1-500 | 501-633
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij
2 Gen 18:31 | eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud, en er is geen
3 Gen 18:32 | 32 Kom, laat ons onze vader wijn te drinken geven,
4 Gen 18:32 | hem liggen, opdat wij van onze vader zaad in het leven
5 Gen 23:60 | en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden
6 Gen 28:16 | al de rijkdom, welke God onze vader heeft ontrukt, die
7 Gen 28:16 | vader heeft ontrukt, die is onze, en van onze zonen; nu dan,
8 Gen 28:16 | ontrukt, die is onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles,
9 Gen 28:32 | leven! Onderken gij voor onze broederen, wat bij mij is,
10 Gen 31:9 | dochteren; en neemt voor u onze dochteren; ~
11 Gen 31:14 | niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven
12 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren geven, en uw dochteren
13 Gen 31:17 | te worden, zo zullen wij onze dochteren nemen, en wegtrekken. ~
14 Gen 31:21 | vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~
15 Gen 31:23 | beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons hun
16 Gen 31:31 | zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer
17 Gen 34:27 | Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want
18 Gen 34:27 | niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees, en zijn
19 Gen 37:12 | ze hem, en hij legde ons onze dromen uit; een ieder legde
20 Gen 39:7 | zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: Leeft
21 Gen 39:8 | noch wij, noch gij, noch onze kinderkens. ~
22 Gen 39:18 | geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd is,
23 Gen 39:18 | ons tot slaven neme, met onze ezelen. ~
24 Gen 39:21 | herberg gekomen waren, en wij onze zakken opendeden, zie, zo
25 Gen 39:21 | hetzelve wedergebracht in onze hand. ~
26 Gen 39:22 | hebben ook ander geld in onze hand afgebracht, om spijze
27 Gen 39:22 | weten niet, wie ons geld in onze zakken gelegd heeft. ~
28 Gen 40:25 | 25 En dat onze vader gezegd heeft: Keert
29 Gen 40:26 | mogen aftrekken; indien onze kleinste broeder bij ons
30 Gen 40:26 | niet mogen zien, zo deze onze kleinste broeder niet bij
31 Gen 42:34 | knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met
32 Gen 42:34 | omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat gij in het
33 Gen 43:3 | schaapherders, zo wij als onze vaders. ~
34 Exo 1:10 | zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde,
35 Exo 8:10 | niemand is, gelijk de HEERE, onze God. ~
36 Exo 10:9 | zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze oude lieden;
37 Exo 10:9 | gaan met onze jonge en met onze oude lieden; met onze zonen
38 Exo 10:9 | met onze oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren,
39 Exo 10:9 | lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze schapen
40 Exo 10:9 | met onze dochteren, met onze schapen en met onze runderen
41 Exo 10:9 | met onze schapen en met onze runderen zullen wij gaan;
42 Exo 10:25 | slachtofferen en brandofferen in onze handen geven, die wij den
43 Exo 12:27 | de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog
44 Exo 34:32 | hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze
45 Exo 34:32 | onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot
46 Lev 24:20 | wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; ~
47 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet met
48 Num 11:6 | al, behalve dit Man voor onze ogen! ~
49 Num 13:33 | waren als sprinkhanen in onze ogen, alzo waren wij ook
50 Num 14:3 | door het zwaard vallen, en onze vrouwen, en onze kinderkens
51 Num 14:3 | vallen, en onze vrouwen, en onze kinderkens ten roof worden?
52 Num 20:3 | geest gegeven hadden, toen onze broeders voor het aangezicht
53 Num 20:4 | daar sterven zouden, wij en onze beesten? ~
54 Num 20:15 | 15 Dat onze vaders naar Egypte afgetogen
55 Num 20:15 | de Egyptenaars aan ons en onze vaderen kwaad gedaan hebben. ~
56 Num 20:16 | den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel,
57 Num 21:5 | brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer
58 Num 27:3 | 3 Onze vader is gestorven in de
59 Num 31:49 | krijgslieden, die onder onze hand geweest zijn; en uit
60 Num 31:50 | afhangenden gordel, om voor onze zielen verzoening te doen
61 Num 31:69 | ons vee, en steden voor onze kinderen. ~
62 Num 31:70 | zullen gebracht hebben; en onze kinderen zullen blijven
63 Num 31:71 | zullen niet wederkeren tot onze huizen, totdat zich de kinderen
64 Num 31:72 | Jordaan, en verder heen, als onze erfenis ons toegekomen zal
65 Num 31:79 | 26 Onze kinderen, onze vrouwen,
