1-500 | 501-633
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:24 | 24 En God zeide: De aarde brenge
2 Gen 2:24 | 24 Daarom zal de man zijn vader
3 Gen 3:24 | 24 En Hij dreef de mens uit;
4 Gen 4:24 | 24 Want Kain zal zevenvoudig
5 Gen 5:24 | 24 Henoch dan wandelde met
6 Gen 7:24 | 24 En de wateren hadden de
7 Gen 9:24 | 24 En Noach ontwaakte van zijn
8 Gen 10:24 | 24 En Arfachsad gewon Selah,
9 Gen 11:24 | 24 En Nahor leefde negen en
10 Gen 14:24 | 24 Het zij buiten mij; alleen
11 Gen 16:24 | 24 En Abraham was oud negen
12 Gen 17:24 | 24 Misschien zijn er vijftig
13 Gen 18:24 | 24 Toen deed de HEERE zwavel
14 Gen 20:24 | 24 En Abraham zeide: Ik zal
15 Gen 21:24 | 24 En zijn bijwijf, welker
16 Gen 23 | 24 ~
17 Gen 23:24 | 24 En zij had tot hem gezegd:
18 Gen 23:91 | 24 Als nu haar dagen vervuld
19 Gen 24:24 | 24 En de HEERE verscheen hem
20 Gen 25:24 | 24 En hij zeide: Zijt gij mijn
21 Gen 27:24 | 24 En Laban gaf haar Zilpa,
22 Gen 27:59 | 24 En zij noemde zijn naam
23 Gen 28:24 | 24 Doch God kwam tot Laban,
24 Gen 29:24 | 24 Doch Jakob bleef alleen
25 Gen 31:24 | 24 En zij hoorden naar Hemor,
26 Gen 32:24 | 24 De zonen van Rachel: Jozef
27 Gen 33:24 | 24 En dit zijn de zonen van
28 Gen 34:24 | 24 En zij namen hem, en wierpen
29 Gen 35:24 | 24 En het geschiedde omtrent
30 Gen 37:24 | 24 En de zeven dunne aren verslonden
31 Gen 38:24 | 24 Toen wendde hij zich om,
32 Gen 39:24 | 24 Daarna bracht de man deze
33 Gen 40:24 | 24 En het is geschied, als
34 Gen 41:24 | 24 En hij zond zijn broeders
35 Gen 42:24 | 24 En de zonen van Nafthali:
36 Gen 43:24 | 24 Doch met de inkomsten zal
37 Gen 45:24 | 24 Maar zijn boog is in stijvigheid
38 Gen 46:24 | 24 En Jozef zeide tot zijn
39 Exo 2:24 | 24 En God hoorde hun gekerm,
40 Exo 4:24 | 24 En het geschiedde op den
41 Exo 5:24 | 24 Toen zeide de HEERE tot
42 Exo 6:24 | 24 En Eleazar, de zoon van
43 Exo 7:24 | 24 Doch alle Egyptenaars groeven
44 Exo 8:24 | 24 En de HEERE deed alzo; en
45 Exo 9:24 | 24 En er was hagel, en vuur
46 Exo 10:24 | 24 Toen riep Farao Mozes, en
47 Exo 12:24 | 24 Onderhoudt dan deze zaak,
48 Exo 14:24 | 24 En het geschiedde in dezelfde
49 Exo 15:24 | 24 Toen murmureerde het volk
50 Exo 16:24 | 24 En zij legden het op tot
51 Exo 18:24 | 24 Mozes nu hoorde naar de
52 Exo 19:24 | 24 De HEERE dan zeide tot hem:
53 Exo 20:24 | 24 Maakt Mij een altaar van
54 Exo 21:24 | 24 Oog voor oog, tand voor
55 Exo 22:24 | 24 En Mijn toorn zal ontsteken,
56 Exo 23:24 | 24 Gij zult u voor hun goden
57 Exo 24 | 24 ~
58 Exo 25:24 | 24 En gij zult ze met louter
59 Exo 26:24 | 24 En zij zullen van beneden
60 Exo 28:24 | 24 Dan zult gij de twee gedraaide
61 Exo 29:24 | 24 En leg ze alle op de handen
62 Exo 30:24 | 24 Ook kassie, vijfhonderd,
63 Exo 32:24 | 24 Toen zeide ik tot hen: Wie
64 Exo 33:24 | 24 Toen zeide ik tot hen: Wie
65 Exo 34:47 | 24 Wanneer Ik de volken voor
66 Exo 35:24 | 24 Allen, die een hefoffer
67 Exo 36:24 | 24 En hij maakte veertig zilveren
