Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
onwijze 1
onwijzen 4
onwillig 1
onze 633
onzeker 1
onzekere 1
onzen 227
Frequency    [«  »]
649 kwam
636 ziel
633 24
633 onze
626 geschiedde
616 midden
615 omdat

Bijbel

IntraText - Concordances

onze

1-500 | 501-633

    Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij 2 Gen 18:31 | eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud, en er is geen 3 Gen 18:32 | 32 Kom, laat ons onze vader wijn te drinken geven, 4 Gen 18:32 | hem liggen, opdat wij van onze vader zaad in het leven 5 Gen 23:60 | en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden 6 Gen 28:16 | al de rijkdom, welke God onze vader heeft ontrukt, die 7 Gen 28:16 | vader heeft ontrukt, die is onze, en van onze zonen; nu dan, 8 Gen 28:16 | ontrukt, die is onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles, 9 Gen 28:32 | leven! Onderken gij voor onze broederen, wat bij mij is, 10 Gen 31:9 | dochteren; en neemt voor u onze dochteren; ~ 11 Gen 31:14 | niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven 12 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren geven, en uw dochteren 13 Gen 31:17 | te worden, zo zullen wij onze dochteren nemen, en wegtrekken. ~ 14 Gen 31:21 | vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~ 15 Gen 31:23 | beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons hun 16 Gen 31:31 | zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer 17 Gen 34:27 | Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want 18 Gen 34:27 | niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees, en zijn 19 Gen 37:12 | ze hem, en hij legde ons onze dromen uit; een ieder legde 20 Gen 39:7 | zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: Leeft 21 Gen 39:8 | noch wij, noch gij, noch onze kinderkens. ~ 22 Gen 39:18 | geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd is, 23 Gen 39:18 | ons tot slaven neme, met onze ezelen. ~ 24 Gen 39:21 | herberg gekomen waren, en wij onze zakken opendeden, zie, zo 25 Gen 39:21 | hetzelve wedergebracht in onze hand. ~ 26 Gen 39:22 | hebben ook ander geld in onze hand afgebracht, om spijze 27 Gen 39:22 | weten niet, wie ons geld in onze zakken gelegd heeft. ~ 28 Gen 40:25 | 25 En dat onze vader gezegd heeft: Keert 29 Gen 40:26 | mogen aftrekken; indien onze kleinste broeder bij ons 30 Gen 40:26 | niet mogen zien, zo deze onze kleinste broeder niet bij 31 Gen 42:34 | knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met 32 Gen 42:34 | omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat gij in het 33 Gen 43:3 | schaapherders, zo wij als onze vaders. ~ 34 Exo 1:10 | zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, 35 Exo 8:10 | niemand is, gelijk de HEERE, onze God. ~ 36 Exo 10:9 | zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze oude lieden; 37 Exo 10:9 | gaan met onze jonge en met onze oude lieden; met onze zonen 38 Exo 10:9 | met onze oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren, 39 Exo 10:9 | lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze schapen 40 Exo 10:9 | met onze dochteren, met onze schapen en met onze runderen 41 Exo 10:9 | met onze schapen en met onze runderen zullen wij gaan; 42 Exo 10:25 | slachtofferen en brandofferen in onze handen geven, die wij den 43 Exo 12:27 | de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog 44 Exo 34:32 | hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze 45 Exo 34:32 | onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot 46 Lev 24:20 | wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; ~ 47 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet met 48 Num 11:6 | al, behalve dit Man voor onze ogen! ~ 49 Num 13:33 | waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook 50 Num 14:3 | door het zwaard vallen, en onze vrouwen, en onze kinderkens 51 Num 14:3 | vallen, en onze vrouwen, en onze kinderkens ten roof worden? 