66 Num 31:79 | 26 Onze kinderen, onze vrouwen, onze have en al
67 Num 31:79 | kinderen, onze vrouwen, onze have en al onze beesten
68 Num 31:79 | vrouwen, onze have en al onze beesten zullen aldaar zijn
69 Deu 1:6 | 6 De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb,
70 Deu 1:19 | Amorieten, gelijk de HEERE, onze God, ons geboden had; en
71 Deu 1:20 | Amorieten, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. ~
72 Deu 1:25 | Het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal, is goed. ~
73 Deu 1:28 | Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart
74 Deu 1:41 | naar alles, wat de HEERE, onze God, ons geboden heeft.
75 Deu 2:8 | doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van
76 Deu 2:29 | het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal. ~
77 Deu 2:33 | 33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht;
78 Deu 2:36 | ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor
79 Deu 2:37 | tot iets, dat de HEERE, onze God, ons verboden had. ~ ~ ~
80 Deu 3:3 | 3 En de HEERE, onze God, gaf ook Og, den koning
81 Deu 3:3 | Bazan, en al zijn volk, in onze hand, zodat wij hem sloegen,
82 Deu 4:7 | nabij zijn als de HEERE, onze God, zo dikwijls als wij
83 Deu 5:2 | 2 De HEERE, onze God, heeft een verbond met
84 Deu 5:3 | 3 Met onze vaderen heeft de HEERE dit
85 Deu 5:24 | En zeidet: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid
86 Deu 5:27 | hoor alles, wat de HEERE, onze God, zeggen zal; en spreek
87 Deu 5:27 | tot ons al wat de HEERE, onze God, tot u spreken zal,
88 Deu 6:4 | Hoor, Israel! de HEERE, onze God, is een enig HEERE! ~
89 Deu 6:20 | en rechten, die de HEERE, onze God, ulieden geboden heeft? ~
90 Deu 6:22 | aan zijn ganse huis, voor onze ogen; ~
91 Deu 21:7 | zullen betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed
92 Deu 21:7 | bloed niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; ~
93 Deu 21:20 | oudsten zijner stad: Deze onze zoon is afwijkende en wederspannig,
94 Deu 21:20 | en wederspannig, hij is onze stem niet gehoorzaam; hij
95 Deu 26:7 | vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende
96 Deu 26:7 | verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid,
97 Deu 26:7 | aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking. ~
98 Deu 29:29 | geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid,
99 Deu 32:27 | zij niet mochten zeggen: Onze hand is hoog geweest; de
100 Deu 32:31 | rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden
101 Deu 32:31 | gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde. ~
102 Joz 2:13 | wat zij hebben; en dat gij onze zielen van den dood redden
103 Joz 2:14 | spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om
104 Joz 2:14 | sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft;
105 Joz 2:20 | 20 Maar indien gij deze onze zaak te kennen zult geven,
106 Joz 2:24 | heeft dat ganse land in onze handen gegeven; want ook
107 Joz 2:24 | inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten. ~ ~ ~ ~
108 Joz 5:13 | Zijt Gij van ons, of van onze vijanden? ~
109 Joz 8:6 | zeggen: Zij vlieden voor onze aangezichten, gelijk als
110 Joz 9:11 | 11 Daarom spraken tot ons onze oudsten, en al de inwoners
111 Joz 9:12 | warm tot onzen teerkost uit onze huizen genomen, ten dage,
112 Joz 9:13 | zijn gescheurd; en deze onze klederen, en onze schoenen
113 Joz 9:13 | en deze onze klederen, en onze schoenen zijn oud geworden,
114 Joz 21:2 | en haar voorsteden voor onze beesten. ~
115 Joz 23:24 | mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende:
116 Joz 23:25 | Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden,
117 Joz 23:27 | tussen ulieden, en tussen onze geslachten na ons, opdat
118 Joz 23:27 | aangezicht dienen mochten met onze brandofferen, en met onze
119 Joz 23:27 | onze brandofferen, en met onze slachtofferen, en met onze
120 Joz 23:27 | onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en dat uw kinderen
121 Joz 23:27 | en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen:
122 Joz 23:28 | morgen alzo tot ons en tot onze geslachten zeggen zullen;
123 Joz 23:28 | altaar des HEEREN, hetwelk onze vaderen gemaakt hebben,
124 Joz 25:17 | 17 Want de HEERE is onze God; Hij is het, Die ons
125 Joz 25:17 | Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land van
126 Joz 25:17 | deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons
127 Joz 25:18 | HEERE dienen, want Hij is onze God. ~
128 Ric 5:13 | zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben,
129 Ric 8:3 | want zij zeiden: Hij is onze broeder. ~