68 Exo 37:24 | 24 Hij maakte denzelven uit
69 Exo 38:24 | 24 Al het goud, dat tot het
70 Exo 39:24 | 24 En aan de zomen des mantels
71 Exo 40:24 | 24 Hij zette ook den kandelaar
72 Lev 4:24 | 24 En hij zal zijn hand op
73 Lev 6:24 | 24 Verder sprak de HEERE tot
74 Lev 7:24 | 24 Maar het vet van een dood
75 Lev 8:24 | 24 Hij deed ook de zonen van
76 Lev 9:24 | 24 Want een vuur ging uit van
77 Lev 11:24 | 24 En aan deze zult gij verontreinigd
78 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des
79 Lev 14:24 | 24 En de priester zal het lam
80 Lev 15:24 | 24 Insgelijks zo iemand zekerlijk
81 Lev 16:24 | 24 En hij zal zijn vlees in
82 Lev 18:24 | 24 Verontreinigt u niet met
83 Lev 19:24 | 24 Maar in het vierde jaar
84 Lev 20:24 | 24 En Ik heb u gezegd: Gij
85 Lev 21:24 | 24 En Mozes sprak zulks tot
86 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene,
87 Lev 22:55 | 24 Spreek tot de kinderen Israels,
88 Lev 23 | 24 ~
89 Lev 24:24 | 24 Daarom zult gij, in het
90 Lev 25:24 | 24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid
91 Lev 26:24 | 24 In het jubeljaar zal die
92 Num 1:24 | 24 Van de zonen van Gad, hun
93 Num 2:24 | 24 Al de getelden in het leger
94 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke
95 Num 4:24 | 24 Dit zal zijn de dienst der
96 Num 5:24 | 24 En hij zal die vrouw dat
97 Num 6:24 | 24 De HEERE zegene u, en behoede
98 Num 7:24 | 24 Op den derden dag offerde
99 Num 8:24 | 24 Dit is het, wat de Levieten
100 Num 10:24 | 24 En over het heir van den
101 Num 11:24 | 24 En Mozes ging uit, en sprak
102 Num 13:24 | 24 Diezelve plaats noemde men
103 Num 14:24 | 24 Doch Mijn knecht Kaleb,
104 Num 15:24 | 24 Zo zal het geschieden, indien
105 Num 16:24 | 24 Spreek tot deze vergadering,
106 Num 18:37 | 24 Want de tienden der kinderen
107 Num 19:24 | 24 Want de tienden der kinderen
108 Num 20:24 | 24 Aaron zal tot zijn volken
109 Num 21:24 | 24 Maar Israel sloeg hem met
110 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN
111 Num 23:24 | 24 Zie, het volk zal opstaan
112 Num 24 | 24 ~
113 Num 24:24 | 24 En de schepen van den oever
114 Num 26:24 | 24 Van Jasub het geslacht der
115 Num 28:24 | 24 Achtervolgens deze dingen
116 Num 29:24 | 24 Hun spijsoffer, en hun drankofferen
117 Num 31:24 | 24 Gij zult ook uw klederen
118 Num 31:77 | 24 Bouwt uw steden voor uw
119 Num 32:24 | 24 En zij verreisden van het
120 Num 33:24 | 24 En van den stam der kinderen
121 Num 34:24 | 24 Zo zal de vergadering richten
122 Deu 1:24 | 24 Die keerden zich, en togen
123 Deu 2:24 | 24 Maakt u op, reist heen,
124 Deu 3:24 | 24 Heere HEERE! Gij hebt begonnen
125 Deu 4:24 | 24 Want de HEERE, uw God, is
126 Deu 5:24 | 24 En zeidet: Zie, de HEERE,
127 Deu 6:24 | 24 En de HEERE gebood ons te
128 Deu 7:24 | 24 Ook zal Hij hun koningen
129 Deu 9:24 | 24 Wederspannig zijt gij geweest
130 Deu 11:24 | 24 Alle plaats, waar uw voetzool
131 Deu 12:24 | 24 Gij zult dat niet eten;