52 Num 20:3 | geest gegeven hadden, toen onze broeders voor het aangezicht 53 Num 20:4 | daar sterven zouden, wij en onze beesten? ~ 54 Num 20:15 | 15 Dat onze vaders naar Egypte afgetogen 55 Num 20:15 | de Egyptenaars aan ons en onze vaderen kwaad gedaan hebben. ~ 56 Num 20:16 | den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, 57 Num 21:5 | brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer 58 Num 27:3 | 3 Onze vader is gestorven in de 59 Num 31:49 | krijgslieden, die onder onze hand geweest zijn; en uit 60 Num 31:50 | afhangenden gordel, om voor onze zielen verzoening te doen 61 Num 31:69 | ons vee, en steden voor onze kinderen. ~ 62 Num 31:70 | zullen gebracht hebben; en onze kinderen zullen blijven 63 Num 31:71 | zullen niet wederkeren tot onze huizen, totdat zich de kinderen 64 Num 31:72 | Jordaan, en verder heen, als onze erfenis ons toegekomen zal 65 Num 31:79 | 26 Onze kinderen, onze vrouwen, 66 Num 31:79 | 26 Onze kinderen, onze vrouwen, onze have en al 67 Num 31:79 | kinderen, onze vrouwen, onze have en al onze beesten 68 Num 31:79 | vrouwen, onze have en al onze beesten zullen aldaar zijn 69 Deu 1:6 | 6 De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb, 70 Deu 1:19 | Amorieten, gelijk de HEERE, onze God, ons geboden had; en 71 Deu 1:20 | Amorieten, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. ~ 72 Deu 1:25 | Het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal, is goed. ~ 73 Deu 1:28 | Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart 74 Deu 1:41 | naar alles, wat de HEERE, onze God, ons geboden heeft. 75 Deu 2:8 | doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van 76 Deu 2:29 | het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. ~ 77 Deu 2:33 | 33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; 78 Deu 2:36 | ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor 79 Deu 2:37 | tot iets, dat de HEERE, onze God, ons verboden had. ~  ~  ~ 80 Deu 3:3 | 3 En de HEERE, onze God, gaf ook Og, den koning 81 Deu 3:3 | Bazan, en al zijn volk, in onze hand, zodat wij hem sloegen, 82 Deu 4:7 | nabij zijn als de HEERE, onze God, zo dikwijls als wij 83 Deu 5:2 | 2 De HEERE, onze God, heeft een verbond met 84 Deu 5:3 | 3 Met onze vaderen heeft de HEERE dit 85 Deu 5:24 | En zeidet: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid 86 Deu 5:27 | hoor alles, wat de HEERE, onze God, zeggen zal; en spreek 87 Deu 5:27 | tot ons al wat de HEERE, onze God, tot u spreken zal, 88 Deu 6:4 | Hoor, Israel! de HEERE, onze God, is een enig HEERE! ~ 89 Deu 6:20 | en rechten, die de HEERE, onze God, ulieden geboden heeft? ~ 90 Deu 6:22 | aan zijn ganse huis, voor onze ogen; ~ 91 Deu 21:7 | zullen betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed 92 Deu 21:7 | bloed niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; ~ 93 Deu 21:20 | oudsten zijner stad: Deze onze zoon is afwijkende en wederspannig, 94 Deu 21:20 | en wederspannig, hij is onze stem niet gehoorzaam; hij 95 Deu 26:7 | vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende 96 Deu 26:7 | verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, 97 Deu 26:7 | aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking. ~ 98 Deu 29:29 | geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, 99 Deu 32:27 | zij niet mochten zeggen: Onze hand is hoog geweest; de 100 Deu 32:31 | rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden 101 Deu 32:31 | gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde. ~ 102 Joz 2:13 | wat zij hebben; en dat gij onze zielen van den dood redden 103 Joz 2:14 | spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om 104 Joz 2:14 | sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; 105 Joz 2:20 | 20 Maar indien gij deze onze zaak te kennen zult geven, 106 Joz 2:24 | heeft dat ganse land in onze handen gegeven; want ook 107 Joz 2:24 | inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten. ~  ~  ~ ~ 108 Joz 5:13 | Zijt Gij van ons, of van onze vijanden? ~ 109 Joz 8:6 | zeggen: Zij vlieden voor onze aangezichten, gelijk als 110 Joz 9:11 | 11 Daarom spraken tot ons onze oudsten, en al de inwoners 111 Joz 9:12 | warm tot onzen teerkost uit onze huizen genomen, ten dage, 112 Joz 9:13 | zijn gescheurd; en deze onze klederen, en onze schoenen 113 Joz 9:13 | en deze onze klederen, en onze schoenen zijn oud geworden, 114 Joz 21:2 | en haar voorsteden voor onze beesten. ~ 115 Joz 23:24 | mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: 116 Joz 23:25 | Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, 117 Joz 23:27 | tussen ulieden, en tussen onze geslachten na ons, opdat 118 Joz 23:27 | aangezicht dienen mochten met onze brandofferen, en met onze 119 Joz 23:27 | onze brandofferen, en met onze slachtofferen, en met onze 120 Joz 23:27 | onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en dat uw kinderen 121 Joz 23:27 | en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: 122 Joz 23:28 | morgen alzo tot ons en tot onze geslachten zeggen zullen; 123 Joz 23:28 | altaar des HEEREN, hetwelk onze vaderen gemaakt hebben, 124 Joz 25:17 | 17 Want de HEERE is onze God; Hij is het, Die ons 125 