130 Ric 10:24 | dengene erven, dien de HEERE, onze God, voor ons aangezicht
131 Ric 12:23 | brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch
132 Ric 13:15 | gijlieden ons genodigd, om het onze te bezitten; is het zo niet? ~
133 Ric 15:23 | vrolijkheid; en zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson
134 Ric 15:23 | zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson in onze hand
135 Ric 15:23 | heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~
136 Ric 15:24 | hun god, want zij zeiden: Onze god heeft in onze hand gegeven
137 Ric 15:24 | zeiden: Onze god heeft in onze hand gegeven onzen vijand,
138 Ric 17:5 | dat wij mogen weten, of onze weg, op welken wij wandelen,
139 Ric 18:19 | 19 Daar toch onze ezelen zowel stro als voeder
140 Ric 20:7 | gezworen, dat wij hun van onze dochteren geen tot vrouwen
141 Ric 20:18 | zullen hun geen vrouwen van onze dochteren kunnen geven;
142 Rut 2:20 | nabestaande; hij is een van onze lossers. ~
143 Rut 3:2 | maagden gij geweest zijt, van onze bloedvriendschap? Zie, hij
144 1Sa 2:2 | is geen rotssteen, gelijk onze God! ~
145 1Sa 8:20 | gelijk al de volken; en onze koning zal ons richten,
146 1Sa 8:20 | richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, en
147 1Sa 8:20 | aangezichten uitgaan, en hij zal onze krijgen voeren. ~
148 1Sa 9:7 | Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen
149 1Sa 9:27 | den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga; toen
150 1Sa 12:19 | niet sterven; want boven al onze zonden hebben wij dit kwaad
151 1Sa 14:9 | zullen wij blijven staan aan onze plaats, en tot hen niet
152 1Sa 14:10 | want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven; en dit zal
153 1Sa 16:16 | 16 Onze heer zegge toch tot uw knechten,
154 1Sa 17:47 | HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven. ~
155 1Sa 30:23 | die tegen ons kwam, in onze hand gegeven. ~
156 2Sa 7:22 | naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~
157 2Sa 12:18 | hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij
158 2Sa 18:12 | en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende:
159 2Sa 19:41 | koning: Waarom hebben u onze broeders, de mannen van
160 2Sa 20:6 | zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~
161 2Sa 22:32 | is een rotssteen, behalve onze God? ~
162 1Kon 1:11 | van Haggith, koning is? En onze heer David weet dat niet. ~
163 1Kon 1:43 | zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft
164 1Kon 8:21 | HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als Hij
165 1Kon 8:53 | Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet,
166 1Kon 8:57 | 57 De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk
167 1Kon 8:57 | gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons
168 1Kon 20:31 | laat ons toch zakken om onze lenden leggen, en koorden
169 1Kon 20:31 | lenden leggen, en koorden om onze hoofden, en uitgaan tot
170 1Kon 22:3 | gij, dat Ramoth in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder
171 2Kon 21:19 | 19 Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch uit
172 2Kon 24:13 | ons aangestoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben
173 1Kro 12:19 | zeggende: Met gevaar van onze hoofden zou hij tot Saul,
174 1Kro 13:2 | uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders, in alle
175 1Kro 15:13 | niet deedt, heeft de HEERE, onze God, onder ons een scheur
176 1Kro 16:14 | 14 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn
177 1Kro 17:20 | naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~
178 1Kro 30:13 | 13 Nu dan, onze God, wij danken U, en loven
179 1Kro 30:15 | Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde
180 1Kro 30:15 | gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als
181 1Kro 30:16 | 16 HEERE, onze God, al deze menigte, die
182 2Kro 2:5 | bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle goden. ~
183 2Kro 14:10 | ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet
184 2Kro 15:11 | krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op
185 2Kro 15:11 | menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken
186 2Kro 21:7 | 7 Hebt Gij niet, onze God, de inwoners dezes lands
187 2Kro 21:9 | huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen,
188 2Kro 21:12 | 12 O, onze God, zult Gij geen recht
189 2Kro 21:12 | wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U. ~
190 2Kro 28:13 | gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze schulden,
191 2Kro 28:13 | doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel wij vele