132 Deu 14:24 | 24 Wanneer dan nog de weg voor
133 Deu 22:24 | 24 Zo zult gij ze beiden uitbrengen
134 Deu 23:24 | 24 Wanneer gij gaan zult in
135 Deu 24 | 24 ~
136 Deu 27:24 | 24 Vervloekt zij, die zijn
137 Deu 28:24 | 24 De HEERE, uw God, zal pulver
138 Deu 29:24 | 24 En alle volken zullen zeggen:
139 Deu 31:24 | 24 En het geschiedde, als Mozes
140 Deu 32:24 | 24 Uitgeteerd zullen zij zijn
141 Deu 33:24 | 24 En van Aser zeide hij: Aser
142 Joz 2:24 | 24 En zij zeiden tot Jozua:
143 Joz 4:24 | 24 Opdat alle volken der aarde
144 Joz 6:24 | 24 De stad nu verbrandden zij
145 Joz 7:24 | 24 Toen nam Jozua, en gans
146 Joz 8:24 | 24 En het geschiedde, toen
147 Joz 9:24 | 24 Zij dan antwoordden Jozua,
148 Joz 10:24 | 24 En het geschiedde, als zij
149 Joz 12:24 | 24 De koning van Thirza, een.
150 Joz 13:24 | 24 En aan den stam van Gad,
151 Joz 15:24 | 24 Zif, en Telem, en Bealoth, ~
152 Joz 18:24 | 24 Chefar-haammonai, en Ofni,
153 Joz 19:24 | 24 Toen ging het vijfde lot
154 Joz 21:24 | 24 Ajalon en haar voorsteden,
155 Joz 23:24 | 24 En zo wij dit niet uit zorg
156 Joz 25 | 24 ~
157 Joz 25:24 | 24 En het volk zeide tot Jozua:
158 Ric 1:24 | 24 En de wachters zagen een
159 Ric 3:24 | 24 Als hij uitgegaan was, zo
160 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen
161 Ric 4:48 | 24 Gezegend zij boven de vrouwen
162 Ric 5:24 | 24 Toen bouwde Gideon aldaar
163 Ric 6:24 | 24 Ook zond Gideon boden in
164 Ric 7:24 | 24 Voorts zeide Gideon tot
165 Ric 8:24 | 24 Opdat het geweld, gedaan
166 Ric 10:24 | 24 Zoudt gij niet dengene erven,
167 Ric 12:24 | 24 Daarna baarde deze vrouw
168 Ric 15:24 | 24 Desgelijks als hem het volk
169 Ric 17:24 | 24 Toen zeide hij: Gijlieden
170 Ric 18:24 | 24 Ziet, mijn dochter die maagd
171 Ric 19:24 | 24 Zo naderden de kinderen
172 Ric 20:24 | 24 Ook togen de kinderen Israels
173 1Sa 1:24 | 24 Daarna, als zij hem gespeend
174 1Sa 2:24 | 24 Niet, mijn zonen; want dit
175 1Sa 9:24 | 24 De kok nu bracht een schouder
176 1Sa 10:24 | 24 Toen zeide Samuel tot het
177 1Sa 12:24 | 24 Vreest slechts den HEERE,
178 1Sa 14:24 | 24 En de mannen van Israel
179 1Sa 15:24 | 24 Toen zeide Saul tot Samuel:
180 1Sa 17:24 | 24 Doch alle mannen in Israel,
181 1Sa 18:24 | 24 En de knechten van Saul
182 1Sa 19:24 | 24 En hij toog zelf ook zijn
183 1Sa 20:24 | 24 David nu verborg zich in
184 1Sa 23:24 | 24 Toen maakten zij zich op,
185 1Sa 24 | 1 Samuël 24 ~
186 1Sa 25:24 | 24 En zij viel aan zijn voeten
187 1Sa 26:24 | 24 En zie, gelijk als te dezen
188 1Sa 28:24 | 24 En de vrouw had een gemest
189 1Sa 30:24 | 24 Wie zou toch ulieden in
190 2Sa 1:24 | 24 Gij, dochteren Israels,
191 2Sa 2:24 | 24 Maar Joab en Abisai jaagden
192 2Sa 3:24 | 24 Toen ging Joab tot den koning
193 2Sa 5:24 | 24 En het geschiede, als gij
194 2Sa 7:24 | 24 En Gij hebt Uw volk Israel
195 2Sa 11:24 | 24 Toen schoten de schutters
196 2Sa 12:24 | 24 Daarna troostte David zijn
197 2Sa 13:24 | 24 En Absalom kwam tot den
198 2Sa 14:24 | 24 En de koning zeide: Dat
