ 112 Deu 12:21 | poorten, naar allen lust uwer ziel. ~ 113 Deu 12:23 | eet; want het bloed is de ziel; daarom zult gij de ziel 114 Deu 12:23 | ziel; daarom zult gij de ziel met het vlees niet eten; ~ 115 Deu 13:3 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 116 Deu 13:6 | of uw vriend, die als uw ziel is, u zal aanporren in het 117 Deu 14:26 | geld voor alles, wat uw ziel gelust, voor runderen en 118 Deu 14:26 | drank, en voor alles, wat uw ziel van u begeren zal, en eet 119 Deu 18:6 | naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE 120 Deu 19:21 | oog zal niet verschonen; ziel om ziel, oog om oog, tand 121 Deu 19:21 | niet verschonen; ziel om ziel, oog om oog, tand om tand, 122 Deu 24:6 | nemen; want hij neemt de ziel te pand. ~ 123 Deu 24:7 | gevonden zal worden, die een ziel steelt uit zijn broederen, 124 Deu 24:15 | want hij is arm, en zijn ziel verlangt daarnaar; dat hij 125 Deu 26:16 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 126 Deu 27:25 | die geschenk neemt, om een ziel, het bloed eens onschuldigen, 127 Deu 28:65 | ogen, en mattigheid der ziel. ~ 128 Deu 30:2 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 129 Deu 30:6 | ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij levet. ~ 130 Deu 30:10 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 131 Joz 2:14 | die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, 132 Joz 10:28 | koning, henlieden en alle ziel die daarin was; hij liet 133 Joz 10:30 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was; hij liet 134 Joz 10:32 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was, naar alles, 135 Joz 10:35 | scherpte des zwaards, en alle ziel, die daarin was, verbande 136 Joz 10:37 | al haar steden, en alle ziel, die daarin was; hij liet 137 Joz 10:37 | hij verbande haar, en alle ziel, die daarin was. ~ 138 Joz 10:39 | zwaards, en verbanden alle ziel, die daarin was; hij liet 139 Joz 11:11 | 11 En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de 140 Joz 20:3 | vliede de doodslager, die een ziel door dwaling, niet met wetenschap, 141 Joz 20:9 | derwaarts vluchte alwie een ziel slaat door dwaling; opdat 142 Joz 23:5 | ganse hart en met uw ganse ziel. ~ 143 Joz 24:14 | ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord 144 Ric 4:42 | het is een volk, dat zijn ziel versmaad heeft, insgelijks 145 Ric 4:45 | Kison; vertreed, o mijn ziel! de sterken. ~ 146 Ric 8:17 | gestreden, en hij heeft zijn ziel verre weggeworpen, en u 147 Ric 9:16 | den HEERE. Toen werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid 148 Ric 11:3 | verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn hand, en toog door 149 Ric 15:16 | moeilijk viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens 150 Ric 15:30 | 30 En Simson zeide: Mijn ziel sterve met de Filistijnen; 151 Rut 4:15 | zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; 152 1Sa 1:15 | gedronken; maar ik heb mijn ziel uitgegoten voor het aangezicht 153 1Sa 1:26 | heer! zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer! Ik ben 154 1Sa 2:16 | voor u, gelijk als het uw ziel lusten zal; zo zeide hij 155 1Sa 2:33 | ogen te verteren, en om uw ziel te bedroeven; en al de menigte 156 1Sa 2:35 | in Mijn hart en in Mijn ziel zijn zal; dien zal Ik een 157 1Sa 17:55 | zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, o koning! ik weet 158 1Sa 18:1 | Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd 159 1Sa 18:1 | Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde 160 1Sa 18:1 | Jonathan beminde hem als zijn ziel. ~ 161 1Sa 18:3 | hij hem liefhad als zijn ziel. ~ 162 1Sa 19:5 | 5 Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij 163 1Sa 19:11 | zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, 164 1Sa 20:1 | uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt? ~ 165 1Sa 20:3 | als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een 166 1Sa 20:4 | zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen. ~ 167 1Sa 20:17 | lief met de liefde zijner ziel. ~ 168 1Sa 22:2 | had, en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd was, 169 1Sa 22:23 | vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel 170 1Sa 22:23 | ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar gij zult met 171 1Sa 23:15 | uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David 172 1Sa 23:20 | naar al de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe hem 173 1Sa 24:12 | nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt. ~ 174 1Sa 25:26 | als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE, 175 1Sa 25:29 | u te vervolgen, en om uw ziel te zoeken, zo zal de ziel 176 1Sa 25:29 | ziel te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden zijn 177 1Sa 25:29 | den HEERE, uw God; maar de ziel uwer vijanden zal Hij slingeren 178 1Sa 26:21 | meer doen, voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw 179 1Sa 26:24 | gelijk als te dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot geacht 180 1Sa 26:24 | geacht geweest, alzo zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot 181 1Sa 28:9 | waarom stelt gij dan mijn ziel een strik, om mij te doden? ~ 182 1Sa 28:21 | gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en 183 2Sa 3:21 | regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet David 184 2Sa 4:8 | Saul, uw vijand, die uw ziel zocht, alzo heeft de HEERE 185 2Sa 4:9 | De HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost 186 2Sa 5:8 | blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, die zal tot 187 2Sa 11:11 | waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak 188 2Sa 13:39 | 39 Toen verlangde de ziel van den koning David zeer 189 2Sa 14:7 | heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij 190 2Sa 14:14 | verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij 191 2Sa 14:19 | zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer koning, 192 2Sa 16:11 | voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu 193 2Sa 18:13 | al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen 194 2Sa 19:5 | van al uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en 195 2Sa 19:5 | knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, 196 2Sa 19:5 | en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en de ziel 197 2Sa 19:5 | ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben 198 1Kon 1:12 | een raad geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo 199 1Kon 1:12 | geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. ~ 200 1Kon 1:29 | de HEERE leeft, die mijn ziel uit allen nood verlost heeft; ~ 201 1Kon 2:4 | ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, zo zal geen 202 1Kon 3:11 | rijkdom, noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden; maar hebt 203 1Kon 8:48 | ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, 204 1Kon 11:37 | zult regeren over al wat uw ziel zal begeren; en gij zult 205 1Kon 17:21 | mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. ~ 206 1Kon 17:22 | de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder 207 1Kon 19:2 | morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van 208 1Kon 19:2 | uw ziel stellen, als de ziel van een hunner. ~ 209 1Kon 19:4 | jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is 210 1Kon 19:4 | genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter 211 1Kon 19:10 | overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~ 212 1Kon 19:14 | overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~ 213 1Kon 20:31 | Israel; mogelijk zal hij uw ziel in het leven behouden. ~ 214 1Kon 20:32 | Benhadad zegt: Laat toch mijn ziel leven. En hij zeide: Leeft 215 1Kon 20:39 | gemist wordt, zo zal uw ziel in de plaats zijner ziel 216 1Kon 20:39 | ziel in de plaats zijner ziel zijn, of gij zult een talent 217 1Kon 20:42 | hebt laten gaan, zo zal uw ziel in de plaats van zijn ziel 218 1Kon 20:42 | ziel in de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats 219 2Kon 1:13 | man Gods, laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten, 220 2Kon 1:13 | laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten, van deze 221 2Kon 1:14 | verteerd; maar nu, laat mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! ~ 222 2Kon 2:2 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft ik zal u niet verlaten! 223 2Kon 2:4 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! 224 2Kon 2:6 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! 225 2Kon 4:27 | Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk bedroefd, 226 2Kon 4:30 | als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! 227 2Kon 10:24 | gebracht heb, ontkomt, zijn ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~ 228 2Kon 10:24 | zijn ziel zal voor deszelfs ziel zijn. ~ 229 2Kon 25:25 | hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, 230 1Kro 23:19 | begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE, 231 1Kro 29:9 | hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt 232 2Kro 1:11 | goederen, noch eer, noch de ziel uwer haters, noch ook vele 233 2Kro 7:38 | ganse hart en met hun ganse ziel, in het land hunner gevangenis, 234 2Kro 16:12 | ganse hart en met hun ganse ziel. ~ 235 2Kro 34:31 | ganse hart en met zijn ganse ziel, te onderhouden, doende 236 Job 6:7 | 7 Mijn ziel weigert uw woorden aan te 237 Job 7:11 | klagen in bitterheid mijner ziel. ~ 238 Job 7:15 | 15 Zodat mijn ziel de verworging kiest; den 239 Job 9:21 | oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; ik versmaad mijn leven. ~ 240 Job 10:1 | 1 Mijn ziel is verdrietig over mijn 241 Job 10:1 | spreken in bitterheid mijner ziel. ~ 242 Job 11:20 | zal zijn de uitblazing der ziel. ~  ~ 243 Job 12:10 | 10 In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en 244 Job 13:14 | mijn tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen? ~ 245 Job 14:22 | zijnde, heeft smart; en zijn ziel, in hem zijnde, heeft rouw. ~  ~ 246 Job 16:4 | gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? 247 Job 18:4 | 4 O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! 248 Job 19:2 | lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden 249 Job 21:25 | daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede 250 Job 23:13 | dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen. ~ 251 Job 24:12 | zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt 252 Job 27:2 | de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! ~ 253 Job 27:8 | geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? ~ 254 Job 30:15 | als een wind mijn edele ziel, en mijn heil is als een 255 Job 30:16 | Daarom stort zich nu mijn ziel in mij uit; de dagen des 256 Job 30:25 | harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige? ~ 257 Job 31:30 | mits door een vloek zijn ziel te begeren). ~ 258 Job 31:39 | gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen 259 Job 32:2 | ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan 260 Job 33:18 | 18 Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; 261 Job 33:20 | brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze; ~ 262 Job 33:22 | 22 En zijn ziel nadert ten verderve, en 263 Job 33:28 | 28 Maar God heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere 264 Job 33:30 | 30 Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, 265 Job 36:14 | 14 Hun ziel zal in de jonkheid sterven, 266 Psa 3:3 | 3Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij 267 Psa 6:4 | 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, 268 Psa 6:5 | Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid 269 Psa 7:3 | 3 Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, 270 Psa 7:6 | vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede 271 Psa 10:3 | roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, 272 Psa 11:1 | zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder 273 Psa 11:5 | geweld liefheeft, haat Zijn ziel. ~ 274 Psa 13:3 | raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart 275 Psa 16:2 | 2 O mijn ziel! gij hebt tot den HEERE 276 Psa 16:10 | 10 Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; 277 Psa 17:13 | hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; ~ 278 Psa 19:8 | is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN 279 Psa 22:21 | 21 Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame 280 Psa 22:30 | nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden. ~ 281 Psa 23:3 | 3Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor 282 Psa 24:4 | zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, 283 Psa 25:1 | U, o HEERE! hef ik mijn ziel op. ~ 284 Psa 25:13 | 13 Nun. Zijn ziel zal vernachten in het goede, 285 Psa 25:20 | 20 Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet 286 Psa 26:9 | 9 Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, 287 Psa 30:4 | 4 HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; 288 Psa 31:8 | hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend; ~ 289 Psa 31:10 | doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik. ~ 290 Psa 31:14 | raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. ~ 291 Psa 33:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden, 292 Psa 33:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij 293 Psa 34:19 | 19 Om hun ziel van den dood te redden, 294 Psa 34:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij 295 Psa 35:3 | 3 Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den 296 Psa 35:23 | 23 De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, 297 Psa 36:3 | vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. ~ 298 Psa 36:4 | schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts 299 Psa 36:7 | oorzaak gegraven voor mijn ziel. ~ 300 Psa 36:9 | 9 Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE; 301 Psa 36:12 | goed, de beroving mijner ziel. 302 Psa 36:13 | mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed 303 Psa 36:17 | Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, 304 Psa 36:25 | in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij 305 Psa 39:13 | 13 En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; 306 Psa 41:15 | schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; 307 Psa 42:5 | mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. ~ 308 Psa 42:16 | waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! ~ 309 Psa 42:17 | 3 Mijn ziel dorst naar God, naar den 310 Psa 42:19 | gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht 311 Psa 42:20 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? 312 Psa 42:21 | 7 O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, 313 Psa 42:26 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig 314 Psa 43:5 | buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig 315 Psa 44:26 | 26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen; 316 Psa 49:9 | Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal 317 Psa 49:16 | 16 Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs 318 Psa 49:19 | 19 Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en 319 Psa 54:5 | en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor 320 Psa 54:6 | onder degenen, die mijn ziel ondersteunen. ~ 321 Psa 55:19 | 19 Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den 322 Psa 56:7 | hielen; als die op mijn ziel wachten. ~ 323 Psa 56:14 | 14 Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook 324 Psa 57:2 | Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem 325 Psa 57:5 | 5 Mijn ziel is in het midden der leeuwen, 326 Psa 57:7 | bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben 327 Psa 59:4 | Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich 328 Psa 62:2 | 2 Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is 329 Psa 62:6 | 6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem 330 Psa 63:2 | U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees 331 Psa 63:6 | 6 Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid 332 Psa 63:9 | 9 Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand 333 Psa 63:10 | 10 Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, 334 Psa 66:16 | vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. ~ 335 Psa 69:2 | zijn gekomen tot aan de ziel. ~ 336 Psa 69:11 | geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden 337 Psa 69:19 | 19 Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij 338 Psa 70:3 | schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts 339 Psa 71:10 | van mij, en die op mijn ziel loeren, beraadslagen te 340 Psa 71:13 | verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met 341 Psa 71:23 | zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt. ~ 342 Psa 74:19 | aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; 343 Psa 77:3 | uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. ~ 