Joz 25:17 | Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land van 126 Joz 25:17 | deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons 127 Joz 25:18 | HEERE dienen, want Hij is onze God. ~ 128 Ric 5:13 | zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, 129 Ric 8:3 | want zij zeiden: Hij is onze broeder. ~ 130 Ric 10:24 | dengene erven, dien de HEERE, onze God, voor ons aangezicht 131 Ric 12:23 | brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch 132 Ric 13:15 | gijlieden ons genodigd, om het onze te bezitten; is het zo niet? ~ 133 Ric 15:23 | vrolijkheid; en zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson 134 Ric 15:23 | zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson in onze hand 135 Ric 15:23 | heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~ 136 Ric 15:24 | hun god, want zij zeiden: Onze god heeft in onze hand gegeven 137 Ric 15:24 | zeiden: Onze god heeft in onze hand gegeven onzen vijand, 138 Ric 17:5 | dat wij mogen weten, of onze weg, op welken wij wandelen, 139 Ric 18:19 | 19 Daar toch onze ezelen zowel stro als voeder 140 Ric 20:7 | gezworen, dat wij hun van onze dochteren geen tot vrouwen 141 Ric 20:18 | zullen hun geen vrouwen van onze dochteren kunnen geven; 142 Rut 2:20 | nabestaande; hij is een van onze lossers. ~ 143 Rut 3:2 | maagden gij geweest zijt, van onze bloedvriendschap? Zie, hij 144 1Sa 2:2 | is geen rotssteen, gelijk onze God! ~ 145 1Sa 8:20 | gelijk al de volken; en onze koning zal ons richten, 146 1Sa 8:20 | richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, en 147 1Sa 8:20 | aangezichten uitgaan, en hij zal onze krijgen voeren. ~ 148 1Sa 9:7 | Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen 149 1Sa 9:27 | den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga; toen 150 1Sa 12:19 | niet sterven; want boven al onze zonden hebben wij dit kwaad 151 1Sa 14:9 | zullen wij blijven staan aan onze plaats, en tot hen niet 152 1Sa 14:10 | want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal 153 1Sa 16:16 | 16 Onze heer zegge toch tot uw knechten, 154 1Sa 17:47 | HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven. ~ 155 1Sa 30:23 | die tegen ons kwam, in onze hand gegeven. ~ 156 2Sa 7:22 | naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~ 157 2Sa 12:18 | hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij 158 2Sa 18:12 | en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende: 159 2Sa 19:41 | koning: Waarom hebben u onze broeders, de mannen van 160 2Sa 20:6 | zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~ 161 2Sa 22:32 | is een rotssteen, behalve onze God? ~ 162 1Kon 1:11 | van Haggith, koning is? En onze heer David weet dat niet. ~ 163 1Kon 1:43 | zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft 164 1Kon 8:21 | HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als Hij 165 1Kon 8:53 | Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, 166 1Kon 8:57 | 57 De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk 167 1Kon 8:57 | gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons 168 1Kon 20:31 | laat ons toch zakken om onze lenden leggen, en koorden 169 1Kon 20:31 | lenden leggen, en koorden om onze hoofden, en uitgaan tot 170 1Kon 22:3 | gij, dat Ramoth in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder 171 2Kon 21:19 | 19 Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch uit 172 2Kon 24:13 | ons aangestoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben 173 1Kro 12:19 | zeggende: Met gevaar van onze hoofden zou hij tot Saul, 174 1Kro 13:2 | uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders, in alle 175 1Kro 15:13 | niet deedt, heeft de HEERE, onze God, onder ons een scheur 176 1Kro 16:14 | 14 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn 177 1Kro 17:20 | naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~ 178 1Kro 30:13 | 13 Nu dan, onze God, wij danken U, en loven 179 1Kro 30:15 | Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde 180 1Kro 30:15 | gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als 181 1Kro 30:16 | 16 HEERE, onze God, al deze menigte, die 182 2Kro 2:5 | bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle goden. ~ 183 2Kro 14:10 | ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet 184 2Kro 15:11 | krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op 185 2Kro 15:11 | menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken 186 2Kro 21:7 | 7 Hebt Gij niet, onze God, de inwoners dezes lands 187 2Kro 21:9 | huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, 188 2Kro 21:12 | 12 O, onze God, zult Gij geen recht 189 2Kro 21:12 | wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U. ~ 190 2Kro 28:13 | gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze schulden, 191 2Kro 28:13 | doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel wij vele 192 2Kro 29:6 | 6 Want onze vaders hebben overtreden, 193 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard 194 2Kro 29:9 | zwaard gevallen; daartoe onze zonen, en onze dochteren, 195 2Kro 29:9 | daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen 196 2Kro 29:9 | zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis 197 2Kro 32:8 | maar met ons is de HEERE, onze God, om ons te helpen, en 198 2Kro 32:8 | om ons te helpen, en om onze krijgen te krijgen. En het 199 2Kro 32:11 | sterven, zeggende: De HEERE, onze God, zal ons uit de hand 200 2Kro 34:21 | ons uitgegoten is, omdat onze vaders niet hebben gehouden 201 Ezra 5:12 | 12 Maar nadat onze vaders den God des hemels 202 Ezra 8:21 | rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze 203 Ezra 8:21 | onze kinderkens, en voor al onze have. ~ 204 Ezra 9:6 | te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd 205 Ezra 9:6 | tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden 206 Ezra 9:7 | dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven, 207 Ezra 9:7 | ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, 208 Ezra 9:7 | overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van 209 Ezra 9:8 | Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten, o onze 210 Ezra 9:8 | onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een weinig 211 Ezra 9:8 | weinig levens te geven in onze dienstbaarheid. ~ 212 Ezra 9:9 | wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft ons 213 Ezra 9:9 | dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar 214 Ezra 9:10 | wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen? Want wij 215 Ezra 9:13 | over ons gekomen is, om onze boze werken, en om onze 216 Ezra 9:13 | onze boze werken, en om onze grote schuld, omdat Gij, 217 Ezra 9:13 | grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt, dat wij 218 Ezra 9:13 | niet te onder zijn vanwege onze ongerechtigheid, en hebt 219 Ezra 9:15 | zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is niemand, 220 Ezra 10:3 | nu een verbond maken met onze God, dat wij al die vrouwen, 221 Ezra 10:14 | 14 Laat toch onze vorsten der ganse gemeente 222 Ezra 10:14 | staan, en allen, die in onze steden zijn, die vreemde 223 Neh 4:4 | 4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht 224 Neh 4:11 | 11 Nu hadden onze vijanden gezegd: Zij zullen 225 Neh 4:15 | Daarna geschiedde het, als onze vijanden hoorden, dat het 226 Neh 4:20 | gij u tot ons verzamelen; onze God zal voor ons strijden. ~ 227 Neh 4:23 | achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk 228 Neh 5:2 | Want er waren, die zeiden: Onze zonen, en onze dochteren, 229 Neh 5:2 | die zeiden: Onze zonen, en onze dochteren, wij zijn velen; 230 Neh 5:3 | die zeiden: Wij verpanden onze akkers, en onze wijngaarden, 231 Neh 5:3 | verpanden onze akkers, en onze wijngaarden, en onze huizen, 232 Neh 5:3 | en onze wijngaarden, en onze huizen, opdat wij in dezen 233 Neh 5:4 | tot des konings cijns, op onze akkers en onze wijngaarden. ~ 234 Neh 5:4 | cijns, op onze akkers en onze wijngaarden. ~ 235 Neh 5:5 | het vlees onzer broederen, onze kinderen zijn als hun kinderen; 236 Neh 5:5 | en ziet, wij onderwerpen onze zonen en onze dochteren 237 Neh 5:5 | onderwerpen onze zonen en onze dochteren tot dienstknechten; 238 Neh 5:5 | dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen, dat 239 Neh 5:5 | zijn; en anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden. ~ 240 Neh 5:5 | anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden. ~ 241 Neh 5:8 | zeide tot hen: Wij hebben onze broederen, de Joden, die 242 Neh 5:9 | versmading der heidenen, onze vijanden? ~ 243 Neh 6:1 | Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord 244 Neh 6:16 | En het geschiedde, als al onze vijanden dit hoorden, zo 245 Neh 9:16 | 16 Maar zij en onze vaders hebben trotselijk 246 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige, 247 Neh 9:32 | die ons getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, 248 Neh 9:32 | getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesteren; 249 Neh 9:32 | koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en onze profeten, 250 Neh 9:32 | en onze