199 2Sa 15:24 | 24 En ziet, Zadok was ook daar,
200 2Sa 17:24 | 24 David nu kwam te Mahanaim,
201 2Sa 18:24 | 24 David nu zat tussen de twee
202 2Sa 19:24 | 24 Mefiboseth, Sauls zoon,
203 2Sa 20:24 | 24 En Adoram was over de schatting;
204 2Sa 22:24 | 24 Maar ik was oprecht voor
205 2Sa 23:24 | 24 Asahel, Joabs broeder, was
206 2Sa 24 | 24 ~
207 2Sa 24:24 | 24 Doch de koning zeide tot
208 1Kon 1:24| 24 En Nathan zeide: Mijn heer
209 1Kon 2:24| 24 En nu, zo waarachtig als
210 1Kon 3:24| 24 Verder zeide de koning:
211 1Kon 4:24| 24 Want hij had heerschappij
212 1Kon 6:24| 24 En van vijf ellen was de
213 1Kon 7:24| 24 En onder haar rand waren
214 1Kon 8:24| 24 Die Uw knecht, mijn vader
215 1Kon 9:24| 24 Doch de dochter van Farao
216 1Kon 10:24| 24 En de ganse aarde zocht
217 1Kon 11:24| 24 Tegen welken hij ook mannen
218 1Kon 12:24| 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult
219 1Kon 13:24| 24 Zo toog hij heen, en een
220 1Kon 14:24| 24 Er waren ook schandjongens
221 1Kon 15:24| 24 En Asa ontsliep met zijn
222 1Kon 16:24| 24 En hij kocht den berg Samaria
223 1Kon 17:24| 24 Toen zeide de vrouw tot
224 1Kon 18:24| 24 Roept gij daarna den naam
225 1Kon 20:24| 24 Daarom doe deze zaak: Doe
226 1Kon 21:24| 24 Die van Achab sterft in
227 1Kon 22:24| 24 Toen trad Zedekia, de zoon
228 2Kon 2:24| 24 En hij keerde zich achterom,
229 2Kon 3:24| 24 Maar als zij aan het leger
230 2Kon 4:24| 24 Toen zadelde zij de ezelin,
231 2Kon 5:24| 24 Als hij nu op de hoogte
232 2Kon 6:24| 24 En het geschiedde daarna,
233 2Kon 8:24| 24 En Joram ontsliep met zijn
234 2Kon 9:24| 24 Maar Jehu spande den boog
235 2Kon 10:24| 24 Toen zij nu inkwamen, om
236 2Kon 14:24| 24 En Hazael, de koning van
237 2Kon 15:24| 24 En hij deed dat kwaad was
238 2Kon 16:24| 24 En hij deed dat kwaad was
239 2Kon 19:24| 24 De koning nu van Assyrie
240 2Kon 20:24| 24 Hoe zoudt gij dan het aangezicht
241 2Kon 21:24| 24 Ik heb gegraven en heb gedronken
242 2Kon 23:24| 24 Maar het volk des lands
243 2Kon 25:24| 24 En ook deed Josia weg de
244 2Kon 26 | 2 Koningen 24 ~
245 2Kon 27:24| 24 En Gedalia zwoer hun en
246 1Kro 1:24| 24 Sem, Arfachsad, Selah, ~
247 1Kro 2:24| 24 En na den dood van Hezron,
248 1Kro 3:24| 24 En de kinderen van Eljoenai
249 1Kro 4:24| 24 De kinderen van Simeon waren
250 1Kro 5:24| 24 Dezen nu waren de hoofden
251 1Kro 6:24| 24 Zijn zoon Tahath; zijn zoon
252 1Kro 7:24| 24 Zijn dochter nu was Seera,
253 1Kro 8:24| 24 En Hananja, en Elam, en
254 1Kro 9:24| 24 Die poortiers waren aan
255 1Kro 11:24| 24 Deze dingen deed Benaja,
256 1Kro 12:24| 24 Van de kinderen van Juda,
257 1Kro 15:24| 24 En Sebanja, en Josafat,
258 1Kro 16:24| 24 Vertelt Zijn eer onder de
259 1Kro 17:24| 24 Ja, het worde waar, en Uw
260 1Kro 22:24| 24 En de koning David zeide
261 1Kro 24:24| 24 Dit zijn de kinderen van
262 1Kro 25 | 24 ~
263 1Kro 25:24| 24 Van de kinderen van Uzziel
264 1Kro 26:24| 24 Het zeventiende voor Josbekasa;