192 2Kro 29:6 | 6 Want onze vaders hebben overtreden,
193 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard
194 2Kro 29:9 | zwaard gevallen; daartoe onze zonen, en onze dochteren,
195 2Kro 29:9 | daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen
196 2Kro 29:9 | zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis
197 2Kro 32:8 | maar met ons is de HEERE, onze God, om ons te helpen, en
198 2Kro 32:8 | om ons te helpen, en om onze krijgen te krijgen. En het
199 2Kro 32:11 | sterven, zeggende: De HEERE, onze God, zal ons uit de hand
200 2Kro 34:21 | ons uitgegoten is, omdat onze vaders niet hebben gehouden
201 Ezra 5:12 | 12 Maar nadat onze vaders den God des hemels
202 Ezra 8:21 | rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze
203 Ezra 8:21 | onze kinderkens, en voor al onze have. ~
204 Ezra 9:6 | te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd
205 Ezra 9:6 | tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden
206 Ezra 9:7 | dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven,
207 Ezra 9:7 | ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters,
208 Ezra 9:7 | overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van
209 Ezra 9:8 | Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten, o onze
210 Ezra 9:8 | onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een weinig
211 Ezra 9:8 | weinig levens te geven in onze dienstbaarheid. ~
212 Ezra 9:9 | wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft ons
213 Ezra 9:9 | dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar
214 Ezra 9:10 | wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen? Want wij
215 Ezra 9:13 | over ons gekomen is, om onze boze werken, en om onze
216 Ezra 9:13 | onze boze werken, en om onze grote schuld, omdat Gij,
217 Ezra 9:13 | grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt, dat wij
218 Ezra 9:13 | niet te onder zijn vanwege onze ongerechtigheid, en hebt
219 Ezra 9:15 | zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is niemand,
220 Ezra 10:3 | nu een verbond maken met onze God, dat wij al die vrouwen,
221 Ezra 10:14 | 14 Laat toch onze vorsten der ganse gemeente
222 Ezra 10:14 | staan, en allen, die in onze steden zijn, die vreemde
223 Neh 4:4 | 4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht
224 Neh 4:11 | 11 Nu hadden onze vijanden gezegd: Zij zullen
225 Neh 4:15 | Daarna geschiedde het, als onze vijanden hoorden, dat het
226 Neh 4:20 | gij u tot ons verzamelen; onze God zal voor ons strijden. ~
227 Neh 4:23 | achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk
228 Neh 5:2 | Want er waren, die zeiden: Onze zonen, en onze dochteren,
229 Neh 5:2 | die zeiden: Onze zonen, en onze dochteren, wij zijn velen;
230 Neh 5:3 | die zeiden: Wij verpanden onze akkers, en onze wijngaarden,
231 Neh 5:3 | verpanden onze akkers, en onze wijngaarden, en onze huizen,
232 Neh 5:3 | en onze wijngaarden, en onze huizen, opdat wij in dezen
233 Neh 5:4 | tot des konings cijns, op onze akkers en onze wijngaarden. ~
234 Neh 5:4 | cijns, op onze akkers en onze wijngaarden. ~
235 Neh 5:5 | het vlees onzer broederen, onze kinderen zijn als hun kinderen;
236 Neh 5:5 | en ziet, wij onderwerpen onze zonen en onze dochteren
237 Neh 5:5 | onderwerpen onze zonen en onze dochteren tot dienstknechten;
238 Neh 5:5 | dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen, dat
239 Neh 5:5 | zijn; en anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden. ~
240 Neh 5:5 | anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden. ~
241 Neh 5:8 | zeide tot hen: Wij hebben onze broederen, de Joden, die
242 Neh 5:9 | versmading der heidenen, onze vijanden? ~
243 Neh 6:1 | Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord
244 Neh 6:16 | En het geschiedde, als al onze vijanden dit hoorden, zo
245 Neh 9:16 | 16 Maar zij en onze vaders hebben trotselijk
246 Neh 9:32 | 32 Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige,
247 Neh 9:32 | die ons getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten,
248 Neh 9:32 | getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesteren;
249 Neh 9:32 | koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en onze profeten,
250 Neh 9:32 | en onze priesteren; en onze profeten, en onze vaderen,
251 Neh 9:32 | priesteren; en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk,
252 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten,