priesteren; en onze profeten, en onze vaderen, 251 Neh 9:32 | priesteren; en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, 252 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten, 253 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten, onze priesters 254 Neh 9:34 | koningen, onze vorsten, onze priesters en onze vaders 255 Neh 9:34 | vorsten, onze priesters en onze vaders hebben Uw wet niet 256 Neh 9:37 | wil; en zij heersen over onze lichamen en over onze beesten, 257 Neh 9:37 | over onze lichamen en over onze beesten, naar hun welgevallen; 258 Neh 9:38 | verbond en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en 259 Neh 9:38 | schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren 260 Neh 9:38 | vorsten, onze Levieten en onze priesteren zullen het verzegelen. ~  ~  ~  261 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren niet zouden geven 262 Neh 10:30 | hun dochteren nemen voor onze zonen. ~ 263 Neh 10:37 | eerstelingen onzes deegs, en onze hefofferen, en de vrucht 264 Neh 13:2 | om hen te vloeken, hoewel onze God den vloek omkeerde in 265 Neh 13:18 | niet uw vaders alzo, en onze God bracht al dit kwaad 266 Job 8:9 | gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw 267 Job 22:20 | 20 Dewijl onze stand niet verdelgd is, 268 Job 28:22 | Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord. ~ 269 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw 270 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw 271 Psa 12:5 | zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! 272 Psa 12:5 | overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is 273 Psa 12:5 | onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons? ~ 274 Psa 18:32 | een Rotssteen, dan alleen onze God? ~ 275 Psa 22:5 | 5 Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben 276 Psa 33:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: 277 Psa 33:20 | verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild. 278 Psa 34:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE: 279 Psa 34:20 | verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild. ~ 280 Psa 36:25 | zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: 281 Psa 44:2 | God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders 282 Psa 44:2 | het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: 283 Psa 44:6 | 6 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen 284 Psa 44:8 | Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij 285 Psa 44:8 | wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. ~ 286 Psa 44:10 | gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. ~ 287 Psa 44:11 | van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor 288 Psa 44:14 | 14 Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot 289 Psa 44:19 | achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. ~ 290 Psa 44:21 | Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden 291 Psa 44:25 | Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking 292 Psa 44:25 | verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? ~ 293 Psa 44:26 | 26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen; 294 Psa 44:26 | in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. ~ 295 Psa 47:4 | ons, en de natien onder onze voeten. ~ 296 Psa 47:5 | 5 Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid 297 Psa 48:15 | 15 Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; 298 Psa 50:3 | 3 Onze God zal komen en zal niet 299 Psa 60:12 | niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~ 300 Psa 60:14 | kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ~ 301 Psa 65:4 | overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent 302 Psa 66:9 | 9 Die onze zielen in het leven stelt, 303 Psa 66:9 | stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele. ~ 304 Psa 66:11 | Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd; ~ 305 Psa 67:7 | aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~ 306 Psa 68:20 | overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. ~ 307 Psa 74:9 | 9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen 308 Psa 78:3 | gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld hebben. ~ 309 Psa 79:9 | en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil. ~ 310 Psa 79:10 | knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden. ~ 311 Psa 79:12 | 12 En geef onze naburen zevenvoudig weder 312 Psa 80:3 | en Manasse, en kom tot onze verlossing. ~ 313 Psa 80:7 | tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich. ~ 