265 1Kro 27:24| 24 En Sebuel, de zoon van Gersom,
266 1Kro 28:24| 24 Joab, de zoon van Zeruja,
267 1Kro 30:24| 24 En al de vorsten, en helden,
268 2Kro 7:24| 24 Wanneer ook Uw volk Israel
269 2Kro 10:24| 24 En zij brachten een ieder
270 2Kro 19:24| 24 En Micha zeide: Zie, gij
271 2Kro 21:24| 24 Als nu Juda tot den wachttoren
272 2Kro 24 | 24 ~
273 2Kro 24:24| 24 Hoewel de heirkracht van
274 2Kro 25:24| 24 Daartoe nam hij al het goud,
275 2Kro 28:24| 24 En Achaz verzamelde de vaten
276 2Kro 29:24| 24 En de priesteren slachtten
277 2Kro 30:24| 24 Want Jehizkia, de koning
278 2Kro 32:24| 24 In die dagen werd Jehizkia
279 2Kro 33:24| 24 En zijn knechten maakten
280 2Kro 34:24| 24 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik
281 2Kro 35:24| 24 En zijn knechten namen hem
282 2Kro 36:24| 24 En zijn knechten namen hem
283 Ezra 2:24| 24 De kinderen van Azmaveth,
284 Ezra 4:24| 24 Toen hield het werk op van
285 Ezra 7:24| 24 Ook laten wij ulieden weten,
286 Ezra 8:24| 24 Toen scheidde ik twaalf
287 Ezra 10:24| 24 En van de zangers: Eljasib;
288 Neh 3:24 | 24 Na hem verbeterde Binnui,
289 Neh 7:24 | 24 De kinderen van Harif, honderd
290 Neh 9:24 | 24 Alzo zijn de kinderen daarin
291 Neh 10:24 | 24 Hallohes, Pilha, Sobek, ~
292 Neh 11:24 | 24 En Petahja, de zoon van
293 Neh 12:24 | 24 De hoofden dan der Levieten
294 Neh 13:24 | 24 En hun kinderen spraken
295 Est 52:11 | 24 Omdat Haman, de zoon van
296 Job 3:24 | 24 Want voor mijn brood komt
297 Job 5:24 | 24 En gij zult bevinden, dat
298 Job 6:24 | 24 Leert mij, en ik zal zwijgen,
299 Job 9:24 | 24 De aarde wordt gegeven in
300 Job 12:24 | 24 Hij neemt het hart van de
301 Job 13:24 | 24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht,
302 Job 15:24 | 24 Angst en benauwdheid verschrikken
303 Job 19:24 | 24 Dat zij met een ijzeren
304 Job 20:24 | 24 Hij zij gevloden van de
305 Job 21:24 | 24 Zijn melkvaten waren vol
306 Job 22:24 | 24 Dan zult gij het goud op
307 Job 24 | 24 ~
308 Job 24:24 | 24 Zij zijn een weinig tijds
309 Job 28:24 | 24 Want Hij schouwt tot aan
310 Job 29:24 | 24 Lachte ik hun toe, zij geloofden
311 Job 30:24 | 24 Maar Hij zal tot een aardhoop
312 Job 31:24 | 24 Zo ik het goud tot mijn
313 Job 33:24 | 24 Zo zal Hij hem genadig zijn,
314 Job 34:24 | 24 Hij vermorzelt de geweldigen,
315 Job 36:24 | 24 Gedenk, dat gij Zijn werk
316 Job 36:57 | 24 Daarom vreze Hem de lieden;
317 Job 37:24 | 24 Waar is de weg, daar het
318 Job 38:24 | 24 Het graaft in den grond,
319 Job 39:24 | 24 Zult gij met hem spelen