344 Psa 77:4 | peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela. ~ 345 Psa 78:50 | Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun 346 Psa 84:3 | 3 Mijn ziel is begerig, en bezwijkt 347 Psa 86:2 | 2 Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw gunstgenoot, 348 Psa 86:4 | 4 Verheug de ziel Uws knechts; want tot U, 349 Psa 86:4 | U, HEERE! verhef ik mijn ziel. ~ 350 Psa 86:13 | over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs 351 Psa 86:14 | der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor 352 Psa 88:4 | 4 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en 353 Psa 88:15 | waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn 354 Psa 89:49 | niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld 355 Psa 94:17 | Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. ~ 356 Psa 94:19 | hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. ~ 357 Psa 94:21 | rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij 358 Psa 103:1 | David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij 359 Psa 103:2 | 2 Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn 360 Psa 103:22 | heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel! ~  ~ 361 Psa 104:1 | 1 Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij 362 Psa 104:35 | zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah! ~  ~ 363 Psa 107:5 | hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. ~ 364 Psa 107:9 | Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige 365 Psa 107:9 | verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; ~ 366 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, 367 Psa 107:26 | tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. ~ 368 Psa 109:20 | kwaad spreken tegen mijn ziel. ~ 369 Psa 109:31 | verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen. ~  ~ 370 Psa 116:4 | Och HEERE! bevrijd mijn ziel. ~ 371 Psa 116:7 | 7 Mijn ziel! keer weder tot uw rust, 372 Psa 116:8 | Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van de dood, mijn 373 Psa 119:20 | 20  Mijn ziel is verbroken vanwege het 374 Psa 119:25 | 25  Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak 375 Psa 119:28 | 28  Mijn ziel druipt weg van treurigheid; 376 Psa 119:81 | 81  Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen 377 Psa 119:109 | 109  Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; 378 Psa 119:129 | daarom bewaart ze mijn ziel. ~ 379 Psa 119:167 | 167  Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, 380 Psa 119:175 | 175  Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, 381 Psa 120:2 | 2O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van 382 Psa 120:6 | 6Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, 383 Psa 121:7 | bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. ~ 384 Psa 123:4 | 4Onze ziel is veel te zat des spots 385 Psa 124:4 | een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. ~ 386 Psa 124:5 | stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. ~ 387 Psa 124:7 | 7Onze ziel is ontkomen, als een vogel 388 Psa 130:5 | verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op 389 Psa 130:6 | 6Mijn ziel wacht op den HEERE, meer 390 Psa 131:2 | 2Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, 391 Psa 131:2 | kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind 392 Psa 138:3 | versterkt met kracht in mijn ziel. ~ 393 Psa 139:14 | werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. ~ 394 Psa 141:8 | betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet. ~ 395 Psa 142:5 | niemand zorgde voor mijn ziel. ~ 396 Psa 142:8 | 8Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw 397 Psa 143:3 | de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven 398 Psa 143:6 | mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig 399 Psa 143:8 | gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op. ~ 400 Psa 143:11 | Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw 401 Psa 143:12 | hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben 402 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~ 403 Spre 1:19 | gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. ~ 404 Spre 2:10 | en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; ~ 405 Spre 3:22 | zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid 406 Spre 6:16 | HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel: ~ 407 Spre 6:26 | huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. ~ 408 Spre 6:30 | als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger 409 Spre 6:32 | verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet; ~ 410 Spre 8:36 | tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij 411 Spre 10:3 | 3      De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet 412 Spre 11:17 | goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, 413 Spre 11:25 | 25      De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; 414 Spre 13:2 | het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. ~ 415 Spre 13:3 | mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, 416 Spre 13:4 | 4      De ziel des luiaards is begerig, 417 Spre 13:4 | doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt 418 Spre 13:8 | Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de 419 Spre 13:19 | geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten 420 Spre 13:25 | eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen 421 Spre 15:32 | verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing 422 Spre 16:17 | wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart. ~ 423 Spre 16:24 | honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. ~ 424 Spre 16:26 | 26      De ziel des arbeidzamen arbeidt 425 Spre 18:7 | lippen een strik zijner ziel. ~ 426 Spre 19:2 | 2      Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; 427 Spre 19:8 | verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid 428 Spre 19:15 | vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren. ~ 429 Spre 19:16 | gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, 430 Spre 19:18 | hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden. ~ 431 Spre 20:2 | vergramt, zondigt tegen zijn ziel. ~ 432 Spre 20:27 | 27      De ziel des mensen is een lamp des 433 Spre 21:10 | 10      De ziel des goddelozen begeert het 434 Spre 21:23 | tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. ~ 435 Spre 22:5 | des verkeerden; die zijn ziel bewaart, zal zich verre 436 Spre 22:23 | dengenen, die hen beroven, de ziel roven. ~ 437 Spre 22:25 | leert, en een strik over uw ziel haalt. ~ 438 Spre 23:7 | hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: 439 Spre 23:14 | de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~ 440 Spre 24:12 | niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet 441 Spre 24:14 | kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal 442 Spre 25:13 | hij verkwikt zijns heren ziel. ~ 443 Spre 25:25 | koud water op een vermoeide ziel. ~ 444 Spre 27:7 | 7      Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; 445 Spre 27:7 | maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet. ~ 446 Spre 27:9 | vriend, vanwege den raad der ziel. ~ 447 Spre 28:17 | gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; 448 Spre 29:10 | de oprechten zoeken zijn ziel. ~ 449 Spre 29:17 | gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven. ~ 450 Spre 29:24 | een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en 451 Spre 31:6 | bitterlijk bedroefd van ziel zijn; ~ 452 Pred 2:24 | drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in 453 Pred 4:8 | arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede? 454 Pred 6:2 | en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek, van 455 Pred 6:3 | jaren veel waren, doch zijn ziel niet verzadigd werd van 456 Pred 7:28 | 28      Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar 457 Hoo 1:7 | mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, 458 Hoo 3:1 | mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, 459 Hoo 3:2 | zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, 460 Hoo 3:3 | gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? 461 Hoo 3:4 | vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem 462 Hoo 5:6 | Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; 463 Hoo 6:12 | het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig 464 Jes 1:14 | gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een last; 465 Jes 3:9 | verbergen ze niet. Wee hunlieder ziel; want zij doen zichzelven 466 Jes 10:18 | vruchtbaren velds; van de ziel af, tot het vlees toe; en 467 Jes 15:4 | geschrei, eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld. ~ 468 Jes 26:8 | gedachtenis is de begeerte onzer ziel. ~ 469 Jes 26:9 | 9      Met mijn ziel heb ik U begeerd in den 470 Jes 29:8 | hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of, gelijk als wanneer 471 Jes 29:8 | is hij nog mat, en zijn ziel is begerig; alzo zal de 472 Jes 32:6 | spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig      473 Jes 38:15 | vanwege de bitterheid mijner ziel. ~ 474 Jes 38:17 | geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij 475 Jes 42:1 | Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik 476 Jes 43:4 | volken in plaats van uw      ziel. ~ 477 Jes 44:20 | afgeleid; zodat hij zijn ziel niet redden kan, noch zeggen: 478 Jes 49:7 | Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het 479 Jes 51:23 | hand zetten, die tot uw ziel zeiden: Buig u neder, dat 480 Jes 53:10 | krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer 481 Jes 53:11 | Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd 482 Jes 53:12 | roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in den 483 Jes 55:2 | eet het goede, en laat uw ziel in      vettigheid zich 484 Jes 55:3 | komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want Ik zal met 485 Jes 56:2 | eet het goede, en laat uw ziel in      vettigheid zich 486 Jes 56:3 | komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want Ik zal met 487 Jes 59:3 | waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet? Ziet, 488 Jes 59:5 | verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag kwelle, dat hij 489 Jes 59:10 | 10      En zo gij uw ziel opent voor den hongerige, 490 Jes 59:10 | hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht 491 Jes 59:11 | geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten, 492 Jes 62:10 | vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, 493 Jes 67:3 | verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen. ~ 494 Jer 2:24 | woestijn, naar den lust harer ziel schept zij den wind, wie 495 Jer 3:11 | afgekeerde Israel heeft haar ziel gerechtvaardigd, meer dan 496 Jer 4:10 | daar het zwaard tot aan de ziel raakt. ~ 497 Jer 4:19 | zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der bazuin 498 Jer 4:30 | versmaden u, zij zullen uw ziel zoeken. ~ 499 Jer 4:31 | O, wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de doodslagers! ~  ~ 500 Jer 5:9 | spreekt de HEERE. Of zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk


1-500 | 501-636

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License