253 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten, onze priesters
254 Neh 9:34 | koningen, onze vorsten, onze priesters en onze vaders
255 Neh 9:34 | vorsten, onze priesters en onze vaders hebben Uw wet niet
256 Neh 9:37 | wil; en zij heersen over onze lichamen en over onze beesten,
257 Neh 9:37 | over onze lichamen en over onze beesten, naar hun welgevallen;
258 Neh 9:38 | verbond en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en
259 Neh 9:38 | schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren
260 Neh 9:38 | vorsten, onze Levieten en onze priesteren zullen het verzegelen. ~ ~ ~
261 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren niet zouden geven
262 Neh 10:30 | hun dochteren nemen voor onze zonen. ~
263 Neh 10:37 | eerstelingen onzes deegs, en onze hefofferen, en de vrucht
264 Neh 13:2 | om hen te vloeken, hoewel onze God den vloek omkeerde in
265 Neh 13:18 | niet uw vaders alzo, en onze God bracht al dit kwaad
266 Job 8:9 | gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw
267 Job 22:20 | 20 Dewijl onze stand niet verdelgd is,
268 Job 28:22 | Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord. ~
269 Psa 8:2 | 2 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw
270 Psa 8:10 | 10 O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw
271 Psa 12:5 | zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze!
272 Psa 12:5 | overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is
273 Psa 12:5 | onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons? ~
274 Psa 18:32 | een Rotssteen, dan alleen onze God? ~
275 Psa 22:5 | 5 Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben
276 Psa 33:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE:
277 Psa 33:20 | verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
278 Psa 34:20 | 20 Onze ziel verbeidt den HEERE:
279 Psa 34:20 | verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild. ~
280 Psa 36:25 | zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen:
281 Psa 44:2 | God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders
282 Psa 44:2 | het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld:
283 Psa 44:6 | 6 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen
284 Psa 44:8 | Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij
285 Psa 44:8 | wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. ~
286 Psa 44:10 | gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. ~
287 Psa 44:11 | van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor
288 Psa 44:14 | 14 Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot
289 Psa 44:19 | achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. ~
290 Psa 44:21 | Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden
291 Psa 44:25 | Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking
292 Psa 44:25 | verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? ~
293 Psa 44:26 | 26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen;
294 Psa 44:26 | in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. ~
295 Psa 47:4 | ons, en de natien onder onze voeten. ~
296 Psa 47:5 | 5 Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid
297 Psa 48:15 | 15 Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos;
298 Psa 50:3 | 3 Onze God zal komen en zal niet
299 Psa 60:12 | niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~
300 Psa 60:14 | kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ~
301 Psa 65:4 | overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent
302 Psa 66:9 | 9 Die onze zielen in het leven stelt,
303 Psa 66:9 | stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele. ~
304 Psa 66:11 | Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd; ~
305 Psa 67:7 | aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~
306 Psa 68:20 | overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. ~
307 Psa 74:9 | 9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen
308 Psa 78:3 | gehoord hebben en weten ze, en onze vaders ons verteld hebben. ~
309 Psa 79:9 | en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil. ~
310 Psa 79:10 | knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden. ~
311 Psa 79:12 | 12 En geef onze naburen zevenvoudig weder
312 Psa 80:3 | en Manasse, en kom tot onze verlossing. ~
313 Psa 80:7 | tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich. ~
314 Psa 81:2 | 2 Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God