320 Job 40:24 | 24 Op de aarde is niets met
321 Psa 18:24 | 24 Maar ik was oprecht bij
322 Psa 22:24 | 24 Gij, die den HEERE vreest!
323 Psa 24 | 24 ~
324 Psa 31:24 | 24 Hebt den HEERE lief, gij,
325 Psa 36:24 | 24 Doe mij recht naar Uw gerechtigheid,
326 Psa 38:24 | 24 Als hij valt, zo wordt hij
327 Psa 44:24 | 24 Waak op, waarom zoudt Gij
328 Psa 55:24 | 24 Maar Gij, o God! zult die
329 Psa 68:24 | 24 Opdat gij uw voet, ja, de
330 Psa 69:24 | 24 Laat hun ogen duister worden,
331 Psa 71:24 | 24 Ook zal mijn tong Uw gerechtigheid
332 Psa 73:24 | 24 Gij zult mij leiden door
333 Psa 78:24 | 24 En regende op hen het Man
334 Psa 89:24 | 24 Maar Ik zal zijn wederpartijders
335 Psa 102:24 | 24 Hij heeft mijn kracht op
336 Psa 104:24 | 24 Hoe groot zijn Uw werken,
337 Psa 105:24 | 24 En Hij deed Zijn volk zeer
338 Psa 106:24 | 24 Zij versmaadden ook het
339 Psa 107:24 | 24 Die zien de werken des HEEREN,
340 Psa 109:24 | 24 Mijn knieen struikelen van
341 Psa 118:24 | 24 Dit is de dag, dien de HEERE
342 Psa 119:24 | 24 Ook zijn Uw getuigenissen
343 Psa 136:24 | 24 En Hij heeft ons onzen tegenpartijders
344 Psa 139:24 | 24 En zie, of bij mij een schadelijke
345 Spre 1:24| 24 Dewijl Ik geroepen
346 Spre 3:24| 24 Zo gij nederligt, zult
347 Spre 4:24| 24 Doe de verkeerdheid
348 Spre 6:24| 24 Om u te bewaren voor
349 Spre 7:24| 24 Nu dan, kinderen, hoort
350 Spre 8:24| 24 Ik was geboren, als
351 Spre 10:24| 24 De vreze des goddelozen,
352 Spre 11:24| 24 Er is een, die uitstrooit,
353 Spre 12:24| 24 De hand der vlijtigen
354 Spre 13:24| 24 Die zijn roede inhoudt,
355 Spre 14:24| 24 Der wijzen kroon is
356 Spre 15:24| 24 De weg des levens is
357 Spre 16:24| 24 Liefelijke redenen
358 Spre 17:24| 24 In het aangezicht des
359 Spre 18:24| 24 Een man, die vrienden
360 Spre 19:24| 24 Een luiaard verbergt
361 Spre 20:24| 24 De treden des mans
362 Spre 21:24| 24 Die een hovaardig pocher
363 Spre 22:24| 24 Vergezelschap u niet
364 Spre 23:24| 24 De vader des rechtvaardigen
365 Spre 24 | 24 ~
366 Spre 24:24| 24 Die tot den goddeloze
367 Spre 25:24| 24 Het is beter te wonen
368 Spre 26:24| 24 Die haat draagt, gelaat
369 Spre 27:24| 24 Want de schat is niet
370 Spre 28:24| 24 Wie zijn vader of zijn
371 Spre 29:24| 24 Die met een dief deelt,
372 Spre 30:24| 24 Deze vier zijn van
373 Spre 31:24| 24 Samech. Zij maakt fijn
374 Pred 2:24| 24 Is het dan niet goed
375 Pred 7:24| 24 Hetgeen verre af is,
376 Jes 1:24 | 24 Daarom spreekt de Heere,
377 Jes 3:24 | 24 En het zal geschieden,
378 Jes 5:24 | 24 Daarom, gelijk de tong