314 Psa 81:2 | 2 Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God 315 Psa 89:18 | en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden. ~ 316 Psa 89:19 | schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige 317 Psa 90:8 | 8 Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, 318 Psa 90:8 | ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het 319 Psa 90:9 | 9 Want al onze dagen gaan henen door Uw 320 Psa 90:9 | verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. ~ 321 Psa 90:12 | 12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een 322 Psa 90:14 | en verblijd zijn in al onze dagen. ~ 323 Psa 94:23 | boosheid verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen. ~  ~ 324 Psa 95:7 | 7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk 325 Psa 99:8 | 8O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, 326 Psa 99:9 | heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig. ~  ~  ~ 327 Psa 103:10 | 10 Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons 328 Psa 103:10 | en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. ~ 329 Psa 103:12 | westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. ~ 330 Psa 105:7 | 7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn 331 Psa 106:6 | hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk 332 Psa 106:7 | 7 Onze vaders in Egypte hebben 333 Psa 106:47 | 47 Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit 334 Psa 108:12 | niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~ 335 Psa 108:14 | kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ~  ~  ~  ~ 336 Psa 113:5 | 5Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~ 337 Psa 115:3 | 3 Onze God is toch in den hemel, 338 Psa 116:5 | genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ~ 339 Psa 118:23 | en het is wonderlijk in onze ogen. ~ 340 Psa 123:2 | hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE,onze God, 341 Psa 123:2 | zijn onze ogen op den HEERE,onze God, totdat Hij ons genadig 342 Psa 124:4 | hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. ~ 343 Psa 124:5 | zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. ~ 344 Psa 126:2 | 2Toen werd onze mond vervuld met lachen, 345 Psa 126:2 | mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide 346 Psa 126:4 | 4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen 347 Psa 135:5 | de HEERE groot is, en dat onze Heere boven alle goden is. ~ 348 Psa 136:23 | aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid 349 Psa 137:2 | 2Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, 350 Psa 141:7 | 7 Onze beenderen zijn verstrooid 351 Psa 144:12 | 12 Opdat onze zonen zijn als planten, 352 Psa 144:12 | geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, 353 Psa 144:13 | 13 Dat onze winkelen vol zijnde, den 354 Psa 144:13 | den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, 355 Psa 144:13 | ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. ~ 356 Psa 144:14 | 14 Dat onze ossen wel geladen zijn; 357 Psa 144:14 | uitval, noch gekrijs zij op onze straten. ~ 358 Psa 147:5 | 5 Onze Heere is groot en van veel 359 Spre 1:13 | goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof 360 Hoo 1:16 | ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. ~ 361 Hoo 1:17 | onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen. ~  ~ ~ 362 Hoo 2:15 | wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge 363 Hoo 7:13 | dudaim geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele 364 Hoo 8:8 | borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, 365 Jes 4:1 | zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed 366 Jes 4:1 | naam   genoemd worden, neem onze smaadheid weg. ~ 367 Jes 25:9 | dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, 368 Jes 26:12 | want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht. ~ 369 Jes 26:13 | 13      HEERE, onze God! andere heren, behalve 370 Jes 33:2 | arm allen morgen, daartoe onze behoudenis ten tijde der 371 Jes 33:22 | 22      Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze 372 Jes 33:22 | onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze 373 Jes 33:22 | onze Wetgever, de HEERE is onze Koning. Hij zal ons behouden. ~ 374 Jes 37:20 | 20      Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons uit zijn 375 Jes 42:17 | beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts 376 Jes 53:1 | 1      Wie heeft onze prediking geloofd, en aan 377 Jes 53:4 | Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, 