315 Psa 89:18 | en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden. ~
316 Psa 89:19 | schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige
317 Psa 90:8 | 8 Gij stelt onze ongerechtigheden voor U,
318 Psa 90:8 | ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het
319 Psa 90:9 | 9 Want al onze dagen gaan henen door Uw
320 Psa 90:9 | verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte. ~
321 Psa 90:12 | 12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een
322 Psa 90:14 | en verblijd zijn in al onze dagen. ~
323 Psa 94:23 | boosheid verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen. ~ ~
324 Psa 95:7 | 7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk
325 Psa 99:8 | 8O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord,
326 Psa 99:9 | heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig. ~ ~ ~
327 Psa 103:10 | 10 Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons
328 Psa 103:10 | en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. ~
329 Psa 103:12 | westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. ~
330 Psa 105:7 | 7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn
331 Psa 106:6 | hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk
332 Psa 106:7 | 7 Onze vaders in Egypte hebben
333 Psa 106:47 | 47 Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit
334 Psa 108:12 | niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~
335 Psa 108:14 | kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ~ ~ ~ ~
336 Psa 113:5 | 5Wie is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~
337 Psa 115:3 | 3 Onze God is toch in den hemel,
338 Psa 116:5 | genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ~
339 Psa 118:23 | en het is wonderlijk in onze ogen. ~
340 Psa 123:2 | hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE,onze God,
341 Psa 123:2 | zijn onze ogen op den HEERE,onze God, totdat Hij ons genadig
342 Psa 124:4 | hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. ~
343 Psa 124:5 | zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. ~
344 Psa 126:2 | 2Toen werd onze mond vervuld met lachen,
345 Psa 126:2 | mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide
346 Psa 126:4 | 4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen
347 Psa 135:5 | de HEERE groot is, en dat onze Heere boven alle goden is. ~
348 Psa 136:23 | aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid
349 Psa 137:2 | 2Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen,
350 Psa 141:7 | 7 Onze beenderen zijn verstrooid
351 Psa 144:12 | 12 Opdat onze zonen zijn als planten,
352 Psa 144:12 | geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen,
353 Psa 144:13 | 13 Dat onze winkelen vol zijnde, den
354 Psa 144:13 | den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen,
355 Psa 144:13 | ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. ~
356 Psa 144:14 | 14 Dat onze ossen wel geladen zijn;
357 Psa 144:14 | uitval, noch gekrijs zij op onze straten. ~
358 Psa 147:5 | 5 Onze Heere is groot en van veel
359 Spre 1:13 | goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof
360 Hoo 1:16 | ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. ~
361 Hoo 1:17 | onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen. ~ ~ ~
362 Hoo 2:15 | wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge
363 Hoo 7:13 | dudaim geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele
364 Hoo 8:8 | borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag,
365 Jes 4:1 | zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed
366 Jes 4:1 | naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg. ~
367 Jes 25:9 | dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht,
368 Jes 26:12 | want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht. ~
369 Jes 26:13 | 13 HEERE, onze God! andere heren, behalve
370 Jes 33:2 | arm allen morgen, daartoe onze behoudenis ten tijde der
371 Jes 33:22 | 22 Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze
372 Jes 33:22 | onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze
373 Jes 33:22 | onze Wetgever, de HEERE is onze Koning. Hij zal ons behouden. ~
374 Jes 37:20 | 20 Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons uit zijn
375 Jes 42:17 | beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts
376 Jes 53:1 | 1 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan
377 Jes 53:4 | Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen,