379 Jes 7:24 | 24 Dat men met pijlen
380 Jes 10:24 | 24 Daarom zegt de Heere
381 Jes 14:24 | 24 De HEERE der heirscharen
382 Jes 19:24 | 24 Te dien dage zal Israel
383 Jes 22:24 | 24 En men zal aan hem
384 Jes 24 | 24 ~
385 Jes 28:24 | 24 Ploegt de ploeger den
386 Jes 29:24 | 24 En die dwalende van
387 Jes 30:24 | 24 En de ossen, en ezelveulens,
388 Jes 33:24 | 24 En geen inwoner zal
389 Jes 37:24 | 24 Door middel uwer dienstknechten
390 Jes 40:24 | 24 Ja, zij worden niet
391 Jes 41:24 | 24 Ziet, gijlieden zijt
392 Jes 42:24 | 24 Wie heeft Jakob tot
393 Jes 43:24 | 24 Mij hebt gij geen kalmus
394 Jes 44:24 | 24 Alzo zegt de HEERE,
395 Jes 45:24 | 24 Men zal van Mij zeggen:
396 Jes 49:24 | 24 Zou ook een machtige
397 Jes 66:24 | 24 En het zal geschieden,
398 Jes 67:24 | 24 En zij zullen henen
399 Jer 2:24 | 24 Zij is een woudezelin,
400 Jer 3:24 | 24 Want de schaamte heeft
401 Jer 4:24 | 24 Ik zag de bergen aan,
402 Jer 5:24 | 24 En zij zeggen niet
403 Jer 6:24 | 24 Wij hebben zijn gerucht
404 Jer 7:24 | 24 Doch zij hebben niet
405 Jer 9:24 | 24 Maar die zich beroemt,
406 Jer 10:24 | 24 Kastijd mij, HEERE!
407 Jer 13:24 | 24 Daarom zal Ik hen verstrooien
408 Jer 17:24 | 24 Het zal dan geschieden,
409 Jer 22:24 | 24 Zo waarachtig als Ik
410 Jer 23:24 | 24 Zou zich iemand in
411 Jer 24 | 24 ~
412 Jer 25:24 | 24 En allen koningen van
413 Jer 26:24 | 24 Maar de hand van Ahikam,
414 Jer 29:24 | 24 Tot Semaja nu, den
415 Jer 30:24 | 24 De hittigheid van des
416 Jer 31:24 | 24 En Juda, mitsgaders
417 Jer 32:24 | 24 Zie, de wallen! zij
418 Jer 33:24 | 24 Hebt gij niet gezien,
419 Jer 36:24 | 24 En zij verschrikten
420 Jer 38:24 | 24 Toen zeide Zedekia
421 Jer 44:24 | 24 Voorts zeide Jeremia
422 Jer 46:24 | 24 De dochter van Egypte
423 Jer 48:24 | 24 En over Kerioth, en
424 Jer 49:24 | 24 Damaskus is slap geworden,
425 Jer 50:24 | 24 Ik heb u een strik
426 Jer 51:24 | 24 Maar Ik zal Babel en
427 Jer 52:24 | 24 Ook nam de overste
428 Klaa 1:68| 24 Cheth. De HEERE is
429 Eze 1:24 | 24 En als zij gingen,
430 Eze 3:24 | 24 Toen kwam de Geest
431 Eze 7:24 | 24 Daarom zal Ik de kwaadste
432 Eze 11:24 | 24 Daarna nam mij de Geest
433 Eze 12:24 | 24 Want geen ijdel gezicht
434 Eze 16:24 | 24 Dat gij u een verwelfsel
435 Eze 17:24 | 24 Zo zullen alle bomen
436 Eze 18:24 | 24 Maar als de rechtvaardige
437 Eze 20:24 | 24 Omdat zij Mijn rechten
438 Eze 21:24 | 24 Daarom zegt de Heere
439 Eze 22:24 | 24 Mensenkind, zeg tot
440 Eze 23:24 | 24 Die zullen tegen u
441 Eze 24 | 24 ~