378 Jes 53:4 | krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; 379 Jes 53:5 | 5      Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om 380 Jes 53:5 | overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij 381 Jes 59:3 | aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet? 382 Jes 60:12 | 12      Want onze overtredingen zijn vele 383 Jes 60:12 | overtredingen zijn vele voor U, en onze zonden getuigen tegen ons; 384 Jes 60:12 | getuigen tegen ons; want onze overtredingen zijn bij ons, 385 Jes 60:12 | overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden kennen 386 Jes 64:16 | 16      Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet 387 Jes 64:16 | niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van 388 Jes 64:16 | HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is 389 Jes 64:18 | een weinig tijds bezeten; onze wederpartijders hebben Uw 390 Jes 65:6 | zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als 391 Jes 65:6 | vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen 392 Jes 65:7 | smelten, door middel van onze      ongerechtigheden. ~ 393 Jes 65:8 | Doch nu, HEERE! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en 394 Jes 65:8 | wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen 395 Jes 65:11 | ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met 396 Jes 65:11 | met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot 397 Jer 3:22 | want Gij zijt de HEERE, onze God! ~ 398 Jer 3:24 | onzer vaderen opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en 399 Jer 3:25 | 25      Wij liggen in onze schaamte, en onze schande 400 Jer 3:25 | liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons, want 401 Jer 3:25 | onzen God, gezondigd, wij en onze vaderen, van onze jeugd 402 Jer 3:25 | wij en onze vaderen, van onze jeugd aan tot op dezen      403 Jer 5:19 | Waarom heeft ons de HEERE, onze God, al deze dingen gedaan? 404 Jer 6:24 | hebben zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden; 405 Jer 8:14 | immers heeft ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en 406 Jer 9:18 | weeklage over ons opheffen, dat onze ogen van tranen nederdalen, 407 Jer 9:18 | van tranen nederdalen, en onze oogleden van water vlieten. ~ 408 Jer 9:19 | hebben verlaten, omdat zij onze woningen hebben      omgeworpen. ~ 409 Jer 9:21 | de dood is geklommen in onze vensteren, hij is in onze 410 Jer 9:21 | onze vensteren, hij is in onze paleizen gekomen, om de 411 Jer 11:21 | des HEEREN, opdat gij van onze handen niet sterft. ~ 412 Jer 14:7 | 7      Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons 413 Jer 14:7 | het om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn menigvuldig, 414 Jer 14:20 | 20      HEERE! wij kennen onze goddeloosheid, en onzer 415 Jer 14:22 | Zijt Gij die niet, o HEERE, onze God? Daarom zullen wij op 416 Jer 16:10 | kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en      welke is 417 Jer 16:10 | misdaad, en      welke is onze zonde, die wij tegen den 418 Jer 16:19 | zeggen: Immers      hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten, 419 Jer 18:12 | hoop; maar wij zullen naar onze gedachten wandelen, en wij 420 Jer 20:10 | zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen. ~ 421 Jer 21:13 | afkomen, of wie zou komen in onze woningen? ~ 422 Jer 23:6 | Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. ~ 423 Jer 26:19 | doen een groot kwaad tegen onze zielen. ~ 424 Jer 33:16 | haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. ~ 425 Jer 35:6 | Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden, 426 Jer 35:8 | wij geen wijn drinken al onze dagen, wij,      onze vrouwen, 427 Jer 35:8 | al onze dagen, wij,      onze vrouwen, onze zonen, en 428 Jer 35:8 | wij,      onze vrouwen, onze zonen, en onze dochteren; 429 Jer 35:8 | vrouwen, onze zonen, en onze dochteren; 430 Jer 35:9 | wij geen huizen bouwen tot onze woning; ook hebben wij geen 431 Jer 35:10 | gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden heeft. ~ 432 Jer 36:15 | toch neder, en lees ze voor onze oren; en Baruch las voor 433 Jer 42:2 | profeet Jeremia: Laat toch onze smeking voor uw aangezicht 434 Jer 42:20 | alles, wat de HEERE,      onze God, zal zeggen, alzo maak 435 Jer 43:2 | spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u niet      gezonden, 436 Jer 44:17 | gedaan hebben, wij      en onze vaders, onze koningen en 437 Jer 44:17 | wij      en onze vaders, onze koningen en onze vorsten, 438 Jer 44:17 | vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van 439 Jer 44:19 | drankofferen,      zonder onze mannen? ~ 440 Jer 44:25 | vervuld, zeggende: Wij zullen onze geloften, die wij beloofd 441 Jer 51:10 | 10      De HEERE heeft onze gerechtigheden hervoor gebracht; 442 Klaa 1:84 | 40      Nun. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, 443 Klaa 1:85 | 41      Nun. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders 444 Klaa 1:90 | 46      Pe. Al onze vijanden hebben hun mond 445 Klaa 1:127| Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele 446 Klaa 1:127| ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten 447 Klaa 1:128| 18      Tsade. Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij 448 Klaa 1:128| gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden; 449 Klaa 1:128| ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, 450 Klaa 1:129| 19      Koph. Onze vervolgers zijn sneller 451 Klaa 2:2 | de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders. ~ 452 Klaa 2:3 | zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen. ~ 453 Klaa 2:5 | Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede, 454 Klaa 2:7 | 7      Onze vaders hebben gezondigd, 455 Klaa 2:10 | 10      Onze huid is zwart geworden gelijk 456 Klaa 2:15 | vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd. ~ 457 Klaa 2:17 | mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden. ~ 458 Klaa 2:21 | wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds. ~ 459 Eze 33:10 | aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden 460 Eze 33:10 | Dewijl onze overtredingen en onze zonden op ons zijn, en wij 461 Eze 37:11 | Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, 462 Eze 37:11 | beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, 463 Dan 1:13 | men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaante 464 Dan 3:17 | 17      Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig 465 Dan 9:6 | die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en 466 Dan 9:6 | spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, 467 Dan 9:6 | koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk 468 Dan 9:8 | beschaamdheid der aangezichten, bij onze koningen, bij onze vorsten, 469 Dan 9:8 | bij onze koningen, bij onze vorsten, en bij onze vaders, 470 Dan 9:8 | bij onze vorsten, en bij onze vaders, omdat wij tegen 471 Dan 9:10 | die Hij gegeven heeft voor onze aangezichten, door de hand 472 Dan 9:12 | heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, 473 Dan 9:13 | Gods, niet, afkerende van onze      ongerechtigheden, en 474 Dan 9:14 | gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in 475 Dan 9:15 | 15      En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland 476 Dan 9:17 | 17      En nu, o onze God! hoor naar het gebed 477 Dan 9:18 | doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, 478 Dan 9:18 | genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht      479 Dan 9:18 | aangezicht      niet neder op onze gerechtigheden, maar op 480 Hos 14:4 | niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees 481 Joe 1:16 | Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap 482 Amos 6:13 | Hebben wij ons niet door onze sterkte hoornen verkregen? ~ 483 Mic 2:4 | Hij deelt uit, afwendende onze akkers. ~ 484 Mic 5:4 | komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo 485 Mic 5:5 | en wanneer hij in onze landpale zal treden. 486 Mic 7:19 | weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; 487 Zac 1:6 | heeft ons te doen, naar onze wegen en naar onze handelingen, 488 Zac 1:6 | naar onze wegen en naar onze handelingen, alzo heeft 489 Matt 6:9 | 9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen 490 Matt 6:12 | 12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij 491 Matt 8:17 | profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, 492 Matt 8:17 | krankheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen. ~ 493 Matt 20:33 | zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend worden. ~ 494 Matt 21:42 | en het is wonderlijk in onze ogen? ~ 495 Matt 25:8 | Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. ~ 496 Matt 27:25 | bloed kome over ons, en over onze kinderen. ~ 497 Mark 12:7 | doden, en de erfenis zal onze zijn. ~ 498 Mark 12:11 | en het is wonderlijk in onze ogen. ~ 499 Mark 12:29 | Hoor, Israel, de Heere, onze God, is een enig Heere. ~ 500 Luk 1:55 | Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham,


1-500 | 501-633

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License