378 Jes 53:4 | krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen;
379 Jes 53:5 | 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om
380 Jes 53:5 | overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij
381 Jes 59:3 | aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet?
382 Jes 60:12 | 12 Want onze overtredingen zijn vele
383 Jes 60:12 | overtredingen zijn vele voor U, en onze zonden getuigen tegen ons;
384 Jes 60:12 | getuigen tegen ons; want onze overtredingen zijn bij ons,
385 Jes 60:12 | overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden kennen
386 Jes 64:16 | 16 Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet
387 Jes 64:16 | niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van
388 Jes 64:16 | HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is
389 Jes 64:18 | een weinig tijds bezeten; onze wederpartijders hebben Uw
390 Jes 65:6 | zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als
391 Jes 65:6 | vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen
392 Jes 65:7 | smelten, door middel van onze ongerechtigheden. ~
393 Jes 65:8 | Doch nu, HEERE! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en
394 Jes 65:8 | wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen
395 Jes 65:11 | ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met
396 Jes 65:11 | met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot
397 Jer 3:22 | want Gij zijt de HEERE, onze God! ~
398 Jer 3:24 | onzer vaderen opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en
399 Jer 3:25 | 25 Wij liggen in onze schaamte, en onze schande
400 Jer 3:25 | liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons, want
401 Jer 3:25 | onzen God, gezondigd, wij en onze vaderen, van onze jeugd
402 Jer 3:25 | wij en onze vaderen, van onze jeugd aan tot op dezen
403 Jer 5:19 | Waarom heeft ons de HEERE, onze God, al deze dingen gedaan?
404 Jer 6:24 | hebben zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden;
405 Jer 8:14 | immers heeft ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en
406 Jer 9:18 | weeklage over ons opheffen, dat onze ogen van tranen nederdalen,
407 Jer 9:18 | van tranen nederdalen, en onze oogleden van water vlieten. ~
408 Jer 9:19 | hebben verlaten, omdat zij onze woningen hebben omgeworpen. ~
409 Jer 9:21 | de dood is geklommen in onze vensteren, hij is in onze
410 Jer 9:21 | onze vensteren, hij is in onze paleizen gekomen, om de
411 Jer 11:21 | des HEEREN, opdat gij van onze handen niet sterft. ~
412 Jer 14:7 | 7 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons
413 Jer 14:7 | het om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn menigvuldig,
414 Jer 14:20 | 20 HEERE! wij kennen onze goddeloosheid, en onzer
415 Jer 14:22 | Zijt Gij die niet, o HEERE, onze God? Daarom zullen wij op
416 Jer 16:10 | kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is
417 Jer 16:10 | misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den
418 Jer 16:19 | zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten,
419 Jer 18:12 | hoop; maar wij zullen naar onze gedachten wandelen, en wij
420 Jer 20:10 | zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen. ~
421 Jer 21:13 | afkomen, of wie zou komen in onze woningen? ~
422 Jer 23:6 | Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. ~
423 Jer 26:19 | doen een groot kwaad tegen onze zielen. ~
424 Jer 33:16 | haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. ~
425 Jer 35:6 | Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden,
426 Jer 35:8 | wij geen wijn drinken al onze dagen, wij, onze vrouwen,
427 Jer 35:8 | al onze dagen, wij, onze vrouwen, onze zonen, en
428 Jer 35:8 | wij, onze vrouwen, onze zonen, en onze dochteren;
429 Jer 35:8 | vrouwen, onze zonen, en onze dochteren;
430 Jer 35:9 | wij geen huizen bouwen tot onze woning; ook hebben wij geen
431 Jer 35:10 | gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden heeft. ~
432 Jer 36:15 | toch neder, en lees ze voor onze oren; en Baruch las voor
433 Jer 42:2 | profeet Jeremia: Laat toch onze smeking voor uw aangezicht
434 Jer 42:20 | alles, wat de HEERE, onze God, zal zeggen, alzo maak
435 Jer 43:2 | spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u niet gezonden,
436 Jer 44:17 | gedaan hebben, wij en onze vaders, onze koningen en
437 Jer 44:17 | wij en onze vaders, onze koningen en onze vorsten,
438 Jer 44:17 | vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van