442 Eze 24:24 | 24 Alzo zal ulieden Ezechiel
443 Eze 27:24 | 24 Die waren uw kooplieden
444 Eze 28:24 | 24 En het huis Israels
445 Eze 30:24 | 24 En Ik zal de armen
446 Eze 32:24 | 24 Daar is Elam met haar
447 Eze 33:24 | 24 Mensenkind! de inwoners
448 Eze 34:24 | 24 En Ik, de HEERE, zal
449 Eze 36:24 | 24 Want Ik zal u uit de
450 Eze 37:24 | 24 En Mijn Knecht David
451 Eze 39:24 | 24 Naar hun onreinigheid
452 Eze 40:24 | 24 Daarna voerde hij mij
453 Eze 41:24 | 24 En er waren twee bladen
454 Eze 43:24 | 24 En gij zult ze offeren
455 Eze 44:24 | 24 En over een twistzaak
456 Eze 45:24 | 24 Ook zal hij een spijsoffer
457 Eze 46:24 | 24 En hij zeide tot mij:
458 Eze 48:24 | 24 En aan de landpale
459 Dan 2:24 | 24 Daarom ging Daniel
460 Dan 3:24 | 24 Toen ontzette zich
461 Dan 4:24 | 24 Dit is de beduiding,
462 Dan 5:24 | 24 Toen is dat deel der
463 Dan 6:24 | 24 Toen werd de koning
464 Dan 7:24 | 24 Belangende nu de tien
465 Dan 8:24 | 24 En zijn kracht zal
466 Dan 9:24 | 24 Zeventig weken zijn
467 Dan 11:24 | 24 Met stilheid zal hij
468 Joe 2:24 | 24 En de dorsvloeren zullen
469 Amos 5:24| 24 Maar laat het oordeel
470 Matt 1:24| 24 Jozef dan, opgewekt zijnde
471 Matt 4:24| 24 En Zijn gerucht ging van
472 Matt 5:24| 24 Laat daar uw gave voor het
473 Matt 6:24| 24 Niemand kan twee heren dienen;
474 Matt 7:24| 24 Een iegelijk dan, die deze
475 Matt 8:24| 24 En ziet, er ontstond een
476 Matt 9:24| 24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt;
477 Matt 10:24| 24 De discipel is niet boven
478 Matt 11:24| 24 Doch Ik zeg u, dat het den
479 Matt 12:24| 24 Maar de Farizeen, dit gehoord
480 Matt 13:24| 24 Een andere gelijkenis heeft
481 Matt 14:24| 24 En het schip was nu midden
482 Matt 15:24| 24 Maar Hij, antwoordende,
483 Matt 16:24| 24 Toen zeide Jezus tot Zijn
484 Matt 17:24| 24 En als zij te Kapernaum
485 Matt 18:24| 24 Als hij nu begon te rekenen,
486 Matt 19:24| 24 En wederom zeg Ik u: Het
487 Matt 20:24| 24 En als de andere tien dat
488 Matt 21:24| 24 En Jezus, antwoordende,
489 Matt 22:24| 24 Zeggende: Meester! Mozes
490 Matt 23:24| 24 Gij blinde leidslieden,
491 Matt 24 | 24 ~
492 Matt 24:24| 24 Want er zullen valse christussen
493 Matt 25:24| 24 Maar die het ene talent
494 Matt 26:24| 24 De Zoon des mensen gaat
495 Matt 27:24| 24 Als nu Pilatus zag, dat
496 Mark 1:24| 24 Zeggende: Laat af, wat hebben
497 Mark 2:24| 24 En de Farizeen zeiden tot
498 Mark 3:24| 24 En indien een koninkrijk
499 Mark 4:24| 24 En Hij zeide tot hen: Ziet,
500 Mark 5:24| 24 En Hij ging met hem; en
1-500 | 501-633 |