439 Jer 44:19 | drankofferen, zonder onze mannen? ~
440 Jer 44:25 | vervuld, zeggende: Wij zullen onze geloften, die wij beloofd
441 Jer 51:10 | 10 De HEERE heeft onze gerechtigheden hervoor gebracht;
442 Klaa 1:84 | 40 Nun. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken,
443 Klaa 1:85 | 41 Nun. Laat ons onze harten opheffen, mitsgaders
444 Klaa 1:90 | 46 Pe. Al onze vijanden hebben hun mond
445 Klaa 1:127| Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele
446 Klaa 1:127| ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten
447 Klaa 1:128| 18 Tsade. Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij
448 Klaa 1:128| gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden;
449 Klaa 1:128| ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja,
450 Klaa 1:129| 19 Koph. Onze vervolgers zijn sneller
451 Klaa 2:2 | de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders. ~
452 Klaa 2:3 | zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen. ~
453 Klaa 2:5 | Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede,
454 Klaa 2:7 | 7 Onze vaders hebben gezondigd,
455 Klaa 2:10 | 10 Onze huid is zwart geworden gelijk
456 Klaa 2:15 | vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd. ~
457 Klaa 2:17 | mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden. ~
458 Klaa 2:21 | wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds. ~
459 Eze 33:10 | aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden
460 Eze 33:10 | Dewijl onze overtredingen en onze zonden op ons zijn, en wij
461 Eze 37:11 | Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord,
462 Eze 37:11 | beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren,
463 Dan 1:13 | men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaante
464 Dan 3:17 | 17 Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig
465 Dan 9:6 | die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en
466 Dan 9:6 | spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders,
467 Dan 9:6 | koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk
468 Dan 9:8 | beschaamdheid der aangezichten, bij onze koningen, bij onze vorsten,
469 Dan 9:8 | bij onze koningen, bij onze vorsten, en bij onze vaders,
470 Dan 9:8 | bij onze vorsten, en bij onze vaders, omdat wij tegen
471 Dan 9:10 | die Hij gegeven heeft voor onze aangezichten, door de hand
472 Dan 9:12 | heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten,
473 Dan 9:13 | Gods, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en
474 Dan 9:14 | gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in
475 Dan 9:15 | 15 En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland
476 Dan 9:17 | 17 En nu, o onze God! hoor naar het gebed
477 Dan 9:18 | doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad,
478 Dan 9:18 | genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht
479 Dan 9:18 | aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op
480 Hos 14:4 | niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees
481 Joe 1:16 | Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap
482 Amos 6:13 | Hebben wij ons niet door onze sterkte hoornen verkregen? ~
483 Mic 2:4 | Hij deelt uit, afwendende onze akkers. ~
484 Mic 5:4 | komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo
485 Mic 5:5 | en wanneer hij in onze landpale zal treden.
486 Mic 7:19 | weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen;
487 Zac 1:6 | heeft ons te doen, naar onze wegen en naar onze handelingen,
488 Zac 1:6 | naar onze wegen en naar onze handelingen, alzo heeft
489 Matt 6:9 | 9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen
490 Matt 6:12 | 12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij
491 Matt 8:17 | profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen,
492 Matt 8:17 | krankheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen. ~
493 Matt 20:33 | zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend worden. ~
494 Matt 21:42 | en het is wonderlijk in onze ogen? ~
495 Matt 25:8 | Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. ~
496 Matt 27:25 | bloed kome over ons, en over onze kinderen. ~
497 Mark 12:7 | doden, en de erfenis zal onze zijn. ~
498 Mark 12:11 | en het is wonderlijk in onze ogen. ~
499 Mark 12:29 | Hoor, Israel, de Heere, onze God, is een enig Heere. ~
500 Luk 1:55 | Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham,
1-500 | 501-633 |